Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2167(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0108/2019

Ingediende teksten :

A8-0108/2019

Debatten :

PV 26/03/2019 - 12
CRE 26/03/2019 - 12

Stemmingen :

PV 26/03/2019 - 13.4

Aangenomen teksten :

P8_TA(2019)0245

Aangenomen teksten
PDF 241kWORD 96k
Dinsdag 26 maart 2019 - Straatsburg
Kwijting 2017: Algemene begroting EU – Europees Parlement
P8_TA(2019)0245A8-0108/2019
Besluit
 Resolutie

1. Besluit van het Europees Parlement van 26 maart 2019 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling I – Europees Parlement (2018/2167(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017(1),

–  gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 (COM(2018)0521 – C8‑0319/2018)(2),

–  gezien het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor het begrotingsjaar 2017, afdeling I – Europees Parlement(3),

–  gezien het jaarverslag van de intern controleur voor het begrotingsjaar 2017,

–  gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017, tezamen met de antwoorden van de instellingen(4),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd(5), overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 314, lid 10, en artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(6), en met name de artikelen 164, 165 en 166,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(7), en met name de artikelen 260, 261 en 262,

–  gezien het besluit van het Bureau van 16 juni 2014 over de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement(8), en met name artikel 22,

–  gezien artikel 94, artikel 98, lid 3, en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0108/2019),

A.  overwegende dat de Voorzitter de jaarrekening van het Parlement voor het begrotingsjaar 2017 op 4 juli 2018 heeft goedgekeurd;

B.  overwegende dat de secretaris-generaal, als gedelegeerd hoofdordonnateur, op 6 juli 2018 heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben dat de aan de begroting van het Parlement toegewezen middelen zijn gebruikt voor het beoogde doel en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en dat de vastgestelde controleprocedures de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

C.  overwegende dat de Rekenkamer in haar controle stelde dat zij in haar specifieke beoordeling van de administratieve en andere uitgaven in 2017 geen ernstige tekortkomingen heeft geconstateerd in de onderzochte jaarlijkse activiteitenverslagen van de instellingen en organen als vereist bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;

D.  overwegende dat op grond van artikel 262, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 elke instelling van de Unie verplicht is alles in het werk te stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat;

1.  verleent zijn Voorzitter kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2017;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

(1) PB L 51 van 28.2.2017.
(2) PB C 348 van 28.9.2018, blz. 1.
(3) PB C 411 van 13.11.2018, blz. 1.
(4) PB C 357 van 4.10.2018, blz. 1.
(5) PB C 357 van 4.10.2018, blz. 9.
(6) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(7) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(8) PE 422.541/Bur.


2. Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling I – Europees Parlement (2018/2167(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling I – Europees Parlement,

–  gezien artikel 94, artikel 98, lid 3, en bijlage IV van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0108/2019),

A.  overwegende dat de rekenplichtige van het Europees Parlement (het "Parlement") in zijn certificering van de definitieve rekeningen heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben dat deze, in alle materiële opzichten, een getrouw beeld geven van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van het Parlement;

B.  overwegende dat overeenkomstig de gebruikelijke procedure 161 vragen aan de administratie van het Parlement zijn gestuurd, en dat de schriftelijke antwoorden door de Commissie begrotingscontrole (CONT) van het Parlement zijn ontvangen en in het openbaar zijn besproken in aanwezigheid van de voor begrotingsaangelegenheden verantwoordelijke ondervoorzitter, de secretaris-generaal en de intern controleur;

C.  overwegende dat er altijd verbetering mogelijk is op het gebied van kwaliteit, doeltreffendheid en doelmatigheid bij het beheer van overheidsfinanciën, en dat toezicht noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het politiek leiderschap en de administratie van het Parlement verantwoording afleggen ten aanzien van burgers van de Unie;

Begrotings- en financieel beheer van het Parlement

1.  stelt vast dat de definitieve kredieten van het Parlement voor 2017 in totaal 1 909 590 000 EUR beliepen, zijnde 19,25 % van rubriek V van het meerjarig financieel kader(1) voor de administratieve uitgaven van de EU-instellingen als geheel in 2017, en neerkomen op een stijging met 3,9 % ten opzichte van de begroting 2016 (1 838 613 983 EUR); benadrukt dat deze stijging aanzienlijk hoger is dan de inflatie in België, die in 2017 slechts 2,65 % bedroeg;

2.  stelt vast dat de totale per 31 december 2017 in de rekeningen opgenomen ontvangsten 206 991 865 EUR bedroegen (tegenover 183 381 513 EUR in 2016), met inbegrip van 50 052 674 EUR aan bestemmingsontvangsten (tegenover 30 589 787 EUR in 2016);

3.  benadrukt dat vier hoofdstukken 69,5 % van de totale vastleggingen uitmaken: hoofdstuk 10 (Leden van de instelling), hoofdstuk 12 (Ambtenaren en tijdelijke functionarissen), hoofdstuk 20 (Gebouwen en daarmee samenhangende kosten) en hoofdstuk 42 (Assistentie aan de leden), hetgeen getuigt van weinig flexibiliteit wat betreft het grootste deel van de uitgaven van het Parlement; benadrukt dat het overgrote deel van de begroting van het Parlement voornamelijk administratief en niet operationeel is en dat hiermee rekening moet worden gehouden;

4.  neemt nota van de onderstaande cijfers, op grond waarvan de rekeningen van het Parlement voor het begrotingsjaar 2017 werden gesloten:

(a)  Beschikbare kredieten (EUR)

kredieten voor 2017:

1 909 590 000

niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2016:

---

automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2016:

285 312 645

kredieten corresponderend met bestemmingsontvangsten voor 2017:

50 052 674

overdrachten corresponderend met bestemmingsontvangsten van 2016:

39 595 290

Totaal:

2 284 550 609

(b)  Besteding van de kredieten in het begrotingsjaar 2017 (EUR)

vastleggingen:

2 209 881 836

verrichte betalingen:

1 904 053 540

automatisch overgedragen kredieten, waaronder die afkomstig van bestemmingsontvangsten:

329 655 011

niet-automatisch overgedragen kredieten:

337 227 783

geannuleerde kredieten:

39 823 600

(c)  Begrotingsontvangsten (EUR)

ontvangen in 2017:

206 991 865

(d)  Totale balans op 31 december 2017 (EUR)

1 628 445 094

5.  wijst erop dat 99 % van de in de begroting van het Parlement opgenomen kredieten, in totaal 1 889 574 057 EUR, was vastgelegd, met een annuleringspercentage van 1 %; stelt met tevredenheid vast dat, net als in voorgaande jaren, een zeer groot deel van de begroting ten uitvoer is gelegd; stelt vast dat de betalingen in totaal 1 599 788 767 EUR beliepen, resulterend in een uitvoeringspercentage van 84,7 % van de betalingskredieten, hetgeen een toename van 0,3 % vertegenwoordigt in vergelijking met het voorgaande jaar;

