Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 februari 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk (COM(2018)0277 – C8-0192/2018 – 2018/0138(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0277),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0192/2018),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Tsjechische senaat, de Duitse Bundestag, het Ierse parlement en het Zweedse parlement, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0015/2019),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 februari 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/... van het Europees Parlement en de Raad inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad(4) voorziet in een gemeenschappelijk kader voor de verwezenlijking in de Unie van moderne, interoperabele netwerken met een tweelagige structuur ten behoeve van de burgers, met het oog op de ontwikkeling van de interne markt en de sociale, economische en territoriale cohesie van de Unie. De trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T) hebben een structuur met twee lagen: een kernnetwerk dat de verbindingen omvat die voor de Unie van het grootste strategisch belang zijn en een uitgebreid netwerk dat alle regio’s in de Unie ontsluit.en eenHet kernnetwerk dat de verbindingen omvat diemoet fungeren als een grensoverschrijdende en multimodale katalysator voor de Unietotstandbrenging van het grootste strategisch belang zijn een eengemaakte Europese vervoers- en mobiliteitsruimte. In Verordening (EU) nr. 1315/2013 zijn bindende termijnen vastgesteld voor de verwezenlijking van het TEN-T: 2030 voor het kernnetwerk en 2050 voor het uitgebreide netwerk. Voorts is er in Verordening (EU) nr. 1315/2013 ook aandacht voor grensoverschrijdende verbindingen die de interoperabiliteit tussen de verschillende vervoerswijzen zullen verbeteren en zullen bijdragen aan de multimodale integratie van het vervoer van de Unie, en die daarnaast rekening moeten houden met de ontwikkelingsdynamiek van de vervoersector en de nieuwe technologieën van de toekomst. [Am. 1]
(2) Niettegenstaande de uitvoeringsverplichting en bindende termijnen voor TEN-T-projecten, is in de praktijk gebleken dat investeringen voor de voltooiing van het TEN-T vaak met de complexiteit vaneen veelheid aan trage, onduidelijke en complexe vergunningsprocedures, grensoverschrijdende aanbestedingen en andere procedures worden geconfronteerd. Dit brengt de tijdige uitvoering van projecten in het gedrang en leidt in veel gevallen tot aanzienlijke vertragingen en hogere kosten, geeft aanleiding tot onzekerheid voor initiatiefnemers en potentiële particuliere investeerders, en kan zelfs tot gevolg hebben dat projecten halverwege de uitvoering worden opgegeven. Gezien deze omstandigheden. Er is er actie op EU-niveau nodig om die problemen aan te pakken en een gesynchroniseerde realisatieeen gesynchroniseerde realisatie van het TEN-T mogelijk te maken binnen de termijn waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1315/2013 TEN-T mogelijk te maken.Bovendien moeten de lidstaten hun besluiten over nationale infrastructuurplannen laten overeenstemmen met de doelstellingen van het TEN-T. [Am. 2]
(2 bis) Deze verordening is enkel van toepassing op projecten van de Unie die krachtens Verordening (EU) nr. 1315/2013 zijn erkend als projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot het kernnetwerk van het trans-Europees vervoersnetwerk. Een lidstaat kan besluiten ook het uitgebreide netwerk op te nemen in het toepassingsgebied. [Am. 3]
(3) In de regelgevingrechtsstelsels van talrijke lidstaten wordt prioriteit gegeven aan bepaalde categorieën van projecten die van strategisch belang zijn voor de economie Unie. Een prioritaire behandeling vertaalt zich in kortere termijnen, gelijktijdige en/of vereenvoudigde procedures of beperkte termijnen voor de afronding van vergunningsprocedures of beroepsprocedures, waarbij wordt gewaarborgd dat de doelstellingen van andere horizontale beleidsterreinen worden verwezenlijkt. Wanneer het nationale regelgevingskader in een dergelijk kader voorziet, moet ditdergelijke regels inzake prioritaire behandeling voorhanden zijn in het nationale regelgevingskader, moeten deze automatisch gelden voor EU-projecten die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1315/2013 zijn aangewezen als projecten van gemeenschappelijk belang. De lidstaten die niet over dergelijke regels inzake prioritaire behandeling beschikken, moeten deze vaststellen. [Am. 4]
