Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 februari 2019 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Justitie (COM(2018)0384 – C8-0235/2018 – 2018/0208(COD))(1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1
(1) In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bepaald: "De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. In artikel 3 wordt voorts bepaald: "De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” en "De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed". Deze waarden worden bevestigd en verder uitgewerkt in de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna "het Handvest" genoemd).
(1) In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bepaald: "De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. In artikel 3 wordt voorts bepaald: "De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” en "De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed". In artikel 8 VWEU wordt voorts bepaald dat de Unie er bij het bepalen en uitvoeren van haar beleid en acties door middel van al haar activiteiten naar streeft ongelijkheden op te heffen, gendergelijkheid te bevorderen en discriminatie te bestrijden. Deze waarden worden bevestigd en verder uitgewerkt in de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna "het Handvest" genoemd) en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis) Overeenkomstig de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten gendermainstreaming, waaronder genderbudgettering, en doelstellingen op het gebied van non-discriminatie in alle activiteiten van het programma Justitie worden ondersteund.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2
(2) Deze rechten en waarden moeten voortdurend worden bevorderd en gehandhaafd, onder de burgers en volkeren worden verspreid, en kernwaarden zijn van de Europese samenlevingen. Met dat doel voor ogen dient binnen de EU-begroting een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden te worden ingesteld, waarvan het programma Rechten en waarden en het programma Justitie deel uitmaken. Nu de Europese samenlevingen worden geconfronteerd met extremisme, radicalisering en verdeeldheid, is het belangrijker dan ooit om justitie en rechten en de waarden van de EU, mensenrechten, respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat te bevorderen, te versterken en te verdedigen. Dit zal vergaande, rechtstreekse gevolgen hebben voor het politieke, sociale, culturele en economische leven in de EU. In het programma Rechten en waarden, dat een onderdeel is van het nieuwe fonds, worden het bij Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad10 vastgestelde programma Rechten, gelijkheid en burgerschap voor de periode 2014–2020 en het bij Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad11 vastgestelde programma Europa voor de burger samengebracht. Het programma Justitie (hierna "het programma" genoemd) zal steun blijven verlenen voor de totstandbrenging van een geïntegreerde Europese rechtsruimte en grensoverschrijdende samenwerking, in het verlengde van het bij Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad12 vastgestelde programma Justitie 2014-2020 (hierna "het voorgaande programma" genoemd).
(2) Deze rechten en waarden moeten voortdurend actief en op consistente wijze worden ontwikkeld, beschermd en bevorderd door de Unie en alle lidstaten in al hun beleid, alsook worden gehandhaafd en onder de burgers en volkeren worden verspreid, en kernwaarden zijn van de Europese samenlevingen. Tegelijk zijn een goed werkende Europese rechtsruimte en efficiënte, onafhankelijke en kwalitatief hoogwaardige nationale rechtsstelsels, evenals een groter wederzijds vertrouwen, noodzakelijk voor een bloeiende interne markt en voor de verdediging van de gemeenschappelijke waarden van de Unie. Met dat doel voor ogen dient binnen de EU-begroting een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden te worden ingesteld, waarvan het programma Rechten en waarden en het programma Justitie deel uitmaken. Nu de Europese samenlevingen worden geconfronteerd met extremisme, radicalisering, polarisering en verdeeldheid en er procedures aan de gang zijn op grond van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in verband met stelselmatige schendingen van de rechtsstaat, alsmede inbreukprocedures inzake kwesties in verband met de rechtsstaat in de lidstaten, is het belangrijker dan ooit om justitie en rechten en de waarden van de EU, mensenrechten en grondrechten, respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, inclusief gendergelijkheid, non-discriminatie en de rechtsstaat, te bevorderen, te versterken en te verdedigen, aangezien de aantasting van deze rechten en waarden in een lidstaat negatieve gevolgen kan hebben voor de Unie als geheel. Dit zal vergaande, rechtstreekse gevolgen hebben voor het politieke, sociale, culturele en economische leven in de EU. In het programma Rechten en waarden, dat een onderdeel is van het nieuwe fonds, worden het bij Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad10 vastgestelde programma Rechten, gelijkheid en burgerschap voor de periode 2014–2020 en het bij Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad11 vastgestelde programma Europa voor de burger samengebracht. Het programma Justitie (hierna "het programma" genoemd) zal steun blijven verlenen voor de totstandbrenging van een geïntegreerde Europese rechtsruimte en grensoverschrijdende samenwerking, in het verlengde van het bij Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad12 vastgestelde programma Justitie 2014-2020 (hierna "het voorgaande programma" genoemd).
__________________
__________________
10 Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
10 Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
11 Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot vaststelling van het programma "Europa voor de burger" voor de periode 2014-2020 (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 3).
11 Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot vaststelling van het programma "Europa voor de burger" voor de periode 2014-2020 (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 3).
12 Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
12 Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3
(3) Het Fonds voor justitie, rechten en waarden en de twee onderliggende financieringsprogramma’s zullen voornamelijk gericht zijn op personen en entiteiten die ertoe bijdragen dat onze gemeenschappelijke waarden, rechten en rijke diversiteit levendig en dynamisch blijven. Het uiteindelijke doel is om onze op rechten gebaseerde, egalitaire, inclusieve en democratische samenleving te bevorderen en in stand te houden. Dat betekent dat een levendig maatschappelijk middenveld en de democratische, civiele en sociale participatie van de mensen moet worden aangemoedigd en dat de rijke diversiteit van de Europese samenleving, gebaseerd op onze gemeenschappelijke geschiedenis en ons collectief geheugen, moet worden bevorderd. Overeenkomstig artikel 11 van het EU-Verdrag moeten de instellingen de burgers en de representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden.
(3) Het Fonds voor justitie, rechten en waarden en de twee onderliggende financieringsprogramma’s zullen gericht zijn op personen en entiteiten die ertoe bijdragen dat onze gemeenschappelijke waarden, rechten en rijke diversiteit levendig en dynamisch blijven. Het uiteindelijke doel is om onze op rechten gebaseerde, egalitaire, open, inclusieve en democratische samenleving te bevorderen en in stand te houden, met name door activiteiten te financieren die een levendig, goed ontwikkeld, veerkrachtig en mondig maatschappelijk middenveld bevorderen, door de democratische, civiele en sociale participatie van de mensen, alsmede de behoorlijke toepassing en tenuitvoerlegging van de mensenrechten en de grondrechten mogelijk te maken, en door de rijke diversiteit van de Europese samenleving, gebaseerd op onze gemeenschappelijke geschiedenis en ons collectief geheugen, te bevorderen. Artikel 11 van het EU-Verdrag vereist dat de instellingen een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld voeren en de burgers en de representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. Dit is met name van belang in het licht van de steeds beperktere ruimte voor het onafhankelijke maatschappelijk middenveld in een aantal lidstaten.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4
(4) Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. Daartoe kan de Unie maatregelen vaststellen om de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken te ontwikkelen en om het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie te stimuleren en te ondersteunen. Eerbiediging van de grondrechten en van gemeenschappelijke beginselen en waarden, zoals non-discriminatie, gendergelijkheid, daadwerkelijke toegang tot de rechter voor iedereen, de rechtsstaat en een goed functionerend onafhankelijk rechtsstelsel, moeten bij de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte worden gewaarborgd.