6.  benadrukt het feit dat de geannuleerde kredieten voor het begrotingsjaar 2017, in totaal 17 451 943 EUR, hoofdzakelijk bestemd waren voor bezoldiging en andere vorderingen, alsmede voor uitgaven met betrekking tot gebouwen;

7.  merkt op dat in het begrotingsjaar 2017 zeven overschrijvingen werden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 27 en 46 van het Financieel Reglement, die 57 402 860 EUR beliepen, hetgeen neerkomt op 3,01 % van de definitieve kredieten; stelt vast dat het grootste deel van de overschrijvingen verband hielden met het gebouwenbeleid van het Parlement, en met name dienden om de jaarlijkse leasebetalingen voor het Konrad Adenauer-bouwproject te helpen financieren;

8.  onderstreept dat collectieve overschrijvingen een versoepeling van het specialiteitsbeginsel inhouden en een opzettelijke schending van het begrotingsbeginsel van eerlijkheid vormen; vraagt dat de kredieten voor de financiering van gebouwen, met name het Konrad Adenauer-gebouw, worden opgenomen in de jaarlijkse ontwerpbegroting die ter goedkeuring aan de begrotingsautoriteiten wordt voorgelegd; vindt dat het aantal collectieve overschrijvingen zeer hoog blijft; is ervan overtuigd dat een beter beheer van de begroting dit soort overschrijvingen tot het strikte minimum moet beperken; dringt erop aan dat het gebouwenbeleid van het Parlement in het kader van de begrotingsstrategie met voldoende duidelijkheid wordt vastgesteld; veroordeelt met klem de overdrachten die vaak op het laatste moment plaatsvinden om het gebouwenbeleid van het Parlement te financieren; vraagt de secretaris-generaal en het Bureau om de Begrotingscommissie alle documenten, bouwtekeningen en contracten te verstrekken die verband houden met het gebouwenbeleid;

9.  wijst op de noodzaak van overdrachten in verband met grote bouw- of infrastructuurprojecten, ondanks de jaarlijkse aard van de begroting;

Adviezen van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de jaarrekening over 2017 en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

10.  herinnert eraan dat de Rekenkamer een specifieke beoordeling verricht van de administratieve en andere uitgaven als één beleidsgroep voor alle Europese instellingen; wijst erop dat administratieve en aanverwante uitgaven bestaan uit uitgaven voor personele middelen (salarissen, toelagen en pensioenen), die 60 % van de totale administratieve uitgaven beslaan, en uitgaven voor gebouwen, uitrusting, energieverbruik, communicatie en informatietechnologie;

11.  neemt er nota van dat de controle-informatie er over het geheel genomen op wijst dat de uitgaven aan "administratie" geen materieel foutenpercentage vertonen; neemt er daarnaast nota van dat, op grond van de negen gekwantificeerde fouten, het geschatte foutenpercentage aanwezig in rubriek 5 van het meerjarig financieel kader inzake administratie, 0,5 % bedraagt (in vergelijking met 0,2 % in 2016);

12.  wijst op de specifieke bevindingen met betrekking tot het Parlement in het jaarverslag van de Rekenkamer voor 2017; stelt met grote bezorgdheid vast dat de Rekenkamer onder de acht verrichtingen van het Parlement die zij onderzocht, tekortkomingen constateerde bij maar liefst drie verrichtingen in verband met de aanbestedingsprocedure – namelijk de naleving van de selectiecriteria voor opdrachten, de volledige naleving van de kaderovereenkomst en het criterium voor het selecteren van een reisbureau – alsook bij één verrichting met betrekking tot de vergoeding van de kosten van bezoekersgroepen;

13.  neemt nota van de door het Parlement in de contradictoire procedure met de Rekenkamer gegeven antwoorden; vraagt de Rekenkamer de verantwoordelijke commissie op de hoogte te houden van de uitvoering van haar aanbevelingen;

Jaarverslag van de interne controleur

14.  wijst erop dat de interne controleur in de openbare vergadering van 26 november 2018 van de bevoegde commissie zijn jaarverslag heeft gepresenteerd en heeft medegedeeld dat hij in 2017 verslagen heeft opgesteld over de volgende onderwerpen:

   een follow-up van nog niet afgewikkelde acties uit de verslagen van de interne controleur – fasen I en II van 2017;
   de herziene begrotingsnomenclatuur voor het directoraat-generaal Communicatie (DG COMM);
   de organisatie van uitnodigingen van journalisten door DG COMM;
   aanbesteding en de uitvoering van contracten op het gebied van externe vertalingen;
   het aankoopbeleid voor bibliotheekabonnementen - directoraat-generaal Parlementaire Onderzoeksdiensten (DG EPRS);
   individuele rechten op grond van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie;
   gedecentraliseerde activiteiten op het vlak van informatietechnologie (IT);

15.  herinnert eraan dat het jaarlijkse activiteitenverslag een onderdeel is van de bestuursstructuur van het Parlement; is verheugd over en ondersteunt de volgende acties die de interne controleur is overeengekomen met de verantwoordelijke DG's:

   met betrekking tot de controle van de organisatie van uitnodigingen van journalisten door DG COMM: het verbeteren van het beheers- en controlekader door te waarborgen dat vergoedingen voor journalisten zijn afgestemd op de daadwerkelijk gemaakte kosten (bijv. geverifieerde start- en eindpunten van de reis); het aanpakken van systematische afwijkingen van de regels met betrekking tot de uitnodigingen; het verplicht stellen van betalingen door middel van bankoverschrijvingen voor vergoedingen voor journalisten, ook voor reizen naar Straatsburg; en maatregelen voor het sturen van het selectieproces en de beoordeling van de zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het uitnodigingsproces;
   met betrekking tot de controles van individuele rechten op grond van het statuut: het verbeteren van de controle-omgeving en -methode, de specifieke beheers- en controleprocedures met betrekking tot het recht op de ontheemdingstoelage en dagvergoedingen (bijv. consistentie van de toepassing van de regels), en de specifieke procedures voor de jaarlijkse forfaitaire reisvergoedingen;
   met betrekking tot de controle van de aanbesteding en de uitvoering van contracten op het gebied van externe vertalingen: het opnemen van meer tijdige verzoeken om aanvullende informatie in de organisatie van het aanbestedingsproces en een verbeterde evaluatie, het verbeteren van de gunningscriteria voor kwaliteit in toekomstige aanbestedingsprocedures, het aanmoedigen van externe bedrijven om de kwaliteit van vertalingen te verbeteren, onder meer door de uitbreiding van de verificatie achteraf, en het verbeteren van de betrouwbaarheid van de berekeningen van daadwerkelijke volledige kosten van externe vertalingen, met name gezien het feit dat ongeveer een derde van de vertaalde pagina's wordt vertaald door externe vertalers en dit aandeel naar alle waarschijnlijkheid zal toenemen;
   met betrekking tot de controle van gedecentraliseerde activiteiten op het vlak van informatietechnologie, en om de volledige voordelen hiervan te benutten: het versterken van de monitoring van de begroting die is toegewezen aan initiatieven op het vlak van informatie- en communicatietechnologie (ICT), zoals gecoördineerd in het kader van IT-programma's, door niet alleen verslag te doen van bepaalde fasen van een project, maar te zorgen voor een overzicht van begin tot eind; het zorgen voor meer zekerheid dat ICT-initiatieven tijdig worden geleverd, voor de overeengekomen omvang en vereiste kwaliteit en binnen de begroting; het verbeteren van de controle en validering van nieuwe softwarereleases door de gedecentraliseerde eenheden en de processen voor het beheer van problemen ten aanzien hiervan; en het geleidelijk overstappen van tijd-en-middelencontracten voor externe expertise naar contracten op basis van levering;

