Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2080(INL)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0050/2019

Ingediende teksten :

A8-0050/2019

Debatten :

PV 11/02/2019 - 17
CRE 11/02/2019 - 17

Stemmingen :

PV 12/02/2019 - 9.19
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2019)0080

Aangenomen teksten
PDF 160kWORD 58k
Dinsdag 12 februari 2019 - Straatsburg
Statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (statuut van de Europese Ombudsman)
P8_TA(2019)0080A8-0050/2019
Resolutie
 Bijlage

Resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2019 over de ontwerpverordening van het Europees Parlement inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom (2018/2080(INL)2019/0900(APP))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 228, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien de artikelen 41 en 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de artikelen 45 en 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en het advies van de Commissie verzoekschriften (A8-0050/2019),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de bijgevoegde ontwerpverordening;

2.  verzoekt zijn Voorzitter de bijgevoegde ontwerpverordening te doen toekomen aan de Raad en de Commissie in het kader van de procedure van artikel 228, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter, nadat de Raad de bijgevoegde ontwerpverordening na advies van de Commissie heeft goedgekeurd, te zorgen voor publicatie van de verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.


BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE

Ontwerpverordening van het Europees Parlement inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 228, lid 4,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van de Raad,

Gezien het advies van de Commissie,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de ombudsman moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 20, lid 2, onder d), en artikel 228, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(2)  Meer bepaald wordt in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie het recht op behoorlijk bestuur als een grondrecht van de Europese burgers erkend. In artikel 43 van het Handvest is het recht neergelegd om zich in verband met gevallen van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen en instanties tot de Europese ombudsman te wenden. Met het oog op de doeltreffendheid van deze rechten en teneinde de ombudsman beter in staat te stellen om grondig en onpartijdig onderzoek te verrichten, moet de ombudsman kunnen beschikken over alle instrumenten die nodig zijn om de in de Verdragen en onderhavige verordening bedoelde taken met succes te kunnen uitvoeren.

(3)  Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement(1) is laatstelijk gewijzigd in 2008. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 werd voorzien in een nieuw rechtskader voor de Unie. Meer bepaald is het Europees Parlement overeenkomstig artikel 228, lid 4, VWEU, bevoegd om, na advies van de Commissie en met goedkeuring van de Raad, bij verordeningen het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de ombudsman vast te stellen. Het is dan ook wenselijk om Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom in te trekken en te vervangen door een verordening overeenkomstig de nu geldende rechtsgrondslag.

(4)  Bij de vaststelling van de voorwaarden waaronder een klacht bij de ombudsman kan worden ingediend, moet het beginsel van volledige, vrije en gemakkelijke toegang in acht worden genomen, onverminderd specifieke beperkingen met betrekking tot de samenloop van nieuwe of lopende gerechtelijke of administratieve procedures.

(5)  Als de ombudsman van oordeel is dat een instelling, orgaan of instantie van de Unie niet op de juiste wijze uitvoering geeft aan een rechterlijke uitspraak, kan hij aanbevelingen doen.

(6)  Het is noodzakelijk de procedures vast te stellen die moeten worden gevolgd wanneer uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat er sprake is van wanbeheer. Ook moet worden bepaald dat de ombudsman aan het einde van iedere jaarlijkse zitting bij het Europees Parlement een omvattend verslag moet indienen.

(7)  Ter versterking van de rol van de ombudsman is het wenselijk de ombudsman in staat te stellen om, naast diens primaire taak om klachten te behandelen, op eigen initiatief onderzoeken in te stellen om herhaalde of zeer ernstige gevallen van wanbeheer op te sporen en goede administratieve praktijken binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie te bevorderen.

(8)  Om de doeltreffendheid van het optreden van de ombudsman te vergroten, moet de ombudsman het recht hebben om uit eigen beweging of naar aanleiding van een klacht onderzoek te verrichten in vervolg op eerder onderzoek om vast te stellen of en zo ja in hoeverre de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan gevolg heeft gegeven aan de gedane aanbevelingen. De ombudsman moet voorts het recht hebben om in het jaarverslag van de ombudsman aan het Europees Parlement een beoordeling op te nemen van het nalevingspercentage van de aanbevelingen van de ombudsman, alsook een beoordeling van de toereikendheid van de middelen waarover de ombudsman kan beschikken om alle in de Verdragen en onderhavige verordening bedoelde taken te vervullen.

