Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water (COM(2018)0337 – C8-0220/2018 – 2018/0169(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0337),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0220/2018),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2018(1),
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 6 december 2018(2),
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0044/2019),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 12 februari 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/... van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De watervoorraden van de Unie staan in toenemende mate onder druk, wat leidt tot waterschaarste en kwaliteitsverslechtering. In het bijzonder zijn klimaatverandering, onvoorspelbare weerpatronen en droogte factoren die de druk op de beschikbaarheid van zoetwater ten gevolge van stedelijke ontwikkeling en landbouw significant vergroten. [Am. 1]
(2) De Unie zou beter kunnen reageren op de toenemende druk op watervoorraden door meer gebruik te maken van gezuiverd afvalwater, door minder oppervlakte- en grondwater op te pompen, het effect van de lozing van behandeld afvalwater in waterlichamen te verminderen, en waterbesparing te bevorderen door het meervoudig gebruik van stedelijk afvalwater, terwijl tegelijkertijd een hoog niveau van milieubescherming wordt gewaarborgd. In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) wordt hergebruik van water, in combinatie met de bevordering van het gebruik van waterefficiënte technologieën in de industrie en waterbesparende irrigatietechnieken, genoemd als een van de aanvullende maatregelen die lidstaten desgewenst kunnen toepassen ter verwezenlijking van de door de richtlijn beoogde kwalitatieve en kwantitatieve goede toestand van oppervlakte- en grondwater. Richtlijn 91/271/EEG van de Raad(5) bepaalt dat gezuiverd afvalwater indien mogelijk dient te worden hergebruikt. [Am. 2]
(2 bis) Een bijzonder probleem in veel gebieden is de ouderdom en slechte staat van de infrastructuur voor de distributie van gezuiverd afvalwater, waardoor veel van het gezuiverde afvalwater verloren gaat, evenals de financiële middelen die in de waterzuivering zijn geïnvesteerd. De renovatie van dergelijke leidingen zou dan ook een prioriteit moeten vormen. [Am. 3]
(3) In de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren"(6) wordt gesteld dat er een instrument ter regulering van de normen op Unieniveau moet worden opgezet voor het hergebruik van water, om de belemmeringen voor een grootschalig gebruik van die alternatieve watervoorziening weg te nemen, die kan bijdragen aan de beperking van de waterschaarste en aan het verminderen van de kwetsbaarheid van de watervoorzieningssystemen.voor irrigatie of industrieel gebruik als alternatieve optie voor watervoorziening de aandacht van de kant van de Unie verdient. [Am. 4]
(4) De mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie”(7) biedt een hiërarchie van maatregelen waarvan lidstaten worden geacht om die in overweging te nemen bij het beheer van waterschaarste en droogte. Om dezelfde reden zou het raadzaam zijn om in Richtlijn 2000/60/EG een bindende hiërarchie op te nemen met het oog op een goed waterbeheer. In de mededeling wordt gesteld dat in gebieden waar in overeenstemming met de waterhiërarchie alle preventiemaatregelen ten uitvoer zijn gelegd en waar de vraag naar water de beschikbaarheid ervan blijft overtreffen, de aanleg van extra watervoorzieningsinfrastructuur in sommige gevallen en rekening houdend met de kosten en baten kan dienen als alternatieve benadering om de effecten van ernstige droogten te verzachten. [Am. 5]
(4 bis) In zijn resolutie van 9 oktober 2008 over de aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie(8) brengt het Europees Parlement in herinnering dat een vraaggerichte aanpak bij het beheer van watervoorraden de voorkeur moet krijgen en is het van opvatting dat de EU een holistische aanpak moet hanteren voor het watervoorradenbeheer, en daarbij maatregelen voor het beheer van de vraag moet combineren met maatregelen om de bestaande voorraden te optimaliseren binnen de watercyclus en maatregelen om nieuwe voorraden te scheppen, en dat in de aanpak milieuoverwegingen en sociale en economische overwegingen geïntegreerd moeten zijn. [Am. 6]
(5) In haar Actieplan voor de circulaire economie(9) zegt de Commissie toe een aantal maatregelen te nemen om het hergebruik van gezuiverd afvalwater te bevorderen, waaronder het opstellen van een wetgevingsvoorstel inzake minimumeisen voor hergebruik van water. De Commissie moet haar actieplan bijwerken en de watervoorziening aanmerken als prioriteit voor actie. [Am. 7]
(6) Hergebruik van in voldoende mate gezuiverd afvalwater (bijv. afkomstig uit industriële installaties of stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties) heeft minder nadelige gevolgen voor het milieu dan andere alternatieve vormen van watervoorziening zoals omleiding van water of ontzilting., maar wordtToch wordt deze praktijk, waarmee de waterverspilling kan worden verminderd en water kan worden bespaard, in de Unie slechts op beperkte schaal toegepast. Dit lijkt te deels te wijten te zijn aan de hoge kosten van het waterhergebruiksysteem en het gebrek van gemeenschappelijke milieu- en gezondheidsnormen van de Unie voor hergebruik van water, en wat met name landbouwproducten betreft, de potentiële risico's voor de gezondheid en het milieu en de potentiële belemmeringen voor het vrije verkeer van producten die met teruggewonnen water zijn geïrrigeerd. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het feit dat in bepaalde lidstaten de irrigatie-infrastructuur ontoereikend of geheel afwezig is. [Am. 8]
(6 bis) Het hergebruik van water kan bijdragen aan de terugwinning van nutriënten uit gezuiverd afvalwater, en het gebruik van teruggewonnen water voor landbouw- of bosbouwirrigatie kan een manier zijn om de nutriënten, zoals stikstof, fosfor en kalium, weer in de natuurlijke biogeochemische cycli te brengen. [Am. 9]
(6 ter) Bij het hergebruik voor irrigatie van gerecupereerd, in voldoende mate gezuiverd afvalwater in de zin van deze verordening moet rekening worden gehouden met het milieu. Het hergebruik mag dus niet leiden tot een grotere emissie van stikstof en fosfor, omdat een teveel aan deze nutriënten eutrofiëring van de bodem en de oppervlakte- en grondwaterlichamen veroorzaakt, hetgeen schadelijk is voor de ecosystemen en leidt tot een vermindering van de biodiversiteit. [Am. 10]
(6 quater) Om een doeltreffend hergebruik van stedelijk afvalwater te waarborgen, moet worden erkend dat niet alle soorten gerecycled water voor alle gewassen kunnen worden gebruikt.Landbouwers moeten daarom opleiding krijgen om de verschillende soorten gerecycled water optimaal te kunnen gebruiken voor de gewassen waarbij de kwaliteit van het gebruikte water geen gevolgen heeft voor de volksgezondheid. [Am. 11]
(7) DeGelijkwaardige gezondheidsnormen met betrekking tot levensmiddelenhygiëne voor landbouwproducten die met teruggewonnen water zijn geïrrigeerd, kunnen alleen worden behaaldverwezenlijkt indien er tussen de lidstaten geen significante verschillen bestaan ten aanzien van de kwaliteitseisen voor teruggewonnen water dat bestemd is voor landbouwirrigatie. Harmonisatie van de eisen zal bovendien bijdragen tot de doelmatige werking van de interne markt ten aanzien van dergelijke producten. Het is derhalve gepast om een minimale mate van harmonisatie in te voeren door minimumeisen vast te stellen voor waterkwaliteit, de frequentie van controles en controlesessentiële taken van risicobeheer. Die minimumeisen dienen te bestaan uit minimumparameters voor teruggewonnen water en andere strengere of aanvullende kwaliteitseisen die, samen met eventuele relevante preventiemaatregelen, zo nodig door bevoegde autoriteiten worden opgelegd. Teneinde strengere of aanvullende vereisten voor waterkwaliteit in kaart te brengen, dienen de exploitanten van waterterugwinningsinstallaties de belangrijkste risicobeheertaken uit te voeren.De exploitant van het waterzuiveringsstation dient in samenwerking met de betrokken actoren een risicobeheerplan voor hergebruik van water op te stellen en dient de mogelijkheid te hebben om strengere of aanvullende eisen te stellen aan de kwaliteit van het teruggewonnen water. De exploitant van het waterzuiveringsstation moet belangrijke taken op het gebied van risicobeheer uitvoeren, in ieder geval in samenwerking met ten minste de exploitant van het distributienetvanteruggewonnen water endeexploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water.Elk risicobeheerplan voor hergebruik van water moet continu worden bijgewerkt en moet worden opgesteld conform internationaal erkende gestandaardiseerde procedures. De parameters worden gebaseerd op het technisch verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie (JRC) en geven uitdrukking aan de internationale normen voor hergebruik van water. Het Centrum voor Onderzoek van de Commissie dient parameters en meetmethodes te ontwikkelen om na te gaan of er microplastic en residuen van geneesmiddelen in het teruggewonnen water aanwezig zijn. [Am. 12]
(7 bis) De aanwezigheid van microplastics kan een risico inhouden voor de gezondheid van de mens en voor het milieu. Daarom moet de Commissie in het kader van een grondig onderzoek van de bronnen, de distributie, de eindbestemming en de effecten van microplastics in de context van de behandeling van afvalwater, een methode ontwikkelen voor de meting van microplastics in stedelijk afvalwater dat gezuiverd is overeenkomstig Richtlijn 91/271/EEG en teruggewonnen in de zin van deze verordening. [Am. 13]
(7 ter) Het gebruik van onvoldoende schoon afvalwater voor civiele doeleinden, zoals de reiniging van wegen of de bewatering van parken en golfterreinen, kan tot gezondheidsschade leiden. Om rekening te houden met de bescherming van de gezondheid van mens en dier alsmede de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet de Commissie daarom minimumeisen voor hergebruik van water voor openbare diensten vaststellen. [Am. 14]
(7 quater) In de kwaliteitseisen voor water dat bestemd is voor irrigatie moet rekening worden gehouden met wetenschappelijke vooruitgang, met name wat betreft controles op microverontreinigingen en zogenaamde "opkomende" nieuwe stoffen, teneinde een veilig gebruik van water te waarborgen en het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen. [Am. 15]
