Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2019 over het ontwerp van besluit van de Raad en de Commissie betreffende de sluiting door de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds (12183/1/2011 – C8-0059/2015 – 1998/0031R(NLE))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad en de Commissie (12183/1/2011),
– gezien het ontwerp van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds (12288/2011),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, artikel 209 en artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en krachtens artikel 101, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (C8-0059/2015),
– gezien zijn eerdere resoluties over Centraal-Azië, met name zijn resolutie van 20 februari 2008 over een EU-strategie voor Centraal-Azië(1), van 15 december 2011 over de staat van de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië(2), van 13 april 2016 over de tenuitvoerlegging en herziening van de EU-strategie voor Centraal-Azië(3), van 22 april 2009 over de interimovereenkomst betreffende de handel met Turkmenistan(4), en van 14 februari 2006 over de mensenrechten- en de democratieclausule in door de Europese Unie gesloten overeenkomsten(5),
– gezien de door de Raad op 27 juli 2009 gesloten Interimovereenkomst van 1999 betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor kolen en staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds (5144/99), en de regelmatige bijeenkomsten van het in het kader van deze overeenkomst opgerichte gemengd comité,
– gezien het in mei 2008 ondertekende Memorandum van overeenstemming over energie tussen de Europese Unie en Turkmenistan,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR), waarbij Turkmenistan partij is,
– gezien de jaarlijkse mensenrechtendialoog tussen de EU en Turkmenistan,
– gezien de door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) gedane toezeggingen in haar brief aan de Commissie buitenlandse zaken van 16 december 2015, waarin de in paragraaf 3 van dit verslag opgenomen aspecten worden genoemd,
– gezien de brief van de VV/HV aan de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van 5 juli 2018 waarin zij blijk geeft van haar steun voor de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) met Turkmenistan,
– gezien artikel 99, lid 5, van zijn Reglement,
– gezien het interimverslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0072/2019),
A. overwegende dat Centraal-Azië een regio is waarmee de Europese Unie steeds nauwer samenwerkt;
B. overwegende dat er in 1997 een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) met Turkmenistan is geparafeerd en dat deze overeenkomst in 1998 is ondertekend; overwegende dat 14 van de 15 lidstaten die de overeenkomst oorspronkelijk hebben ondertekend sindsdien de PSO ook hebben geratificeerd en dat enkel het Verenigd Koninkrijk dit nog niet heeft gedaan; overwegende dat Turkmenistan de PSO in 2004 heeft geratificeerd; overwegende dat toetreding tot de PSO door lidstaten die pas na de ondertekening van de overeenkomst zijn toegetreden tot de EU onder een afzonderlijk protocol en een afzonderlijke ratificatieprocedure valt;
C. overwegende dat de PSO na de volledige ratificatie ervan aanvankelijk voor een periode van tien jaar zal worden gesloten en daarna jaarlijks kan worden verlengd, waardoor de EU in de gelegenheid is zich uit de overeenkomst terug te trekken als er ernstige twijfels rijzen over de naleving van de mensenrechten of andere ernstige inbreuken; overwegende dat de partijen de PSO kunnen wijzigen om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen;
D. overwegende dat het Europees Parlement in april 2009 door de Raad werd geraadpleegd over de interim-handelsovereenkomst met Turkmenistan, in het kader van een facultatieve, juridisch niet-bindende procedure;
E. overwegende dat de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ijkpunten op grond waarvan de vooruitgang in Turkmenistan moet worden gemeten, hebben vastgesteld, alsook de criteria voor verdere samenwerking, overeenkomstig internationaal erkende normen inzake de rechtsstaat, goed bestuur en de mensenrechten;