(9)  De ombudsman moet toegang hebben tot alle elementen die nodig zijn voor de uitoefening van het ambt van de ombudsman. Daartoe moeten de instellingen, organen en instanties van de Unie worden verplicht de ombudsman alle inlichtingen te verstrekken waarom deze verzoekt, onverminderd de verplichtingen die krachtens Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad(2) op de ombudsman rusten. Toegang tot gerubriceerde gegevens en documenten moet uitsluitend worden verleend indien de regels inzake de verwerking van vertrouwelijke informatie van de betrokken instellingen, organen of instanties van de Unie worden nageleefd. De instellingen, organen of instanties die gerubriceerde gegevens of documenten verstrekken, moeten de ombudsman van de rubricering daarvan op de hoogte stellen. Voor de tenuitvoerlegging van de regels inzake de verwerking van vertrouwelijke informatie door de betrokken instellingen, organen of instanties van de Unie, moet de ombudsman vooraf met de betrokken instellingen, organen of instanties overeenstemming bereiken over de voorwaarden voor de behandeling van gerubriceerde gegevens of documenten en andere informatie die onder de verplichting inzake beroepsgeheim valt. Indien de ombudsman van oordeel is dat de gevraagde bijstand niet wordt verleend, moet de ombudsman hiervan melding maken aan het Europees Parlement, dat passende stappen dient te ondernemen.

(10)  De ombudsman en het personeel van de ombudsman moeten verplicht worden de informatie waarvan zij in het kader van de uitoefening van hun taken kennis hebben genomen, geheim te houden. Indien de ombudsman evenwel in het kader van een onderzoek kennis heeft genomen van feiten die de ombudsman onder het strafrecht vallen, dient de ombudsman de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte brengen. De ombudsman moet ook de betrokken instellingen, organen of instanties van de Unie op de hoogte kunnen brengen van feiten die ongeoorloofd gedrag van een van hun personeelsleden aan het licht brengen.

(11)  Er moet rekening worden gehouden met de recente wijzigingen met betrekking tot de bescherming van de financiële belangen van de Unie tegen strafbare feiten, met name de instelling van het Europees Openbaar Ministerie bij Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(3), zodat de ombudsman het Europees Openbaar Ministerie in kennis kan stellen van alle informatie die onder de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie valt. Met het oog op de volledige eerbiediging van het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging zoals neergelegd in artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is het voorts wenselijk dat de ombudsman bij de kennisgeving aan het Europees Openbaar Ministerie van onder de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie vallende informatie, aan de betrokken persoon en aan de klager melding doet van deze kennisgeving.

(12)  De ombudsman moet kunnen samenwerken met soortgelijke instanties in de lidstaten, met eerbiediging van de toepasselijke nationale wetgeving. Het is voorts wenselijk om stappen te nemen om de ombudsman in staat te stellen samen te werken met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, aangezien een dergelijke samenwerking kan leiden tot een doeltreffender uitvoering door de ombudsman van zijn taken.

(13)  Het is de taak van het Europees Parlement om de ombudsman aan het begin en voor de duur van elke zittingsperiode te benoemen. De ombudsman moet worden gekozen uit een lijst van personen die Unieburgers zijn en alle vereiste waarborgen van onafhankelijkheid en bekwaamheid bieden. Ook dient te worden vastgesteld onder welke voorwaarden de ambtsvervulling van de ombudsman eindigt en dienen de voorwaarden voor vervanging van de ombudsman te worden vastgesteld.

(14)  Het ambt van de ombudsman dient in volledige onafhankelijkheid te worden uitgeoefend. Hiertoe moet de ombudsman zich plechtig verbinden bij de ambtsaanvaarding ten overstaan van het Hof van Justitie. De onverenigbaarheden, de bezoldiging en de voorrechten en immuniteiten van de ombudsman moeten worden vastgesteld.

(15)  Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de zetel van de ombudsman, waarbij de zetel van de ombudsman gelijk moet zijn aan die van het Europees Parlement. Voorts moeten er niet alleen bepalingen worden vastgesteld inzake de ambtenaren en personeelsleden van het secretariaat dat de ombudsman zal bijstaan, maar ook inzake de begroting daarvoor.