(7 quinquies) Bij de kwaliteitseisen voor water moet rekening worden gehouden met eerder uitgevoerde experimenten, met name wat betreft het gebruik van zuiveringsslib en afvalstoffen van methanisering in de landbouw. [Am. 16]
(8) Het hanteren van minimumeisen voor hergebruik van water moet in overeenstemming zijn met het waterbeleid van de Unie en dient ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling, en met name doelstelling 6, het waarborgen van de beschikbaarheid en het duurzame beheer van water en sanitaire voorzieningen voor iedereen, en een substantiële mondiale toename van het recyclen en veilig hergebruiken van water teneinde bij te dragen aan doelstelling voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties nr. 12 met betrekking tot duurzame consumptie- en productiepatronen. Verder wordt met deze verordening beoogd om de toepassing van artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzake milieubescherming, te waarborgen. [Am. 17]
(8 bis) De kwaliteitsnormen voor water bestemd voor menselijke consumptie zijn vastgelegd in Richtlijn (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad(10). De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de voor menselijke consumptie gebruikte waterbronnen niet verontreinigd zijn met teruggewonnen water, om een verslechtering van de drinkwaterkwaliteit te voorkomen. [Am. 18]
(8 ter) In sommige gevallen zorgen exploitanten van waterterugwinningsinstallaties voor vervoer en opslag van teruggewonnen water na de uitstroomopening van de waterterugwinningsinstallatie, voordat zij dit water aan de overige actoren in de keten, zoals de exploitant van het distributienet van teruggewonnen water, de exploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water, of de eindgebruiker leveren. Het nalevingspunt moet worden gedefinieerd om duidelijk aan te geven waar de verantwoordelijkheid van de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie ophoudt en die van de volgende schakel in de keten begint. [Am. 19]
(9) Het risicobeheer dient risico's op proactieve wijze in kaart te brengen en te beheren, en moet rekening houden met het concept dat er teruggewonnen water moet worden geproduceerdvan productie, distributie, opslag en gebruik van teruggewonnen water waarvan de kwaliteit in overeenstemming is met de eisen van het beoogde gebruik. De risicobeoordeling dient te worden gebaseerd op de belangrijke risicobeheertaken en op een zorgvuldige toepassing van onder meer het voorzorgbeginsel, en dient alle aanvullende waterkwaliteitseisen die eventueel nodig zijn om een voldoende mate van bescherming van het milieu en de gezondheid van mensen en dieren te waarborgen, in kaart te brengen. Risicobeheer dient een verantwoordelijkheid te zijn die wordt gedeeld door alle relevante actoren die bij het risicobeheerplan voor hergebruik van water betrokken zijn. De rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken actoren moeten duidelijk zijn omschreven in het risicobeheerplan voor hergebruik van water. Bij de verlening van een vergunning moet de bevoegde autoriteit van de relevante actoren die betrokken zijn bij het risicobeheersplan voor hergebruik van water kunnen verlangen dat zij verdere risicobeheersmaatregelen treffen. [Am. 20]
(9 bis) Samenwerking en interactie tussen de verschillende bij het proces van waterterugwinning betrokken actoren zijn onontbeerlijk om de terugwinning te verrichten conform de vereisten waar voor de specifieke toepassingen aan moet worden voldaan en om de levering van teruggewonnen water af te kunnen stemmen op de vraag van de eindgebruikers. [Am. 21]
(10) Teneinde het milieu, met inbegrip van bodemkwaliteit, en de gezondheid van mensen doeltreffend te beschermen, dienen exploitanten van waterterugwinningsinstallaties bij het nalevingspunt primair verantwoordelijk te zijn voor de kwaliteit van teruggewonnen water. Omwille van de naleving van de minimumeisen en eventuele, door de bevoegde autoriteit gestelde aanvullende voorwaarden, worden exploitanten van waterterugwinningsinstallaties geacht de kwaliteit van teruggewonnen water te controleren volgens de minimumvereisten en eventuele door de bevoegde autoriteiten vastgestelde aanvullende voorwaarden. Het is daarom gepast om minimumeisen vast te stellen voor controles, waaronder de frequentie van routinematige controle en het tijdstip en de prestatiedoelstellingen voor validatiecontrole. Een aantal vereisten voor routinematige controle komen overeen met Richtlijn 91/271/EEG. [Am. 22]
(11) Het is nodig om veilige levering, opslag en een veilig gebruik van teruggewonnen water te waarborgen: daarmee wordt de ontwikkeling van hergebruik van water op Unie-niveau gestimuleerd, worden met name de landbouwers in de Unie aangemoedigd om deze methode te gebruiken en wordt het vertrouwen van de bevolking versterkt. De hoeveelheid, aard, behandeling en kenmerken van gezuiverd afvalwater dienen ongeacht het gebruik ervan van dien aard te zijn dat de omgang ermee, het gebruik en de opslag ervan, met inbegrip van sproeien, druppelirrigatie, met of zonder opslag, niet rechtstreeks of onrechtstreeks van invloed zijn op de gezondheid van mens of dier, op de bodemkwaliteit of de kwaliteit van het aquatisch milieu, op de korte, middellange of lange termijn.De levering en opslag van teruggewonnen water voor specifieke toepassingen mag derhalve uitsluitend worden toegestaan op grond van een door bevoegde autoriteiten van lidstaten te verlenen vergunning. Teneinde een geharmoniseerde benadering op Unie-niveau evenals traceerbaarheid en transparantie te waarborgen, dienen de materiële regels voor die vergunning op Unie-niveau te worden vastgelegd. De bijzonderheden in verband met de vergunningsverleningsprocedures dienen echter te worden vastgesteld door de lidstaten, wier bevoegde autoriteiten zelf te worden vastgesteldverantwoordelijk zijn voor de beoordeling van de risico's van het hergebruik van water. De lidstaten dienen bestaande vergunningsverleningsprocedures te kunnen toepassen, maar zullen die procedures echter moeten aanpassen aan de bij deze verordening ingevoerde vereisten. [Am. 23]
(11 bis) Levering en opslag van teruggewonnen water evenals het gebruik ervan door eindgebruikers vormen een integrerend bestanddeel van het systeem voor hergebruik van water. Binnen het proces van levering en opslag kan teruggewonnen water veranderingen ondergaan die een negatief effect hebben op de chemische en biologische kwaliteit ervan. Teruggewonnen water dient op passende wijze te worden gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met de categorieën teruggewonnen water, de kenmerken van teelten en irrigatiemethodes. Bij de belangrijkste risicobeheertaken moeten de potentiële negatieve gevolgen voor gezondheids- en milieumatrices in combinatie met de levering, de opslag en het voorgenomen gebruik van teruggewonnen water in aanmerking worden genomen. In dit opzicht dient de Commissie handleidingen vast te stellen om de bevoegde autoriteiten te helpen de controle van en het toezicht op levering, opslag en gebruik van teruggewonnen water uit te voeren. [Am. 24]
(11 ter) Indien er behoefte is aan een exploitant van een distributienet van teruggewonnen water en een exploitant van infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water, geldt voor die exploitanten een vergunningsplicht. Indien aan alle eisen voor de vergunning is voldaan, moet de bevoegde autoriteit in de lidstaat een vergunning verlenen die alle noodzakelijke voorwaarden en maatregelen omvat die in de risicobeoordeling zijn vastgesteld met het oog op veilige distributie en opslag van teruggewonnen water aan de eindgebruiker. [Am. 25]
(12) De bepalingen van deze verordening gelden als aanvulling op de vereisten van andere wetgeving van de Unie, in het bijzonder ten aanzien van eventuele risico's voor gezondheid en milieu. Om te zorgen voor een holistische aanpak van eventuele risico's voor de gezondheid van mens,en dier en voor het milieu, dienenplant, naast de risico's in verband met de exploitantenmilieubescherming, waar van waterterugwinningsinstallaties entoepassing, dienen de bevoegde autoriteiten de vereisten in andere relevante wetgeving van de Unie in aanmerkingna te nemenleven, en met name de Richtlijnen 86/278/EEG(11), 91/676/EEG(12) en 98/83/EG van de Raad(13), de Richtlijnen 91/271/EEG en 2000/60/EG, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002(14), (EG) nr. 852/2004(15), (EG) nr. 183/2005(16), (EG) nr. 396/2005(17) en (EG) nr. 1069/2009(18) van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 2006/7/EG(19), 2006/118/EG(20), 2008/105/EG(21) en 2011/92/EU(22) van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 2073/2005(23), (EG) nr. 1881/2006(24) en (EU) nr. 142/2011(25) van de Commissie. [Am. 26]
(12 bis) Voor de toepassing van deze verordening moet het mogelijk zijn dat de zuivering en de terugwinning van stedelijk afvalwater op één locatie plaatsvindt, met gebruikmaking van één installatie of meerdere afzonderlijke installaties. Bovendien moet het mogelijk zijn dat de exploitant van de waterzuiveringsinstallatie dezelfde is als de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie. [Am. 27]
(13) In Verordening (EG) nr. 852/2004 zijn de algemene voorschriften voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vastgesteld, en wordt de productie, verwerking, distributie en in de handel brengen van voedingsmiddelen voor menselijke consumptie geregeld. In die verordening wordt de kwaliteit van voedsel vanuit het gezichtspunt van gezondheid aangekaart, en wordt als een van de belangrijkste beginselen vastgesteld dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven de hoofdverantwoordelijken zijn voor de voedselveiligheid. Op die verordening zijn er ook gedetailleerde richtsnoeren van toepassing zijn, en met name de Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor de aanpak van microbiologische risico’s bij de primaire productie van verse groenten en fruit door goede hygiëne (2017/C 163/01). De in deze verordening vastgestelde streefwaarden voor teruggewonnen water sluiten niet uit dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan de eisen van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake waterkwaliteit voldoen door in een later stadium meerdere opties voor waterbehandeling toe te passen, alleen of in combinatie met opties anders dan behandeling.