F. overwegende dat eerbiediging van de democratische beginselen, de fundamentele rechten en de mensenrechten en eerbiediging van de beginselen van de markteconomie essentiële onderdelen vormen van de interim-handelsovereenkomst (zoals vastgesteld in artikel 1 van de interim-handelsovereenkomst en artikel 2 van de PSO) en moeten blijven gelden als langetermijndoelstellingen voor Turkmenistan; overwegende dat de toepassing van deze overeenkomst eenzijdig kan worden opgeschort als een van de partijen inbreuk pleegt op een van deze onderdelen;
G. overwegende dat de Commissie buitenlandse zaken, gehoor gevend aan de overwegingen uit de ontwerpaanbeveling inzake goedkeuring van de sluiting van de PSO door het Parlement en het begeleidende ontwerpverslag van 8 mei 2015 met een ontwerpresolutie, op 24 mei 2016 besloot de procedure tijdelijk op te schorten, tot naar haar mening voldoende voortgang zou zijn bewerkstelligd wat betreft de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, en de huidige interim-procedure te openen;
H. overwegende dat het van essentieel belang is dat wordt vastgehouden aan de ijkpunten voor vooruitgang op het gebied van de mensenrechten in Turkmenistan, zoals het Parlement in zijn eerdere resoluties heeft benadrukt, wil het EU-beleid inzake de betrekkingen met Turkmenistan principieel en coherent zijn;
I. overwegende dat Turkmenistan in 2015 een nationaal actieplan voor de mensenrechten (NAPHR) voor de periode 2016-2020 heeft aangenomen, dat in 2013 met de hulp van het VN-Ontwikkelingsprogramma werd uitgewerkt;
J. overwegende dat Turkmenistan internationale overeenkomsten heeft gesloten, zoals het ICCPR, het ICESR en IAO-verdragen;
1. verzoekt de Raad, de Commissie en de VV/HV om voordat het Parlement zijn goedkeuring aan de PSO verleent dringend de volgende op aanbevelingen van de VN, de OVSE en de EBWO gebaseerde ijkpunten voor de korte termijn vast te stellen op grond waarvan kan worden gemeten in hoeverre de autoriteiten van Turkmenistan duurzame vooruitgang boeken:
Het politieke systeem, de rechtsstaat en goed bestuur
i)
een duidelijke scheiding tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht en, onder andere, maatregelen om de daadwerkelijke betrokkenheid van de bevolking bij het besluitvormingsproces van de staat te faciliteren en te verzekeren, waarbij internationale deskundigen, zoals de Commissie van Venetië van de Raad van Europa en het OVSE-Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHR), beoordelen of de grondwet van Turkmenistan overeenstemt met deze democratische beginselen, en een duidelijke bereidheid van Turkmenistan om de door deze organisaties geformuleerde aanbevelingen voor hervormingen te overwegen;
ii)
de afschaffing van beperkingen op de registratie en het werk van niet-gouvernementele organisaties;
Mensenrechten en fundamentele vrijheden
iii)
tenuitvoerlegging van de toezeggingen die zijn gedaan door de Turkmeense overheid in haar NAPHR voor de periode 2016-2020;
iv)
geen geheime gevangenhoudingen, gedwongen verdwijningen, dwangarbeid en folteringen meer, duidelijkheid over het lot of de verblijfplaats van verdwenen personen, en de mogelijkheid voor familieleden om contact te houden met gevangen gehouden personen; erkenning door de autoriteiten van het bestaan van politieke gevangenen en ongehinderde toegang tot het land voor internationale organisaties en onafhankelijke waarnemers, inclusief het Internationaal Comité van het Rode Kruis;
v)
waarborging van de ongehinderde toegang tot verschillende informatiebronnen, in het bijzonder tot alternatieve informatiebronnen, inclusief internationale communicatievoorzieningen, en van de mogelijkheid om telecommunicatietoestellen, zoals particuliere satellietschotels en betaalbare internetverbindingen, te behouden;
vi)
stopzetting van de vervolging en intimidatie van onafhankelijke journalisten, activisten uit het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten binnen het land en in het buitenland, alsook hun familieleden; waarborging van de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering;
vii)
toegang voor de VN en internationale en regionale mensenrechtenorganisaties die hebben gevraagd om het land te bezoeken, maar nog geen antwoord hebben ontvangen;
viii)
stopzetting van het informele en arbitraire stelsel van reisverboden en waarborging van de mogelijkheid om vrij te reizen voor mensen wie toestemming om het land te verlaten is geweigerd;