(4) Om de effectiviteit van milieueffectbeoordelingen te verhogen en het besluitvormingsproces te stroomlijnen en indien de verplichting om kernnetwerkprojecten aan een milieubeoordeling te onderwerpen niet alleen voortvloeit uit Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad(5), als gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad(6), maar ook uit andere EU-regelgeving, zoals Richtlijn 92/43/EEG van de Raad(7), Richtlijnen 2009/147/EG(8), 2000/60/EG(9), 2008/98/EG(10), 2010/75/EU(11), 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad(12) en Uitvoeringsrichtlijn 2011/42/EG van de Commissie(13), dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat een gemeenschappelijke procedure wordt ingevoerd die aan de eisen van al die richtlijnen voldoet. Bovendien kunnen een vroegtijdige afbakening van de milieueffecten en een vroegtijdige discussie met de bevoegde autoriteit over de inhoud van de milieubeoordelingen de vertragingen tijdens de vergunningsfase doen afnemen en in het algemeen de kwaliteit van de beoordelingen verbeteren. [Am. 5]
(4 bis) Gezien het grote aantal milieubeoordelingen dat moet worden verricht in het kader van diverse Europese richtlijnen of nationale regels en dat noodzakelijk is voor de afgifte van vergunningen voor projecten van gemeenschappelijk belang van het TEN-T-kernnetwerk, zou het wenselijk zijn dat de Unie een gemeenschappelijke, vereenvoudigde en gecentraliseerde procedure invoert die strookt met de voorschriften van die richtlijnen, en zo bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening om maatregelen beter te stroomlijnen. [Am. 6]
(5) Kernnetwerkprojecten moeten worden gefaciliteerd door geïntegreerde De lidstaten moeten een enige bevoegde instantie aanwijzen overeenkomstig hun nationale wetgeving en bestuurlijke organisatie, zodat kernnetwerkprojecten hun voordeel kunnen doen met de integratie van vergunningsprocedures om en de aanwezigheid van één enkel aanspreekpunt voor investeerders, hetgeen een duidelijk en doeltreffend beheer van de volledige procedure mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat investeerders zich tot één aanspreekpunt kunnen wenden.maakt. Indien nodig kan deze enige bevoegde instantie haar verantwoordelijkheden, verplichtingen en taken delegeren aan een andere instantie op het passende regionale of lokale niveau of een ander passend administratief niveau.. [Am. 7]
(6) De instelling van één bevoegde nationale instantie die alle vergunningsprocedures afhandelt (één loket), moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie bevorderen en coördinatie verbeteren, voor meer transparantie zorgen en de procedures en de besluitvorming versnellen. Dit moet desgevallend ook de samenwerking tussen de lidstaten versterken. De procedures moeten aanzetten tot een echte samenwerking tussen investeerders en de bevoegde nationale instantie en toelaten tijdens de voorbereidende fase afspraken te maken over de draagwijdte van de vergunningsprocedure. Een dergelijke afbakening moet worden geïntegreerd in het gedetailleerde vergunningsschema en voldoen aan de procedure van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2011/92/EU, als gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EU. [Am. 8]
(6 bis) Indien projecten van gemeenschappelijk belang als prioritaire projecten van de Unie worden beschouwd, kunnen de bevoegde instanties van twee of meer lidstaten of van lidstaten en derde landen besluiten een gezamenlijke bevoegde instantie op te richten om de uit deze verordening voortvloeiende taken te vervullen. [Am. 9]
(7) De bij deze verordening vastgestelde procedure mag geen afbreuk doen aan de naleving van de eisen die zijn vastgelegd in de internationale wetgeving en het EU-recht, inclusief de bepalingen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid.