16.  merkt op dat de follow-upprocedure van 2017 heeft geleid tot het afsluiten van 34 van de 71 niet-afgewikkelde acties, en ertoe heeft geleid dat het risicoprofiel van de acties waarvan de uitvoering vertraagd is, verder is verlaagd in 2017; neemt in het bijzonder nota van het feit dat het aantal niet-afgewikkelde acties die betrekking hadden op significante risico's daalde van 26 naar 11, en dat er geen niet-afgewikkelde acties waren in de hoogste risicocategorie "kritiek"; benadrukt dat de nieuw toegevoegde niet-afgewikkelde acties voor het begrotingsjaar 2017 geen afbreuk mogen doen aan de verbeteringen ten aanzien van de afsluiting van niet-afgewikkelde acties;

Follow-up van de kwijtingsresolutie voor 2016

17.  neemt kennis van de schriftelijke antwoorden op de kwijtingsresolutie voor 2016, die de Commissie begrotingscontrole op 17 september 2018 heeft ontvangen, de presentatie door de secretaris-generaal naar aanleiding van de diverse vragen en verzoeken in de kwijtingsresolutie van het Parlement voor 2016 en de daaropvolgende gedachtewisseling met de leden;

18.  betreurt het dat sommige aanbevelingen van de kwijtingsresolutie voor 2016 niet zijn opgevolgd en dat het follow-updocument van de kwijting in dit opzicht geen enkele rechtvaardiging bevat; benadrukt dat het belangrijk is om binnen de Commissie begrotingscontrole vaker met de secretaris-generaal te spreken over kwesties in verband met de begroting van het Parlement en de tenuitvoerlegging ervan;

Kwijting van het Parlement voor 2017

19.  neemt kennis van de gedachtewisseling tussen de voor begrotingsaangelegenheden verantwoordelijke ondervoorzitter, de secretaris-generaal en de Commissie begrotingscontrole, die op 26 november 2018 in aanwezigheid van de interne controleur is gehouden in het kader van de kwijting van het Parlement voor 2017;

20.  merkt op dat het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Europese Unie te verlaten een aanzienlijke impact had op de verschillende diensten van het Parlement, en met name op de commissies, onderzoeksdiensten en horizontale diensten; merkt op dat de diensten van het Parlement analytisch materiaal hebben opgesteld op basis van onderzoeken om de impact van de uittreding op de beleidsgebieden en wetgeving op hun respectievelijke terreinen te beschouwen en dat dit materiaal te vinden is op de website van het Parlement;

21.  merkt op dat het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Europese Unie te verlaten gevolgen heeft voor 6 tijdelijke functionarissen in het secretariaat-generaal, 41 tijdelijke functionarissen in de fracties en in het secretariaat van niet-fractiegebonden leden en 30 arbeidscontractanten; begrijpt dat hun situatie per geval wordt beoordeeld; is verheugd over de toezegging van de secretaris-generaal dat niet puur op basis van nationaliteit zal worden afgezien van de verlenging van contracten; verzoekt de secretaris-generaal de potentiële rol van belangenconflicten tijdens de gevoelige tijd van de mogelijke overgangsperiode en het mogelijk chaotische vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zorgvuldig te wegen;

22.  is ingenomen met de steun van de juridische dienst van het Parlement bij het opstellen van richtsnoeren voor financiële actoren die zich bezighouden met contractuele vraagstukken in verband met het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Europese Unie te verlaten en bij het opstellen van clausules die moeten worden opgenomen in de aanbestedings- en contractuele documenten in verband met dit besluit;

23.  vestigt de aandacht op de streefwaarde voor personeelsreductie van 5 %, die er in 2017 toe leidde dat het Parlement zestig functies moet schrappen uit de personeelsformatie voor zijn administratie; herinnert eraan dat in de politieke overeenkomst die tussen het Parlement en de Raad werd gesloten met betrekking tot de begroting voor 2016, en waarin een nieuwe parameter werd vastgesteld voor de reductie van het personeel van het Parlement en de toepassing hiervan werd verlengd tot 2019, de vrijstelling van deze reductie voor fracties in stand werd gehouden; betreurt echter dat de begrotingsautoriteiten in 2017 een aanvullende schrapping van 76 functies in de administratie van het Parlement eisten als compensatie voor de toename van het personeel voor de fracties; is bezorgd dat deze significante reductie negatieve gevolgen kan hebben voor de prestaties van het Parlement en ertoe kan leiden dat de overgebleven ambtenaren overbelast raken en er verantwoordelijkheden naar de kantoren van de leden worden overgedragen;

24.  verzoekt de secretaris-generaal en alle verantwoordelijke DG's samen te werken bij het opstellen van een uitgebreid overzicht van personeelsreducties vanaf 2014, met inbegrip van overplaatsingen van personeel van de administratie naar fracties en tussen instellingen; benadrukt dat deze praktijk van personeelsrotatie de vraag doet rijzen of de functiebeschrijvingen passend zijn; is ernstig bezorgd dat de buitensporige personeelsreductie leidt tot aanvullende administratieve lasten voor leden en geaccrediteerde parlementaire medewerkers (APA's), wat ten koste gaat van de daadwerkelijke wetgevingswerkzaamheden die leden en APA's zouden moeten verrichten;

25.  benadrukt dat een papierloos kantoor en het goede gebruik van digitale technologieën, zoals de digitale handtekening, verificatie in twee stappen en elektronische bestanden, ook voor documenten die verband houden met plenaire vergaderingen, de administratieve lasten voor alle betrokken partijen zouden verlichten en zouden bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Parlement met betrekking tot de vermindering van het papierverbruik; vestigt de aandacht op de realiteit van "papierloze" parlementaire commissies: in werkelijkheid is het afdrukken van alle documentatie namelijk gewoon verplaatst van de secretariaten van de commissies naar de kantoren van de leden;

26.  merkt op dat de terugbetaling van sommige reiskosten zeer veel vertraging oploopt; stelt voor om onderzoek te doen naar oplossingen om dit binnen een redelijk tijdsbestek te laten plaatsvinden;