(16)  Het is aan de ombudsman om de uitvoeringsbepalingen voor deze verordening vast te stellen. Teneinde de rechtszekerheid en de hoogste normen voor de uitoefening van het ambt van de ombudsman te waarborgen, moet in deze verordening worden vastgesteld welke voorschriften minimaal in de uitvoeringsbepalingen opgenomen moeten worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.  Bij deze verordening worden het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de ombudsman ("statuut van de Europese ombudsman") vastgesteld.

2.  De ombudsman handelt onafhankelijk van de instellingen, organen en instanties van de Unie, overeenkomstig de krachtens de Verdragen aan de ombudsman toegekende bevoegdheden, en houdt naar behoren rekening met de artikelen 20, lid 2, onder d), en 228 VWEU, alsook met artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betreffende het recht op behoorlijk bestuur.

3.  Bij de uitvoering van de in de Verdragen en in deze verordening genoemde taken mag de ombudsman niet interveniëren in een procedure voor een rechterlijke instantie en evenmin de gegrondheid van een rechterlijke beslissing of de bevoegdheid van een rechterlijke instantie om een uitspraak te doen, ter discussie stellen.

Artikel 2

1.  De ombudsman helpt bij het aan het licht brengen van wanbeheer bij de activiteiten van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van diens gerechtelijke taken, en doet waar passend aanbevelingen om het wanbeheer te beëindigen. Over het optreden van andere autoriteiten of personen kan bij de ombudsman geen klacht worden ingediend.

2.  Elke Unieburger of elke natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft het recht zich rechtstreeks of via een lid van het Europees Parlement tot de ombudsman te wenden met een klacht over een geval van wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak. De ombudsman stelt de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan onmiddellijk in kennis wanneer een klacht is ingediend bij de Ombudsman, met inachtneming van de Unienormen op het gebied van gegevensbescherming.

3.  In de klacht moeten het onderwerp van de klacht en de identiteit van de klager duidelijk worden vermeld. De klager kan verzoeken om vertrouwelijke behandeling van de klacht of delen daarvan.

4.  De klacht moet zijn ingediend binnen drie jaar na de datum waarop de klager in kennis is gesteld van de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen. Voorafgaand aan de klacht moeten de passende administratieve stappen bij de betrokken instellingen, organen en instanties zijn ondernomen.

5.  De ombudsman bepaalt of een klacht binnen het mandaat van de ombudsman valt en, zo ja, of de klacht ontvankelijk is. Wanneer een klacht buiten dat mandaat valt of niet ontvankelijk is, kan de ombudsman, alvorens het dossier te sluiten, de klager adviseren zich tot een andere instantie te wenden.

6.  Bij de ombudsman ingediende klachten schorsen de voor een beroep op de rechter of een administratief beroep vastgestelde termijnen niet.

7.  Wanneer de ombudsman vanwege een lopende of afgeronde gerechtelijke procedure over de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen een klacht niet-ontvankelijk moet verklaren of moet stoppen met de behandeling ervan, worden de resultaten van het onderzoek dat de ombudsman eventueel reeds heeft verricht ter zijde gelaten.

8.  Met de uitzondering van klachten die verband houden met seksuele intimidatie, mogen enkel klachtenworden ingediend over de arbeidsverhoudingen tussen de instellingen, organen en instanties van de Unie en hun ambtenaren en andere personeelsleden, indien alle mogelijkheden tot het indienen van interne administratieve verzoeken en klachten, met name de procedures bedoeld in artikel 90 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vervat in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad(4) ("het Statuut"), door de betrokkene zijn uitgeput en nadat de termijnen voor beantwoording door de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan zijn verstreken.

9.  De ombudsman stelt de klager zo spoedig mogelijk in kennis van het gevolg dat aan zijn klacht is gegeven.

Artikel 3

1.  De ombudsman verricht op eigen initiatief of naar aanleiding van een klacht alle onderzoeken, met inbegrip van onderzoeken naar aanleiding van eerdere onderzoeken, die de ombudsman nodig acht voor het ophelderen van vermoede gevallen van wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie. De ombudsman treedt op zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming nodig is en informeert de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan tijdig over een dergelijk optreden. De betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan kan de ombudsman nuttige opmerkingen of bewijsstukken doen toekomen. De ombudsman kan de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan ook verzoeken om indiening van dergelijke opmerkingen of bewijsstukken.