(4) Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. Eerbiediging en bevordering van de rechtsstaat, de grondrechten en de democratie in de Unie zijn voorwaarden voor de handhaving van alle rechten en plichten die in de Verdragen zijn vastgelegd en voor het opbouwen van het vertrouwen van de bevolking in de Unie. De manier waarop de rechtsstaat in de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd, is essentieel voor de waarborging van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en tussen hun rechtsstelsels. Daartoe kan de Unie maatregelen vaststellen om de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken en indien nodig in administratieve zaken te ontwikkelen en voor het stimuleren en ondersteunen van het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie, waarbij zij met name moet focussen op ernstige grensoverschrijdende delicten, fiscale delicten, milieudelicten, terrorisme en schendingen van grondrechten, zoals mensenhandel, en op het gebied van de bescherming van de rechten van slachtoffers. Eerbiediging van de mensenrechten en de grondrechten en van gemeenschappelijke beginselen en waarden, zoals non-discriminatie, solidariteit, gelijke behandeling met betrekking tot de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden, daadwerkelijke toegang tot de rechter voor iedereen, de rechtsstaat, democratie en een goed functionerend onafhankelijk rechtsstelsel, moeten bij de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op lokaal, regionaal en nationaal niveau worden gewaarborgd en bevorderd.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis) Artikel 81 VWEU bepaalt uitdrukkelijk dat de Unie rechtshandelingen kan vaststellen om de wetgeving van de lidstaten onderling aan te passen.Overeenkomstig het Verdrag kunnen dergelijke handelingen onder meer worden vastgesteld met het oog op de wederzijdse erkenning en handhaving tussen lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken;de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels van het internationaal privaatrecht voor collisie en jurisdictiegeschillen;samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;daadwerkelijke toegang tot de rechter;het wegnemen van hindernissen voor de goede werking van civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, zo nodig door de bevordering van de verenigbaarheid van nationale gerechtelijke procedures;de ontwikkeling van alternatieve geschillenbeslechting (ADR);en de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5
(5) Financiering moet een van de belangrijke instrumenten voor de succesvolle uitvoering van de ambitieuze doelstellingen van de Verdragen blijven. Deze moeten onder meer worden verwezenlijkt door het opzetten van een flexibel en doeltreffend programma Justitie dat de planning en tenuitvoerlegging van die doelstellingen moet ondersteunen.
(5) Financiering is een van de belangrijkste instrumenten voor de succesvolle uitvoering van de ambitieuze doelstellingen van de Verdragen. Deze moeten onder meer worden verwezenlijkt door het opzetten van een flexibel en doeltreffend programma Justitie dat de planning en tenuitvoerlegging van die doelstellingen moet ondersteunen, rekening houdend met de activiteiten die de grootste meerwaarde voor de Unie opleveren en, waar mogelijk, gebruikmakend van kernprestatie-indicatoren.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) Het programma moet gericht zijn op het vergroten van de flexibiliteit en toegankelijkheid van de voor het programma vrijgemaakte middelen en moet voorzien in gelijke financieringsmogelijkheden en -voorwaarden voor maatschappelijke organisaties binnen en buiten de Unie.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 6
(6) Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken die is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 een hoeksteen is van de justitiële samenwerking in de Unie. Wederzijdse erkenning vereist een hoge mate van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Op verscheidene gebieden werden maatregelen genomen voor de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten ter bevordering van de wederzijdse erkenning en het wederzijds vertrouwen. Een goed functionerende rechtsruimte — waarin de obstakels voor grensoverschrijdende gerechtelijke procedures en voor de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende situaties zijn weggenomen — is ook van essentieel belang om voor economische groei te zorgen.
(6) Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor iedereen moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken die is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 een hoeksteen is van de justitiële samenwerking in de Unie. Wederzijdse erkenning vereist een hoge mate van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Op verscheidene gebieden werden maatregelen genomen voor de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten ter bevordering van de wederzijdse erkenning en het wederzijds vertrouwen. Een goed functionerende rechtsruimte – waarin de obstakels voor grensoverschrijdende gerechtelijke procedures en voor de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende situaties zijn weggenomen – is ook van essentieel belang om voor economische groei en verdere integratie te zorgen.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis) Zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie opmerkte in zijn jurisprudentie1 bis, behoort de onafhankelijkheid van de rechters tot de kern van het grondrecht op een eerlijk proces en vormt deze onafhankelijkheid de basis van wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning.
_________________
1 bis Arrest van het Hof van Justitie (Grote kamer) van 27 februari 2018, in zaak C-64/16, Associação Sindical dos Juízes Portugueses, ECLI:EU:C:2018:117;arrest van het Hof van Justitie (Grote kamer) van 25 juli 2018, in zaak C‑216/18 PPU, LM, ECLI:EU:C:2018:586.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter) Toegang tot de rechter moet in het bijzonder de toegang omvatten tot gerechtelijke instanties, tot alternatieve methoden voor geschillenbeslechting en tot ambtenaren die wettelijk verplicht zijn om partijen onafhankelijk en onpartijdig juridisch advies te verstrekken.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 6 quater (nieuw)
(6 quater) Het integreren van het genderperspectief in de rechtsstelsels dient als belangrijke doelstelling te gelden voor het verder ontwikkelen van de Europese rechtsruimte. Intersectionele discriminatie in het rechtsstelsel vormt nog steeds een van de belangrijkste hindernissen waar het de gelijke toegang tot de rechter voor vrouwen betreft. Het programma moet daarom een actieve bijdrage leveren aan de uitbanning van iedere vorm van discriminatie en belemmeringen voor minderheden, personen met een handicap, migranten, asielzoekers, ouderen, personen die in afgelegen gebieden wonen en kwetsbare groepen die mogelijk slechts beperkte toegang tot de rechter hebben, en moet daarnaast slachtoffervriendelijke en genderbewuste procedures en beslissingen binnen de rechtsstelsels ondersteunen.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 7
(7) Eerbiediging van de rechtsstaat is van essentieel belang voor een hoge mate van wederzijds vertrouwen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, met name voor doeltreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, die op wederzijdse erkenning is gebaseerd. De rechtsstaat is een van de gemeenschappelijke waarden die zijn neergelegd in artikel 2 VEU en het beginsel van daadwerkelijke rechtsbescherming, dat wordt gewaarborgd krachtens artikel 19, lid 1, VEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, is een concrete uitdrukking van de rechtsstaat. Het bevorderen van de rechtsstaat door ondersteuning van de inspanningen om de onafhankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van nationale rechtsstelsels te verbeteren, zorgt voor meer wederzijds vertrouwen, dat onontbeerlijk is voor de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken.
(7) De volledige eerbiediging en bevordering van de rechtsstaat is van essentieel belang voor een hoge mate van wederzijds vertrouwen op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie en binnenlandse zaken, met name voor doeltreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, die op wederzijdse erkenning is gebaseerd. De rechtsstaat is een van de gemeenschappelijke waarden die zijn neergelegd in artikel 2 VEU en het beginsel van daadwerkelijke rechtsbescherming, dat wordt gewaarborgd krachtens artikel 19, lid 1, VEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, is een concrete uitdrukking van de rechtsstaat. Het bevorderen van de rechtsstaat door ondersteuning van de inspanningen om de onafhankelijkheid, transparantie, aflegging van rekenschap, kwaliteit en efficiëntie van nationale rechtsstelsels te verbeteren, zorgt voor meer wederzijds vertrouwen, dat onontbeerlijk is voor de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis) Er is belangrijk eraan te herinneren dat justitie erop neerkomt de rechtsstaat in de samenleving te bevestigen en te waarborgen dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter met het oog op de bescherming van de Europese waarden.
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 8
(8) Overeenkomstig artikel 81, lid 2, onder h), en artikel 82, lid 1, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient de Unie de opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen als instrument ter bevordering van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en in strafzaken, die berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen. De opleiding van justitiële beroepsbeoefenaars is een belangrijk instrument om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de beste manier om de rechtsstaat te handhaven. Zij draagt bij tot de totstandkoming van de Europese rechtsruimte door te voorzien in een gemeenschappelijke justitiële cultuur onder justitiële beroepsbeoefenaars van de lidstaten. Het is van essentieel belang te zorgen voor de correcte en coherente toepassing van het recht van de Unie en voor het wederzijdse vertrouwen tussen justitiële beroepsbeoefenaars in grensoverschrijdende procedures. De door het programma ondersteunde opleidingsactiviteiten moeten gebaseerd zijn op degelijke beoordelingen van opleidingsbehoeften, gebruik maken van geavanceerde methoden, grensoverschrijdende evenementen voor justitiële beroepsbeoefenaars uit verschillende lidstaten omvatten, alsmede elementen van actief leren en netwerking, en duurzaam zijn.
