Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 februari 2019 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (07979/2018 – C8-0447/2018 – 2018/0095M(NLE))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (07979/2018),
– gezien het ontwerp van investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (07980/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, lid 4 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C8-0447/2018),
– gezien de onderhandelingsrichtsnoeren van 23 april 2007 voor een vrijhandelsovereenkomst met de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN),
– gezien het besluit van de Raad van 22 december 2009 om bilaterale onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten te voeren met afzonderlijke lidstaten van de ASEAN, te beginnen met Singapore,
– gezien zijn resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid(1),
– gezien de wijzigingen van 12 september 2011 van de oorspronkelijke onderhandelingsrichtsnoeren om de Commissie te machtigen over investeringen te onderhandelen,
– gezien Verordening (EU) nr. 1219/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen(2),
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over een nieuw op te stellen toekomstgerichte en innovatieve strategie voor handel en investeringen(3),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2015 getiteld "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid" (COM(2015)0497),
– gezien het advies van het Hof van Justitie van 16 mei 2017 in procedure 2/15(4), waarom de Europese Commissie op 10 juli 2015 had verzocht, overeenkomstig artikel 218, lid 11, VWEU,
– gezien zijn resolutie van 4 oktober 2018 over de bijdrage van de EU aan een bindend VN-instrument inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met transnationale kenmerken met betrekking tot de mensenrechten(5),
– gezien de voorschriften betreffende transparantie van op een verdrag gebaseerde arbitrage tussen investeerders en staten van de Commissie van de Verenigde Naties voor internationaal handelsrecht (Uncitral),
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name titel V over het extern optreden van de Unie,
– gezien het VWEU, met name deel vijf, titels I, II en V, in het bijzonder artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), punt v),
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 13 februari 2019(6) over het ontwerp van besluit,
– gezien artikel 99, lid 2 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A8-0049/2019),
A. overwegende dat de EU en Singapore dezelfde fundamentele waarden delen, waaronder de democratie, de rechtsstaat, de eerbiediging van de mensenrechten, culturele en taalkundige verscheidenheid en een sterke betrokkenheid bij de op regels gebaseerde handel binnen het multilaterale handelssysteem;
B. overwegende dat de EU de grootste ontvanger en bron van directe buitenlandse investeringen in de wereld is;
C. overwegende dat Singapore de op zeven na belangrijkste bestemming van directe buitenlandse investeringen uit de EU is en de eerste in de ASEAN-regio;
D. overwegende dat Singapore in Zuidoost-Azië veruit de belangrijkste handelspartner van de EU is en goed is voor iets minder dan een derde van de handel in goederen en diensten tussen de EU en ASEAN en voor ongeveer twee derde van alle investeringen tussen de twee regio's; overwegende dat meer dan 10 000 Europese bedrijven hun regionale kantoren in Singapore hebben en normaal in een context van rechtszekerheid en zekerheid functioneren;
E. overwegende dat Singapore de nummer één locatie voor Europese investeringen in Azië is, met bilaterale investeringsvoorraden van 256 miljard EUR in 2016;
F. overwegende dat momenteel meer dan 3 000 internationale investeringsverdragen van kracht zijn en dat de EU-lidstaten partij zijn bij zo'n 1 400 van deze verdragen;
G. overwegende dat dit de eerste overeenkomst tussen de EU en een derde land is die alleen de investeringsbescherming betreft, in aansluiting op discussies tussen de instellingen over de nieuwe architectuur van de vrijhandelsovereenkomsten van de EU op basis van Advies 2/15 van het EHvJ van 16 mei 2017;
H. overwegende dat Singapore, in het licht van de nieuwe benadering door de EU van investeringsbescherming en het bijbehorende handhavingsmechanisme, te weten het stelsel van investeringsgerechten (ICS), in 2017 ermee instemde de in 2014 overeengekomen bepalingen inzake investeringsbescherming te herzien waardoor een gesloten overeenkomst opnieuw werd geopend;
