Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 februari 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (COM(2018)0378 – C8-0242/2018 – 2018/0203(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0378),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0242/2018),
— gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
— gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 oktober 2018(1),
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A8-0477/2018),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 februari 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In het belang van de goede werking van de interne markt en de ontwikkeling van een Europese civiele rechtsruimte gebaseerd op het beginsel van wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken, is het nodig de samenwerking tussen de gerechten in de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging verder te verbeteren en te versnellen. [Am. 1]
(2) Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad(3) bevat regels betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken.
(2 bis) Voor de toepassing van deze verordening dient aan de term "gerecht" een ruime betekenis te worden gegeven, die niet alleen gerechten in de strikte zin van het woord omvat die gerechtelijke taken vervullen, maar ook andere organen of autoriteiten die in bepaalde lidstaten en in specifieke situaties krachtens nationaal recht bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen overeenkomstig deze verordening, zoals handhavingsautoriteiten of notarissen. [Am. 2]
(2 ter) Het is van essentieel belang dat er doeltreffende middelen voor verkrijging, bewaring en overlegging van bewijs beschikbaar zijn, en dat naar behoren rekening wordt gehouden met de rechten van de verdediging en de noodzaak om vertrouwelijke informatie te beschermen. Het is in dit verband belangrijk om het gebruik van moderne technologieën te bevorderen. [Am. 3]
(3) Om op doeltreffende wijze te zorgen voor de rechtstreekse en snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen, dienen alle passende middelen van moderne communicatietechnologie te worden gebruikt en dient in dit verband rekening te worden gehouden met de voortdurende ontwikkeling van dergelijke technologie. Derhalve dienen in de regel alle communicatie en uitwisselingen van documenten plaats te vinden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen. [Am. 4]
(3 bis) Het gedecentraliseerde IT-systeem moet gebaseerd zijn op het e-CODEX-systeem en moet beheerd worden door eu-LISA.Er moet voorzien worden in voldoende middelen voor eu-LISA om dit systeem in te voeren en operationeel te houden, en om technische bijstand te bieden in geval van problemen bij het beheer van het systeem.De Commissie moet zo snel mogelijk, en in elk geval ten laatste eind 2019, een voorstel indienen voor een verordening betreffende grensoverschrijdende communicatie in gerechtelijke procedures (e-CODEX). [Am. 5]
(4) Om de wederzijdse erkenning van digitaal bewijs te waarborgen, mag digitaal bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, zijn hoedanigheid van bewijs niet verliezen in andere lidstaten door het enkele feit datomdat het digitaal van aard is. Dit beginsel mag geen afbreuk doen aan de vaststelling, overeenkomstig het nationale recht, van de kwaliteit en de waarde van bewijs, ongeacht of dit digitaal of niet-digitaal van aard is. [Am. 6]
(5) Verordening (EG) nr. 1206/2001 mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de autoriteiten om informatie uit te wisselen in het kader van stelsels die door andere Unie-instrumenten zijn ingesteld, zoals Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad(4) of Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad(5), zelfs indien de betrokken informatie bewijskracht heeft, waardoor de keuze van de meest geschikte methode aan de verzoekende autoriteit toekomt.