2.  Onverminderd de primaire taak van de ombudsman, namelijk het afhandelen van klachten, kan de ombudsman op eigen initiatief onderzoeken instellen met een strategischer karakter, om herhaalde of zeer ernstige gevallen van wanbeheer vast te stellen, goede administratieve praktijken binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie te bevorderen of proactief structurele aangelegenheden van openbaar belang die onder de bevoegdheid van de ombudsman vallen aan te pakken.

3.  De ombudsman kan, voordat hij aanbevelingen doet of in enig stadium daarna, een gestructureerde en regelmatige dialoog met de instellingen, organen en instanties aangaan en openbare raadplegingen organiseren. De ombudsman kan tevens de vooruitgang van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan systematisch analyseren en beoordelen en verdere aanbevelingen doen.

4.  De instellingen, organen en instanties van de Unie verstrekken de ombudsman alle informatie waarom de ombudsman heeft verzocht en verlenen de ombudsman toegang tot de betrokken dossiers. Bij het verlenen van toegang tot gerubriceerde gegevens of documenten worden de regels inzake de verwerking van vertrouwelijke informatie van de betrokken instellingen, organen of instanties nageleefd.

De instellingen, organen of instanties die gerubriceerde gegevens of documenten verstrekken overeenkomstig de eerste alinea, stellen de ombudsman vooraf van deze rubricering in kennis.

Voor de tenuitvoerlegging van de in de eerste alinea bedoelde regels moet de ombudsman vooraf met de betrokken instellingen, organen of instanties overeenstemming bereiken over de voorwaarden voor de behandeling van gerubriceerde gegevens of documenten.

De betrokken instellingen, organen of instanties verlenen slechts toegang tot documenten van een lidstaat die op grond van een wettelijke bepaling als geheim geclassificeerd zijn, nadat de diensten van de ombudsman passende maatregelen hebben genomen en waarborgen hebben vastgesteld inzake de behandeling van documenten die een gelijkwaardig niveau van vertrouwelijkheid garanderen, in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de veiligheidsregels van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie.

Ambtenaren en andere personeelsleden van de instellingen, organen en instanties van de Unie leggen op verzoek van de ombudsman een getuigenis af over feiten die verband houden met een lopend onderzoek van de ombudsman. Zij spreken namens hun instelling, orgaan of instantie. Zij blijven gebonden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regels waaraan zij onderworpen zijn. Als zij gebonden zijn door het beroepsgeheim, wordt dit beroepsgeheim niet geacht ook informatie te omvatten die van belang is in verband met klachten of onderzoeken naar intimidatie of wanbeheer.

5.  De ombudsman onderzoekt op gezette tijden de procedures in verband met het administratieve optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie en beoordeelt of deze volstaan om belangenconflicten doeltreffend te voorkomen, onpartijdigheid te waarborgen en de volledige eerbiediging van het recht op behoorlijk bestuur te waarborgen. De ombudsman kan op alle niveaus mogelijkerwijs tot wanbeheer leidende belangenconflicten vaststellen en beoordelen, in welk geval de ombudsman specifieke conclusies opstelt en het Parlement in kennis stelt van de daaromtrent gedane bevindingen.

6.  Voor zover hun nationale recht dit toestaat, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de ombudsman, op verzoek van de ombudsman of op eigen initiatief, binnen een zo kort mogelijke tijdspanne alle informatie of documenten die licht kunnen werpen op gevallen van wanbeheer door de instellingen, organen of instanties van de Unie. Indien dergelijke informatie of een dergelijk document valt onder het nationale recht inzake de verwerking van vertrouwelijke informatie of onder bepalingen op grond waarvan de informatie niet mag worden gedeeld, kan de betrokken lidstaat de ombudsman toegang bieden tot deze informatie of tot dit document, mits de ombudsman zich ertoe verbindt deze informatie of dit document te verwerken met instemming van de bevoegde informatieverstrekkende autoriteit. Er wordt in ieder geval een gedetailleerde beschrijving van het document verstrekt.

7.  Wanneer de door de ombudsman gevraagde bijstand niet wordt verleend, meldt de ombudsman dit aan het Europees Parlement, dat passende stappen dient te ondernemen.