(8) Overeenkomstig artikel 81, lid 2, onder h), en artikel 82, lid 1, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient de Unie de opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen als instrument ter bevordering van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en in strafzaken en indien nodig in administratieve zaken, die berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen. De opleiding van justitiële beroepsbeoefenaars is een belangrijk instrument om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de beste manier om de rechtsstaat en de grondrechten ten uitvoer te leggen en te handhaven. Zij draagt bij tot de totstandkoming van de Europese rechtsruimte door te voorzien in een gemeenschappelijke justitiële cultuur onder justitiële beroepsbeoefenaars van de lidstaten. Het is van essentieel belang te zorgen voor de niet-discriminerende, correcte en coherente toepassing van het recht van de Unie en voor het wederzijdse vertrouwen en begrip tussen justitiële beroepsbeoefenaars in grensoverschrijdende procedures. De door het programma ondersteunde opleidingsactiviteiten moeten gebaseerd zijn op degelijke beoordelingen van opleidingsbehoeften, gebruikmaken van geavanceerde methoden, grensoverschrijdende evenementen voor justitiële beroepsbeoefenaars uit verschillende lidstaten, met inbegrip van diegenen die werken voor maatschappelijke organisaties, omvatten, alsmede elementen van actief leren en netwerking, en duurzaam zijn. De activiteiten moeten opleidingen voor rechters, advocaten, aanklagers en politie over de uitdagingen en belemmeringen die mensen in een kwetsbare situatie ondervinden, bijvoorbeeld kinderen, etnische minderheden, LGBTI's, personen met een handicap, slachtoffers van gendergerelateerd en andere vormen van persoonlijk geweld en slachtoffers van mensenhandel, en over de manier om te garanderen dat slachtoffers van misdrijven naar behoren worden beschermd, omvatten. De betrokkenen en organisaties die hen vertegenwoordigen en/of helpen, moeten bij de organisatie van deze opleidingen worden betrokken.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) Redelijke termijnen voor procedures komen ten goede aan de rechtszekerheid, die essentieel is voor de rechtsstaat.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 8 ter (nieuw)
(8 ter) Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/865 van de Raad van 11 mei 2017 over de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met justitiële samenwerking in strafzaken, en het respectieve besluit over asiel en non-refoulement, moet het programma in dit kader de opleiding ondersteunen van magistraten en justitieel personeel om de praktische toepassing van het verdrag onder de aandacht te brengen en te bevorderen, teneinde de slachtoffers van geweld tegen vrouwen en meisjes in de hele EU beter te beschermen.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 9
(9) Bij justitiële opleiding kunnen verschillende actoren betrokken zijn, waaronder gerechtelijke, justitiële en administratieve autoriteiten, academische instellingen, voor justitiële opleiding verantwoordelijke nationale instanties, opleidingsorganisaties en -netwerken op Europees niveau of netwerken van gerechtscoördinatoren voor Unierecht. Instanties en entiteiten die op het gebied van de opleiding van magistraten een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, zoals het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN), de Academie voor Europees Recht (ERA), het Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENCJ), de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (ACA-Europe), het netwerk van presidenten van de hooggerechtshoven van de Europese Unie (RPCSJUE) en het Europees Instituut voor bestuurskunde (EIPA) moeten hun rol blijven spelen bij de bevordering van opleidingsprogramma's met een wezenlijke Europese dimensie voor magistraten en justitieel personeel, en moeten daarom toereikende financiële steun ontvangen overeenkomstig de procedures en de criteria van de krachtens deze verordening door de Commissie vastgestelde jaarlijkse werkprogramma's.
(9) Bij justitiële opleiding kunnen verschillende actoren betrokken zijn, waaronder gerechtelijke, justitiële en administratieve autoriteiten, academische instellingen, voor justitiële opleiding verantwoordelijke nationale instanties, opleidingsorganisaties en -netwerken op Europees niveau of netwerken van gerechtscoördinatoren voor Unierecht, alsmede maatschappelijke organisaties op dit gebied, inclusief organisaties die representatieve vorderingen instellen. Instanties en entiteiten die op het gebied van de opleiding van magistraten een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, zoals het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN), de Academie voor Europees Recht (ERA), het Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENCJ), de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (ACA-Europe), het netwerk van presidenten van de hooggerechtshoven van de Europese Unie (RPCSJUE) en het Europees Instituut voor bestuurskunde (EIPA) moeten hun rol blijven spelen bij de bevordering van opleidingsprogramma's met een wezenlijke Europese dimensie voor magistraten en justitieel personeel, en moeten daarom toereikende financiële steun ontvangen overeenkomstig de procedures en de criteria van de krachtens deze verordening door de Commissie vastgestelde jaarlijkse werkprogramma's. Daarnaast kunnen organisaties op het gebied van de grondrechten en professionals die werken met slachtoffers van geweld, alsmede gespecialiseerde academische instellingen ook tot deze opleidingsprogramma's bijdragen, zodat zij waar nodig bij de opleidingen moeten worden betrokken. Aangezien vrouwelijke rechters ondervertegenwoordigd zijn in topfuncties, moeten vrouwelijke rechters en openbaar aanklagers, alsook vrouwen in andere juridische beroepen, aangespoord worden om aan de opleidingsactiviteiten deel te nemen.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis) De lidstaten moeten meer investeren in de ontwikkeling van justitiële opleidingen en de voortdurende opleiding van rechters, aangezien deze activiteiten de basis vormen voor een efficiënt, onafhankelijk en onpartijdig rechtsstelsel.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw)
(10 bis) Het programma moet ook de bevordering ondersteunen van de uitwisseling van beste praktijken tussen gerechten die zich specifiek bezighouden met gendergerelateerd geweld, en de uitwisseling van gezamenlijke middelen en opleidingsmateriaal inzake gendergerelateerd geweld voor rechters, openbaar aanklagers, advocaten, politie en andere beroepsbeoefenaars die in aanraking komen met slachtoffers van gendergerelateerd geweld.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 11
(11) De maatregelen die in het kader van het programma worden genomen, moeten dienen ter ondersteuning van de versterkte wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, van de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgeving om de samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de financiële-inlichtingeneenheden, te vergemakkelijken, en van de rechterlijke bescherming van de rechten van het individu in burgerlijke en handelszaken. Het programma moet ook zorgen voor betere procesregels voor grensoverschrijdende zaken en een grotere convergentie in het burgerlijk recht, wat zal bijdragen tot het wegnemen van belemmeringen voor een goede en efficiënte werking van gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures in het voordeel van alle partijen bij een geschil in burgerlijke zaken. Met het oog op de ondersteuning van de doeltreffende handhaving en praktische toepassing van het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, moet het programma ten slotte de werking ondersteunen van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat bij Besluit 2001/470/EG van de Raad is opgericht.
(11) De maatregelen die in het kader van het programma worden genomen, moeten dienen ter ondersteuning van de versterkte wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, van de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgeving om de samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de financiële-inlichtingeneenheden, te vergemakkelijken, en van de rechterlijke bescherming van de rechten van het individu in burgerlijke en handelszaken. Het programma moet ook zorgen voor betere procesregels voor grensoverschrijdende zaken, inclusief bemiddelingsprocedures, met bijzondere nadruk op het faciliteren van niet-discriminerende toegang tot de rechter voor iedereen, en voor een grotere convergentie, met name in het burgerlijk recht, wat zal bijdragen tot het wegnemen van belemmeringen voor een goede en efficiënte werking van gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures in het voordeel van alle partijen bij een geschil in burgerlijke zaken. Met het oog op de ondersteuning van de doeltreffende handhaving en praktische toepassing van het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, moet het programma ten slotte de werking ondersteunen van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat bij Besluit 2001/470/EG van de Raad is opgericht.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 12
(12) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het VEU, artikel 24 van het Handvest en het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind, moet het programma de bescherming van de rechten van het kind ondersteunen en de bevordering van de rechten van het kind opnemen in de uitvoering van alle activiteiten van het programma.