(5 bis) De procedures voor het verkrijgen, bewaren en overleggen van bewijs moeten waarborgen dat de procedurele rechten van de partijen, alsmede de bescherming, integriteit en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer worden beschermd in overeenstemming met het recht van de Unie. [Am. 7]
(6) Het potentieel van moderne communicatietechnologie, met name videoconferenties, die een belangrijk en direct middel vormen om de bewijsverkrijging te vereenvoudigen en te bespoedigen, wordt momenteel niet optimaal benut. Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, dient het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs rechtstreeks via videoconferentie te verrichten, indien die technologieof via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand die voor de respectieve gerechten beschikbaar is,en indien tenzij het gerecht van mening is dat het gebruik ervanvan die technologie gezien de specifieke omstandigheden van de zaak geschiktongeschikt is met het oog op een eerlijke rechtspleging. De voorschriften voor het gebruik van dergelijke communicatiemiddelen dienen technologieneutraal te zijn en ruimte te bieden voor toekomstige vormen van communicatie. Wanneer de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat zulks vereist, moet het gebruik van dergelijke technologie afhankelijk worden gesteld van de toestemming van de te verhoren persoon. [Am. 8]
(7) Om de bewijsverkrijging door diplomatiekediplomatiek personeel of consulaire ambtenaren te vergemakkelijken, mogen zij, op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waarwaarin zij hun functies uitoefenengeaccrediteerd zijn, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten in de gebouwen van hun diplomatieke missie of consulaat zonder dat een voorafgaand verzoek nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, zonder dwang te verhoren in het kader vanvoor een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, op voorwaarde dat de te horen persoon vrijwillig meewerkt aan de bewijsverkrijging. [Am. 9]
(7 bis) Deze verordening moet in overeenstemming met het recht van de Unie op het gebied van gegevensbescherming worden toegepast, en moet de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eerbiedigen.Daarnaast moet de verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen uit hoofde van deze verordening plaatsvinden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(6) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad(7).In het kader van deze verordening mogen enkel persoonsgegevens verwerkt worden voor de in deze verordening vastgelegde specifieke doelstellingen. [Am. 10]
(8) Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de totstandbrenging van een vereenvoudigd rechtskader om de rechtstreekse, doeltreffende en snelle verzending van verzoeken en kennisgevingen inzake bewijsverkrijging te waarborgen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. [Am. 11]
(8 bis) Deze verordening heeft ten doel juridische procedures doeltreffender te maken en sneller te laten verlopen door de mechanismen voor samenwerking op het gebied van bewijsverkrijging in grensoverschrijdende procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen, en tevens een bijdrage te leveren aan de beperking van vertragingen en kosten voor personen en ondernemingen.Meer rechtszekerheid kan er, in combinatie met eenvoudiger, gestroomlijnde en gedigitaliseerde procedures, bovendien voor zorgen dat personen en ondernemingen gemakkelijker grensoverschrijdende transacties aangaan, waardoor de handel binnen de Unie een impuls krijgt, hetgeen ten goede komt aan de werking van de interne markt. [Am. 12]
(9) Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [hebben/heeft] [het Verenigd Koninkrijk] [en] [Ierland] te kennen gegeven dat [het/zij wenst/wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening] [het/zij niet deelneemt/deelnemen aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat/lidstaten].
(10) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor noch van toepassing op Denemarken.
(11) Om de nadere regelingen inzake de werking van het gedecentraliseerde IT-systeem alsmede de technische minimumnormen en -vereisten voor het gebruik van videoconferenties vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen.Deze gedelegeerde handelingen moeten een doeltreffende, betrouwbare en soepele doorgifte van de relevante informatie via het gedecentraliseerde IT-systeem garanderen, en moeten ervoor zorgen dat bij videoconferenties kwalitatief hoogwaardige communicatie en interactie in realtime gewaarborgd zijn. Voorts moet, om de in de bijlagen opgenomen modelformulieren bij te werken of technisch aan te passen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor wijzigingen van de bijlagen gedelegeerd worden aan de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(8). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. [Am. 13]
(12) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven dient de Commissie deze verordening te evalueren op basis van via specifieke monitoringregelingen verzamelde informatie om de daadwerkelijke effecten van de verordening en de behoefte aan verdere acties na te gaan.