(13 bis) Met het oog op een betere bevordering van het hergebruik van water mag de vermelding van specifieke toepassingen in het kader van deze verordening de lidstaten niet beletten het gebruik van teruggewonnen water voor andere doeleinden toe te staan, met inbegrip van hergebruik voor industriële, recreatieve en milieudoeleinden, op voorwaarde dat de lidstaten zorgen voor de naleving van de verplichting om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen. [Am. 28]
(14) Om te zorgen voor een sterker vertrouwen in hergebruik van water, dient de bevolking te worden voorgelicht. Het beschikbaar stellen van duidelijke, volledige en bijgewerkte informatie over hergebruik van water maakt een grotere transparantie en traceerbaarheid mogelijk en kan ook van bijzonder belang zijn voor andere autoriteiten voor welke een bepaald soort hergebruik van water implicaties heeft. Om het hergebruik van water aan te moedigen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er bewustmakingscampagnes worden ontwikkeld die specifiek zijn afgestemd op de verschillende betrokken actoren, teneinde deze actoren bewust te maken van de stedelijke waterkringloop, de noodzaak van hergebruik van water en de voordelen van waterhergebruik, en aldus de acceptatie van en betrokkenheid van de belanghebbenden bij praktijken inzake waterhergebruik te bevorderen. [Am. 29]
(14 bis) Scholing en opleiding van de eindgebruikers die betrokken zijn bij landbouwirrigatie is van primair belang als onderdeel van het toepassen en handhaven van preventieve maatregelen. De eindgebruikers moeten volledig op de hoogte worden gesteld van het passende gebruik van teruggewonnen water, daar zij bij uitstek kwetsbaar zijn. Er dient een reeks preventieve maatregelen te worden toegepast voor blootstelling van de mens, zoals gebruik van persoonlijke beschermingsuitrusting, handen wassen en persoonlijke hygiëne. Toezicht op de correcte toepassing van dergelijke maatregelen dient deel uit te maken van de belangrijkste risicobeheerstaken. [Am. 30]
(15) Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad(26) is bedoeld ter waarborging van het recht van toegang tot milieu-informatie in de lidstaten, in overeenstemming met het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden(27) (Verdrag van Aarhus). In Richtlijn 2003/4/EG worden op gedetailleerde wijze de verplichtingen ten aanzien van zowel het op verzoek beschikbaar stellen van milieu-informatie alsmede het actief verspreiden van dergelijke informatie vastgesteld. Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad(28) handelt over het uitwisselen van ruimtelijke informatie, waaronder verzamelingen gegevens in verband met verschillende milieugerelateerde thema's. Het is van belang dat bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op toegang tot informatie en regelingen voor gegevensuitwisseling een aanvulling vormen op die richtlijnen en dat daarmee geen afzonderlijke wettelijke regeling tot stand wordt gebracht. Derhalve mogen de bepalingen van deze verordening inzake voorlichting van het publiek en over informatie over de toezicht op de uitvoering geen afbreuk doen aan Richtlijn 2003/4/EG en Richtlijn 2007/2/EG.
(16) Teneinde de bestaande minimumeisen en de belangrijkste risicobeheertaken aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om de minimumeisen en de belangrijkste risicobeheertaken te wijzigen, zonder de gebruiksmogelijkheden van naar behoren gezuiverd afvalwater in te perken. Bovendien dient de Commissie, teneinde een hoge mate van bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens te waarborgen, eveneens gedelegeerde handelingen te kunnen vaststellen als aanvulling op de belangrijkste risicobeheertaken door technische specificaties voor te schrijven. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(29). Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. [Am. 31]
(17) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend voor de vaststelling van gedetailleerde voorschriften ten aanzien van de vorm en presentatie van de door de lidstaten aan het publiek verstrekte informatie, ten aanzien van de vorm en presentatie van de door de lidstaten te verstrekken informatie over toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verordening en ten aanzien van de vorm en presentatie van de informatie wat betreft het door het Europees Milieuagentschap opgestelde Uniebrede overzicht. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(30).
(18) De bevoegde autoriteiten worden geacht te controleren of het teruggewonnen water voldoet aan de voorwaarden die in de vergunning zijn vastgelegd. In geval van niet-naleving dienen zij de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie op te dragen de maatregelen te treffen die nodig zijn om naleving te waarborgen. De exploitanten van waterterugwinningsinstallaties dienen onmiddellijk alle levering van teruggewonnen water te staken zodra niet-naleving een bepaalde maximumwaarde overschrijdt, waarbij een significant risico voor het milieu of de gezondheid van de mens inhoudtontstaat.De bevoegde autoriteiten dienen nauw samen te werken met de eindgebruikers, teneinde het inzetten van hergebruik van naar behoren gezuiverd afvalwater te vergemakkelijken. De bevoegde autoriteiten dienen controle en toezicht uit te oefenen op levering, opslag en gebruik van teruggewonnen water en rekening te houden met de desbetreffende gezondheids- en milieurisico's.. [Am. 32]
(19) Bevoegde autoriteiten dienen samen te werken met andere relevante autoriteiten door informatie uit te wisselen om zo naleving van de door de Unie en nationale overheden gestelde relevante vereisten te waarborgen.
(20) Het verstrekken van gegevens door de lidstaten is van wezenlijk belang om de Commissie in staat te stellen toezicht te houden op de doeltreffendheid van de wetgeving en na te gaan in hoeverre de wetgeving de door haar nagestreefde doelstellingen bereikt.
(21) Ingevolge lid 22 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 dient de Commissie deze verordening te evalueren. De evaluatie dient te worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de EU, en een basis te verschaffen voor risicobeoordelingen van eventuele verdere maatregelen.
(22) Het Verdrag van Aarhus bepaalt dat leden van het betrokken publiek toegang dienen te hebben tot de rechter teneinde bij te dragen tot de bescherming van het recht op een leefomgeving die geschikt is voor de gezondheid en het welzijn van het individu.
(23) De lidstaten moeten voorschriften inzake sancties vaststellen die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat die worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
(24) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vastgestelde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(25) De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de bestuurlijke infrastructuur op te zetten die nodig is om deze verordening te kunnen toepassen en de exploitanten moeten voldoende tijd krijgen om voorbereidingen te treffen voor de toepassing van de nieuwe voorschriften.
(25 bis) Teneinde de praktijk van hergebruik van naar behoren gezuiverd afvalwater zoveel mogelijk uit te bouwen en te bevorderen, dient de Europese Unie onderzoek en ontwikkeling ter zake via het programma Horizon Europa te ondersteunen, om voor een duidelijke verbetering van de betrouwbaarheid van naar behoren gezuiverd afvalwater en levensvatbare gebruiksmethoden te zorgen. [Am. 33]
(25 ter) Om het milieu en de volksgezondheid op doeltreffende wijze te beschermen dienen de lidstaten in samenwerking met de belanghebbenden te voorzien in controle op de bodemkwaliteit op de korte, middellange en lange termijn. [Am. 34]
(25 quater) Deze verordening heeft tot doel duurzaam gebruik van water aan te moedigen. In dit opzicht moet de Commissie zich ertoe verbinden de programma's van de Unie, met inbegrip van het LIFE-programma, te benutten om lokale initiatieven voor hergebruik van naar behoren gezuiverd afvalwater te ondersteunen. [Am. 35]
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en doel
1. Bij deze verordening worden, met het oog op een veilig hergebruik van gezuiverd stedelijk afvalwater in het kader van een geïntegreerd waterbeheer, minimumeisen voor waterkwaliteitde kwaliteit van teruggewonnen water en voor monitoring vastgesteld, en worden bepaalde belangrijke risicobeheertaken verplicht gesteld. Daarnaast draagt deze verordening draagt bij aan de doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG. [Am. 36]
2. Deze verordening beoogt te waarborgen dat teruggewonnen water veilig is voor het bedoelde gebruik, zodat in de hele Unie op gecoördineerde wijze een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu en de gezondheid van mensen en dieren wordt gewaarborgd, en tegelijkertijd de negatieve effecten van het gebruik van watervoorraden worden beperkt en de efficiëntie wordt verbeterd, waterschaarste, klimaatverandering en de milieudoelstellingen van de Unie en de daaruit voortvloeiende druk op de watervoorraden op gecoördineerde wijze in de hele Unie worden aangepakt, en tegelijkertijd waardoor wordt bijgedragen aan tot de inzet van duurzame oplossingen voor watergebruik, de overgang naar een kringloopeconomie wordt ondersteund, en het concurrentievermogen van de Unie op lange termijn en de doelmatige werking van de interne markt wordt gewaarborgd. [Am. 37]
2 bis. De lidstaten zien erop toe dat voor menselijke consumptie gebruikte waterbronnen niet verontreinigd zijn met teruggewonnen water. [Am. 38]
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op teruggewonnen water dat is bestemd voor gebruik zoals omschreven in bijlage I, deel 1.