(12) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het VEU, artikel 24 van het Handvest en het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind, moet het programma de bescherming van de rechten van het kind ondersteunen en de bevordering van de rechten van het kind opnemen in de uitvoering van alle activiteiten van het programma. Met het oog hierop moet bijzondere aandacht worden geschonken aan maatregelen ter bescherming van de rechten van kinderen in de context van het burgerlijk recht en het strafrecht, waaronder de bescherming van kinderen die verblijven bij gedetineerde ouders en kinderen van ouders die in de gevangenis zitten. Ook dient te worden nagedacht over passende steun voor opleidingsactiviteiten met het oog op de correcte tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het VEU, artikel 23 van het Handvest en het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul), moet het programma de bescherming van vrouwenrechten ondersteunen en moet de bevordering van gendergerelateerde kwesties worden opgenomen in de uitvoering van alle activiteiten van het programma. Om de toegang van vrouwen en meisjes tot de rechter in geval van gendergerelateerd geweld te waarborgen en te versterken, moeten de lidstaten het Verdrag van Istanbul ratificeren en alomvattende wetgeving vaststellen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld in de Unie.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 12 ter (nieuw)
(12 ter) Overeenkomstig Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, moet het programma de bescherming van personen bevorderen die behoren tot raciale of etnische minderheden, zoals Roma, en moet de bescherming van hun rechten, met name door een versterking van de antidiscriminatiemaatregelen, worden opgenomen in de uitvoering van alle activiteiten van het programma.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 13
(13) Het programma voor 2014-2020 heeft op leden van de rechterlijke macht en andere juridische beroepsbeoefenaars gerichte opleidingsactiviteiten over het recht van de Unie, en in het bijzonder over de werkingssfeer en de toepassing van het Handvest, mogelijk gemaakt. In zijn conclusies van 12 oktober 2017 over de toepassing van het Handvest in 2016 heeft de Raad erop gewezen dat het belangrijk is op zowel nationaal als Unieniveau het bewustzijn rond de toepassing van het Handvest te vergroten bij beleidsmakers, juristen en de rechthebbenden zelf. Om de grondrechten consistent te integreren, is het derhalve noodzakelijk om de financiële steun voor bewustmakingsactiviteiten uit te breiden tot andere overheidsinstanties dan de justitiële autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen.
(13) Het programma voor 2014-2020 heeft op leden van de rechterlijke macht en andere juridische beroepsbeoefenaars gerichte opleidingsactiviteiten over het recht van de Unie, en in het bijzonder over de werkingssfeer en de toepassing van het Handvest, mogelijk gemaakt. In zijn conclusies van 12 oktober 2017 over de toepassing van het Handvest in 2016 heeft de Raad erop gewezen dat het belangrijk is op zowel nationaal als Unieniveau het bewustzijn rond de toepassing van het Handvest te vergroten bij beleidsmakers, juristen en de rechthebbenden zelf. Om de grondrechten consistent te integreren, is het derhalve noodzakelijk om de financiële steun voor bewustmakingsactiviteiten uit te breiden tot andere overheidsinstanties dan de justitiële autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen en ook tot ngo's die deze taak uitvoeren.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 14
(14) Overeenkomstig artikel 67 VWEU dient de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te zijn waarin de grondrechten worden geëerbiedigd, en daarbij is toegang tot de rechter van cruciaal belang. Om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te vergemakkelijken, en met het oog op de bevordering van het wederzijds vertrouwen dat onontbeerlijk is voor de goede werking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, is het noodzakelijk de financiële steun uit te breiden tot activiteiten van andere autoriteiten dan rechterlijke autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaars, alsook van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, die tot deze doelstellingen bijdragen.
(14) Overeenkomstig artikel 67 VWEU dient de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te zijn waarin de grondrechten worden geëerbiedigd, en daarbij is niet-discriminerende toegang tot de rechter voor iedereen van cruciaal belang. Om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te vergemakkelijken, en met het oog op de bevordering van het wederzijds vertrouwen dat onontbeerlijk is voor de goede werking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, is het noodzakelijk de financiële steun uit te breiden tot activiteiten van andere autoriteiten dan rechterlijke autoriteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau en juridische beroepsbeoefenaars, alsook van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, inclusief organisaties die opkomen voor de rechten van de slachtoffers van geweld, die tot deze doelstellingen bijdragen. Om ervoor te zorgen dat iedereen toegang tot de rechter heeft, moet met name steun worden verleend voor activiteiten die een effectieve en gelijke toegang tot de rechter faciliteren voor personen in een kwetsbare situatie, zoals kinderen, etnische minderheden, LGBTI's, personen met een handicap, slachtoffers van gendergerelateerd en andere vormen van persoonlijk geweld, slachtoffers van mensenhandel en migranten, ongeacht hun verblijfsstatus.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 15
(15) Overeenkomstig de artikelen 8 en 10 VWEU moeten de doelstellingen "gelijkheid van vrouwen en mannen" en "bestrijding van discriminatie" worden ondersteund in alle activiteiten van het programma.
(15) Overeenkomstig de artikelen 8 en 10 VWEU moet in het programma een transversale benadering worden gehanteerd om gendergelijkheid te bevorderen en moeten de doelstellingen "gendergelijkheid" en "bestrijding van discriminatie" worden ondersteund in alle activiteiten van het programma. Er moet een regelmatige monitoring worden georganiseerd en er moeten regelmatige evaluaties worden uitgevoerd om te beoordelen hoe deze doelstellingen in de activiteiten van het programma worden aangepakt.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 16
(16) De onder deze verordening vallende acties moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming vergroten, en zorgen voor de correcte, coherente en consistente toepassing van het recht van de Unie. De financiering van activiteiten moet ook bijdragen tot een gemeenschappelijke visie op de waarden van de Unie, de rechtsstaat, een betere kennis van het recht en het beleid van de Unie, de uitwisseling van kennis en beste praktijken inzake het gebruik van instrumenten voor justitiële samenwerking door alle betrokken belanghebbenden, alsook tot de verspreiding van interoperabele digitale oplossingen als grondslag voor een vlotte en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking, en moet zorgen voor een degelijke analytische basis voor de ondersteuning van de ontwikkeling, handhaving en correcte tenuitvoerlegging van het recht en het beleid van de Unie. Het optreden van de Unie maakt het mogelijk deze acties in de hele Unie op consistente wijze uit te voeren en brengt schaalvoordelen mee. Bovendien is de Unie beter dan de lidstaten in staat om in te spelen op grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse leerprocessen te bieden.