8.  Wanneer na onderzoek wordt geconstateerd dat er sprake is van wanbeheer, stelt de ombudsman de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan hiervan in kennis en doet de ombudsman, waar passend, aanbevelingen. De betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan doet de ombudsman binnen een termijn van drie maanden een gedetailleerd standpunt toekomen. De ombudsman kan deze termijn op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan met maximaal twee maanden verlengen. Wanneer de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan nalaat om de ombudsman binnen drie maanden of binnen de verlengde termijn een standpunt te doen toekomen, kan de ombudsman het onderzoek zonder dat standpunt afsluiten.

9.  De ombudsman zendt vervolgens een verslag aan de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan en, met name wanneer de aard of de omvang van het wanbeheer dat is geconstateerd zulks vereist, aan het Europees Parlement. De ombudsman kan in het verslag aanbevelingen doen. De klager wordt door de ombudsman in kennis gesteld van het resultaat van het onderzoek, van het standpunt van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan, alsmede van de eventuele aanbevelingen in het verslag van de ombudsman.

10.  Indien passend kan de ombudsman in verband met een onderzoek naar de activiteiten van een instelling, orgaan of instantie van de Unie op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement op het meest passende niveau verschijnen voor het Europees Parlement.

11.  De ombudsman tracht zoveel mogelijk met de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan tot een oplossing te komen om een einde te maken aan het wanbeheer en met betrekking tot de ingediende klacht genoegdoening te verschaffen. De ombudsman stelt de klager in kennis van de voorgestelde oplossing en van de eventuele opmerkingen van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan. De klager heeft het recht om desgewenst opmerkingen bij de ombudsman in te dienen, alsmede, op enig tijdstip, aanvullende informatie die niet bekend was op het tijdstip waarop de klacht werd ingediend.

12.  Aan het einde van elke jaarlijkse zitting legt de ombudsman het Europees Parlement een verslag voor met het resultaat van de verrichte onderzoeken. Dit verslag bevat onder meer een beoordeling van de naleving van de aanbevelingen van de ombudsman, alsook een beoordeling van de toereikendheid van de middelen waarover de ombudsman kan beschikken voor het verrichten van de opgedragen taken. Over deze beoordelingen kunnen ook afzonderlijke verslagen worden opgesteld.

Artikel 4

De ombudsman en het personeel van de ombudsman behandelen verzoeken om toegang van het publiek tot andere documenten dan die bedoeld in artikel 6, lid 1 overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 1049/2001 gestelde voorwaarden en beperkingen.

Met betrekking tot klachten over het recht op toegang van het publiek tot door een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie ontvangen documenten, doet de ombudsman na een gedegen analyse en alle noodzakelijke afwegingen een aanbeveling inzake de toegang tot die documenten. De betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan reageert binnen de in Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde termijnen. Indien de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan geen gevolg geeft aan de aanbeveling van de ombudsman om toegang te verschaffen tot documenten, dient zij of hij deze weigering naar behoren te motiveren. In dat geval stelt de ombudsman de klager op de hoogte van de beschikbare rechtsmiddelen, waaronder de procedures om de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 5

De ombudsman beoordeelt op gezette tijden de beleidsmaatregelen en de evaluaties van procedures die overeenkomstig artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren binnen de betrokken instellingen, organen en agentschappen van kracht zijn (“klokkenluiders”), en formuleert, waar nodig, concrete aanbevelingen ter verbetering daarvan om de volledige bescherming van ambtenaren en andere personeelsleden die feiten melden overeenkomstig artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren te waarborgen. De ombudsman kan op verzoek op vertrouwelijke wijze informatie, onpartijdig advies en deskundige begeleiding verstrekken aan ambtenaren of andere personeelsleden over de aan te nemen passende houding wanneer er sprake is van de in artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren bedoelde feiten, waaronder over het toepassingsgebied van de relevante Unierechtelijke bepalingen.

De ombudsman kan op basis van de informatie die is verstrekt door ambtenaren of andere personeelsleden die feiten melden overeenkomstig artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren, die op vertrouwelijke en anonieme wijze meldingen mogen doen, een onderzoek instellen wanneer de beschreven feiten wanbeheer uitmaken in een instelling, orgaan of instantie van de Unie. Met het oog hierop kan van de toepasselijke bepalingen van het Statuut inzake geheimhouding worden afgeweken.