(13) Verordening (EG) nr. 1206/2001 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1206/2001 wordt als volgt gewijzigd:
(1) in artikel 1 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:"
"4. In deze verordening wordt onder "gerecht" elke gerechtelijke autoriteit in een lidstaat verstaan die bevoegd is om handelingen tot het verkrijgen vanuit hoofde van het recht van die lidstaat bevoegd is om bewijs te verrichtenverkrijgen overeenkomstig deze verordening."; [Am. 14]
"
(2) artikel 6 wordt vervangen door:"
"Artikel 6
Verzending van verzoeken en van overige kennisgevingen
1. Verzoeken en kennisgevingen uit hoofde van deze verordening worden verzonden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat bestaat uit nationale IT-systemen die onderling verbonden zijn door een communicatie-infrastructuur dieen dat veilige,beveiligde en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie, onder meer in realtime, tussen de nationale IT-systemen mogelijk maakt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met grondrechten en fundamentele vrijheden.Dat gedecentraliseerde IT-systeem is gebaseerd op e-CODEX. [Am. 15]
2. Het algemene rechtskader voor het gebruik van gekwalificeerde vertrouwensdiensten van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad(9) is van toepassing op de verzoeken en kennisgevingen die via het in lid 1 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem worden verzonden. [Am. 16]
3. Indien in lid 1 bedoelde verzoeken en kennisgevingen een zegel of handgeschreven handtekening vereisen of inhouden, mogen in de plaats daarvan "gekwalificeerde elektronische zegels" en "gekwalificeerde elektronische handtekeningen" zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014, worden gebruikt, mits volledig gewaarborgd is dat de betrokken personen tijdig en op rechtmatige wijze kennis hebben gekregen van deze documenten. [Am. 17]
3 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door nadere regelingen vast te stellen inzake de werking van het gedecentraliseerde IT-systeem.Wanneer zij deze bevoegdheid uitoefent, zorgt de Commissie ervoor dat het systeem een doeltreffende, betrouwbare en soepele uitwisseling van de relevante informatie waarborgt, alsook een hoog veiligheidsniveau bij verzending, alsmede bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. [Am. 18]
4. Indien verzending overeenkomstig lid 1 onmogelijk is wegens een onvoorziene en uitzonderlijke verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem of indien die verzending niet mogelijk is in andere uitzonderlijke gevallen, vindt de verzending plaats langs de snelste weg die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaardenals aanvaardbaar heeft aangemerkt."; [Am. 19]
"
(3) artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 2 wordt geschrapt;
b) in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:"
"Indien het verzoekende gerecht binnen 30 dagen na de indiening van het verzoek geen informatie heeft ontvangen over de vraag of het verzoek is aanvaard, wordt het verzoek geacht te zijn aanvaard.";
"
(4) het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:"
"Artikel 17 bis
Rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentietechnologie voor communicatie op afstand [Am. 20]
1. Indien de verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs inhoudt dat een in een andere lidstaat wonende persoon als getuige, partij of deskundige wordt verhoord, en het gerecht het bevoegde gerecht van een andere lidstaat niet verzoekt om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder a), verricht het gerecht de handeling tot het verkrijgen van bewijs overeenkomstig artikel 17 rechtstreeks via videoconferentie, indien die technologie voor de respectieve gerechten beschikbaar is en indien het gerecht van meningof via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand die voor de respectieve gerechten beschikbaar is,dattenzij het gebruik ervan isvan die technologie, gezien de specifieke omstandigheden van de zaak, met het oog op een eerlijke rechtspleging niet geschikt iswordt geacht. [Am. 21]
1 bis. Wanneer het nationale recht van de verzoekende lidstaat zulks vereist, is het gebruik van videoconferenties of enige andere geschikte technologie voor communicatie op afstand alleen toegestaan als de te verhoren persoon daarmee instemt. [Am. 22]
2. Indien een verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand wordt ingediend, vindt het verhoor plaats in de gebouwen van een gerecht. Het verzoekende gerecht en het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, of het gerecht in de gebouwen waarvan het verhoor zal plaatsvinden, dienen overeenstemming te bereiken over de praktische regelingen voor de videoconferentie. Deze regelingen dienen in overeenstemming te zijn met de technische minimumnormen en -vereisten voor het gebruik van videoconferentie die zijn vastgesteld in overeenstemming met lid 3 bis. [Am. 23]
2 bis. Elektronische systemen voor bewijsverkrijging waarborgen de bescherming van het beroepsgeheim en de eerbiediging van het wettelijk verschoningsrecht. [Am. 24]
3. Indien de bewijsverkrijging via videoconferentie of via een andere beschikbare communicatietechnologie plaatsvindt: [Am. 25]
a) kan het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, in de aangezochte lidstaat een gerecht opdragen aan de verrichting van de handeling tot het verkrijgen van bewijs deel te nemen teneinde de fundamentele beginselen van het recht van de aangezochte lidstaat te garanderen;
b) waarborgt het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, indien nodig, en op verzoek van het verzoekende gerecht, de te verhoren persoon of de rechter in aangezochte lidstaat die aan het verhoor deelneemt, dat de te verhoren persoon of de rechter door een gekwalificeerde tolk wordt bijgestaan. [Am. 26]
3 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de minimumnormen en vereisten voor het gebruik van videoconferentie vast te stellen.