27.  herhaalt zijn verzoek aan de Conferentie van voorzitters en het Bureau om opnieuw de mogelijkheid te overwegen dat APA's onder bepaalde nog vast te stellen voorwaarden leden vergezellen tijdens officiële parlementaire delegaties en dienstreizen, zoals reeds door verschillende leden is gevraagd; verzoekt de secretaris-generaal de begrotingsgevolgen en de organisatie en logistiek van deze dienstreizen te onderzoeken;

28.  herhaalt zijn bezorgdheid over de vermeende praktijk dat leden APA's verplichten dienstreizen te maken, met name naar Straatsburg, zonder dienstopdracht, zonder kostenvergoeding of zelfs zonder reisvergoeding; is van mening dat een dergelijke praktijk ruimte schept voor misbruik: als APA's zonder dienstopdracht reizen, moeten ze niet alleen de kosten zelf betalen, maar zijn ze ook niet gedekt door de arbeidsverzekering; verzoekt de secretaris-generaal deze vermeende praktijk te onderzoeken en aan het eind van het jaar hierover verslag uit te brengen;

29.  merkt op dat de herziene regeling voor de betaling van financiële bijdragen voor gesponsorde bezoekersgroepen op 1 januari 2017 in werking trad; verzoekt de secretaris-generaal de evaluatie van deze regeling onverwijld beschikbaar te maken; maakt zich buitengewoon veel zorgen over de recente gevallen van misbruik; is ervan overtuigd dat de regels met betrekking tot de betaling van financiële bijdragen zo snel mogelijk moeten worden herzien om te voorkomen dat leden er voordeel mee kunnen behalen; verzoekt het Bureau de vergoedingen te generaliseren en te baseren op de nota's van de bezoekersgroepen; herinnert aan zijn verzoek de mogelijkheid te schrappen om APA's te benoemen als hoofden van een groep; verzoekt nogmaals om de mogelijkheid te schrappen om APA's als hoofd van een groep te benoemen;

30.  verzoekt om een herziening van het systeem dat wordt gebruikt voor het berekenen van de reiskostenvergoedingen voor bezoekende groepen die worden gesponsord door de leden, om enerzijds de gelijke behandeling van alle burgers van de Unie te garanderen en anderzijds het gebruik van milieuvriendelijkere vervoersmiddelen te stimuleren, aangezien bij het systeem dat momenteel wordt gebruikt en dat is gebaseerd op het aantal afgelegde kilometers, geen rekening wordt gehouden met de geïsoleerde ligging en natuurlijke barrières van sommige geografische gebieden in de Unie en geen kosten worden gedekt die verband houden met het vervoer van deze gebieden naar plaatsen waar snellere en milieuvriendelijkere vervoersmiddelen beschikbaar zijn;

31.  merkt op dat stagiairs in dienst van leden een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten met desbetreffend lid, hetgeen hun geen recht geeft op dezelfde status als die van andere categorieën personeelsleden van het Parlement, noch op beurzen van het Parlement zelf (Schumanbeurzen); betreurt het feit dat er geen voorziening of juridisch kader bestaat binnen het directoraat-generaal Financiën (DG FINS) om deze stagiairs voorafgaand aan dienstreizen rechtstreeks te betalen, hetgeen wel wordt gedaan voor de rest van het personeel, met name aangezien het voor stagiairs om voor de hand liggende redenen problematisch kan zijn om geld voor te schieten;

32.  merkt op dat het Bureau een voorstel van de secretaris-generaal heeft onderzocht om het huidige wettelijke kader te verbeteren voor stagiairs die in dienst zijn van leden, waarin momenteel bepaalde waarborgen ontbreken, waarom ook is verzocht door meer dan 140 leden die de campagne "Eerlijke stage" van de interfractiewerkgroep Jongeren ondersteunen; benadrukt dat het de taak van elk lid is om stagiairs te voorzien van een passende vergoeding in overeenstemming met het wettelijke kader; steunt het Bureau in zijn inspanningen om een uitgebreid en evenwichtig voorstel op te stellen dat de prerogatieven van de leden garandeert, alsook een adequate vergoeding en uitgebreide juridische waarborgen voor stagiairs; roept het Bureau op snel nieuwe regels aan te nemen, die bij aanvang van de nieuwe zittingsperiode in werking moeten treden; hoopt dat er zo spoedig mogelijk een voorstel wordt ingediend;

33.  wijst erop dat de IT-uitval in oktober 2017 leidde tot aanzienlijke verstoringen van de parlementaire activiteiten; merkt op dat ondertussen een actieplan is ingesteld om te zorgen voor een stabielere continuïteit van de werkzaamheden; benadrukt het belang van een snelle reactie op en oplossing van verstoringen, met name wanneer deze de wetgevingswerkzaamheden verstoren of volledig lamleggen;

34.  neemt nota van de publicatie van twee "Cost of Non-Europe"-verslagen en de afronding van twee beoordelingen van de Europese toegevoegde waarde in 2017;

35.  merkt op dat alle DG's van het Parlement naar aanleiding van het verzoek van de secretaris-generaal beheersinstrumenten ontwikkelden om te voldoen aan het beginsel van op resultaten gebaseerde budgettering; constateert dat sommige van de bestaande kwantitatieve streefdoelen mogelijk moeilijk kunnen worden uitgevoerd in de DG's, die werken volgens het tijdschema van de politieke cyclus; vraagt de secretaris-generaal rekening te houden met dit feit bij het evalueren van de op resultaten gebaseerde budgettering in de DG's, zonder de nadruk op de toegevoegde waarde buiten beschouwing te laten;

36.  neemt met voldoening nota van het feit dat technische oplossingen werden gecreëerd voor leden die hun eigen pagina op de website van het Parlement willen gebruiken voor de publicatie van vergaderingen met belangenvertegenwoordigers; neemt er ook nota van dat het Bureau overweegt deze oplossing uit te breiden om ervoor te zorgen dat informatie rechtstreeks beschikbaar is op de website van het Parlement;

37.  verzoekt de administratie van het Parlement een verslag op te stellen dat een uitgebreid overzicht biedt van de belangenvertegenwoordigers en andere organisaties die in 2017 toegang kregen tot de gebouwen van het Parlement; vraagt dat dit verslag jaarlijks wordt opgesteld om te zorgen voor een maximaal niveau van transparantie;

38.  roept de administratie van het Parlement op een overzicht te verstrekken van de in 2017 benoemde hoge ambtenaren; moedigt de secretaris-generaal aan aanvullende maatregelen te nemen om de transparantie en gelijkheid tijdens de benoemingsprocedures van het Parlement te vergroten, rekening houdend met de bevindingen en aanbevelingen van de Europese Ombudsman in gevoegde zaken 488/2018/KR en 514/2018/KR;