2. vraagt de Raad, de Commissie en de VV/HV de volgende langetermijnaanbevelingen voor duurzame en geloofwaardige vooruitgang in acht te nemen:
Het politieke systeem, de rechtsstaat en goed bestuur
i)
eerbiediging van de beginselen van politiek pluralisme en democratische verantwoording, met politieke partijen en andere organisaties die naar behoren en vrij van inmenging kunnen functioneren;
ii)
verdere uitvoering van hervormingen op alle niveaus, in overeenstemming met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, en in alle domeinen van de overheidsdiensten, met name de rechterlijke macht en de rechtshandhavingsinstanties;
iii)
sterke en doeltreffende waarborgen tegen corruptie op hoog niveau, witwaspraktijken, georganiseerde misdaad en drugshandel;
iv)
volledige tenuitvoerlegging van de wetgeving die kinderarbeid verbiedt;
Mensenrechten en fundamentele vrijheden
v)
globale eerbiediging van het vreedzaam en rechtmatig uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vrijheid van godsdienst of levensovertuiging;
vi)
algemene vrijheid van verkeer, zowel binnen als buiten het land;
3. onderstreept dat het Europees Parlement, eens de overeenkomst in werking treedt, de ontwikkelingen in Turkmenistan en de tenuitvoerlegging van de PSO in alle onderdelen nauwlettend in het oog moet houden; roept in deze context de VV/HV op het mechanisme voor toezicht op de mensenrechten ten uitvoer te leggen en zich hier in het openbaar aan te verbinden, zodat het Parlement adequaat kan worden geïnformeerd door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) over de tenuitvoerlegging van de PSO, eens die in werking treedt, en in het bijzonder, over de verwezenlijking van de doelstellingen en over de naleving van artikel 2, zodat het Parlement kan reageren op de ontwikkelingen ter plaatse wanneer er sprake is van gedocumenteerde en bewezen ernstige mensenrechtenschendingen; wijst op de mogelijkheid om een mechanisme in te stellen waarmee de PSO kan worden opgeschort indien dergelijke schendingen zich voordoen, en is in dit opzicht ingenomen met de brief van de VV/HV aan de Commissie buitenlandse zaken van 16 december 2015, waarin de volgende doelstellingen zijn opgenomen:
i)
zorgen dat het Europees Parlement terdege wordt geïnformeerd over de toepassing van de mensenrechten- en democratiseringsbepalingen in de PSO, met inzage in relevante informatie over de evolutie van de situatie rond mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en desgevraagd en tijdig vooraf en achteraf verslag krijgt van de vergaderingen van de Samenwerkingsraad, met inachtneming van de geldende vertrouwelijkheidsregels;
ii)
nauwere samenwerking met het Europees Parlement en het maatschappelijk middenveld bij de voorbereiding en de nabespreking van de jaarlijkse mensenrechtendialoog;
iii)
overleg met het Europees Parlement bij de voorbereiding van herzieningen van de EU‑landenstrategie inzake mensenrechten voor Turkmenistan;
4. is ingenomen met de aankondiging van de VV/HV in november 2018 over de oprichting van een volwaardige EU-delegatie in Asjchabad; benadrukt dat de nieuwe delegatie een op de ontwikkelingsvoorwaarden en -behoeften van Turkmenistan afgestemde, wederzijds voordelige samenwerkingsstrategie moet ontwikkelen, de situatie in het land moet monitoren, met inbegrip van mensenrechtenschendingen en afzonderlijke punten van bezorgdheid, een dialoog moet aangaan met de verschillende politieke, sociale en economische spelers in het land, diplomatie ter plaatse mogelijk moet maken, en het beheer van en toezicht op door de financieringsinstrumenten voor het externe optreden van de Unie ondersteunde projecten moet verbeteren;
5. concludeert dat het Parlement een besluit zal nemen over het verlenen van goedkeuring zodra de in de paragrafen 1 en 3 uiteengezette aanbevelingen naar zijn mening naar behoren zijn opgevolgd door de Commissie, de Raad, de VV/HV en de autoriteiten van Turkmenistan;
6. verzoekt zijn Voorzitter de Raad, de Commissie en de VV/HV te verzoeken het Parlement regelmatig inhoudelijke informatie te verstrekken over de situatie in Turkmenistan;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de VV/HV alsmede aan de regering en het parlement van Turkmenistan.