Artikel 6

1.  De ombudsman en het personeel van de ombudsman, op wie artikel 339 VWEU en artikel 194 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn, mogen de gegevens en documenten waarvan zij in het kader van hun onderzoek kennis hebben genomen niet verspreiden. Zij zijn er met name toe gehouden aan de ombudsman verstrekte gerubriceerde gegevens of documenten die vallen onder het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens, evenals gegevens die de klager of andere betrokken personen schade zouden kunnen berokkenen, niet openbaar te maken, zulks onverminderd lid 2.

2.  Indien de ombudsman van oordeel is dat feiten die tijdens een onderzoek aan het licht gekomen zijn mogelijk verband houden met het strafrecht, stelt de ombudsman de bevoegde nationale autoriteiten en, voor zover het onderwerp binnen hun bevoegdheden valt, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Europees Openbaar Ministerie hiervan in kennis. In voorkomend geval stelt de ombudsman ook de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie waartoe de betrokken ambtenaar of het betrokken personeelslid behoort hiervan in kennis, die in een dergelijk geval toepassing kan geven aan artikel 17, tweede alinea, van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.

De ombudsman kan voorts de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie in kennis stellen van de feiten op basis waarvan het gedrag van een van hun personeelsleden in twijfel wordt getrokken en van aanhoudende activiteiten die ten gevolg hebben dat het lopende onderzoek wordt belemmerd.

De ombudsman stelt de klager en andere betrokken personen van wie de identiteit bekend is, hiervan in kennis.

Artikel 7

1.  De ombudsman kan, mits inachtneming van het toepasselijke nationale recht, samenwerken met soortgelijke instanties in de lidstaten.

2.  In het kader van het ambt van de ombudsman werkt de ombudsman samen met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en met andere instellingen en organen, waarbij overlapping met hun activiteiten wordt vermeden.

Artikel 8

1.  De ombudsman wordt gekozen en is herbenoembaar overeenkomstig artikel 228, lid 2, VWEU.

2.  De ombudsman wordt gekozen uit vooraanstaande personen die Unieburgers zijn, alle burger- en politieke rechten bezitten, alle waarborgen van onafhankelijkheid bieden, in de voorgaande drie jaar noch deel uit hebben gemaakt van een nationale regering noch lid zijn geweest van een van de instellingen van de Unie, voldoen aan vereisten inzake onafhankelijkheid die gelijkwaardig zijn aan die welke in hun land worden gesteld voor de uitoefening van een rechterlijke functie en beschikken over erkende bekwaamheid en ervaring voor de uitoefening van het ambt van ombudsman.

Artikel 9

1.  De ambtsvervulling van de ombudsman als bedoeld in de Verdragen en onderhavige verordening eindigt bij het verstrijken van de ambtsperiode of bij vrijwillig ontslag of ontheffing uit het ambt.

2.  Behalve bij ontheffing uit het ambt, blijft de ombudsman in functie tot er een nieuwe ombudsman is gekozen.

3.  Wanneer de ambtsvervulling voortijdig eindigt, wordt binnen drie maanden na het vacant komen van de post een nieuwe ombudsman benoemd voor de resterende duur van de zittingsperiode van het Europees Parlement. Totdat een nieuwe ombudsman is gekozen, is het in artikel 13, lid 2, bedoelde hoofd van het secretariaat verantwoordelijk voor dringende aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de ombudsman vallen.

Artikel 10

Wanneer het Europees Parlement voornemens is om overeenkomstig artikel 228, lid 2, VWEU te verzoeken om ambtsontheffing van de ombudsman, hoort het de ombudsman alvorens een dergelijk verzoek te doen.

Artikel 11

1.  Bij de uitoefening van de in de Verdragen en in deze verordening genoemde taken handelt de ombudsman in overeenstemming met artikel 228, lid 3, VWEU. De ombudsman onthoudt zich van elke handeling die onverenigbaar is met aard van deze taken.

2.  Bij zijn ambtsaanvaarding verbindt de ombudsman zich er ten overstaan van het Hof van Justitie in voltallige zitting plechtig toe de in de Verdragen en in deze verordening bedoelde taken geheel onafhankelijk en onpartijdig te zullen uitoefenen en tijdens de hele ambtstermijn en na beëindiging ervan de ontstane verplichtingen ten volle te zullen naleven. Deze plechtige belofte omvat met name de verplichting om integer en discreet te handelen bij het aanvaarden van bepaalde benoemingen of voordelen na afloop van de ambtstermijn.

