Resolutie van het Europees Parlement van 14 februari 2019 over de rechten van interseksuele personen (2018/2878(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 21 daarvan,
– gezien het Europees Sociaal Handvest, en met name artikel 11 daarvan,
– gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten(1),
– gezien het verslag van de Europese Commissie uit 2011 over trans- en interseksuele personen,
– gezien de eindverslagen over "Health4LGBTI", een door de Commissie gefinancierd proefproject over de ongelijkheid die LGBTI-personen op het gebied van gezondheid ervaren,
– gezien de resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over de EU‑routekaart tegen homofobie en discriminatie wegens seksuele gerichtheid of genderidentiteit(2),
– gezien zijn resolutie van 13 december 2016 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie in 2015(3),
– gezien de nota van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) uit mei 2015 over de situatie van de grondrechten voor interseksuele personen(4),
– gezien de onlinepublicatie van het FRA uit november 2017 over het in kaart brengen van de vereiste minimumleeftijd inzake de rechten van het kind in de EU(5),
– gezien het verslag over de grondrechten voor 2018 van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
– gezien het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing,
– gezien Resolutie 2191 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa inzake de bevordering van de mensenrechten en de uitbanning van discriminatie van interseksuele personen, aangenomen in 2017,
– gezien het verslag uit 2015 van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa over mensenrechten en interseksuele personen,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind,
– gezien het VN‑Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,
– gezien het verslag uit 2013 van de speciale VN-rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,
– gezien de beginselen van Yogyakarta (beginselen en staatsverplichtingen betreffende de toepassing van het internationaal recht inzake de mensenrechten met betrekking tot seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken), aangenomen in november 2006, en de tien bijkomende beginselen ("plus 10"), aangenomen op 10 november 2017,
– gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over de rechten van interseksuele personen (O‑000132/2018 – B8‑0007/2019 en O‑000133/2018 – B8‑0008/2019),
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat interseksuele personen geboren zijn met fysieke geslachtskenmerken die niet overeenstemmen met de medische of sociale normen voor vrouwelijke of mannelijke lichamen, en dat het kan gaan om primaire kenmerken (zoals de uitwendige en inwendige geslachtsorganen en de chromosoom- en hormoonstructuur) of secundaire kenmerken (zoals spiermassa, haargroei en lengte);
B. overwegende dat interseksuele personen worden blootgesteld aan talloze vormen van geweld en discriminatie in de Europese Unie en het grote publiek en beleidsmakers meestal geen weet hebben van deze schendingen van de mensenrechten;
C. overwegende dat interseksuele kinderen vaak worden onderworpen aan operaties en medische behandelingen, hoewel deze behandelingen in de meeste gevallen medisch gezien niet nodig zijn; overwegende dat het voorkomt dat cosmetische ingrepen en dringende operaties in een en hetzelfde pakket worden voorgesteld, waardoor ouders en interseksuele personen geen volledige informatie over de impact van elke afzonderlijke ingreep krijgen;
D. overwegende dat interseksuele kinderen operaties en medische behandelingen ondergaan zonder dat zij hiertoe vooraf hun persoonlijke, volledige en geïnformeerde toestemming hebben gegeven; overwegende dat genitale verminking bij interseksuele personen levenslange gevolgen kan hebben, zoals psychologische trauma's en lichamelijke beperkingen;
E. overwegende dat interseksuele individuen en interseksuele kinderen die ook tot andere gemarginaliseerde of minderheidsgroepen behoren, nog meer gemarginaliseerd en sociaal uitgesloten worden en het risico lopen op geweld of discriminatie vanwege hun interseksuele identiteit;
F. overwegende dat interseksuele kinderen en interseksuele personen met een beperking in de meeste lidstaten geopereerd kunnen worden met de toestemming van hun wettelijke voogd, ongeacht de capaciteit van de interseksuele persoon om hier zelf over te beslissen;
G. overwegende dat ouders en/of wettelijke voogden in veel gevallen erg onder druk gezet worden om een beslissing te nemen, zonder dat ze volledig op de hoogte zijn van de levenslange gevolgen ervan voor het kind;
H. overwegende dat veel interseksuele personen geen volledige toegang hebben tot hun medische dossiers en daardoor niet weten dat ze interseksueel zijn of geen kennis hebben van de medische behandelingen die ze ondergaan hebben;
I. overwegende dat interseksualiteit in al haar vormen nog altijd als ziekte geclassificeerd is, zoals in de internationale classificatie van ziekten (ICD) van de Wereldgezondheidsorganisatie, hoewel er geen bewijs bestaat dat behandelingen op lange termijn succesvol zijn;
J. overwegende dat sommige interseksuele personen zich niet kunnen vereenzelvigen met het geslacht dat hun bij hun geboorte medisch toegewezen werd; overwegende dat wettelijke gendererkenning op basis van zelfbeschikking slechts in zes lidstaten mogelijk is; overwegende dat veel lidstaten voorafgaand aan de wettelijke erkenning van de genderidentiteit nog altijd sterilisatie vereisen;