Geografische spreiding van het Parlement – enkele zetel

39.  betreurt nog steeds ten zeerste dat de Europese Raad, ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement om de invoering van een enkele zetel en het feit dat de burgers van de Unie niet begrijpen waarom het Parlement zijn activiteiten over twee zetels moet verdelen, tot nu toe niet eens een discussie op gang heeft gebracht over hoe tegemoet kan worden gekomen aan de eisen van het Parlement in dit verband; wijst op de analyse van de Rekenkamer uit 2014, waarin een jaarlijkse besparing van 114 miljoen EUR werd geraamd indien het Parlement zijn werkzaamheden zou centraliseren; herinnert aan de resolutie van het Parlement uit 2013(2), waarin de kosten van de geografische spreiding van het Parlement werden geraamd op een bedrag van 156 tot 204 miljoen EUR per jaar; betreurt dat de kosten als gevolg van de geografische spreiding van het Parlement binnen één zittingsperiode kunnen oplopen tot 1 miljard EUR en verklaart zich tegenstander van meerjarige vastgoedprojecten tot uitbreiding van de kantoren van de leden, zowel in Straatsburg als in Brussel; verzoekt derhalve om snel en door middel van concrete acties te zorgen voor één enkele zetel van het Parlement, om zo verdere verspilling van gemeenschapsgeld te voorkomen;

40.  wijst tevens op de bevinding in zijn resolutie van 20 november 2013 over de plaats van de zetels van de instellingen van de Europese Unie(3), dat 78 % van alle dienstreizen van statutair personeel van het Parlement een direct gevolg zijn van zijn geografische spreiding; beklemtoont verder dat de milieugevolgen van de geografische spreiding in het verslag worden geraamd op tussen de 11 000 en 19 000 ton aan CO2-emissies; wijst nog eens op het negatieve beeld dat die spreiding oproept; herhaalt zijn oproep aan de Raad om een alomvattende strategie te ontwikkelen om overeenstemming te bereiken over een enkele zetel voor het Parlement;

41.  onderstreept nadrukkelijk dat deze extra kosten in strijd zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beginsel van begrotingsdiscipline; erkent dat een enkele zetel slechts kan worden gerealiseerd door middel van een unanieme wijziging van het Verdrag; verzoekt de Raad en de Commissie een dergelijke wijziging zonder verder oponthoud te initiëren en is van mening dat deze verdragswijziging ten goede zal komen aan de Europese belastingbetalers, zowel in economische zin als wat betreft de kwaliteit van de werkzaamheden van de leden; verzoekt derhalve om snel en door middel van concrete acties te zorgen voor een enkele zetel van het Parlement, om zo verdere verspilling van gemeenschapsgeld te voorkomen; betreurt dat de kosten als gevolg van de geografische spreiding van het Parlement binnen één zittingsperiode kunnen oplopen tot 1 miljard EUR; verklaart zich tegenstander van de meerjarige vastgoedprojecten tot uitbreiding van de kantoorruimte voor de leden in Straatsburg;

42.  betreurt de aanvullende kosten in verband met de reiskosten van de leden voor twaalf reizen per jaar naar Straatsburg, die voor 2017 als volgt kunnen worden opgesplitst:

Categorie

TOTAAL1

GEMIDDELD/MAAND

Reiskosten

7 700 358

641 696

Dagvergoeding

10 036 444

836 370

Afstandsvergoeding

1 394 608

116 217

Urenvergoeding

1 994 045

166 170

Overige kosten

47 594

3 966

TOTAAL

21 173 049

1 764 421

43.  benadrukt dat de kosten van de Thalys-chartertrein daarnaast maar liefst 3 668 532 EUR bedroegen in 2017;

44.  merkt op dat de gebouwen van het Parlement in Straatsburg bijvoorbeeld zouden kunnen worden gebruikt voor een nieuw op te richten opleidingsinstituut voor toekomstige Europese diplomaten binnen de Europese Dienst voor extern optreden;

Directoraat-generaal Communicatie (DG COMM)

45.  merkt op dat de hoofdindicator van DG COMM in 2017 het aantal uur is dat op alle communicatiekanalen aandacht wordt besteed aan het Parlement; merkt met tevredenheid op dat DG COMM naast de nadruk op aandachtsniveaus een methode ontwikkelt voor het meten van de zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van haar activiteiten op alle communicatiekanalen; vraagt de directeur-generaal de resultaten van het eerste uitvoeringsjaar hiervan op te nemen in zijn jaarlijkse activiteitenverslag;

46.  merkt op dat de langlopende projecten die zijn vastgesteld voor het strategisch uitvoeringskader/de Parliamentary Project Portfolio 2017-2019 zich in verschillende ontwikkelingsfasen bevinden, maar dat alle projecten erop gericht zijn de doelstelling "minder produceren, beter communiceren" te eerbiedigen;

47.  neemt nota van de belangrijkste technische en redactionele wijzigingen die op de openbare website van het Parlement aan de gang zijn, met name in verband met de zoekmachineoptimalisatie van de website; prijst DG COMM voor de geboekte vooruitgang, maar is bezorgd over het feit dat die vooruitgang nog steeds langzaam verloopt, met name gezien de komende Europese verkiezingen in 2019 en de toenemende belangstelling voor de werkzaamheden van het Parlement; benadrukt dat verdere verbeteringen een absolute prioriteit zijn, en vraagt dat het proces dringend wordt versneld; onderstreept dat een transparante en toegankelijke website essentieel is voor de participatie van de burgers;

48.  benadrukt dat de resultaten van de stemmingen in het Parlement moeilijk te vinden zijn op de website van het Parlement en dat VoteWatch, een commerciële website, veel praktischer is; roept de secretaris-generaal op een geavanceerder systeem te ontwikkelen voor de website van het Parlement, waarmee de plenaire hoofdelijke stemmingen kunnen worden geregistreerd met gebruiksvriendelijke opties om het stemgedrag van individuele leden op te zoeken en te vergelijken met dat van andere leden van hun fractie en leden van andere fracties;

49.  merkt op dat op mediagebied in 2017 talrijke projecten werden uitgevoerd en dat de aanwezigheid van het Parlement op het web verder werd geconsolideerd met de uitvoering van een multiplatformaanpak, een nieuw portaal en de "nieuwsplaneet"; erkent daarnaast de aanzienlijke verbetering van het gebruik van sociale media door het Parlement, alsmede de activiteiten in verband met bewustmaking van acties van de Unie; merkt bovendien op dat aanzienlijke inspanningen werden geleverd voor een uitgebreide bezoekersstrategie en de uitvoering van het "Ambassador School"-programma, met bijzondere aandacht voor jongeren; benadrukt dat het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt verder moet worden ontwikkeld en onverwijld volledig operationeel moet worden om te zorgen voor meer wetenschappelijk onderbouwde berichtgeving door de media;

50.  merkt op dat in 2017 223 persseminars werden georganiseerd waaraan maar liefst 3 076 journalisten deelnamen; is bovendien verheugd over het feit dat 1 905 journalisten werden uitgenodigd om deel te nemen aan de plenaire vergaderingen, op centraal niveau georganiseerde seminars voor de pers en conferenties; prijst DG COMM voor het gebruiken van alle mogelijke mediakanalen voor de verspreiding van de werkzaamheden en prestaties van het Parlement; moedigt het DG aan passende aandacht te besteden aan het belang van sociale media en het significante en toenemende potentieel hiervan voor het bereiken van burgers;