Deze verordening is niet van toepassing op proefprojecten gericht op hergebruik van water in waterterugwinningsinstallaties. [Am. 39]
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. "bevoegde autoriteit": een autoriteit of orgaan, door een lidstaat aangewezen om de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen uit te voeren;
2. "waterautoriteit": een (of meerdere) overeenkomstig artikel 3, lid 2 of lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG aangewezen autoriteit(en);
3. "eindgebruiker": een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een publieke of particuliere entiteit, die gebruikmaakt van teruggewonnen water voor het bedoelde gebruik; [Am. 40]
4. "stedelijk afvalwater": stedelijk afvalwater zoals omschreven in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 91/271/EEG;
4 bis. "gezuiverd afvalwater": stedelijk afvalwater dat is gezuiverd in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 91/271/EEG; [Am. 41]
5. "teruggewonnen water": stedelijkgezuiverd afvalwater dat is gezuiverd in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 91/271/EEG en dat het resultaat is van verdere zuivering in een waterterugwinningsinstallatie die ervoor zorgt dat de kwaliteit van het water geschikt is voor het bedoelde gebruik; [Am. 42]
5 bis. "hergebruik van water": het gebruik van teruggewonnen water van een specifieke kwaliteit dat geschikt is voor een van de in bijlage I, deel 1, genoemde toepassingen, via een distributiesysteem, waarbij het gebruik van oppervlakte- of grondwater geheel of gedeeltelijk wordt vervangen; [Am. 43]
6. "waterterugwinningsinstallatie": een onderdeel van een stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallatie of andere installatie die zorgt voor een verdere zuivering van stedelijk afvalwater en voldoet aaneerder in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 91/271/EEG gezuiverd stedelijk afvalwater, teneinde teruggewonnen water te produceren dat geschikt is voor een van de in bijlage I, deel 1, bij deze verordening omschreven toepassingen, met inbegrip van alle opslaginfrastructuur en alle infrastructuur die is ontworpen om het teruggewonnen water aan de infrastructuur voor de distributie van gezuiverd afvalwater of aan de eindgebruiker te leveren; [Am. 44]
7. "exploitant van een waterterugwinningsinstallatie": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een waterterugwinningsinstallatie exploiteert; [Am. niet van toepassing op de Nederlandse versie]
7 bis. "infrastructuur voor de distributie van gezuiverd afvalwater": een systeem van specifiek daarvoor bedoelde leidingen en pompen of andere specifieke vervoersfaciliteiten, ontworpen om het teruggewonnen water aan de eindgebruiker te leveren, met inbegrip van voorzieningen voor de gelijkschakeling, verdere zuivering en opslag ervan, die zijn gescheiden van de terugwinningsinstallatie; [Am. 46]
7 ter. "exploitant van een distributienet van teruggewonnen water": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een distributienet van teruggewonnen water exploiteert; [Am. 47]
7 quater. "infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water": een systeem van specifiek daarvoor bedoelde opslagfaciliteiten ontworpen voor de opslag van teruggewonnen water; [Am. 48]
7 quinquies. "exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een infrastructuur voor de opslag van teruggewonnen water exploiteert; [Am. 49]
8. "gevaar": een biologische, chemische, fysische of radiologische agens die schadelijk kan zijn voor mensen, dieren, gewassen of planten, andere biota op het land en in het water, voor de bodem of voor het milieu in het algemeen;
9. "risico": de waarschijnlijkheid dat gesignaleerde gevaren binnen een specifieke periode schade berokkenen en de ernst van de gevolgen;
10. "risicobeheer": systematisch beheer waarmee op consequente wijze de veiligheid van hergebruik van water in een specifieke context wordt gewaarborgd;
11. "preventiemaatregel": elkeeen passende handeling of activiteit waarmee een gezondheids- of milieurisico kan worden voorkomen of weggenomen of tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. [Am. 50]
11 bis. "nalevingspunt ": het punt waar de exploitant van de terugwinningsinstallatie het teruggewonnen water aan de volgende schakel in de keten levert; [Am. 51]
11 ter. "microverontreiniging": een ongewenste stof die in zeer geringe concentraties aantoonbaar is in het milieu, overeenkomstig bijlage VIII bij Richtlijn 2000/60/EG. [Am. 52]
Artikel 4
Verplichtingen van exploitanten van waterterugwinningsinstallaties ten aanzien van waterkwaliteit [Am. niet van toepassing op de Nederlandse versie]
1. Exploitanten van waterterugwinningsinstallaties zorgen ervoor dat teruggewonnen water dat is bestemd voor gebruik zoals omschreven in bijlage I, deel 1, bij de uitstroomopening van de waterterugwinningsinstallatie (het nalevingspunt), voldoenvoldoet aan het volgende:
a) de in bijlage I, deel 2, aan waterkwaliteit gestelde minimumeisen;
b) alle eventuele aanvullende voorwaarden ten aanzien van waterkwaliteit die door de bevoegde autoriteit in de relevante vergunning worden gesteld, overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder b) en c). [Am. 54]
2. Teneinde naleving van de in lid 1 vermelde eisen en voorwaarden te waarborgen, zorgt de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie ervoor dat de waterkwaliteit wordt gemonitord, met inachtneming van:
a) bijlage I, deel 2;
b) alle eventuele aanvullende voorwaarden ten aanzien van monitoring die door de bevoegde autoriteit in de relevante vergunning worden gesteld, overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder b) en c).
2 bis. Exploitanten van terugwinningsinstallaties zorgen er ook voor dat ten minste de risicobeheersmaatregelen die zijn opgenomen in het in artikel 5, lid -1, bedoelde risicobeheerplan voor hergebruik van water, volledig binnen de terugwinningsinstallatie worden uitgevoerd. [Am. 55]
2 ter. Zodra het water het nalevingspunt is gepasseerd, is de kwaliteit van het water niet langer de verantwoordelijkheid van de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie, en wordt het de verantwoordelijkheid van de volgende partij in de keten. [Am. 56]
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen tot wijziging van deze verordening vast te stellen teneinde de in bijlage I, deel 2, vermelde minimumeisen aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.[Am. 57]
Artikel 4 bis
Verplichtingen van exploitanten van een distributienet van teruggewonnen water, exploitanten van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water en eindgebruikers
1. De exploitant van een distributienet van teruggewonnen water handhaaft het kwaliteitsniveau van teruggewonnen water binnen het distributienet van teruggewonnen water op tenminste het kwaliteitsniveau als vastgelegd in Deel 2 van Bijlage I. De exploitant van een distributienet van teruggewonnen water zorgt er ook voor dat ten minste de risicobeheersmaatregelen die zijn opgenomen in het in artikel 5, lid -1, bedoelde risicobeheerplan voor hergebruik van water, volledig binnen het distributienet van teruggewonnen water worden uitgevoerd.
Bij het verlenen van een vergunning overeenkomstig artikel 7 kan de bevoegde instantie eisen dat verdere risicobeheersmaatregelen worden genomen met betrekking tot de taken die door de exploitant van een distributienet van teruggewonnen water moeten worden uitgevoerd en kan zij aanvullende eisen en preventieve maatregelen specificeren die nodig zijn overeenkomstig Bijlage II, onder b) en c).
2. De exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water handhaaft het kwaliteitsniveau van teruggewonnen water binnen de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water op tenminste het kwaliteitsniveau als vastgelegd in Deel 2 van Bijlage I. De exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water zorgt er ook voor dat ten minste de risicobeheersmaatregelen die zijn opgenomen in het in artikel 5, lid -1, bedoelde risicobeheerplan voor hergebruik van water, volledig binnen de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water worden uitgevoerd.
Bij het verlenen van een vergunning overeenkomstig artikel 7 kan de bevoegde instantie eisen dat verdere risicobeheersmaatregelen worden genomen met betrekking tot de taken die door de exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water moeten worden uitgevoerd en kan zij aanvullende eisen en preventieve maatregelen specificeren die nodig zijn overeenkomstig Bijlage II, onder b) en c).
3. Het door de eindgebruikers gebruikte teruggewonnen water moet ten minste van het in Deel 2 van Bijlage I vastgestelde kwaliteitsniveau zijn. De bevoegde instantie kan naast de in Deel 2 van Bijlage I vermelde verplichtingen voor de eindgebruikers nadere voorschriften vaststellen.
4. De Commissie stelt handleidingen op om de bevoegde autoriteiten te helpen aan de controle- en monitoringvereisten voor levering, opslag en gebruik van teruggewonnen water te voldoen. [Am. 58]
Artikel 5
Risicobeheer
-1. De exploitant van de waterterugwinningsinstallatie stelt in samenwerking met de in lid 1 van dit artikel bedoelde relevante actoren een risicobeheerplan voor hergebruik van water op. Het risicobeheerplan voor hergebruik van water is gebaseerd op de in Bijlage II, onder a), beschreven essentiële taken op het gebied van risicobeheer, bevat eventuele aanvullende eisen naast die van Bijlage I, overeenkomstig Bijlage II, onder b), en stelt gevaren, risico's en passende preventieve maatregelen vast overeenkomstig Bijlage II, onder c). [Am. 59]
1. Exploitanten van waterterugwinningsinstallaties voeren in het kader van de productie en levering van teruggewonnen water risicobeheer uit in overleg met:Met het oog op een veilige productie, distributie, opslag en gebruik van teruggewonnen water ziet de bevoegde autoriteit in overleg met de volgende actoren toe op het risicobeheer: [Am. 60]
a) de exploitant van de stedelijke waterzuiveringsinstallatie(s), die watergezuiverd afvalwater levert aan een waterterugwinningsinstallatie overeenkomstig de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 91/271/EEG, indien deze een andere is dan de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie; [Am. 61]
a bis) de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie; [Am. 62]
a ter) de exploitant van een distributienet van teruggewonnen water; [Am. 63]
a quater) de exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water; [Am. 64]
b) eindgebruiker(s);
c) alle eventuele overige partijen die de exploitant van de waterterugwinningsinstallatiebevoegde autoriteit relevant acht. [Am. 65]
2. De exploitant van de waterterugwinningsinstallatie,stelt op basis van de in bijlage II vermelde belangrijkste risicobeheertaken een risicobeheerplan voor hergebruik van water op. In het risicobeheerplan voor hergebruik van water worden eventueel, in aanvulling op de in bijlage I vermelde eisen, nadere vereisten voorgesteld voor zover nodig om eventuele risico's verder te verlagen, en worden onder meer gevaren, risico's en aangewezen preventiemaatregelen geïdentificeerd. de exploitant van een distributienet van teruggewonnen water en de exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water voeren ten minste de in het in lid -1 bedoelde risicobeheerplan voor hergebruik van water gedefinieerde taken op het gebied van risicobeheer uit. De door de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie, de exploitant van een distributienet van teruggewonnen water en de exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water gebruikte risicobeheersmethoden zijn gebaseerd op internationaal erkende methoden. [Am. 66]