(8) Gezien de urgentie van de voltooiing van het TEN-T-kernnetwerk tegen 2030, moet de vereenvoudiging van de vergunningprocedures worden gekoppeld aan een termijn waarbinnen de bevoegde instanties een raambesluit over de bouw van een project dienen te nemen. Die maximumtermijn moet aansporen totzorgen voor een efficiëntere afhandeling van procedures en mag in geen geval afbreuk doen aan de strenge EU-normen inzake milieubescherming, transparantie en publieke inspraak. Projecten moeten worden geëvalueerd volgens de maturiteitscriteria voor de selectie van projecten als vastgesteld in het kader van de Connecting Europe Facility. Bij de uitvoering van deze evaluaties moet rekening worden gehouden met naleving van de in deze verordening vastgestelde uiterste termijnen. [Am. 10]
(9) De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat beroepsprocedures tegen de inhoudelijke of procedurele wettelijkheid van een raambesluit zo efficiënt mogelijk worden afgehandeld.
(10) Bij grensoverschrijdende TEN-T-infrastructuurprojecten vormt de coördinatie van de vergunningsprocedures een bijzondere uitdaging. De in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 bedoelde Europese coördinatoren moeten worden gemachtigd op die procedures toe te zien en de synchronisatie en afronding daarvan te faciliteren, teneinde naleving van de in deze verordening vastgestelde termijnen te waarborgen. [Am. 11]
(11) Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden uitgevoerd overeenkomstig het Verdrag en de Richtlijnen 2014/25/EU(14) en/of 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad(15). Om een efficiënte uitvoering van de grensoverschrijdende kernnetwerkprojecten van gemeenschappelijk belang te waarborgen, moeten overheidsopdrachten die door één gezamenlijke entiteit worden geplaatst onder één nationaal regelgevingskader vallen. In afwijking van de EU-regelgeving inzake overheidsopdrachten, moet in beginsel de nationale regeling van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn statutaire zetel heeft worden toegepast. Het moet ook mogelijk blijven in een intergouvernementele overeenkomst vast te leggen welke regelgeving van toepassing is.
(12) De Commissie is niet stelselmatig betrokken bij de vergunning van individuele projecten. In sommige gevallen moeten bepaalde aspecten van de projectvoorbereiding echter door de Unie worden goedgekeurd. Indien de Commissie bij de procedures is betrokken, geeft zij prioriteit aan EU-projecten van gemeenschappelijk belang en biedt zij initiatiefnemers zekerheid. In sommige gevallen is de goedkeuring van staatssteun vereist. Onverminderd de in deze verordening vastgestelde termijnen en overeenkomstig de gedragscode voor een goed verloop van de staatssteunprocedures, kunnenmoet de lidstaten de mogelijkheid worden geboden deCommissie te verzoeken om projecten van gemeenschappelijk belang op het TEN-T-kernnetwerk die zij prioritair achten, te behandelen als onderdeel van een portefeuillebenadering of een onderling overeengekomen planning, wat meer zekerheid biedt over de termijnen. [Am. 12]
(13) De uitvoering van infrastructuurprojecten op het TEN-T-kernnetwerk moet ook worden ondersteund door richtsnoeren van de Commissie die meer duidelijkheid verschaffen over de uitvoering van bepaalde projecten met inachtneming van het acquis van de Unie. Het Actieplan voor de natuur, de mensen en de economie(16) bevat bijvoorbeeld richtsnoeren om te verduidelijken hoe de vogel- en habitatrichtlijnen kunnen worden nageleefd. Voor projecten van algemeen belang moet rechtstreekse ondersteuning op het gebied van overheidsopdrachten worden aangeboden om de externe kosten zo laag mogelijk te houden en de best mogelijke kosten-batenverhouding voor de overheidsfinanciën(17) te bereiken. Bovendien moet passende technische bijstand worden verleend via de mechanismen die zijn ontwikkeld voor het meerjarig financieel kader 2021-2027, met het oog op de financiële ondersteuning van TEN-T-projecten van gemeenschappelijk belang. [Am. 13]
(14) Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, gelet op de behoefte aan coördinatie van die doelstellingen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(15) Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen dient deze verordening niet van toepassing te zijn op de administratieve procedures die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gestart, behalve wanneer in onderlinge overeenstemming tussen de betrokken partijen anders wordt besloten, [Am. 14]