I. overwegende dat de overeenkomst voortbouwt op de bepalingen inzake investeringsbescherming die zijn opgenomen in de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de EU en Canada (CETA), die op 15 februari 2017 door het Europees Parlement is geratificeerd;
J. overwegende dat België op 6 september 2017 heeft gevraagd om een advies van het EHvJ over de verenigbaarheid van de bepalingen van de CETA inzake het ICS met de EU-verdragen;
K. overwegende dat ontwikkelde economieën met behoorlijk functionerende rechtsstelsels de behoefte aan mechanismen voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten verminderen, hoewel deze mechanismen voor een snellere oplossing van geschillen kunnen zorgen; overwegende niettemin dat de instelling van een onafhankelijk multilateraal investeringsgerecht het vertrouwen in het stelsel en de rechtszekerheid zou vergroten;
L. overwegende dat de overeenkomst de bestaande bilaterale investeringsovereenkomsten tussen 13 lidstaten van de EU en Singapore vervangt, waarin de nieuwe benadering van de EU inzake investeringsbescherming en het bijbehorende handhavingsmechanisme (ICS) niet is opgenomen;
M. overwegende dat de partijen zich hebben verbonden tot het instellen van een multilateraal investeringsgerecht, een initiatief dat door het Parlement nadrukkelijk wordt ondersteund;
N. overwegende dat de Raad op 20 maart 2018 onderhandelingsrichtsnoeren heeft aangenomen die de Commissie machtigen namens de EU te onderhandelen over een verdrag tot oprichting van een multilateraal investeringsgerecht; overwegende dat deze onderhandelingsrichtsnoeren openbaar zijn gemaakt;
O. overwegende dat de EU een soortelijke overeenkomst inzake investeringsbescherming met Vietnam heeft gesloten, die op 17 oktober 2018 door de Commissie is goedgekeurd;
1. is verheugd over de nieuwe benadering door de EU van de investeringsbescherming en het bijbehorende handhavingsmechanisme (ICS) dat de zeer controversiële beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) heeft vervangen, waarbij enkele van de tekortkomingen in het proces werden aangepakt, evenals de afzonderlijke benaderingen van de EU-lidstaten in bestaande bilaterale investeringsverdragen;
2. acht het van essentieel belang dat de overeenkomst zorgt voor een hoog niveau van investeringsbescherming, transparantie en verantwoordingsplicht waarbij tegelijkertijd voor beide partijen het recht wordt gewaarborgd om op alle regeringsniveaus te reguleren en legitieme doelstellingen van overheidsbeleid na te streven, zoals de bescherming van de volksgezondheid en het milieu; benadrukt dat als een partij regels oplegt op een manier die een investering negatief beïnvloedt of die de winstverwachting van een investeerder verstoort, dit als zodanig niet neerkomt op een schending van de normen voor investeringsbescherming en daarom geen compensatie vergt; benadrukt dat de overeenkomst op geen enkele manier de autonomie van de sociale partners en de vakbondsrechten mag beperken;
3. onderstreept dat de overeenkomst waarborgt dat de investeerders uit de EU in Singapore niet worden gediscrimineerd ten voordele van investeerders uit Singapore en dat zij terdege worden beschermd tegen onwettige onteigening;
4. herinnert aan het feit dat het ICS voorziet in de oprichting van een permanent investeringsgerecht van eerste aanleg en een gerecht van beroep waarvan de leden over kwalificaties moeten beschikken die vergelijkbaar zijn met die van het Internationaal Gerechtshof, met inbegrip van expertise in internationaal publiekrecht en niet alleen handelsrecht, en zich moeten houden aan strikte regels inzake onafhankelijkheid, integriteit en ethisch gedrag op basis van een bindende gedragscode die is bedoeld om belangenconflicten te voorkomen;
5. is verheugd over het feit dat de transparantieregels op de procedures bij de gerechten van toepassing zijn, dat casusdocumenten openbaar worden gemaakt en dat hoorzittingen in het openbaar worden gehouden; meent dat meer transparantie ertoe zal bijdragen het vertrouwen van de burgers in het stelsel te versterken; is bovendien verheugd over de duidelijkheid ten aanzien van de gronden waarop een investeerder een vordering kan instellen, hetgeen voor extra transparantie en eerlijkheid in het proces zorgt;