2 bis. In de relevante vergunning die overeenkomstig artikel 7 wordt verleend, kan de bevoegde instantie verschillende taken en verantwoordelijkheden vaststellen voor de verschillende actoren die betrokken zijn bij het risicobeheerplan voor hergebruik van water. [Am. 67]
2 ter. Indien het soort te irrigeren gewas bestemd is om in verschillende vormen op de markt te worden gebracht en onder meerdere kwaliteitsklassen voor teruggewonnen water valt, is de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie verplicht de landbouwer water van de hoogste kwaliteitsklassen te leveren. [Am. 68]
3. De Commissie is overeenkomstig artikel 14 bevoegd gedelegeerde handelingen tot wijziging van deze verordening vast te stellen teneinde de in bijlage II vermelde belangrijkste risicobeheertaken aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.[Am. 69]
De Commissie is overeenkomstig artikel 14 eveneens bevoegd gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast te stellen teneinde technische specificaties van de in bijlage II vermelde belangrijkste risicobeheertaken vast te stellen. [Am. 70]
Uiterlijk op ... [één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast om in deze verordening een methodologie op te nemen voor het meten van de aanwezigheid van microplastics in teruggewonnen water waarvoor aanvullende voorschriften kunnen worden opgenomen op basis van de risicobeoordeling, als bedoeld in bijlage II, punt 4. [Am. 133]
3 bis. Wanneer de eindgebruiker vermoedt dat het opgeslagen water in de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde gevallen niet aan de in deze verordening vastgestelde minimumeisen voldoet, is hij of zij gehouden:
a) de betrokken gezondheidsautoriteit hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen en in voorkomend geval de beschikbare elementen te leveren;
b) volledig met de betrokken bevoegde autoriteit samen te werken teneinde de redenen van het vermoeden en de mogelijke aanwezigheid van niet-toegestane stoffen of waarden, zoals bedoeld in Bijlage I, Deel 2, tabellen 2 en 4, te verifiëren en vast te stellen. [Am. 71]
Artikel 6
Aanvraag van een vergunning voor het leverende productie, distributie en opslag van teruggewonnen water [Am. 72]
1. Voor elke leveringproductie, distributie of opslag van teruggewonnen water dat is bestemd voor gebruik zoals omschreven in bijlage I, deel 1, geldt een vergunningsplicht. [Am. 73]
2. De exploitant van een waterterugwinningsinstallatie vraagt vergunningeneen vergunning als bedoeld in lid 1 of wijziging van een bestaande vergunningemvergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de waterterugwinningsinstallatie wordt geëxploiteerd, of waar de exploitant voornemens is om de waterterugwinningsinstallatie te exploiteren. [Am. 74]
3. De aanvraag omvat het volgende:
a) een risicobeheerplan voor hergebruik van water, opgesteld in overeenstemming met artikel 5, lid 2-1; [Am. 75]
a bis) de meest recente beschikbare gegevens om aan te tonen dat het afvalwater dat in de zin van Richtlijn 91/271/EEG wordt behandeld in de waterterugwinningsinstallatie waaruit het voor hergebruik bestemde water afkomstig is, aan de normen voldoet; [Am. 76]
b) een beschrijving van de wijze waarop de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie op het nalevingspunt zal voldoen aan de minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring, zoals omschreven in bijlage I, deel 2; [Am. 77]
c) een beschrijving van de wijze waarop de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie op het nalevingspunt zal voldoen aan de aanvullende eisen, zoals voorgesteld in het risicobeheerplan voor hergebruik van water. [Am. 78]
3 bis. De exploitant van een distributienet van teruggewonnen water vraagt een vergunning als bedoeld in lid 1 of wijziging van een bestaande vergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het distributienet van teruggewonnen water wordt geëxploiteerd, of waar de exploitant voornemens is om het distributienet van teruggewonnen water te exploiteren. De aanvraag bevat een beschrijving van de wijze waarop de exploitant van het distributienet van teruggewonnen water aan de verplichtingen van artikel 4 bis, lid 1, moet voldoen. [Am. 79]
3 ter. De exploitant van een infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water vraagt een vergunning als bedoeld in lid 1 of wijziging van een bestaande vergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water wordt geëxploiteerd, of waar de exploitant voornemens is om de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water te exploiteren. De aanvraag bevat een beschrijving van de wijze waarop de exploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water aan de verplichtingen van artikel 4 bis, lid 2, moet voldoen. [Am. 80]
Artikel 7
Vergunningverlening
1. Om de aanvraag te kunnen beoordelen, zal de bevoegde autoriteit voor zover van toepassing relevante informatie inwinnen bij en uitwisselen met:
a) andere relevante autoriteiten van dezelfde lidstaat, in het bijzonder de waterautoriteit en de autoriteit voor de gezondheidssector, indien deze eendat andere isautoriteiten zijn dan de bevoegde autoriteit; [Am. 81]
b) overeenkomstig artikel 9, lid 1 aangewezen contactpunten van lidstaten die eventueel gemoeid zijn.
2. De bevoegde autoriteit beoordeelt de aanvraag met behulp van passende wetenschappelijke ondersteuning en neemt binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, 3, onder a)3 bis en 3 ter, een besluit over het alverlenen of niet verlenenweigeren van de vergunning. Indien de bevoegde autoriteit meer tijd nodig heeft vanwege de complexiteit van de aanvraag, stelt zij de aanvrager hiervan onverwijld op de hoogte en geeft zij de verwachte datum voor de vergunningverleningverlening of weigering van de vergunning aan, en waarom er meer tijd nodig is. De bevoegde autoriteit neemt in ieder geval uiterlijk zes maanden na ontvangst van de volledige aanvraag als bedoeld in artikel 6, lid 2, 3, 3 bis en 3 ter, een besluit. [Am. 82]
3. Indien de bevoegde autoriteit besluit een vergunning te verlenen, stelt zij de toepasselijke voorwaarden vast, met inbegrip van (voor zover van toepassing):
a) voorwaarden met betrekking tot de minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring, zoals omschreven in bijlage I, deel 2;
b) voorwaarden met betrekking tot de aanvullende eisen, zoals voorgesteld in het risicobeheerplan voor hergebruik van water;
c) alle andere voorwaarden die eventueel nodig zijn om onaanvaardbare risico's voor het milieu of de gezondheid van mensen en dieren weg te beperkennemen. [Am. 83]
3 bis. Indien voorwaarden equivalent aan de voorwaarden bedoeld in lid 3, onder a), b) en c), nog niet zijn gedefinieerd in het risicobeheerplan voor hergebruik van water als bedoeld in artikel 5, werkt de bevoegde autoriteit het plan onverwijld bij. [Am. 84]
4. De vergunning wordt regelmatig, en ten minste om de vijf jaar, herzien en zo nodig aangepast.
Artikel 8
Nalevingscontrole
1. De bevoegde autoriteit controleert of het teruggewonnen water op het nalevingspunt voldoet aan de voorwaarden die in de vergunningovereenkomstig artikel 7 verleende vergunningen zijn vastgelegd. Bij de nalevingscontrole wordt gebruik gemaakt van: [Am. 85]
a) controles ter plaatse;
b) de krachtens deze verordening en de Richtlijnen 91/271/EEG en 2000/60/EG verkregen monitoringgegevens;
c) alle andere, passend geachte middelen.
2. In geval van niet-naleving zal de bevoegde autoriteit van de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie, eisen onverwijld de exploitant van het distributienet van teruggewonnen water of de exploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water, waar van toepassing, eisen alle nodige maatregelen te treffen om de naleving onverwijld te herstellen en de betrokken eindgebruikers daarvan onverwijld op de hoogte te stellen. [Am. 86]
3. Indien niet-naleving een beduidend risico voor het milieu of de gezondheid van de mens met zich meebrengtde individuele waarde van een parameter hoger is dan de in Bijlage I, Deel 2, onder a), vastgestelde minimumeisen inzake waterkwaliteit, staakt de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie onmiddellijk alle verdere levering van het teruggewonnen water.totdatDe bevoegde autoriteit heeftkan bepalen dat pas weer aan de eisen wordt voldaan nadat bij ten minste drie opeenvolgende controles is vastgesteld dat de naleving is hersteldindividuele waarde van de parameter(s) die de relevante minimumeisen inzake waterkwaliteit overschrijdt (overschrijden), lager is (zijn) dan de maximaal toegestane waarde. [Am. 87]
4. Indien er zich een incident voordoet dat de naleving van de in de vergunning besloten voorwaarden in gevaar brengt, stelt de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie, de exploitant van het distributienet van teruggewonnen water of de exploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water, waar van toepassing, de bevoegde autoriteit en de potentieel getroffen eindgebruiker(s) hiervan onmiddellijk op de hoogte en verstrekt hij de bevoegde autoriteit de informatie die nodig is om de gevolgen van een dergelijk incident te kunnen beoordelen. [Am. 88]
4 bis. Na het verlenen van een vergunning overeenkomstig artikel 7 gaat de bevoegde autoriteit regelmatig na of de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie, de exploitant van het distributienet van teruggewonnen water en de exploitant van de infrastructuur voor opslag van teruggewonnen water voldoen aan de maatregelen van het risicobeheerplan voor hergebruik van water. [Am. 89]
4 ter. Ingeval teruggewonnen water bij het nalevingspunt niet aan de voorwaarden voldoet, met verontreiniging van de bodem of landbouwproducten door de distributie en opslag van het desbetreffende water en daaruit voortvloeiende risico's voor de gezondheid en het milieu tot gevolg, is de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie aansprakelijk en zorgt hij voor schadeloosstelling. [Am. 134]
Artikel 9
Samenwerking tussen de lidstaten
1. De lidstaten wijzen een contactpunt aan die, waar aangewezen, samenwerkt met contactpunten en bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. De contactpunten hebben tot taak om desgevraagd assistentie te verlenen en de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten te coördineren. De contactpunten zijn met name belast met het ontvangen en doorsturen van verzoeken om assistentie.
2. De lidstaten reageren zonder onnodige vertraging op verzoeken om assistentie.
Artikel 9 bis
Informatie/bewustmakingscampagnes
1. De lidstaten zetten voorlichtings- en bewustmakingscampagnes op die gericht zijn op potentiële eindgebruikers, met inbegrip van de burgers, en die betrekking hebben op de veiligheid van hergebruik van water en de besparing van water dankzij hergebruik van water.