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden de eisen vastgesteld die van toepassing zijn op de administratieve procedures die door de bevoegde instanties van de lidstaten worden gevolgd voor de vergunning en uitvoering van alle projecten van gemeenschappelijk belang op het kernnetwerk van het trans-Europees netwerk die verband houden met Verordening (EU) nr. 1315/2013, met inbegrip van de vooraf geselecteerde projecten als vermeld in deel III van de bijlage bij de verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility voor de periode 2021-2027. [Am. 15]
2. De lidstaten kunnen besluiten de toepassing van alle bepalingen van deze verordening, als blok, uit te breiden naar projecten van gemeenschappelijk belang op het uitgebreide netwerk van het trans-Europees vervoersnetwerk. [Am. 16]
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EU) nr. 1315/2013. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:
a) „raambesluit": een door de instantie of instantiesenige bevoegde instantie van een lidstaat en in voorkomend geval de gezamenlijke bevoegde instantie — met uitsluiting van rechterlijke instanties — genomen besluit of verzameling van besluiten die bepalen of een initiatiefnemer een vergunning krijgt voor de bouw van de voor de voltooiing van een project vereiste vervoersinfrastructuur, onverminderd alle besluiten die worden genomen in de context van procedures van administratief beroep; [Am. 17]
b) „vergunningsprocedures”: elke procedure die moet worden gevolgd of elke stap die moet worden genomen met het oog op de afgifte van een vergunning door de bevoegde instanties van een lidstaat op grond van het Unierecht of het nationale recht en alvorens de initiatiefnemer van een project het project mag uitvoeren, en die start op de datum waarop de aanvaarding van de kennisgeving van het dossier door de enige bevoegde instantie van de lidstaat wordt ondertekend; [Am. 18]
c) „initiatiefnemer”: de aanvrager van een vergunning voorelke natuurlijke persoon of publieke of private rechtspersoon die een particulier project of de overheidsinstantie dieaanvraag indient voor een vergunning om het initiatief neemtte nemen voor een project; [Am. 19]
d) „enige bevoegde instantie”: de instantie die door de lidstaat overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat wordt aangewezen om de uit deze verordening voortvloeiende taken uit te voeren; [Am. 20]
e) „grensoverschrijdend project van algemeen belang”: een project van algemeen belang overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 dat een grensoverschrijdend traject omvat als gedefinieerd in artikel 3, punt m), van die verordening en dat door een gezamenlijke entiteit wordt uitgevoerd.
e bis) „gezamenlijke bevoegde instantie”: een instantie die is opgericht op basis van een wederzijds akkoord tussen de enige bevoegde instanties van twee of meer lidstaten, of die van een of meer lidstaten en een of meer derde landen, en die belast is met het faciliteren van de vergunningsprocedures met betrekking tot grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang. [Am. 21]
HOOFDSTUK II
VERGUNNINGSPROCES
Artikel 3
“Prioritaire status” van projecten van gemeenschappelijk belang
1. Elk project van gemeenschappelijk belang op het TEN-T-kernnetwerk, met inbegrip van de vooraf geselecteerde segmenten als vermeld in deel III van de bijlage bij de verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, wordt onderworpen aan een geïntegreerde vergunningsprocedure die wordt beheerd door de enige bevoegde instantie die door elke lidstaat is aangewezen overeenkomstig de artikelen 5 en 6. [Am. 22]
2. Wanneer in het nationaal recht sprake is van projecten met een prioritair statuut krijgen projecten van gemeenschappelijk belang het statuut van project van grootste nationaal belang en worden zij als dusdanig behandeld in de vergunningsprocedures, voor zover en op de manier waarop de nationale regelgeving in een dergelijke behandeling voorziet voor vergelijkbare soorten vervoersinfrastructuur.