6. onderstreept dat derde partijen, zoals arbeids- en milieuorganisaties, geen juridische status voor de gerechten hebben en derhalve geen partij kunnen zijn om de verplichtingen van investeerders af te dwingen, maar dat zij kunnen bijdragen tot de procedures van het ICS via amicus curiae opmerkingen; onderstreept dat het investeringsgerecht nog altijd een afzonderlijk stelsel voor alleen buitenlandse investeerders vormt;
7. onderstreept dat forumshopping onmogelijk moet zijn en dat meervoudige en parallelle procedures moeten worden vermeden;
8. herinnert eraan dat de overeenkomst grotendeels voortbouwt op de bepalingen inzake investeringsbescherming in de CETA, aangezien zij bepalingen inzake de verplichtingen voor voormalige rechters, een gedragscode ter voorkoming van belangenconflicten en een volledig werkend gerecht van beroep omvat;
9. is verheugd over de toezegging van Singapore met betrekking tot het oprichten van het multilateraal investeringsgerecht, een openbaar en onafhankelijk internationaal gerecht dat bevoegd zal zijn te oordelen over geschillen inzake investeringen tussen investeerders en staten die zijn jurisdictie over hun bilaterale investeringsovereenkomsten hebben erkend, en dat uiteindelijk tot doel moet hebben de huidige onevenwichtige, dure en gefragmenteerde regeling inzake investeringsbescherming te hervormen en te vervangen; beschouwt de overeenkomst als een cruciale stap op weg naar dit doel; moedigt de Commissie aan met derde landen in contact te treden teneinde het multilateraal investeringsgerecht zo snel mogelijk in te stellen;
10. is ingenomen met het besluit van de Raad om de onderhandelingsrichtsnoeren van 20 maart 2018 inzake het multilateraal investeringsgerecht openbaar te maken en doet een beroep op de Raad om alle onderhandelingsrichtsnoeren inzake vorige en toekomstige handels- en investeringsovereenkomsten onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, openbaar te maken om de transparantie en openbare controle te vergroten;
11. onderstreept dat de overeenkomst de bestaande bilaterale investeringsverdragen tussen 13 EU‑lidstaten en Singapore zal vervangen, waardoor er meer samenhang is in vergelijking met de bilaterale investeringsverdragen, die gebaseerd zijn op achterhaalde bepalingen inzake investeringsbescherming en die ISDS omvatten; onderstreept dat de overeenkomst ook nieuwe rechten zal creëren voor claims van investeerders in de resterende 15 lidstaten; onderstreept dat functionele nationale rechtbanken de eerste optie zijn om geschillen tussen investeerders op te lossen, maar is van oordeel dat de overeenkomst een belangrijke stap vormt bij de herziening van de mondiale regels inzake investeringsbescherming en de beslechting van investeringsgeschillen;
12. betreurt het ontbreken van bepalingen inzake de verantwoordelijkheden van investeerders en benadrukt in dit verband het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen; verzoekt de Commissie wetgeving te overwegen die vergelijkbaar is met die inzake conflictmineralen en hout, zoals voor de kledingindustrie; benadrukt het belang van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de VN-richtsnoeren voor het bedrijfsleven en mensenrechten;
13. betreurt het feit dat een algemene benadering van de naleving van de wetgeving inzake de mensenrechten door ondernemingen en de beschikbaarheid van herstelmechanismen ontbreken; neemt nota van het werk dat in de VN is opgestart door de Intergouvernementele werkgroep voor onbepaalde duur voor het uitwerken van een bindend VN-instrument voor transnationale en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten; moedigt de Commissie en de EU-lidstaten ertoe aan om dit initiatief op een constructieve manier te aan te gaan;
14. moedigt de Commissie ertoe aan haar werkzaamheden voor te zetten om het ICS voor in het bijzonder de kmo's en kleinere bedrijven toegankelijker te maken;
15. verzoekt de Commissie en Singapore strengere sancties overeen te komen voor de gevallen waarin een lid van de gerechten zich niet aan de gedragscode houdt, en ervoor te zorgen dat deze van kracht zijn zodra deze overeenkomst in werking treedt;
16. is van oordeel dat de goedkeuring van deze overeenkomst de EU meer gewicht zal geven bij onderhandelingen over soortgelijke overeenkomsten met andere ASEAN-landen teneinde soortgelijke regels inzake investeringsbescherming in de gehele regio in te voeren;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van de Republiek Singapore.