2. De lidstaten zetten ook informatiecampagnes voor landbouwers op om ervoor te zorgen dat zij optimaal gebruik maken van teruggewonnen water voor hun gewassen en aldus nadelige gevolgen voor de gezondheid of het milieu als gevolg van dat gebruik vermijden. [Am. 91]
Artikel 10
Voorlichting van het publiek
1. Onverminderd de Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG en artikel 9, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG zorgen de lidstaten dat het publiek via het internet of via andere gebruiksvriendelijke middelen toegang heeft tot passende, actuele en actueletoegankelijke informatie over het hergebruik van water, met inachtneming van de gegevensbeschermingsregels. Die informatie omvat onder meer: [Am. 92]
a) de hoeveelheid en kwaliteit van het overeenkomstig deze verordening geleverde teruggewonnen water;
a bis) het gebruikspercentage van het teruggewonnen water afgezet tegen de totale hoeveelheid zoetwater die wordt gebruikt voor de onder deze verordening vallende toepassingen; [Am. 93]
b) het aandeel van het overeenkomstig deze verordening teruggewonnen water dat in de lidstaat wordt geleverd, als percentage van de totale hoeveelheid gezuiverd stedelijk afvalwater;
b bis) het aandeel van het teruggewonnen water in de lidstaat dat overeenkomstig deze verordening wordt geleverd, als percentage van de totale hoeveelheid behandelbaar stedelijk afvalwater; [Am. 94]
c) de overeenkomstig deze verordening verleende of gewijzigde vergunningen, waaronder door bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 7, lid 3, vastgestelde voorwaarden;
d) de resultaten van de nalevingscontrole die overeenkomstig artikel 8, lid 1, is uitgevoerd;
e) de overeenkomstig artikel 9, lid 1, aangewezen contactpunten.
2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt ten minste eens per jaar bijgewerkt.
2 bis. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake de algemene regels die van toepassing zijn op de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, die betrekking heeft op de productie, verwerking, distributie en het op de markt brengen van voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen, stellen de bevoegde autoriteiten de gebruiker in kennis van het maximale nutriëntgehalte in het geleverde naar behoren gezuiverde afvalwater, zodat gebruikers, waaronder landbouwers, zich ervan kunnen vergewissen dat het maximale nutriëntgehalte als vastgelegd in de Unieregelgeving ter zake wordt gerespecteerd. [Am. 95]
3. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde regels vaststellen ten aanzien van de vorm en presentatie van overeenkomstig lid 1 beschikbaar te stellen informatie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15 bedoelde onderzoeksprocedure. [Am. 96]
Artikel 11
Informatie met betrekking tot monitoring van de uitvoering
1. Onverminderd de Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG zorgt elke lidstaat, met ondersteuning van het Europees Milieuagentschap, ervoor dat:
a) de resultaten van de overeenkomstig artikel 8, lid 1 uitgevoerde nalevingscontrole en de andere, overeenkomstig artikel 10 via het internet aan het publiek beschikbaar te stellen informatie in een gegevensset wordt bijeengebracht dat uiterlijk op .... [drievier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] worden geopenbaard, en vervolgens om de zes jaar wordt bijgewerkt; [Am. 97]
b) de overeenkomstig artikel 8, lid 1, verzamelde informatie over gevallen van niet-naleving van de voorwaarden van de vergunning en informatie over de overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 3 getroffen maatregelen worden bijeengebracht in een gegevensset dat wordt geopenbaard en vervolgens jaarlijks wordt bijgewerkt.
2. De lidstaten zien erop toe dat de Commissie, het Europees Milieuagentschap en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding toegang hebben tot de in lid 1 bedoelde gegevens.
3. Op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens stelt het Europees Milieuagentschap een Uniebreed overzicht op, publiceert dit en werkt dit regelmatig of op verzoek van de Commissie bij. Dit overzicht omvat, indien van toepassing, indicatoren voor output, resultaten en effecten van deze verordening, kaarten, en verslagen van de lidstaten.
4. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde regels vaststellen ten aanzien van de vorm en presentatie van overeenkomstig lid 1 beschikbaar te stellen informatie alsmede gedetailleerde regels ten aanzien van de vorm en de presentatie van het in lid 3 bedoelde Uniebreed overzicht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15 bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 12
Toegang tot recht
1. De lidstaten zorgen ervoor dat natuurlijke personen of rechtspersonen in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht of de nationale praktijk in beroep kunnen gaan bij een rechtbank of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan om de materiële of formele rechtmatigheid van enig besluit, handelen of nalaten in verband met de uitvoering van artikel 4 tot en met artikel 8 aan te vechten wanneer aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) zij hebben een voldoende groot belang;
b) zij stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, voor zover het bestuursprocesrecht van de betrokken lidstaat dit als voorwaarde stelt.
2. De lidstaten bepalen in welk stadium een besluit, handelen of nalaten kan worden aangevochten.
3. Wat wordt beschouwd als een voldoende groot belang of een inbreuk op een recht wordt bepaald door de lidstaten in overeenstemming met de doelstelling om het publiek een ruime toegang tot de rechter te verlenen.
Te dien einde wordt het belang van niet-gouvernementele organisaties die milieubescherming bevorderen en voldoen aan voorschriften van de nationale wetgeving, geacht te voldoen aan lid 1, onder a).
Dergelijke organisaties worden bovendien geacht rechten te hebben waarop inbreuk kan worden gemaakt in de zin van lid 1, onder b).
4. De bepalingen van de leden 1, 2 en 3 sluiten de mogelijkheid van een voorafgaande toetsingsprocedure voor een bestuursorgaan niet uit en laten het vereiste onverlet dat de administratieve toetsingsprocedures doorlopen moeten zijn alvorens beroep bij een rechterlijke instantie kan worden ingesteld, voor zover een dergelijke vereiste geldt naar nationaal recht.
5. Toetsingsprocedures als bedoeld in lid 1 en lid 4 zijn eerlijk, billijk en snel en mogen niet buitensporig kostbaar zijn.
6. De lidstaten dragen er zorg voor dat het publiek informatie wordt verstrekt over toegang tot administratieve en rechterlijke toetsingsprocedures.
Artikel 13
Evaluatie
1. De Commissie voert uiterlijk ... [zesvijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] een evaluatie van deze verordening uit. De evaluatie wordt minstens gebaseerd op de volgende elementen: [Am. 98]
a) de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van deze verordening;
b) de gegevenssets die door de lidstaten overeenkomstig artikel 11, lid 1, zijn aangelegd en het Uniebrede overzicht dat het Europees Milieuagentschap overeenkomstig artikel 11, lid 3, heeft opgesteld;
c) de relevante wetenschappelijke, analytische en epidemiologische gegevens;
d) de technische en wetenschappelijke kennis;
e) de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie, indien deze beschikbaar zijn.
e bis) eerder uitgevoerde experimenten, met name wat betreft het gebruik in de landbouw van uit zuiveringsslib en afvalstoffen van methanisering. [Am. 99]
2. In het kader van de in lid 1 bedoelde evaluatie schenkt de Commissie specifiek aandacht aan de volgende aspecten:
a) de in bijlage I omschreven minimumeisen;
b) de in bijlage II omschreven belangrijkste risicobeheertaken;
c) de aanvullende voorwaarden die door de bevoegde autoriteiten worden gesteld overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder b) en c);
d) de effecten van hergebruik van water op milieu en de gezondheid van de mens.
d bis) de toenemende aanwezigheid van microverontreinigingen en zogenaamde "opkomende" nieuwe stoffen in hergebruikt water. [Am. 100]
2 bis. In het kader van de in lid 1 bedoelde evaluatie beoordeelt de Commissie de haalbaarheid om:
a) het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden naar teruggewonnen water voor verdere specifieke toepassingen, waaronder hergebruik voor industriële doeleinden;
b) de vereisten van deze verordening uit te breiden naar het indirecte gebruik van gezuiverd afvalwater;
c) minimumeisen te stellen aan de kwaliteit van gezuiverd afvalwater bestemd voor het bijvullen van de watervoerende lagen. [Am. 101]
2 ter. In voorkomend geval doet de Commissie de in lid 1 bedoelde evaluatie vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel. [Am. 102]
Artikel 14
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, lid 3 en artikel 5, lid 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
3. De in artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk ogenblik door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag volgend op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een krachtens artikel 4, lid 3 en artikel 5, lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 15
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat bij Richtlijn 2000/60/EG is opgericht. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 16
Sancties
De lidstaten stellen regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten delen deze regels en maatregelen uitelijk op ... [drievier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] mee aan de Commissie en melden alle latere wijzigingen die gevolgen hebben voor die regels en maatregelen. [Am. 103]
Artikel 17
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van ... [ééntwee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. [Am. 104]
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te ...,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
BIJLAGE I
GEBRUIK EN MINIMUMEISEN
Deel 1. Gebruik van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 2
a) Landbouwirrigatie
Landbouwirrigatie duidt op irrigatie van de volgende soorten gewassen:
– rauw geconsumeerde voedingsgewassen, d.w.z. voor menselijke consumptie bestemde gewassen die rauw en onverwerkt worden gegeten;
– verwerkte voedingsgewassen, d.w.z. voor menselijke consumptie bestemde gewassen die niet rauw maar na een behandelingsproces (d.w.z. gekookt, industrieel verwerkt) worden gegeten;
– "non-food"-gewassen, dat wil zeggen niet voor menselijke consumptie bedoelde gewassen (bijv. weide-, diervoeder, vezel-, sier-, zaad-, energie- en grasveldgewassen).
Onverminderd de relevante wetgeving van de Unie op het gebied van milieu en gezondheid kunnen de lidstaten teruggewonnen water gebruiken voor andere toepassingen, zoals hergebruik van industrieel water en voor recreatieve en milieudoeleinden. [Am. 105]
Deel 2. Minimumeisen
2.1. Minimumeisen van toepassing op teruggewonnen water bestemdbedoeld voor gebruik bij landbouwirrigatie [Am. 106]
De kwaliteitsklassen van teruggewonnen water en de per klasse toegelaten gebruiken en irrigatiemethoden staan in tabel 1 vermeld. De minimumeisen voor waterkwaliteit staan vermeld onder punt a), in tabel 2. De minimumfrequenties en prestatiestreefwaarden voor monitoring van teruggewonnen water staan vermeld onder punt b), in tabel 3 (routinematige monitoring) en in tabel 4 (validatiemonitoring).