Bij de uitoefening van die bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat bij de videoconferentiesessies communicatie van hoge kwaliteit en interactie in realtime gewaarborgd zijn.Met betrekking tot de overdracht van de informatie zorgt de Commissie ook voor een hoog niveau van veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EG) nr. 2002/58. [Am. 27]
3 ter. De te verhoren persoon, de partijen en hun respectieve wettelijke vertegenwoordigers worden door het gerecht in kennis gesteld van de datum, tijd en locatie van het verhoor, alsmede van de voorwaarden voor deelname daaraan via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand. De partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers worden door het bevoegde gerecht ingelicht over de procedure voor overlegging van documenten of ander materiaal tijdens het verhoor via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand.”; [Am. 28]
"
(5) het volgende artikel 17 ter wordt ingevoegd:"
"Artikel 17 ter
Bewijsverkrijging door diplomatiekediplomatiek personeel of consulaire ambtenaren [Am. 29]
DiplomatiekeDiplomatiek personeel of consulaire ambtenaren van een lidstaat kunnen op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waarwaarin zij hun functies uitoefenengeaccrediteerd zijn, handelingen tot het verkrijgen van bewijs verrichten in de gebouwen van hun diplomatieke missie of consulaat zonder dat een voorafgaand verzoek overeenkomstig artikel 17, lid 1, nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, zonder dwang te verhoren in het kader vanvoor een geding dat aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen.";Bewijs mag enkel op deze wijze worden verkregen indien de te verhoren persoon vrijwillig meewerkt. De bewijsverkrijging vindt plaats onder toezicht van het verzoekende gerecht, met inachtneming van diens nationale recht."; [Am. 30]
"
(6) de volgende afdeling 6 wordt ingevoegd na artikel 18:"
"Afdeling 6
Wederzijdse erkenning
Artikel 18 bis
DigitaalDe digitale aard van bewijs dat in een lidstaat is verkregen overeenkomstig het recht van die lidstaat, kan zijn bewijswaarde in een andere lidstaat niet verliezen door het enkele feit dat het digitaal van aard is. niet worden aangevoerd als reden voor het verlies van de bewijswaarde in een andere lidstaat. De vraag of het bewijs digitaal of niet-digitaal van aard is, wordt niet in aanmerking genomen bij de bepaling van het kwaliteitsniveau en de waarde van dergelijk bewijs."; [Am. 31]
"
(6 bis) de volgende afdeling 6 bis wordt ingevoegd na artikel 18:"
"Afdeling 6 bis
Verwerking van persoonsgegevens
Artikel 18 ter
Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, met inbegrip van de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten op het niveau van de Unie geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad*. Persoonsgegevens die niet relevant zijn voor de behandeling van een specifiek geval, worden onmiddellijk gewist. [Am. 32]
____________
* Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).";
"
(7) in artikel 19 wordt lid 2 vervangen door:"
"2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen om de daarin opgenomen modelformulieren bij te werken of technisch aan te passen.";
"
(8) artikel 20 wordt vervangen door:"
"Artikel 20
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, en artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor onbepaalde tijdvoor een periode van vijf jaar verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. [Am. 33]
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, en artikel 19, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. [Am. 34]
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel6, lid 3 bis, artikel 17 bis, lid 3 bis, of artikel 19, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van tweedrie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd."; [Am. 35]
"
(9) het volgende artikel 22 bis wordt ingevoegd:"
"Artikel 22 bis
Monitoring
1. Uiterlijk [tweeéén jaar na de datum met ingang waarvan de verordeningvan inwerkingtreding van toepassing isde verordening] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening. [Am. 36]
2. In het monitoringprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en andere noodzakelijke bewijsstukken moeten worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens en andere bewijsstukken te verzamelen en te analyseren.
3. De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens en andere bewijsstukken die voor de monitoring nodig zijn."
"
(10) artikel 23 wordt vervangen door:"
"Artikel 23
Evaluatie
1. Ten vroegstelaatste [vijfvierjaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en doet zij over de belangrijkste bevindingen verslag aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel. [Am. 37]
2. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van dat verslag.".
"
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van […].
Artikel 1, punt 2, is evenwel van toepassing met ingang van... [24 maanden na de inwerkingtreding].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).