3. Om een efficiënt en doeltreffend verloop van de administratieve procedures voor projecten van gemeenschappelijk belang te waarborgen, zorgen de initiatiefnemers en alle betrokken instanties ervoor dat die projecten zo snel als wettelijk mogelijk worden afgehandeld, met inbegrip van de evaluatie van de maturiteitscriteria voor de selectie van projecten, en dat daarvoor de nodige middelen worden uitgetrokken. [Am. 23]
Artikel 4
Integratie van de vergunningsprocedures
1. Teneinde de in artikel 6 vastgestelde termijnen na te leven en de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang te reduceren, worden alle administratieve proceduresvergunningsprocedures uit hoofde van zowel het toepasselijke EU-recht als de nationale wetgevingrecht, met inbegrip van de desbetreffende milieubeoordelingen op nationaal en EU-niveau, geïntegreerd en afgesloten met één raambesluit, onverminderd de voorschriften inzake transparantie, inspraak van het publiek, milieu en veiligheid uit hoofde van het Unierecht. [Am. 24]
2. IndienOnverminderd de in artikel 6 van deze verordening vastgestelde termijnen, voorzien de lidstaten, indien projecten van gemeenschappelijk belang aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen uit hoofde van zowel Richtlijn 2011/92/EU als andere EU-wetgeving, voorzien de lidstaten in enkelvoudige procedures als bedoeld in artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2011/92/EU. [Am. 25]
Artikel 5
Enige bevoegde instantie
1. Uiterlijk ... (PB: gelieve de datum in te voegen —[één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening) ]en in elk geval niet later dan 31 december 2020, wijst elke lidstaat één bevoegde instantie aan die tot taak heeft de vergunningsprocedurevergunningsprocedures te faciliteren, met inbegrip vandie nodig zijn voor de vaststelling van het raambesluit, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel. [Am. 26]
2. De verantwoordelijkheidOp initiatief van de in lid 1 bedoelde instantieenige bevoegde instantie kunnen haar verantwoordelijkheden, verplichtingen en/of de haar toebedeelde taken, als bedoeld in lid 1,kunnen per project van gemeenschappelijk belang of per specifieke categorie van projecten van gemeenschappelijk belang en met uitzondering van de vaststelling van het raambesluit als bedoeld in lid 3 van dit artikel, in overleg met de lidstaat worden gedelegeerd aan ofen uitgevoerd door een andere instantie op het passende administratieveregionale of lokale niveau of een ander passend administratief niveau, op voorwaarde dat: [Am. 27]
a) slechts één bevoegde instantie verantwoordelijk is voor elk project van gemeenschappelijk belang; [Am. 28]
b) die bevoegde instantie tijdens de procedure met het oog op een raambesluit voor een bepaald project van gemeenschappelijk belang het enige aanspreekpunt is voor de initiatiefnemer, en [Am. 29]
c) die bevoegde instantie de indiening van alle relevante documenten en informatie coördineert. [Am. 30]
De enige bevoegde instantie mag verantwoordelijk blijven voor de vaststelling van termijnen, onverminderd de overeenkomstig artikel 6 vastgestelde termijnen.
3. De enige bevoegde instantie stelt een raambesluit vast binnen de in artikel 6 gespecificeerde termijnen. Zij doet dat op basis van gemeenschappelijke procedures.