(16) De onder deze verordening vallende acties moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte, de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van de rechterlijke macht bevorderen, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming vergroten, het wederzijds vertrouwen tussen de gerechtelijke instanties van de lidstaten ondersteunen en zorgen voor de correcte, coherente en consistente toepassing van het recht van de Unie. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de toepassing van het gelijkheidsrecht van de Unie, aan een betere uitvoering van de verschillende instrumenten van de Unie voor de bescherming van slachtoffers en aan een betere coördinatie tussen deze instrumenten. De financiering van activiteiten moet ook bijdragen tot een gemeenschappelijke visie op de waarden van de Unie, de rechtsstaat, een betere kennis van het recht en het beleid van de Unie, de uitwisseling van kennis en beste praktijken inzake het gebruik van instrumenten voor justitiële samenwerking door alle betrokken belanghebbenden, alsook tot de verspreiding en bevordering van interoperabele digitale oplossingen als grondslag voor een vlotte en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking, en moet zorgen voor een degelijke analytische basis voor de ondersteuning van de ontwikkeling, de handhaving, het correcte begrip en de correcte tenuitvoerlegging van het recht en het beleid van de Unie. Het optreden van de Unie maakt het mogelijk deze acties in de hele Unie op consistente wijze uit te voeren en brengt schaalvoordelen mee. Bovendien is de Unie beter dan de lidstaten in staat om in te spelen op grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse leerprocessen en het delen van goede praktijken te bieden.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 16 bis (nieuw)
(16 bis) Het programma moet ook bijdragen tot nauwere samenwerking met derde landen wanneer het recht van de Unie een extraterritoriale toepassing heeft, om de toegang tot de rechter te verbeteren en de aanpak van justitiële en procedurele uitdagingen te faciliteren, met name in gevallen van mensenhandel en met betrekking tot de klimaatverandering en de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 16 ter (nieuw)
(16 ter) Zoals benadrukt in het verslag van het Europees Parlement over het scorebord voor justitie van 2017 van de Commissie, zijn er nog altijd grote tekortkomingen op het gebied van genderevenwicht binnen de rechterlijke macht en onder het gerechtelijk personeel van de lidstaten, met name (maar niet uitsluitend) ten aanzien van de volgende aspecten:het bevorderen van vrouwelijke rechters op hogere niveaus van de rechterlijke macht, transparantie bij benoemingen, het evenwicht tussen werk en andere taken en het bestaan van mentorschappen.Het programma moet derhalve opleidingsactiviteiten ondersteunen die erop gericht zijn deze onevenwichtigheden aan te pakken.De activiteiten in kwestie kunnen bijvoorbeeld op maat ontworpen zijn voor vrouwelijke beroepsbeoefenaars binnen de rechterlijke macht en onder het gerechtelijk personeel van de lidstaten of, indien passend, zowel gericht zijn op vrouwelijke als op mannelijke beroepsbeoefenaars, om de bewustmaking onder alle betrokken personeelsleden te bevorderen.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 16 quater (nieuw)
(16 quater) Het rechtsstelsel van de Unie biedt onvoldoende gerechtigheid en bescherming aan vrouwen en meisjes, wat inhoudt dat slachtoffers van gendergerelateerd geweld niet de nodige steun krijgen. Dit komt onder meer tot uiting in het gebrek aan bescherming en ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel voor seksuele doeleinden, vrouwelijke vluchtelingen en migranten, LGBTIQ-personen en personen met een handicap.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 17
(17) De Commissie moet zorgen voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met het werk van de organen en instanties van de Unie, zoals EUROJUST, eu-LISA en het Europees Openbaar Ministerie, en moet een balans opmaken van de werkzaamheden van andere nationale en internationale actoren, op de gebieden die onder het programma vallen.
(17) De Commissie moet zorgen voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met het werk van de organen en instanties van de Unie, zoals EUROJUST, het FRA, OLAF, eu-LISA en het Europees Openbaar Ministerie, om een balans van de werkzaamheden van andere nationale en internationale actoren, op de gebieden die onder het programma vallen, op te maken en indien nodig verbeteringen aan te bevelen.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 18
(18) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat alle acties en activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd, een Europese meerwaarde hebben, dat zij complementair zijn met de activiteiten van de lidstaten en dat zij consistent zijn met andere activiteiten van de Unie. Met het oog op een doeltreffende toewijzing van middelen uit de algemene begroting van de Unie, moet worden gestreefd naar samenhang, complementariteit en synergie met financieringsprogramma's ter ondersteuning van sterk met elkaar verbonden beleidsterreinen, meer bepaald in het kader van het Fonds voor justitie, rechten en waarden – en derhalve met het programma Rechten en waarden – en tussen het programma Justitie en het programma voor de interne markt, programma's inzake grensbeheer en veiligheid, met name het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne veiligheid, programma's op het gebied van strategische infrastructuur, met name het programma voor een digitaal Europa, het programma Erasmus+, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, het instrument voor pretoetredingssteun, en de LIFE-verordening13.
(18) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat alle acties en activiteiten die in het kader van het programma Justitie worden uitgevoerd, doenlijk zijn, zichtbaar zijn, voldoen aan de essentiële vereiste van een Europese meerwaarde en worden uitgevoerd op basis van goed financieel beheer en dat zij complementair zijn met de activiteiten van de lidstaten en consistent zijn met andere activiteiten van de Unie. Met het oog op een doeltreffende en resultaatgerichte toewijzing van middelen uit de algemene begroting van de Unie, moet worden gestreefd naar samenhang, complementariteit en synergie met financieringsprogramma's ter ondersteuning van sterk met elkaar verbonden beleidsterreinen, meer bepaald in het kader van het Fonds voor justitie, rechten en waarden – en derhalve met het programma Rechten en waarden – en tussen het programma Justitie en het programma voor de interne markt, programma's inzake grensbeheer en veiligheid, met name het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne veiligheid, programma's op het gebied van strategische infrastructuur, met name het programma voor een digitaal Europa, het Europees Sociaal Fonds Plus, het programma Erasmus+, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, het instrument voor pretoetredingssteun, en de LIFE-verordening13. De uitvoering van het programma Justitie mag geen afbreuk doen aan en moet worden aangevuld met de wetgeving en beleidsmaatregelen van de Unie met betrekking tot de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten.
__________________
__________________
13 Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007. Voor de EER relevante tekst.
13 Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw)
(19 bis) De mechanismen voor het garanderen van een koppeling tussen het financieringsbeleid van de Unie en de waarden van de Unie moeten verder worden verfijnd, waarbij de Commissie een voorstel kan doen aan de Raad om middelen in gedeeld beheer die zijn toegewezen aan een lidstaat, over te hevelen naar het programma, indien tegen deze lidstaat procedures lopen in verband met de waarden van de Unie.Een algemeen mechanisme van de Unie voor de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten moet garanderen dat alle lidstaten geregeld en op gelijke wijze worden geëvalueerd, zodat de nodige informatie wordt verkregen voor het in werking stellen van maatregelen in verband met algemene tekortkomingen op het gebied van de waarden van de Unie in de lidstaten.Teneinde te zorgen voor een uniforme uitvoering en gezien het feit dat de maatregelen die worden opgelegd, verstrekkende financiële gevolgen hebben, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Raad, die moet optreden op basis van een voorstel van de Commissie.Om de vaststelling te vergemakkelijken van de besluiten die nodig zijn voor het garanderen van een doeltreffend optreden, moet gebruik worden gemaakt van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 19 ter (nieuw)
(19 ter) Het is belangrijk te zorgen voor een degelijk financieel beheer van het programma en voor een zo effectief en gebruiksvriendelijk mogelijke uitvoering ervan, waarbij ook rechtszekerheid en de toegankelijkheid van het programma voor alle deelnemers gegarandeerd moeten worden.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 19 quater (nieuw)
(19 quater) Een betere uitvoering en een betere kwaliteit van de bestedingen moeten de richtsnoeren zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, terwijl gegarandeerd moet worden dat de financiële middelen optimaal gebruikt worden.
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 20
(20) Verordening (EU, Euratom) [new FR], hierna "Financieel Reglement" genoemd, is op dit programma van toepassing. De verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.
(20) Verordening (EU, Euratom) [new FR], hierna "Financieel Reglement" genoemd, is op dit programma van toepassing. De verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties, alsmede vereisten betreffende volledige transparantie met betrekking tot het gebruik van middelen, goed financieel beheer en verstandige besteding van middelen.Met name regels betreffende de mogelijkheid voor lokale, regionale, nationale en transnationale organisaties uit het maatschappelijk middenveld om te worden gefinancierd door middel van meerjarige exploitatiesubsidies, doorgifte van subsidies, bepalingen ter waarborging van snelle en flexibele subsidieprocedures, zoals een aanvraagprocedure die uit twee stappen bestaat, gebruiksvriendelijke aanvragen en rapportageprocedures, moeten in het kader van de uitvoering van dit programma worden toegepast en verder worden versterkt. Bij de criteria voor medefinanciering moet rekening worden gehouden met vrijwilligerswerk.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 21
(21) De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze begroting moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit houdt mede in het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten, alsook financiering die niet gekoppeld is aan de kosten, als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.