51.  erkent de pogingen van DG COMM om ook contact te zoeken met burgers die niet per definitie interesse hebben in de werkzaamheden van het Parlement; moedigt de secretaris-generaal aan een echt interactieve communicatiestrategie te formuleren die niet alleen op doelgroepen als journalisten en studenten gericht is, maar ook een luisterend oor biedt om kritische stemmen te horen en hierop te reageren;

52.  neemt nota van de reorganisatie van DG COMM, die de oprichting van twee nieuwe directoraten – voor respectievelijk campagnes en bezoekers – omvatte, om te zorgen dat de strategie voor de Europese verkiezingen van 2019 volledig wordt gerealiseerd; vraagt DG COMM zijn werkzaamheden voort te zetten ten aanzien van een uitgebreide strategie om gerichte desinformatiecampagnes te bestrijden die tot doel hebben de Europese verkiezingen van 2019 te beïnvloeden; is ernstig bezorgd dat buitenlandse invloed kan leiden tot verstoringen en het ondermijnen van de verkiezingen door opzettelijk onjuiste informatie te verspreiden en zodoende het gedrag van stemmers te beïnvloeden;

53.  merkt op dat de dienst Informatieverzoeken (AskEP) in 2017 meer dan 9 200 afzonderlijke verzoeken en 42 900 verzoeken van schijnbaar gecoördineerde schrijfcampagnes met betrekking tot bepaalde thema's behandelde; stelt voor de antwoorden van het Parlement op zijn portaal te publiceren;

54.  is verheugd over de opening van het Huis van de Europese geschiedenis in mei 2017 en het Simone Veil-parlamentarium in Straatsburg in juli 2017; merkt op dat het Huis van de Europese geschiedenis tussen mei en december door 99 344 personen werd bezocht; betreurt dat de opening meer dan een jaar vertraging opliep; is bezorgd dat 99 344 bezoekers weinig lijken in verhouding tot de 4,4 miljoen EUR aan personeelskosten: 2,7 miljoen EUR voor vast personeel en 1,7 miljoen EUR voor arbeidscontractanten (met inbegrip van de kosten voor veiligheidsmedewerkers); vraagt het Bureau een kosten-batenanalyse uit te voeren;

55.  betreurt het dat documenten met betrekking tot de aanbestedingsprocedure van het Huis van de Europese geschiedenis in januari 2019 niet beschikbaar werden gesteld; spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de vereisten voor de nieuwe aanbestedingsprocedure; verzoekt de secretaris-generaal de Commissie begrotingscontrole te informeren over de resultaten van die aanbestedingsprocedure; benadrukt dat de tentoonstellingsmedewerkers, ongeacht het resultaat van de aanbestedingsprocedure, beter moeten worden behandeld op de volgende gebieden: de werktijden van de werknemers moeten voorspelbaar zijn, er moet een behoorlijke verlofregeling zijn en er moet voor passende kledij worden gezorgd;

56.  is ernstig bezorgd dat burgers, ondanks alle door DG COMM georganiseerde activiteiten, nog steeds van mening zijn dat sprake is van een gebrek aan informatie over de Unie en de prestaties en werkzaamheden van het Parlement; vraagt DG COMM inspanningen te blijven leveren om innovatieve ideeën te ontwikkelen om de afstand tussen de Unie en haar burgers te verkleinen en neemt kennis van de innovatieve benadering die wordt voorgesteld voor de institutionele communicatiecampagne voor de Europese verkiezingen van 2019;

57.  verzoekt het directoraat-generaal Communicatie om er met de Europese verkiezingen van 2019 in het vooruitzicht voor te zorgen dat de standpunten van de leden en fracties van het Parlement zodanig door de openbare en commerciële media worden weergegeven dat objectiviteit en pluralisme worden gewaarborgd;

Liaisonbureaus van het Europees Parlement

58.  neemt nota van de hervorming van de liaisonbureaus van het Parlement die het Bureau in november 2017 heeft goedgekeurd, waarbij de herziene taakomschrijving is gericht op contact met burgers, media en belanghebbenden, teneinde burgers te bereiken; roept de liaisonbureaus op te garanderen dat burgers zich bewust zijn van de werkzaamheden die de Europese instellingen uitvoeren, en van het bestaan van de liaisonbureaus;

59.  neemt nota van de verschillende uitgaven voor 2017, die als volgt kunnen worden uitgesplitst:

Uitgave

Uitgave 2017

Algemene communicatieactiviteiten

5 945 229 EUR

Uitgaven in verband met specifieke activiteiten

5 320 867 EUR

Totale kosten gebouwen

8 874 530 EUR

Onderhoud beveiligingsapparatuur

1 733 071,32 EUR

60.  merkt op dat de totale kosten voor gebouwen als volgt kunnen worden opgesplitst:

Huur

5 898 724 EUR

Werken

148 573 EUR

Specifieke kosten voor het beheer van gebouwen

266 977 EUR

Schoonmaak en onderhoud

1 126 853 EUR

Kosten nutsvoorzieningen en diensten

1 433 403 EUR

61.  neemt kennis van de intensivering van de communicatie-activiteiten door de liaisonbureaus in 2017, onder meer in de vorm van dagelijkse contacten met regionale en lokale media, gerichte aanwezigheid op sociale media en beheer van lokale gemeenschappen, organisatie van lokale evenementen en contacten met lokale autoriteiten, scholen en belanghebbenden; betreurt het dat uitgaven zoals salarissen en kosten van dienstreizen niet werden meegedeeld in antwoord op de vragenlijst; gebruikt de informatie die tijdens de kwijtingsprocedure voor 2016 werd verstrekt, volgens welke de salarissen van het personeel van de liaisonbureaus van het Parlement 23 058 210 EUR en de kosten van dienstreizen 1 383 843 EUR beliepen; neemt aan dat deze bedragen niet aanzienlijk zijn veranderd voor het begrotingsjaar 2017;

62.  erkent het belang van doeltreffende communicatie in de lidstaten, maar onderstreept de noodzaak van kostenefficiëntie en heeft er vertrouwen in dat de herziene taakomschrijving zal bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling; vraagt alle betrokken besluitvormende partijen te streven naar een grotere toegevoegde waarde, met name met betrekking tot de werkingskosten;

63.  benadrukt de noodzaak om de opdracht van de liaisonbureaus van het Parlement te moderniseren door het gebruik van nieuwe communicatietechnologieën te optimaliseren, aangezien het hun taak is burgers beter te informeren;

Directoraat-generaal Personeelszaken (DG PERS)