Het raambesluit wordt door de enige bevoegde instantie vastgesteld en is het enige juridisch bindende besluit dat voortvloeit uit de wettelijk voorgeschreven vergunningsprocedurevergunningsprocedure.Onverminderd de in artikel 6 van deze verordening vastgestelde termijnen kunnen, wanneer ook andere instanties bij het project zijn betrokken, kunnen zijdeze instanties in het kader van die procedure overeenkomstig de nationale wetgeving advies uitbrengen. De enige bevoegde instantie houdtis verplicht rekening te houden met diedeze adviezen, met name als ze betrekking hebben op de voorschriften van de Richtlijnen 2014/52/EU en 92/43/EEG. [Am. 31]
4. Bij de vaststelling van een raambesluit zorgt de enige bevoegde instantie ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig het internationaal recht en het Unierecht in acht worden genomen en motiveert zij haar besluit op basis van de toepasselijke wettelijke bepalingen. [Am. 32]
5. Wanneer er voor een project van gemeenschappelijk belang in twee of meer lidstaten, of in één of meer lidstaten en één of meer derde landen, besluiten moeten worden genomen, nemen de respectieve enige bevoegde instanties alle nodige maatregelen om voor een efficiënte en effectieve onderlinge samenwerking en coördinatie te zorgen, of kunnen zij, onverminderd de in artikel 6 vastgestelde termijnen, een gezamenlijke bevoegde instantie oprichten die wordt belast met het faciliteren van de vergunningsprocedure. Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van het toepasselijke EU-internationale en internationaal rechtUnierecht, streven de lidstaten naar gemeenschappelijke procedures, met name voor de beoordeling van de milieueffecten. [Am. 33]
5 bis. Om een doeltreffende uitvoering van deze verordening, en met name van artikel 6 bis, te waarborgen, stelt de enige bevoegde instantie de Commissie in kennis van de startdatum van de vergunningsprocedure en het raambesluit als bedoeld in artikel 6. [Am. 34]
Artikel 6
Duur en verloop van de vergunningsprocedure
1. De vergunningsprocedure bestaat uit de voorbereidende fase, de fase waarin de vergunningsaanvraag wordt beoordeeld en de uiteindelijke besluitvorming door de enige bevoegde instantie.
2. De voorbereidende fase, die de periode bestrijkt vanaf het begin van de vergunningsprocedure tot de indiening van het volledige aanvraagdossier bij de enige bevoegde instantie, mag in beginsel niet meer dan twee jaarachttien maanden duren. [Am. 35]
3. Om de vergunningsprocedure te starten stelt de initiatiefnemer de enige bevoegde instanties van de lidstaten die bij het project zijn betrokken, of in voorkomend geval de gezamenlijke bevoegde instantie, schriftelijk in kennis van het project, met een uitvoerige beschrijving van dat project. Uiterlijk twee maandenéén maand na ontvangst van die kennisgeving, bevestigt de enige bevoegde instantie de ontvangst van het dossier en neemtaanvaardt zij dit in behandeling of, indien zij van oordeel is dat het project nog niet rijp is om de vergunningsprocedure te starten, verwerpt zij die kennisgeving schriftelijk. Indien de enige bevoegde instantie besluit de kennisgeving te verwerpen, motiveert zij haar besluit. De datum van ondertekening van de aanvaarding van de kennisgeving door de bevoegde instantie geldt als de startdatum van de vergunningsprocedure. Wanneer twee of meer lidstaten betrokken zijn, geldt de datum van aanvaarding van de laatste kennisgeving van de bevoegde instantie als startdatum van de vergunningsprocedure. [Am. 36]
4. Binnen drietwee maanden na het begin van de vergunningsprocedure en in nauwe samenwerking met de initiatiefnemer en de andere betrokken instanties en rekening houdend met de door de initiatiefnemer verstrekte informatie op basis van de in lid 3 bedoelde kennisgeving, stelt de enige bevoegde instantie, of in voorkomend geval de gezamenlijke bevoegde instantie, een gedetailleerd aanvraagschema op en stelt zij de initiatiefnemer daarvan in kennis; dit schema vermeldt: [Am. 37]
-a) de verantwoordelijke bevoegde instantie, op het passende administratieve niveau, in het geval van een delegatie van bevoegdheden door de enige bevoegde instantie in overeenstemming met artikel 5, lid 2; [Am. 38]
a) het materiële toepassingsgebied en het detailniveau van de informatie die de initiatiefnemer dient te verstrekken in het kader van het vergunningsdossier met het oog op de vaststelling van een raambesluit;
b) een overzicht van het vergunningsproces, met daarin minstens de volgende elementen:
i) de vast te stellen besluiten, af te geven vergunningen,en in te winnen adviezen en te verrichten beoordelingen; [Am. 39]
ii) de autoriteiten, belanghebbenden en bevolking die wellicht bij het dossier moeten worden betrokken en/of moeten worden geraadpleegd; [Am. 40]
iii) de diverse fasen van de procedure en de duur daarvan;
iv) de belangrijkste mijlpalen en de desbetreffende termijnen met het oog op het vast te stellen raambesluit, alsmede het totale geplande tijdschema; [Am. 41]
v) de door de autoriteiten voorziene middelen en de eventuele behoefte aan extra middelen.