Tabel 1 — Kwaliteitsklassen van teruggewonnen water, toegelaten agrarisch gebruik en toegelaten irrigatiemethoden
Laagste kwaliteitsklasse teruggewonnen water
Categorie gewas
Irrigatiemethode
A
Alle voedingsgewassen, met inbegrip van rauw geconsumeerde wortel- en knolgewassen en voedingsgewassen waarvan het eetbare gedeelte rechtstreeks in aanraking komt met teruggewonnen water
Alle irrigatiemethoden
B
Rauw geconsumeerde voedingsgewassen waarvan het eetbare gedeelte bovengronds wordt geproduceerd en niet rechtstreeks in aanraking komt met teruggewonnen water, verwerkte voedingsgewassen en "non-food"-gewassen, met inbegrip van gewassen voor het voeren van melk- of vleesproducerend vee.
Alle irrigatiemethoden
C
Uitsluitend druppelirrigatie Uitsluitend irrigatiemethoden die niet leiden tot een direct contact tussen het gewas en het teruggewonnen water. Bijvoorbeeld druppelirrigatie* [Am. 107]
D
Industriële gewassen, energiegewassen en zaadgewassen
Alle irrigatiemethoden
(*) Druppelirrigatie is een micro-irrigatiesysteem waarmee de gewassen worden voorzien van water in de vorm van waterdruppeltjes of minieme waterstroompjes die via zeer dunne plastic buisjes met uitlaatopeningen bij een zeer laag debiet (2‑20 liter/uur) druppelsgewijs op de grond of meteen onder het grondoppervlak worden gebracht.
a) Minimumeisen voor waterkwaliteit
Tabel 2 — Kwaliteitseisen van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie
Legionella spp.: < 1 000 kve/l waar het risico van verstuiving in broeikassen aanwezig is
Rondwormen (wormeieren) ≤ 1 ei/l voor irrigatie van weidegewassen of diervoedergewassen Salmonella: geen [Am. 108]
B
Secundaire behandeling en desinfectie
≤ 100
In overeenstemming met Richtlijn 91/271/EEG van de Raad(31)
((bijlage I, tabel 1)
In overeenstemming met Richtlijn 91/271/EEG
((bijlage I, tabel 1)
—
C
Secundaire behandeling en desinfectie
≤ 1 000
—
D
Secundaire behandeling en desinfectie
≤ 10 000
—
Het teruggewonnen water wordt geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten in tabel 2 indien de metingen voldoen aan alle volgende criteria:
– 90 % of meer van de monsters voldoet aan de aangegeven waarden voor E. coli, Legionella spp. en rondwormen. Geen van de maximale monsterwaarden mag de maximale afwijkingsgrens van 1 log-eenheid van de aangegeven waarde voor E. coli en Legionella en 100 % van de aangegeven waarde voor rondwormen overschrijden. Dit vereiste moet waarborgen dat geen van de monsters salmonella bevat. [Am. 109]
– 90 % of meer van de monsters in klasse A voldoet aan de aangegeven waarden voor BZV5, TSS en troebelingsgraad. Geen van de maximale monsterwaarden mag de maximale afwijkingsgrens van 100 % van de aangegeven waarde overschrijden. [Am. 110]
b) Minimumeisen voor monitoring
Exploitanten van waterterugwinningsinstallaties dienen routinematig te monitoren of het teruggewonnen water voldoet aan de onder punt a) vastgestelde minimumeisen voor waterkwaliteit. De routinematige monitoring dient deel uit te maken van de verificatieprocedures voor het waterhergebruiksysteemwaterhergebruikproject. [Am. 111]
De monsters die moeten worden gebruikt om de naleving van de microbiologische parameters bij het nalevingspunt te controleren, worden genomen overeenkomstig norm EN ISO 19458. [Am. 112]
Tabel 3 — Minimumfrequenties voor routinematige monitoring van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie
Minimale monitoringfrequenties
Kwaliteitsklasse teruggewonnen water
E. coli
BZV5
TSS
Troebelingsgraad
Legionella spp.
(wanneer van toepassing)
Rondwormen
(wanneer van toepassing)
A
Eenmaal
per week
Eenmaal
per week
Eenmaal
per week
Doorlopend
Eenmaal
per week
Tweemaal per maand of frequentie zoals bepaald door de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie op basis van aantal eitjes in afvalwater dat de waterterugwinningsinstallatie binnenkomt
B
Eenmaal
per week
In overeenstemming met Richtlijn 91/271/EEG
((bijlage I, deel D)
In overeenstemming met Richtlijn 91/271/EEG
(bijlage I, deel D)
—
C
Tweemaal per maand
—
D
Tweemaal per maand
—
Validatiemonitoring moet worden uitgevoerd voordat een waterterugwinningsinstallatie in bedrijf wordt gesteld, wanneer apparatuur wordt gemoderniseerd en wanneer er nieuwe apparatuur of processen worden toegevoegd, en telkens wanneer een nieuwe vergunning wordt verleend of een bestaande vergunning wordt gewijzigd. [Am. 113]
De validatiemonitoring dient plaats te vinden voor klasse A, de strengste kwaliteitsklasse voor teruggewonnen water, om te beoordelen of er wordt voldaan aan de prestatiedoelen (log10-reductie). De validatiemonitoring behelst het meten van de indicatormicro-organismen voor elk van de groepen pathogenen (bacteriën, virussen en protozoa). De geselecteerde indicatormicro-organismen zijn E. coli voor pathogene bacteriën, F-specifieke colifagen, somatische colifagen of colifagen voor pathogene virussen, en sporen van Clostridium perfringens of sporenvormende sulfaatreducerende bacteriën voor protozoa. In tabel 4 staan de prestatiedoelen vermeld (log10-reductie) voor de validatiemonitoring op de geselecteerde indicatormicro-organismen waaraan bij de uitstroomopening van de waterterugwinningsinstallatie (het nalevingspunt) moet worden voldaan, rekening houdend met de concentraties ongezuiverd afvalwater dat de stedelijke waterzuiveringsinstallatie binnenkomt. Ten minste 90 % van de validatiesteekproeven moet de prestatiedoelen halen of overschrijden. [Am. 114]
Indien een biologische indicator in ongezuiverd afvalwater niet in een toereikende hoeveelheid voorkomt om de log10-reductie te halen, houdt het ontbreken van een dergelijke biologische indicator in dat aan de valideringseisen wordt voldaan. De mate waarin aan het nalevingsdoel is voldaan, kan worden vastgesteld aan de hand van een analytische controle, aangevuld met de prestatie die wordt toegekend aan afzonderlijke behandelingsstappen op basis van wetenschappelijk bewijs voor gevestigde standaardprocedures, zoals gepubliceerde gegevens van testrapporten, case studies, enz., of op basis van laboratoriumtests onder gecontroleerde omstandigheden voor innovatieve behandeling. [Am. 115]
Tabel 4 — Validatiemonitoring van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie
Kwaliteitsklasse
teruggewonnen
water
Indicatormicro-organismen (*)
Prestatiestreefwaarden voor de zuiveringsketen
(log10-reductie)
A
E. coli
≥ 5,0
Totaal aantal colifagen/F-specifieke colifagen/somatische colifagen/colifagen(**)
(*) De referentiepathogenen Campylobacter, Rotavirus en Cryptosporidium kunnen ook in plaats van de voorgestelde indicatormicro-organismen voor validatiemonitoringdoeleinden worden gebruikt. Daarbij zijn dan de volgende log10-reductiestreefwaarden van toepassing: Campylobacter (≥ 5,0), Rotavirus (≥ 6,0) and Cryptosporidium (≥ 5,0). De nationale gezondheidsautoriteit kan verdere indicatoren vaststellen per specifiek geval, wanneer dat gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van het milieu en van de gezondheid van mens en dier te garanderen. [Am. 116]
(**) Totaal aantal colifagen wordt geselecteerd als de meest geschikte indicator voor virussen. Indien het echter niet mogelijk is om het totaal aantal colifagen te analyseren, moet ten minste één ervan (F-specifieke of somatische colifagen) worden geanalyseerd. Indien het totaal aantal colifagen in ongezuiverd afvalwater niet in een toereikende hoeveelheid voorkomt, kan de mate waarin aan het nalevingsdoel is voldaan worden vastgesteld aan de hand van de toevoeging van de prestatie die wordt toegekend aan afzonderlijke behandelingsstappen op basis van wetenschappelijk bewijs voor gevestigde standaardprocedures, zoals gepubliceerde gegevens van testrapporten, case studies, enz., of op basis van laboratoriumtests onder gecontroleerde omstandigheden voor innovatieve behandeling. [Am. 117]
(***) Sporen van Clostridium perfringens wordt geselecteerd als de geschiktste indicator voor protozoa. Sporenvormende sulfaatreducerende bacteriën vormen echter een alternatief indien de concentratie Clostridium perfringens-sporen het niet mogelijk maakt om de gewenste log10-verwijdering te valideren. Indien Clostridum perfringens in ongezuiverd afvalwater niet in een toereikende hoeveelheid voorkomt, kan de mate waarin aan het nalevingsdoel is voldaan worden vastgesteld aan de hand van de toevoeging van de prestatie die wordt toegekend aan afzonderlijke behandelingsstappen op basis van wetenschappelijk bewijs voor gevestigde standaardprocedures, zoals gepubliceerde gegevens van testrapporten, case studies, enz., of op basis van laboratoriumtests onder gecontroleerde omstandigheden voor innovatieve behandeling. [Am. 118]
De analysemethoden voor monitoring dienen te worden gevalideerd en gedocumenteerd door de exploitant in overeenstemming met EN ISO/IEC‑17025 of andere nationale of internationale normen die dezelfde kwaliteit waarborgen. De exploitant van de waterterugwinningsinstallatie ziet erop toe dat de voor de validatiemonitoring geselecteerde laboratoria kwaliteitsbeheersystemen toepassen die in overeenstemming zijn met EN ISO/IEC-17025. [Am. 119]
Bijlage II
a) Belangrijkste risicobeheertaken [Am. 120]
-1. Een haalbaarheidsanalyse verrichten van de geplande waterterugwinningsinstallatie, waarin ten minste rekening wordt gehouden met de kosten van de ontwikkeling van de installatie afgezet tegen de regionale vraag naar teruggewonnen water, de potentiële eindgebruikers en de behoefte aan gezuiverd water van de installatie, en waarin de kwaliteit van het gezuiverde water dat de installatie binnenkomt wordt beoordeeld. [Am. 121]
1. Het systeem voor waterhergebruik omschrijven, vanaf het punt waar het afvalwater de stedelijke waterzuiveringsinstallatie binnenkomt tot het gebruikspunt, inclusief de oorsprong van het afvalwater, de zuiveringsstappen en -technologieën in de waterterugwinningsinstallatie, de aanvoer- en opslaginfrastructuur, het beoogd gebruik, de gebruikslocatie en de te leveren hoeveelheden teruggewonnen water. Het doel van deze taak is een gedetailleerde beschrijving te geven van het volledige systeem voor waterhergebruik.