(21) De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze begroting moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van de beoogde resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten, de grootte en capaciteit van de betrokken belanghebbenden en de beoogde begunstigden, en het verwachte risico van niet-naleving. Dit houdt mede in het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages, eenheidskosten en doorgifte van subsidies, alsook financiering die niet gekoppeld is aan de kosten, als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 22
(22) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad15, Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad16, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad17 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad18 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, daaronder begrepen preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(22) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad15,Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad16, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad17 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad18 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, daaronder begrepen volledige transparantie over de financiering en selectieprocedures van het programma, preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder moet het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 moet het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
_________________
_________________
15 Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
15 Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
16 Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
16 Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
17 Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
17 Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
18 Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
18 Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
19 Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
19 Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 23
(23) Derde landen die lidstaat zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen deelnemen aan Unieprogramma’s in het kader van de samenwerking binnen de EER-overeenkomst, die in de uitvoering van programma’s bij een besluit uit hoofde van die overeenkomst voorziet. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen waarbij de nodige rechten worden toegekend en toegang wordt verleend aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.
(23) Derde landen die lidstaat zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen deelnemen aan Unieprogramma’s in het kader van de samenwerking binnen de EER-overeenkomst, die in de uitvoering van programma’s bij een besluit uit hoofde van die overeenkomst voorziet. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen waarbij de nodige rechten worden toegekend en toegang wordt verleend aan de bevoegde ordonnateur, mensenrechtenorganen en ‑netwerken, inclusief de nationale instanties die bevoegd zijn voor de bescherming van de mensenrechten in elke lidstaat, organen en netwerken die bevoegd zijn voor het beleid inzake non-discriminatie en gelijke kansen, ombudsmannen, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen en hun synergieën en samenwerking kunnen verbeteren.Het moet mogelijk zijn om derde landen bij het programma te betrekken, met name wanneer hun betrokkenheid de doelstellingen van het programma bevordert, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 24 bis (nieuw)
(24 bis) Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten heeft tot doel de Unie in staat te stellen haar begroting beter te beschermen wanneer tekortkomingen in de rechtsstaat afbreuk doen of dreigen te doen aan een goed financieel beheer van de financiële belangen van de Unie. Het moet een aanvulling vormen op het programma Justitie, dat een andere rol heeft, namelijk de ontwikkeling van een Europese rechtsruimte die op de rechtsstaat en wederzijds vertrouwen gebaseerd is, ondersteunen en ervoor zorgen dat mensen hun rechten kunnen uitoefenen.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 25
(25) Volgens [artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad1] komen in landen en gebieden overzee (LGO) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.
(25) Volgens [artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad1] komen in landen en gebieden overzee (LGO) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft. Het is essentieel dat het programma ervoor zorgt dat deze personen en entiteiten voldoende worden geïnformeerd over het feit dat zij eventueel in aanmerking komen voor financiering.
__________________
__________________
1 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
1 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 25 bis (nieuw)
(25 bis) Gezien het belang en de relevantie hiervan moet het programma bijdragen tot het nakomen van de verbintenis van de Unie en haar lidstaten om de duurzameontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 27
(27) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moet dit programma worden geëvalueerd op basis van informatie die is verzameld aan de hand van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld.
(27) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moet dit programma worden geëvalueerd op basis van informatie die is verzameld aan de hand van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de begunstigden van het programma, moeten worden vermeden. Waar mogelijk moeten in die voorschriften meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 2
In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – punt 1
1. "magistraten en justitieel personeel": rechters, leden van het openbaar ministerie en gerechtsmedewerkers, alsmede andere beroepsbeoefenaars op justitieel gebied, zoals advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders of handhavingsambtenaren, insolventiedeskundigen, bemiddelaars, gerechtstolken en ‑vertalers, gerechtsdeskundigen, gevangenispersoneel en reclasseringsambtenaren.
1. "magistraten en justitieel personeel": rechters, leden van het openbaar ministerie en gerechtsmedewerkers, alsmede andere beroepsbeoefenaars op justitieel gebied, zoals advocaten en openbaar aanklagers, notarissen, gerechtsdeurwaarders of handhavingsambtenaren, insolventiedeskundigen, bemiddelaars, gerechtstolken en ‑vertalers, gerechtsdeskundigen, gevangenispersoneel en reclasseringsambtenaren.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1
1. Het programma heeft als algemeen doel bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte die gebaseerd is op het beginsel van de rechtsstaat, wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen.
1. Het programma heeft als algemeen doel bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht die gebaseerd is op de beginselen van de rechtsstaat, waaronder de onafhankelijkheid van rechters en de onpartijdigheid van het rechtsstelsel, wederzijdse erkenning, wederzijds vertrouwen en grensoverschrijdende samenwerking, en zo ook bij te dragen tot de ontwikkeling van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – inleidende formule
2. Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen, zoals nader omschreven in bijlage I:
2. Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter a
(a) facilitering en ondersteuning van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken en bevordering van de rechtsstaat, onder meer door ondersteuning van het streven naar effectievere nationale rechtsstelsels en betere tenuitvoerlegging van beslissingen;
(a) facilitering en ondersteuning, binnen een kader van democratie en eerbiediging van de grondrechten, van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken, met inbegrip van samenwerking buiten de grenzen van de Unie wanneer het recht van de Unie extraterritoriale toepassingen kent, teneinde de toegang tot de rechter voor natuurlijke en rechtspersonen te versterken en de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te bevorderen, onder meer door ondersteuning van het streven naar effectievere nationale rechtsstelsels, passende tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en bescherming van slachtoffers;
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter b
(b) ondersteuning en bevordering van opleidingen op justitieel gebied om de totstandkoming van een gemeenschappelijke rechtsstatelijke cultuur te stimuleren;
(b) ondersteuning en bevordering van nationale en transnationale opleidingen op justitieel gebied – waaronder juridische terminologie – om de totstandkoming van een gemeenschappelijke rechtsstatelijke cultuur te stimuleren, alsook de consistente en doeltreffende tenuitvoerlegging van de rechtsinstrumenten van de Unie inzake wederzijdse erkenning en procedurele waarborgen. Deze opleidingen moeten gendergevoelig zijn, rekening houden met de specifieke behoeften van kinderen en personen met een handicap, in voorkomend geval slachtoffergericht zijn, en in het bijzonder gaan over burgerlijk recht, strafrecht en, in voorkomend geval, administratief recht, de grondrechten en de bestrijding van terrorisme en radicalisering;
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c
(c) vergemakkelijking van de toegang tot de rechter voor iedereen en beschikbaarheid van doeltreffende rechtsmiddelen, onder meer langs elektronische weg, door efficiënte civiel- en strafrechtelijke procedures te bevorderen en door de rechten van slachtoffers van misdrijven en de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures te bevorderen en te ondersteunen.
(c) vergemakkelijking van daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot de rechter voor iedereen, met nadruk op ongelijkheden en discriminatie op welke grond dan ook, zoals de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden, en beschikbaarheid van doeltreffende rechtsmiddelen, onder meer langs elektronische weg (e‑justitie), door efficiënte civiel- en strafrechtelijke procedures en, in voorkomend geval, administratieve procedures te bevorderen, en door de rechten van alle slachtoffers van misdrijven en de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures te bevorderen en te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor kinderen en vrouwen.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter c bis (nieuw)
(c bis) bevordering van de praktische toepassing van drugsgerelateerd onderzoek, ondersteuning van maatschappelijke organisaties, uitbreiding van de kennisbasis in het veld en ontwikkeling van innovatieve methoden om fenomenen zoals nieuwe psychoactieve stoffen, mensenhandel en illegale handel in goederen aan te pakken.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Bij de uitvoering van alle acties beoogt het programma als horizontale doelstelling de bescherming van gelijke rechten en het in artikel 21 van het Handvest vastgelegde non-discriminatiebeginsel te ondersteunen en te bevorderen.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021 – 2027 bedragen [305 000 000] EUR in lopende prijzen.
1. In de zin van [verwijzing die in voorkomend geval moet worden bijgewerkt overeenkomstig het nieuwe interinstitutioneel akkoord] punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer] bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021 – 2027, het voornaamste referentiekader voor de begrotingsautoriteit gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure, 316 000 000 EUR in prijzen van 2018 (356 000 000 EUR in lopende prijzen).