5. Om ervoor te zorgen dat het aanvraagdossier volledig en van degelijke kwaliteit is, vraagt de initiatiefnemer de enige bevoegde instantie in een zo vroeg mogelijk stadium tijdens de voorbereidende fase om advies uit te brengen over de aanvraag. De initiatiefnemer werkt volledig samen met de enige bevoegde instantie teneinde de termijnen in acht te nemen en te voldoen aan het vergunningsschema als omschreven in lid 4.
6. De initiatiefnemer dient het aanvraagdossier op basis van het gedetailleerde vergunningsschema in binnen een termijn van 2115 maanden na de ontvangst van het gedetailleerd vergunningsschema. Na het verstrijken van die termijn, is dat vergunningsschema niet langer van toepassing, tenzij de enige bevoegde instantie op eigen initiatief beslist die termijn te verlengen met maximaal zes maanden op basis van een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer van het project. [Am. 42]
7. Uiterlijk twee maanden na de datum van indiening van het volledige aanvraagdossier, bevestigt de bevoegde instantie autoriteit schriftelijk de volledigheid van het aanvraagdossier en stelt zij de initiatiefnemer daarvan in kennis. Het door de initiatiefnemer ingediende aanvraagdossier wordt als volledig beschouwd, tenzij de bevoegde instantie de initiatiefnemer binnen een periode van twee maanden na de indieningsdatum verzoekt ontbrekende informatie in te dienen. Dat verzoek heeft, wat het materiële toepassingsgebied en het detailniveau betreft, alleen betrekking op de in het gedetailleerd aanvraagschema genoemde elementen. Alleen in uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden wordt aanvullende informatie gevraagd en een dergelijk verzoek wordt door de enige bevoegde instantie naar behoren gemotiveerd.
8. De enige bevoegde instantie beoordeelt de aanvraag en stelt binnen één jaarzes maanden na de indiening van het volledige aanvraagdossier overeenkomstig lid 7 een bindend raambesluit vast, tenzij de enige bevoegde instantie op eigen initiatief besluit deze termijn te verlengen met maximaal drie maanden en dit besluit motiveert. De lidstaten kunnen desgevallend een kortere termijn vaststellen. [Am. 43]
9. De hierboven bedoelde termijnen doen geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het EU-recht en het internationaal recht, noch aan administratieve beroepsprocedures en justitiële verweermiddelen.
Artikel 6 bis
Vergunningsprocedure en financiële bijstand van de Unie
1. In overeenstemming met de in artikel 6 van deze verordening vastgestelde procedure wordt de voortgang van het project in aanmerking genomen bij de evaluatie van projecten volgens de maturiteitscriteria voor het selecteren van projecten als vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EU) .../... [tot vaststelling van de Connecting Europe Facility].