2. Potentiële gevaren identificeren, in het bijzonder de aanwezigheid van verontreinigende stoffen en pathogenen en potentiële gevaarlijke incidenten zoals een mislukte waterzuivering, lekkage of contaminatie in het beschreven systeem voor waterhergebruik.
3. Omgevingen, populaties en personen identificeren die het risico lopen om rechtstreeks of indirect te worden blootgesteld aan de geïdentificeerde gevaren, rekening houdend met specifieke omgevingsfactoren zoals de plaatselijke hydrogeologie, topologie, bodemsoort en ecologie, en met factoren die verband houden met het soort gewas en landbouwpraktijken. De beoordeling van de gezondheidsrisico's, met inbegrip van de gevarenidentificatie, de dosis-respons, de beoordeling van de blootstelling en de risicokarakterisering worden in aanmerking genomen in alle stadia van het systeem voor het hergebruik van afvalwater. Ook moeten eventuele onherstelbare of langdurige negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de waterterugwinningsactiviteiten, waaronder eventuele negatieve gevolgen voor ecologische debieten, met aandacht voor levering, opslag en gebruik, worden overwogen. [Am. 122]
4. Een risicobeoordeling uitvoeren waarin wordt gekeken naar de risico's voor het milieu en voor de gezondheid van mensen en dieren en waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de geïdentificeerde potentiële gevaren, omgevingen en populaties en personen die risico lopen aan die gevaren te worden blootgesteld, de ernst van mogelijke gevolgen van die gevaren, alsmede alle relevante EU- en nationale wetgeving, richtsnoeren en minimumeisen met betrekking tot voedsel en diervoeder en de veiligheid van werknemers en milieudoelstellingen.Er kan gebruik worden gemaakt van kwalitatieve studies voor het uitvoeren van risicobeoordelingen. Bij wetenschappelijke onzekerheid op het gebied van risicokarakterisering moet het voorzorgsbeginsel worden toegepast. [Am. 123]
De risicobeoordeling dient de volgende elementen te omvatten:
a) een beoordeling van milieurisico's, met inbegrip van alle volgende elementen:
i. bevestiging van de aard van de gevaren, inclusief, voor zover van toepassing, het voorspelde niveau zonder effect;
ii. beoordeling van het potentiële blootstellingsbereik;
iii. karakterisering van het risico.
b) een beoordeling van risico's voor de gezondheid van de mens, inclusief:
i. bevestiging van de aard van de gevaren, in voorkomend geval met inbegrip van de dosis-reactieverhouding, in samenwerking met de gezondheidsautoriteiten; [Am. 124]
ii. beoordeling van het potentiële dosis- of blootstellingsbereik;
iii. karakterisering van het risico.
In de risicobeoordeling moetmoeten ten minste rekening worden gehouden met de volgende vereisten en verplichtingen worden nageleefd: [Am. 125]
c) dat waterverontreiniging als gevolg van nitraten wordt gereduceerd en voorkomen, in overeenstemming met Richtlijn 91/676/EEG;
d) dat beschermde waterwingebieden voldoen aan de vereisten van Richtlijn 98/83/EG;
e) dat de milieudoelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG worden gehaald;
f) dat grondwaterverontreiniging wordt voorkomen, overeenkomstig Richtlijn 2006/118/EG;
g) dat de milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen van Richtlijn 2008/105/EG worden gerespecteerd;
h) dat wordt voldaan aan de milieukwaliteitsnormen voor verontreinigende stoffen van nationaal belang (d.w.z. stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen) van Richtlijn 2000/60/EG;
i) dat wordt voldaan aan de kwaliteitsnormen voor zwemwater van Richtlijn 2006/7/EG;
j) inzake de bescherming van het milieu, en met name van de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, van Richtlijn 86/278/EEG;
k) inzake levensmiddelenhygiëne van Verordening (EG) nr. 852/2004 en de richtsnoeren in de kennisgeving van de Commissie inzake een richtsnoer voor de aanpak van microbiologische risico's in vers fruit en verse groenten bij de primaire productie door middel van een goede hygiëne;
l) voor diervoederhygiëne van Verordening (EG) nr. 183/2005;
m) dat wordt voldaan aan de relevante microbiologische criteria van Verordening (EG) nr. 2073/2005;
n) inzake de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen van Verordening (EG) nr. 1881/2006;
o) inzake maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van Verordening (EG) nr. 396/2005;
p) inzake diergezondheid in Verordening (EG) nr. 1069/2009 en (EU) nr. 142/2011.
b) Voorwaarden met betrekking tot de aanvullende eisen [Am. 126]
5. Voor zover nodig en aangewezen om een voldoendeadequate mate van bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens te waarborgen, dienen er, naast de in bijlage I vermelde vereisten, aanvullende en/of strengere vereisten voor waterkwaliteit en monitoring te worden vastgesteld.
Afhankelijk van de uitkomst van de onder 4) bedoelde risicobeoordeling kunnen Dergelijke aanvullende vereisten kunnen in het bijzonder betrekking hebben op:
a) zware metalen;
b) pesticiden;
c) bijproducten van desinfectie;
d) farmaceutische producten;
d bis) de aanwezigheid van microplastics;
e) andere, zorgwekkend wordende stoffenverontreinigende stoffen waarvan een significante aanwezigheid is aangetoond bij milieu- en volksgezondheidsanalyses die op lokaal niveau zijn uitgevoerd;
f) antimicrobiële resistentie. [Am. 127]
c) Preventieve maatregelen [Am. 128]
6. Identificatie van preventieve maatregelen die inmiddels zijn uitgevoerd of die zouden moeten worden uitgevoerd om risico's te beperken zodat alle geïdentificeerde risico's afdoende kunnen worden beheerst.
Dergelijke preventieve maatregelen omvatten onder meer:
a) toegangscontrole;
b) aanvullende maatregelen voor desinfectie of verwijdering van verontreinigende stoffen;
c) specifieke irrigatietechnologie om het risico van de vorming van aerosolen te beperken (bv. druppelirrigatie);
d) ondersteuning voor het bestrijden van pathogenen vóór de oogst;
e) vaststelling van minimale veiligheidsafstanden.
Eventueel relevante specifieke preventieve maatregelen staan vermeld in tabel 1.
Tabel 1 — Specifieke preventieve maatregelen
Kwaliteitsklasse
teruggewonnen
water
Specifieke preventieve maatregelen
A
— Varkens mogen niet worden blootgesteld aan diervoeder dat is geïrrigeerd met teruggewonnen water tenzij er voldoende gegevens beschikbaar zijn die erop wijzen dat de risico's voor een specifiek geval beheersbaar zijn.
B
— Verbod op het oogsten van geïrrigeerd producten die nat zijn of gevallen producten.
— Melkvee buiten het weiland houden totdat het weiland droog is.
— Diervoeder moet worden gedroogd of ingekuild alvorens het te verpakken.
— Varkens mogen niet worden blootgesteld aan diervoeder dat is geïrrigeerd met teruggewonnen water tenzij er voldoende gegevens beschikbaar zijn die erop wijzen dat de risico's voor een specifiek geval beheersbaar zijn.
C
— Verbod op het oogsten van geïrrigeerd producten die nat zijn of gevallen producten.
— Grazende dieren moeten vijf dagen na de laatste irrigatie buiten het weiland worden gehouden.
— Diervoeder moet worden gedroogd of ingekuild alvorens het te verpakken.
— Varkens mogen niet worden blootgesteld aan diervoeder dat is geïrrigeerd met teruggewonnen water tenzij er voldoende gegevens beschikbaar zijn die erop wijzen dat de risico's voor een specifiek geval beheersbaar zijn.
D
— Verbod op het oogsten van geïrrigeerd producten die nat zijn of gevallen producten.
7. Zorgen voor adequate kwaliteitsmonitoringsystemen en -procedures, met inbegrip van monitoring van de relevante parameters van het teruggewonnen water, en voor adequate programma's voor onderhoud van apparatuur.
8. Zorgen voor milieumonitoringsystemen die alle eventuele negatieve effecten van het hergebruik van water detecteren, dat op basis van de monitoring feedback wordt geleverd, en dat alle processen en procedures correct worden gevalideerd en gedocumenteerd.
Het strekt tot aanbeveling dat de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie een kwaliteitsbeheersysteem volgens ISO 9001 of gelijkwaardig opzet en in stand houdt.
8 bis. Ervoor zorgen dat de terugwinningsinstallatie is uitgerust met een alternatieve manier van lozen van het gezuiverde afvalwater dat niet opnieuw wordt gebruikt. [Am. 129]
9. Zorgen voor een systeem dat passend is om incidenten en noodsituaties te beheren, met inbegrip van procedures om alle relevante partijen naar behoren van dergelijke voorvallen in kennis te stellen, en een calamiteitenplan, dat regelmatig wordt geactualiseerd.
9 bis. Ervoor zorgen dat het distributienet voor teruggewonnen water gescheiden wordt aangelegd op een manier die geen risico op verontreiniging van het leiding- en distributienet van voor menselijke consumptie bestemd water oplevert. [Am. 130]
9 ter. Ervoor zorgen dat het distributienet voor teruggewonnen water naar behoren wordt gemarkeerd en, waar het wordt aangelegd met openingen voor de afvoer van hemelwater, op een passende manier wordt aangegeven met duidelijk zichtbare tekens, ook als het afvalwater wordt vermengd met water van andere herkomst. [Am. 131]
9 quater. Zorgen voor de invoering van coördinatiemechanismen tussen de verschillende actoren ter waarborging van de veilige productie en het veilige gebruik van teruggewonnen water. [Am. 132]
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6).
Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).
Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PB L 64 van 4.3.2006, blz. 37).
Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19).
Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).
Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).
Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).