Artikel 12

1.  Gedurende de ambtsperiode mag de ombudsman geen andere politieke, administratieve of beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten.

2.  De ombudsman wordt wat zijn bezoldiging, vergoedingen en pensioen betreft, gelijkgesteld aan een rechter bij het Hof van Justitie.

3.  De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 17 van Protocol nr. 7 zijn van toepassing op de ombudsman en de ambtenaren en andere personeelsleden van het secretariaat van de ombudsman.

Artikel 13

1.  De ombudsman krijgt de beschikking over een passende begroting die toereikend is om de onafhankelijkheid van de ombudsman te waarborgen en de in de Verdragen en in deze verordening bedoelde taken te kunnen uitvoeren.

2.  De ombudsman wordt bijgestaan gestaan door een secretariaat. De ombudsman benoemt het hoofd van dit secretariaat.

3.  De ombudsman streeft bij de samenstelling van het secretariaat van de ombudsman naar genderpariteit.

4.  De ambtenaren en andere personeelsleden van het secretariaat van de ombudsman zijn onderworpen aan de voorschriften en regels die van toepassing zijn op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie. Hun aantal wordt jaarlijks vastgesteld in het kader van de begrotingsprocedure en is toereikend voor een passende uitvoering van de taken van de ombudsman en met het oog op de werklast van de ombudsman.

5.  De bij het secretariaat van de ombudsman aangestelde ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie en de lidstaten worden gedetacheerd in het belang van de dienst met de garantie dat zij bij terugkeer in hun instelling, orgaan of instantie van oorsprong volledige rechten kunnen doen gelden.

6.  Voor vraagstukken betreffende het personeel van de ombudsman wordt de ombudsman gelijkgesteld aan de instellingen in de zin van artikel 1 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie.

Artikel 14

De ombudsman beoordeelt de bestaande procedures ter voorkoming van eender welke vorm van intimidatie binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie, alsmede de mechanismen ter bestraffing van degenen die verantwoordelijk zijn voor intimidatie. De ombudsman stelt passende conclusies op over de vraag of deze procedures stroken met de beginselen van evenredigheid, geschiktheid en daadkrachtig optreden, en of zij de slachtoffers doeltreffende bescherming en ondersteuning bieden.

De ombudsman onderzoekt tijdig of de instellingen, organen en instanties van de Unie gevallen van intimidatie van welke vorm en aard dan ook op passende wijze behandelen door de procedures inzake de behandeling van klachten op dat gebied op de juiste wijze toepassen. De ombudsman stelt hierover passende conclusies op.

De ombudsman benoemt binnen het secretariaat een persoon of wijst binnen het secretariaat een structuur aan met deskundigheid op het gebied van intimidatie, die in staat is om tijdig te beoordelen of gevallen van intimidatie van welke vorm en aard dan ook, waaronder seksuele intimidatie, binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie op passende wijze worden behandeld, en die, waar passend, de ambtenaren en andere personeelsleden ervan advies kan verstrekken.

Artikel 15

De zetel van ombudsman is dezelfde als die van het Europees Parlement.

Artikel 16

Elke mededeling aan de nationale autoriteiten van de lidstaten ten behoeve van de toepassing van deze verordening, verloopt via hun permanente vertegenwoordigingen bij de Unie.

Artikel 17

De ombudsman stelt de uitvoeringsbepalingen van deze verordening vast. Deze moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en ten minste bepalingen bevatten inzake:

a)  procedurele rechten van de klager en de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan;

b)  het waarborgen van de bescherming van ambtenaren of andere personeelsleden die gevallen van seksuele intimidatie of inbreuken op het Unierecht melden binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie, in overeenstemming met artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren (klokkenluiders);

c)  de ontvangst, behandeling en afsluiting van de behandeling van klachten;

d)  onderzoeken op eigen initiatief;

e)  vervolgonderzoeken, en

f)  het verzamelen van informatie.

Artikel 18

Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom wordt ingetrokken.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

(1) Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15).
(2) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement en de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(3) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(4) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 27 januari 2020Juridische mededeling - Privacybeleid