64.  merkt op dat de hoofdindicator van DG PERS in 2017 de levertijd is; merkt met tevredenheid op dat de streefwaarden en methoden van gegevensverzameling werden verfijnd, met een over het algemeen positieve beoordeling van de resultaten; merkt bezorgd op dat de doelstellingen om de procedures te verbeteren voor de aanwerving van APA's en voor het toelaten van kinderen tot de crèche van het Parlement niet werden behaald, maar dat de ondervonden problemen in 2018 werden opgelost;

65.  benadrukt dat de procedure voor de aanwerving van APA's aan het begin van de volgende zittingsperiode dus problemen kan opleveren; verzoekt de secretaris-generaal derhalve, in het belang van de leden en medewerkers, alle nodige technische en personele middelen in te zetten om problemen en vertragingen te voorkomen, met bijzondere nadruk op het vermijden van de problemen die zich in 2009 en 2014 hebben voorgedaan;

66.  merkt op dat het Parlement in december 2017 in totaal 9 682 actieve functionarissen had, waaronder vast en tijdelijk personeel, arbeidscontractanten en APA's (ten opzichte van 9 643 functionarissen in 2016); herinnert eraan dat naar aanleiding van de bemiddelingsovereenkomst over de begroting voor 2017 in totaal 136 functies werden geschrapt;

67.  erkent de gevoelige situatie van APA's die zonder onderbreking twee parlementaire zittingsperioden hebben gewerkt, maar geen tien jaar in dienst zijn vanwege de vroege verkiezingen van 2014 en de vertragingen tijdens de eerste aanwervingen in 2009 bij de inwerkingtreding van het statuut, en derhalve één tot twee maanden te kort in dienst zijn geweest om recht te hebben op de Europese regeling voor pensioenrechten; is ingenomen met het feit dat het Bureau de kwestie heeft besproken en samen met DG PERS en de vertegenwoordigers van APA's op zoek is naar oplossingen; dringt erop aan dat bij deze oplossingen in de mate van het mogelijke wordt voorkomen dat hun contractuele regelingen zodanig worden gewijzigd dat zij de rechten verliezen die zij bij hun aanstelling in 2009 hebben verworven;

68.  merkt op dat personeelsleden die minder dan 10 jaar bij de instellingen werken geen aanspraak kunnen maken op een EU-pensioen, en dat zij hun bijdragen moeten overdragen naar een ander fonds dat voldoet aan de regels van het Parlement inzake het type fonds en de leeftijd waarop de middelen kunnen worden opgenomen; merkt op dat veel geaccrediteerde parlementaire medewerkers uit het VK hun pensioengelden niet hebben kunnen overdragen naar pensioenfondsen in het VK omdat deze volgens het Parlement niet aan de vereisten voldoen; verzoekt de secretaris-generaal deze kwestie dringend te onderzoeken en ervoor te zorgen dat alle personeelsleden toegang hebben tot hun bijdragen;

69.  verzoekt de administratie aan het begin van de volgende zittingsperiode zo spoedig mogelijk te beginnen met de organisatie van opleidingen of publicaties voor nieuwe APA's, ook over praktische en administratieve onderwerpen (bijvoorbeeld dienstreizen, medische keuringen, accreditaties, parkeervignetten, bezoekersgroepen, tentoonstellingen enz.), zodat systematische fouten worden voorkomen die nadelig zijn voor het goede verloop van de administratieve procedures die op hen van toepassing zijn;

70.  beseft dat voor bepaalde activiteiten, zoals het beheer van de kantines en schoonmaakwerkzaamheden, uitbesteding de beste optie voor het Parlement was en dat bijgevolg het aantal externe personeelsleden in de gebouwen van het Parlement in bepaalde DG's hoger kan zijn dan het aantal ambtenaren;

71.  merkt evenwel op dat deze uitbestedingsbesluiten geen verklaring kunnen vormen voor het inzetten van al het externe personeel;

72.  is bezorgd over het effect op het huidige personeel van de restaurantdiensten van het Parlement als gevolg van de invoering van de diversificatie in deze sector met het oog op de continuïteit van hun werkgelegenheid; dringt erop aan dat passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat er niet in het huidige personeelsbestand wordt gesneden;

73.  wijst erop dat de chauffeursdienst in 2017 werd geïnternaliseerd, met als belangrijkste doelstelling te veiligheid van de leden te verbeteren; constateert dat het Parlement op deze wijze veiligheidscontroles van chauffeurs kon uitvoeren alvorens deze in dienst te nemen en kan voorzien in de voortdurende opleiding en monitoring van zijn personeel; is ingenomen met het feit dat in 2017 de aanwerving van 116 chauffeurs en coördinatoren werd afgerond; vraagt om overlegging van een overzicht van de kosten voor de internalisering van de chauffeursdienst;

74.  steunt de inspanningen om de chauffeursdienst te internaliseren en de tot nu toe geboekte vooruitgang; merkt op dat de procedure van het intern organiseren van chauffeursdiensten heeft geleid tot een kwalitatieve en kwantitatieve toename van de aan de leden geleverde diensten, alsmede een doeltreffend en doelmatig antwoord vormde op onvoorziene noodsituaties of een plotselinge toename van de vraag; neemt nota van de uitvoering van de routekaart voor e-mobiliteit met het oog op de diversificatie, vergroening en elektrificatie van het wagenpark; herinnert eraan dat er nu een rechtstreekse treinverbinding is tussen het Europees Parlement in Brussel en de belangrijkste luchthaven en treinstations en dat de leden hiervan kosteloos gebruik kunnen maken;

75.  is verheugd over de uitvoering van een regeling voor incidenteel telewerken voor het secretariaat-generaal van het Parlement; steunt de uitvoering van een enquête over het eerste jaar van telewerken en vraagt om de resultaten van de evaluatie met de leden en alle diensten van het Parlement te delen; is van mening dat, als de evaluatie positief is, de regeling moet worden uitgebreid naar al het personeel, met inbegrip van APA's en het personeel dat voor de fracties werkt;

76.  is ingenomen met het feit dat het stimuleren van gelijke kansen nog altijd een belangrijk aspect is van het personeelsbeleid van het Parlement; betreurt dat de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen nog steeds niet volledig wordt uitgevoerd, met name wat betreft de doelstelling met betrekking tot de vertegenwoordiging van vrouwen in middelhoge en hoge managementfuncties (40 %) voor 2020;

77.   betreurt ten zeerste het dat het aantal vrouwen in functies op het niveau van directeur-generaal afnam van 25 % (3 functies) in 2016 tot 17 % (2 functies) in 2017; wijst erop dat de algehele situatie ten opzichte van 2006, toen het percentage vrouwen in functies op het niveau van directeur-generaal 11,1 % bedroeg, niet is veranderd; benadrukt dat de algemene doelstelling die is geformuleerd voor 2019 voor het aantal vrouwen in functies op het niveau van directeur-generaal 30 % is; betreurt voorts dat het aantal vrouwen op directieniveau in 2017 (30 % en 14 functies) gelijk bleef ten opzichte van 2006 (29,6 %);