2. Vertragingen in verband met de in artikel 6 vastgestelde fasen en termijnen vormen een rechtvaardiging om een onderzoek te openen naar de voortgang van het project en de financiële bijstand van de Unie uit hoofde van de Connecting Europe Facility te herzien, zoals bepaald in artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) .../... [CEF], en kunnen een verlaging of intrekking van de financiële bijstand tot gevolg hebben. [Am. 44]
Artikel 7
Coördinatie van grensoverschrijdende vergunningsprocedures
1. Voor projecten waarbij twee of meer lidstaten, of één of meer lidstaten en één of meer derde landen, zijn betrokken, stemmen de bevoegde instanties hun termijnen op elkaar af en stellen zij een gemeenschappelijke planning vast. [Am. 45]
1 bis. In deze gevallen kunnen de enige bevoegde instanties van twee of meer lidstaten, of die van een of meer lidstaten en een of meer derde landen, op basis van een wederzijds akkoord een gezamenlijke bevoegde instantie oprichten om de vergunningsprocedure te faciliteren, zoals bepaald in artikel 5, lid 5. [Am. 46]
2. De Europese coördinator als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 krijgt de bevoegdheid om nauwlettend toe te zien op de vergunningsprocedure voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang en om de contacten en samenwerking tussen de betrokken bevoegde instanties, of in voorkomend geval met de gezamenlijke bevoegde instantie, te faciliteren. [Am. 47]
3. Onverminderd de verplichting de termijnen in het kader van deze verordening na te leven, stelt de enige bevoegde instantie bij een overschrijding van de termijn voor de vaststelling van een raambesluit de Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken Europese coördinator onmiddellijk in kennis van de maatregelen die zijn genomen of moeten worden genomen om de vergunningsprocedure met zo weinig mogelijk vertraging af te ronden. De Commissie en, in voorkomend geval, de Europese coördinator kankunnen de enige bevoegde instantie verzoeken regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang van de procedure. [Am. 48]
HOOFDSTUK III
OVERHEIDSOPDRACHTEN
Artikel 8
Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang
1. Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang worden uitgevoerd overeenkomstig het Verdrag en de Richtlijnen 2014/25/EU en/of 2014/24/EU.
2. Indien voor die procedures een beroep wordt gedaan op een door de deelnemende lidstaten opgerichte gemeenschappelijke entiteit, past die entiteit, in voorkomend geval samen met haar dochtermaatschappijen, de nationale regelgeving van één van die lidstaten toe en, in afwijking van die richtlijnen, is dit de regelgeving als bepaald overeenkomstig artikel 57, lid 5, onder a), van Richtlijn 2014/25/EU of artikel 39, lid 5, onder a), van Richtlijn 2014/24/EU, naargelang van toepassing, tenzij in een overeenkomst tussen de deelnemende lidstaten anders is bepaald. Een dergelijke overeenkomst voorziet in elk geval in de toepassing van één enkele nationale wetgeving wanneer voor de aanbestedingsprocedures waarbij een beroep wordt gedaan op een gemeenschappelijke entiteit, en in voorkomend geval de dochtermaatschappijen van die entiteit, met betrekking tot het volledige project. [Am. 49]
HOOFDSTUK IV
TECHNISCHE BIJSTAND
Artikel 9
Technische bijstand
Op verzoek van een initiatiefnemer of een lidstaat, overeenkomstig de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie en onverminderd het meerjarig financieel kader, voorziet de Unie in technische, adviserende en financiële bijstand voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en om de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang te faciliteren in elke fase van het proces. [Am. 50]
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 10
Overgangsbepalingen
Deze verordening is niet van toepassing op administratieve procedures die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn gestart.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen 4, 5, 6 en 7 zijn echter in een gegeven lidstaat van toepassing vanaf de datum waarop de enige bevoegde instantie door die lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1, is aangewezen.
De Commissie publiceert een mededeling in het Publicatieblad op het moment dat deze bepalingen van toepassing
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 124 van 25.4.2014, blz. 1).
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1).
Uitvoeringsrichtlijn 2011/42/EU van de Commissie van 11 april 2011 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om flutriafol als werkzame stof op te nemen en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie (PB L 97 van 12.4.2011, blz. 42).
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).