K. overwegende dat de wetgeving inzake non-discriminatie in de EU en in de meeste lidstaten geen betrekking heeft op discriminatie op grond van geslachtskenmerken, zij het als een afzonderlijke categorie van discriminatie of als een vorm van discriminatie op basis van geslacht;
L. overwegende dat veel interseksuele kinderen die behandelingen voor geslachtsnormalisering ondergaan, het slachtoffer worden van schendingen van de mensenrechten en genitale verminking;
1. merkt op dat de schendingen van de mensenrechten van interseksuele personen dringend moeten worden aangepakt en verzoekt de Commissie en de lidstaten om wetgeving voor te stellen om deze problemen aan te pakken;
Medicalisering en pathologisering
2. veroordeelt ten stelligste behandelingen en operaties voor geslachtsnormalisering; is verheugd over wetten die dergelijke operaties verbieden, zoals in Malta en Portugal, en spoort andere lidstaten ertoe aan om zo snel mogelijk soortgelijke wetgeving in te voeren;
3. benadrukt dat interseksuele kinderen en interseksuele personen met een beperking, alsook hun ouders en voogden, passende begeleiding en steun moeten krijgen, en dat zij uitvoerig geïnformeerd moeten worden over de gevolgen van behandelingen voor geslachtsnormalisering;
4. verzoekt de Commissie en de lidstaten om organisaties te steunen die de stigmatisering van interseksuele personen willen doorbreken;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de financiering voor maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met interseksualiteit te verhogen;
6. verzoekt de lidstaten om interseksuele personen gemakkelijker toegang te verlenen tot hun medische dossier en om ervoor te zorgen dat kinderen niet blootgesteld worden aan onnodige medische behandelingen of operaties, zodat hun lichamelijke integriteit, autonomie en zelfbeschikking gevrijwaard blijven;
7. is van mening dat het bestempelen van interseksualiteit en haar varianten als een ziekte een rem vormt voor de uitoefening door interseksuele personen van hun recht op de hoogst bereikbare gezondheidstoestand, dat verankerd is in het Verdrag van de VN inzake de rechten van het kind; verzoekt de lidstaten om ervoor te zorgen dat interseksualiteit niet meer als een ziekte wordt beschouwd;
8. is verheugd over het feit dat transidentiteiten in de elfde revisie van de ICD (ICD‑11) tenminste tot op zekere hoogte uit de pathologische sfeer zijn gehaald; merkt echter op dat niet‑gendernormatief gedrag tijdens de kindertijd als een pathologie wordt ondergebracht in de categorie "genderincongruentie" tijdens de kindertijd; verzoekt de lidstaten daarom om ervoor te zorgen dat deze categorie verwijderd wordt uit de ICD‑11 en om toekomstige revisies van de ICD af te stemmen op hun nationale gezondheidsstelsels;
Identiteitsdocumenten
9. benadrukt het belang van flexibele procedures bij geboorteregistratie; is verheugd over de wetten die sommige lidstaten hebben aangenomen en die wettelijke gendererkenning op basis van zelfbeschikking toestaan; spoort andere lidstaten ertoe aan om soortgelijke wetgeving aan te nemen, waaronder flexibele procedures om gendermarkers, zolang die nog geregistreerd worden, en namen op geboortecertificaten en identiteitsdocumenten te veranderen (met inbegrip van de mogelijkheid tot genderneutrale namen);
Discriminatie
10. betreurt dat het niet erkennen van geslachtskenmerken een reden vormt voor discriminatie in de EU en benadrukt daarom dat dit criterium belangrijk is om interseksuele personen toegang tot de rechter te bieden;
11. verzoekt de Commissie om de uitwisseling van goede praktijken over dit onderwerp te stimuleren; verzoekt de lidstaten de wetgeving aan te nemen die nodig is om te waarborgen dat de fundamentele rechten van interseksuele personen, waaronder ook kinderen, voldoende worden beschermd, geëerbiedigd en bevorderd, en te waarborgen dat zij volledig worden beschermd tegen discriminatie;
Publieksvoorlichting
12. verzoekt alle relevante belanghebbenden om onderzoek naar interseksuele mensen uit te voeren vanuit het perspectief van de sociologie en mensenrechten, en niet vanuit een medisch perspectief;
13. verzoekt de Commissie te garanderen dat de EU geen financiering verleent aan onderzoek of medische projecten die verder bijdragen aan de schending van de mensenrechten van interseksuele personen in het kader van de Europese referentienetwerken (ERN's); verzoekt de Commissie en de lidstaten onderzoek naar de mensenrechtensituatie van interseksuele personen te steunen en te financieren;
14. verzoekt de Commissie om de rechten van interseksuele personen op een holistische en een op rechten gebaseerde manier te benaderen en om het werk van haar directoraat-generaal Justitie en Consumentenzaken, haar directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur en haar directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid beter te coördineren teneinde een consistent beleid te garanderen alsook programma's ter ondersteuning van interseksuele personen, waaronder training van overheidsfunctionarissen en medische beroepsbeoefenaars;
15. verzoekt de Commissie om de interseksuele dimensie in haar meerjarige lijst met maatregelen voor LGBTI's voor de huidige periode te versterken, en om nu te beginnen met de voorbereiding van een vernieuwde strategie voor de volgende meerjarige periode (2019‑2024);
16. verzoekt de Commissie om bij te dragen tot de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten voor de bescherming van de mensenrechten en de lichamelijke integriteit van interseksuele personen;
o o o
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.