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De voor maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid toegewezen middelen worden elk jaar vermeld.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 4
4. Op verzoek van de lidstaten kunnen de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
4. Op verzoek van de lidstaten of de Commissie kunnen de aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze uit. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2
2. In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement.
2. In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, voornamelijk door middel van subsidies voor acties en jaarlijkse en meerjarige exploitatiesubsidies. Die financiering waarborgt goed financieel beheer, een verstandig gebruik van overheidsmiddelen, minder administratieve lasten voor de uitvoerder en de begunstigden van het programma, en de toegankelijkheid van de middelen van het programma voor potentiële begunstigden. Er kan gebruik worden gemaakt van vaste bedragen, eenheidskosten, vaste percentages en doorgifte van subsidies en financiële steun aan derden. Medefinanciering wordt in natura aanvaard en kan in geval van beperkte aanvullende financiering terzijde worden gesteld.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 7
Artikel 7
Artikel 7
Soorten acties
Soorten acties
Acties die bijdragen tot de verwezenlijking van een specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 3, kunnen in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van deze verordening. Met name de in bijlage I genoemde activiteiten komen in aanmerking voor financiering.
Acties die bijdragen tot de verwezenlijking van een specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 3, kunnen in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van deze verordening. Met name de volgende activiteiten komen in aanmerking voor financiering:
(1) bewustmaking, verspreiding van informatie ter verbetering van de kennis van het beleid en het recht van de Unie, waaronder materieel recht en procesrecht, van instrumenten voor justitiële samenwerking, van de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van vergelijkend recht en van Europese en internationale normen, met bijzondere aandacht voor een beter begrip van multidisciplinaire, disciplineoverschrijdende en interdisciplinaire rechtsgebieden, zoals handel en mensenrechten, en voor manieren om extraterritoriale processen te vergemakkelijken;
(2) wederzijdse leerprocessen door het uitwisselen van goede praktijken tussen belanghebbenden, inclusief maatschappelijke organisaties, met het oog op meer kennis en wederzijds begrip van het civiele en strafrecht en de rechtsstelsels van de lidstaten, met inbegrip van rechtsstatelijkheid en toegang tot de rechter, en door het bevorderen van wederzijds vertrouwen alsook het uitwisselen van goede praktijken inzake een kindvriendelijke justitie en de bevordering en integratie van het genderperspectief in het hele gerechtelijke apparaat;
(3) opleidingen voor rechters, advocaten, aanklagers, politie en andere mensen die in het gerechtelijke apparaat werken, over de uitdagingen en belemmeringen die mensen in een kwetsbare situatie ondervinden, bijvoorbeeld kinderen, etnische minderheden, LGBTI's, personen met een handicap, slachtoffers van gendergerelateerd en andere vormen van persoonlijk geweld en slachtoffers van mensenhandel, en over de manier om te garanderen dat slachtoffers van misdrijven naar behoren worden beschermd;
(4) analyse en monitoring ter verbetering van de kennis van en het inzicht in potentiële belemmeringen die de goede werking van een Europese rechtsruimte kunnen schaden en ter verbetering van de tenuitvoerlegging van het recht en het beleid van de Unie in de lidstaten, mede rekening houdend met de gevolgen van het recht van de Unie voor derde landen;
(5) activiteiten ter verbetering van de goede werking van een Europese rechtsruimte, onder meer door monitoring van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten in de lidstaten en onderzoek naar de wijze waarop belemmeringen voor een universele, niet-discriminerende en daadwerkelijke toegang tot de rechter voor iedereen kunnen worden weggenomen;
(6) initiatieven om iets te doen aan genderonevenwichtigheden onder magistraten en justitieel personeel van de lidstaten door middel van opleidingen die hetzij op vrouwelijke beroepsbeoefenaren zijn afgestemd, hetzij op zowel vrouwelijke als mannelijke beroepsbeoefenaren zijn gericht, om aan bewustmaking te doen over kwesties zoals het lage percentage vrouwelijke rechters op hogere niveaus van de rechterlijke macht of de behoefte aan transparantie en objectieve criteria bij benoemingsprocedures;
(7) opleiding van belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties die slachtoffers van misdrijven verdedigen en vorderingen instellen, ter verbetering van de kennis van het beleid en het recht van de Unie, waaronder materieel recht en procesrecht, de grondrechten, de ondersteuning en bescherming van slachtoffers van misdrijven, het gebruik van collectieve verhaalmechanismen en universele jurisdictie, het gebruik van instrumenten van de Unie voor justitiële samenwerking, de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, juridisch taalgebruik en vergelijkend recht;
(8) multidisciplinaire opleiding van justitieel personeel en andere relevante belanghebbenden op het gebied van het penitentiair recht, detentie en gevangenisbeheer, om de verspreiding van beste praktijken te vergemakkelijken;
(9) multidisciplinaire opleiding van justitieel personeel en andere relevante belanghebbenden op het gebied van het jeugdrecht om de correcte tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure voor te bereiden en te bevorderen;
(10) ontwikkeling en onderhoud van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en instrumenten voor e-justitie ter verbetering van de efficiëntie van de justitiële systemen en hun samenwerking door middel van informatie- en communicatietechnologie, met inbegrip van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen en toepassingen, privacy en gegevensbescherming;
(11) ontwikkeling van de capaciteit van belangrijke netwerken op Europees niveau en Europese justitiële netwerken, met inbegrip van krachtens het Unierecht opgerichte netwerken, om te zorgen voor de doeltreffende toepassing en handhaving van het recht van de Unie en om het recht, de beleidsdoelstellingen en de strategieën van de Unie op gebieden die onder het programma vallen, te bevorderen verder te ontwikkelen;
(12) structurele steun voor maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden die actief zijn op de door het programma bestreken gebieden en voor capaciteitsopbouw en opleiding van juridische deskundigen die voor die organisaties werken, alsook voor specifieke activiteiten van dergelijke organisaties, zoals belangenbehartiging, netwerken, rechtszaken in verband met inbreuken op de democratie, de rechtsstaat en grondrechten, mobilisatie en educatie van het publiek, en verlening van relevante diensten;
(13) bevordering van de kennis van het programma en van de verspreiding, overdraagbaarheid en transparantie van de resultaten ervan en bevordering van bewustmaking van burgers, onder meer door het opzetten en ondersteunen van onafhankelijke programmabureaus/een netwerk van nationale contactpunten;
(14) benchmarkstudies, onderzoeken, analyses en enquêtes, evaluaties, effectbeoordelingen en ontwikkeling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1
1. Aan een actie waaraan in het kader van het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit een ander programma van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. [De cumulatieve financiering mag de totale subsidiabele kosten van de actie niet overschrijden en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend].
1. Aan een actie waaraan in het kader van het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit een ander programma van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken en dat dubbele financiering wordt voorkomen door duidelijk de financieringsbronnen voor elke uitgavencategorie aan te geven, in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer. [De cumulatieve financiering mag de totale subsidiabele kosten van de actie niet overschrijden en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend].
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 3 – alinea 2 – letter a
(a) de maatregelen zijn beoordeeld in het kader een oproep tot het indienen van voorstellen voor het programma;
(a) de maatregelen zijn naar behoren beoordeeld in het kader een oproep tot het indienen van voorstellen voor het programma;
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 3
3. Zonder oproep tot het indienen van voorstellen kunnen exploitatiesubsidies worden toegekend aan het Europees netwerk voor justitiële opleiding ter dekking van uitgaven die betrekking hebben op het permanente werkprogramma.
3. Zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden exploitatiesubsidies toegekend aan het Europees netwerk voor justitiële opleiding ter dekking van uitgaven die betrekking hebben op het permanente werkprogramma.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2
2. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 17 bedoelde raadplegingsprocedure.
2. Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling. Die gedelegeerde handeling wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1
1. Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage II.
1. Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in de bijlage. De gegevens die worden verzameld met het oog op monitoring en verslaglegging worden in voorkomend geval uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en personeelscategorie.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 12 lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De monitoring is ook een manier om te beoordelen hoe in de acties van het programma rekening is gehouden met gendergelijkheid en non-discriminatie.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 3
3. Het systeem voor verslaglegging over de prestaties waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld. Daartoe worden de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten aan evenredige verslagleggingsvereisten onderworpen.
3. Het systeem voor verslaglegging over de prestaties waarborgt dat correcte gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend, accuraat en tijdig worden verzameld. Daartoe worden de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten aan evenredige verslagleggingsvereisten onderworpen. De Commissie stelt gebruiksvriendelijke formulieren ter beschikking en voorziet in richtsnoeren en ondersteuning, met name voor aanvragers en begunstigden die mogelijk niet over voldoende middelen en personeel beschikken om aan de verslagleggingsvereisten te voldoen.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1
1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.
1. Evaluaties worden tijdig en op goed gedocumenteerde wijze uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen en de toepassing van de in het kader hiervan uitgevoerde maatregelen, evenals de verwezenlijking van de in artikel 3 opgenomen doelstellingen kan worden gemonitord.Alle evaluaties worden op genderbewuste wijze uitgevoerd en bevatten een gedetailleerde analyse van het deel van de programmabegroting dat is toegewezen voor activiteiten die verband houden met gendergelijkheid.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen.
2. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk drie jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 3
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit.
3. Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis. Bij de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van het programma wordt onder meer het volgende beoordeeld:
(a) de aan het programma toegeschreven invloed op de toegang tot de rechter, op basis van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens die op Europees niveau zijn verzameld;
(b) het aantal en de kwaliteit van de instrumenten en hulpmiddelen die zijn ontwikkeld via door het programma gefinancierde acties;
(c) de Europese toegevoegde waarde van het programma;
(d) de hoogte van de financiering in verhouding tot de bereikte resultaten;
(e) de mogelijke administratieve, organisatorische en/of structurele belemmeringen voor een soepelere, doeltreffendere en efficiëntere uitvoering van het programma.
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 4
4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. De groep van geraadpleegde deskundigen is evenwichtig samengesteld wat het aantal vrouwen en mannen betreft.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren over de Europese toegevoegde waarde van het programma, waardoor de toegevoegde waarde van de Unie wordt aangetoond en de inspanningen van de Commissie op het gebied van gegevensverzameling worden ondersteund om de budgettaire transparantie te vergroten.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr.182/2011 en wordt bijgestaan door relevante maatschappelijke organisaties en mensenrechtenorganisaties.In het comité wordt het genderevenwicht, alsook een gepaste vertegenwoordiging van minderheden en andere uitgesloten groepen gewaarborgd.
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Bijlage I
Bijlage I
Schrappen
Activiteiten in het kader van het programma
De in artikel 3, lid 2, bedoelde specifieke doelstellingen van het programma worden met name nagestreefd door middel van ondersteuning van de volgende activiteiten:
1. bewustmaking, verspreiding van informatie ter verbetering van de kennis van het beleid en het recht van de Unie, waaronder materieel recht en procesrecht, van instrumenten voor justitiële samenwerking, van de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van vergelijkend recht en van Europese en internationale normen;
2. wederzijdse leerprocessen door uitwisseling van goede praktijken tussen belanghebbenden om de kennis en het wederzijds begrip van het civiele en strafrecht en de rechtsstelsels van de lidstaten, met inbegrip van rechtsstatelijkheid, te versterken en het wederzijds vertrouwen te bevorderen;
3. analyse en monitoring25 ter verbetering van de kennis van en het inzicht in potentiële belemmeringen die de goede werking van een Europese rechtsruimte kunnen schaden en ter verbetering van de tenuitvoerlegging van het recht en het beleid van de Unie in de lidstaten;
4. opleiding van belanghebbenden ter verbetering van de kennis van het beleid en het recht van de Unie, waaronder materieel recht en procesrecht, van het gebruik van EU-instrumenten voor justitiële samenwerking, van de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van het juridisch taalgebruik en van vergelijkend recht;
5. ontwikkeling en onderhoud van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ter verbetering van de efficiëntie van de justitiële systemen en hun samenwerking door middel van informatie- en communicatietechnologie, met inbegrip van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen en toepassingen;
6. ontwikkeling van de capaciteit van belangrijke Europese netwerken en Europese justitiële netwerken, inclusief krachtens het Unierecht opgerichte netwerken, om te zorgen voor de doeltreffende toepassing en tenuitvoerlegging van het recht van de Unie en om het recht, de beleidsdoelstellingen en de strategieën van de Unie op gebieden die onder het programma vallen, te bevorderen, alsook de ondersteuning van maatschappelijke organisaties die actief zijn op de onder het programma vallende gebieden;
7. bevordering van de kennis van het programma en van de verspreiding en overdraagbaarheid van de resultaten ervan en bevordering van de bewustmaking van burgers, onder meer door het opzetten en ondersteunen van programmabureaus/een netwerk van nationale contactpunten.
__________________
25 Deze activiteiten omvatten bijvoorbeeld het verzamelen van gegevens en statistieken; het ontwikkelen van gemeenschappelijke methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties; effectbeoordeling; het opstellen en publiceren van handleidingen, rapporten en educatief materiaal.
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Bijlage II – alinea 1 – inleidende formule
Bijlage II
Bijlage
Indicatoren
Indicatoren
Het programma wordt gemonitord aan de hand van een reeks indicatoren om te meten in hoeverre de algemene en specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt, mede met het oog op verlichting van de administratieve lasten en de kosten. Daartoe zullen er gegevens worden vergaard met betrekking tot onderstaande indicatoren:
Het programma wordt gemonitord aan de hand van een reeks kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren om te meten in hoeverre de algemene en specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt, mede met het oog op verlichting van de administratieve lasten en de kosten en het zorgen voor een optimale doeltreffendheid van de rechtsstelsels. Daartoe zullen er, met inachtneming van de rechten op het gebied van privacy en gegevensbescherming, gegevens worden verzameld en, indien van toepassing, naar geslacht, leeftijd en personeelscategorie worden uitgesplitst met betrekking tot onderstaande indicatoren:
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Bijlage II – alinea 1 – tabel
het aantal magistraten en justitiële personeelsleden dat heeft deelgenomen aan opleidingsactiviteiten (met inbegrip van uitwisseling van personeel, studiebezoeken, workshops en seminars) die worden gefinancierd door het programma, onder meer door de exploitatiesubsidie van het ENJO
het aantal magistraten en justitiële personeelsleden dat heeft deelgenomen aan opleidingsactiviteiten (met inbegrip van uitwisseling van personeel, studiebezoeken, workshops en seminars) die worden gefinancierd door het programma, onder meer door de exploitatiesubsidie van het ENJO
het aantal personeelsleden en leden van maatschappelijke organisaties dat heeft deelgenomen aan opleidingsactiviteiten
het aantal uitwisselingen van informatie in het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)
het aantal uitwisselingen van informatie in het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)
het aantal gevallen en activiteiten en het resultaat van grensoverschrijdende samenwerking, ook via samenwerking door middel van IT-tools en procedures op Unieniveau
het aantal treffers op het e-justitieportaal/bladzijden dat tegemoet komt aan de behoefte aan informatie over grensoverschrijdende civiele zaken
het aantal personen dat is bereikt door:
het aantal personen dat is bereikt door:
(i) activiteiten inzake wederzijds leren en uitwisselen van goede praktijken;
(i) activiteiten inzake wederzijds leren en uitwisselen van goede praktijken;
(ii) activiteiten inzake bewustmaking, voorlichting en verspreiding
(ii) activiteiten inzake bewustmaking, voorlichting en verspreiding
(ii bis) activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw die bedoeld zijn voor maatschappelijke organisaties;
(ii ter) activiteiten om mensen informatie te verstrekken over toegang tot de rechter;
(ii quater) activiteiten voor rechters over uitdagingen op het gebied van procesvoering en de wijze waarop het internationaal privaatrecht en het Unierecht moeten worden toegepast in grensoverschrijdende/multidisciplinaire zaken;
(ii quinquies) door het programma gefinancierde bewustmakingsactiviteiten.
de geografische dekking van de door het programma gefinancierde activiteiten
de beoordeling door de deelnemers van de activiteiten waaraan zij hebben deelgenomen en van de verwachte duurzaamheid ervan
De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissies op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A8-0068/2019).