78.  wijst erop dat de algemene doelstelling die is geformuleerd voor 2019 voor het aantal vrouwen in functies op directieniveau 35% is; benadrukt dat deze aantallen sterk afwijken van de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en diversiteit; is van mening dat deze tendens in strijd is met de routekaart voor gendergelijkheid van het Parlement; eist dat de secretaris-generaal de commissies BUDG, CONT en FEMM onmiddellijk uitlegt waarom deze routekaart niet wordt gevolgd; verzoekt het Bureau ook zelf meer vrouwen in leidinggevende functies aan te stellen, zoals meermaals gevraagd door het Parlement;

79.  is ingenomen met het feit dat de secretaris-generaal voorrang heeft gegeven aan vrouwen bij de aanstelling van afdelingshoofden, waardoor de cijfers praktisch zijn verdubbeld: van 21 % in 2006 naar bijna 40 % in 2018;

80.  is ingenomen met het beleid van nultolerantie van het Parlement ten aanzien van seksuele intimidatie, dat in 2017 werd aangenomen; dringt er ook bij het Parlement op aan de volgende initiatieven om intimidatie aan te pakken volledig ten uitvoer te leggen, met name een geactualiseerde routekaart voor de aanpassing van preventieve maatregelen en maatregelen voor vroegtijdige waarschuwing in verband met conflicten en intimidatie tussen leden en APA's, stagiairs of andere personeelsleden, evenals tussen collega's, met inbegrip van een externe controle van de interne praktijken en procedures van het Parlement, de oprichting van een netwerk van deskundige vertrouwenspersonen, de invoering van verplichte opleidingen voor parlementsleden, APA's, stagiairs en ander personeel en de reorganisatie van de anti-intimidatiecomités door ze samen te voegen in een enkel comité met een variabele samenstelling die afhangt van de zaak die wordt onderzocht en met onder meer deskundigen op het gebied van preventie van intimidatie uit de juridische en uit de gezondheidssector als vaste leden; alsook de regelmatige organisatie van openbare follow ups (verslagen, hoorzittingen, workshops enz.) door de commissie FEMM; merkt op dat de resultaten van de externe controle begin november 2018 werden verwacht en verzoekt dat deze, zodra ze beschikbaar zijn, onverwijld worden meegedeeld; verwacht voorts dat de routekaart volledig en op transparante wijze ten uitvoer wordt gelegd, in overeenstemming met de aangenomen parlementaire resolutie, en dat hiermee reeds voor het einde van deze wetgevingsperiode een begin wordt gemaakt of zo veel mogelijk vorderingen worden gemaakt;

Directoraat-generaal Infrastructuur en Logistiek (DG INLO)

81.  merkt op dat DG INLO in 2017 vastgelegde kredieten van 267 588 704 EUR had, een toename met 6 % ten opzichte van 2016 (251 599 697 EUR); is zich bewust van het feit dat een overeenkomst voor het Martensgebouw in Brussel werd gesloten en hier installatie- en aanpassingswerkzaamheden werden uitgevoerd, dat het Huis van de Europese geschiedenis werd geopend, dat het Trèves I-gebouw werd gekocht en dat twee andere locaties worden gerenoveerd en uitgebreid; constateert dat het KAD-project in Luxemburg voortschrijdt en dat het Havelgebouw in Straatsburg in april 2017 in gebruik werd genomen, gevolgd door het Simone Veil-parlamentarium in juli van hetzelfde jaar;

82.  merkt op dat de oprichting van het Huis van Europa in verschillende liaisonbureaus werd goedgekeurd door het Bureau en in de komende jaren wordt uitgevoerd; verzoekt de secretaris-generaal erop toe te zien dat de nieuwe locaties voor de liaisonbureaus worden geselecteerd op basis van een zorgvuldige kosten-batenanalyse; vraagt om de opname van gedetailleerde informatie over de voortgang van de werkzaamheden in het jaarlijkse activiteitenverslag van het DG; verzoekt de secretaris-generaal vóór de volgende Europese verkiezingen de verschillende door het Bureau goedgekeurde projecten, alsook de motivering ervoor en de begroting ervan, aan de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor te leggen;

83.  neemt nota van de aanzienlijke infrastructuur van het Parlement, die als volgt kan worden opgesplitst:

Gebouwen in Brussel

Gebouwen in Luxemburg

Gebouwen in Straatsburg

13 in eigendom

1 in eigendom

5 in eigendom

6 gehuurd

6 gehuurd

 

659 960 m2

197 873 m2

343 930 m2

 

Liaisonbureaus van het Parlement

 

 

Totaal

35

 

in eigendom

11

 

gehuurd

24

 

oppervlak

27 737 m2

84.  herinnert eraan dat de meeste gebouwen van het Parlement niet zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met de Eurocodesvereisten inzake structurele integriteit, aangezien die normen niet bestonden ten tijde van de bouw van deze gebouwen; erkent dat dit betekent dat het gebouwenbeleid geleidelijk zal overgaan van aankoop op renovatie en onderhoud;

85.  herinnert aan de verklaring van het Europees Parlement over de voorbeeldrol van zijn gebouwen in het kader van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG(4) (de richtlijn betreffende energie-efficiëntie), waarin werd aangegeven dat deze gebouwen moeten voldoen aan de hoogste normen van energie-efficiëntie; roept op tot de ontwikkeling van een samenhangende, grondige renovatiestrategie voor de lange termijn voor alle gebouwen van het Parlement en tot de opname van standaardspecificaties met betrekking tot de extractie van herbruikbare bouwmaterialen in contracten voor de renovatie van gebouwen;

86.  erkent dat het Bureau de secretaris-generaal heeft opgedragen om DG INLO een mandaat te geven om een architectuurwedstrijd te starten voor de renovatie van het Paul-Henri Spaak-gebouw, waarbij alleen de gekozen opties B (technische bijwerking) en C (herontwerp van het gebouw) in aanmerking worden genomen; merkt op dat de uitkomst van de procedure in 2019 wordt verwacht; verzoekt de secretaris-generaal een uitgebreid plan te ontwikkelen met betrekking tot de garanties die worden ingebouwd tegen kosten die veel hoger uitvallen dan de ramingen, en ervoor te zorgen dat de contracten waarborgen dat het Parlement bij dergelijke tegenslagen niet het risico draagt; roept de secretaris-generaal op het Parlement een duidelijk plan te verschaffen met onder meer de indirecte kosten die verband houden met elk van de scenario's, in het bijzonder wanneer delen van de activiteiten tijdens renovatie- en bouwactiviteiten elders moeten plaatsvinden, en de opties te specificeren die er zijn om de veiligheidsrisico's te beheersen zonder dat er een geheel nieuw gebouw nodig is;

87.  benadrukt dat elke verandering aan het meubilair van de kantoren van de leden naar behoren moet worden gemotiveerd en uitgelegd aan de leden, die de keuze hebben om dergelijke veranderingen al dan niet goed te keuren;

88.  onderschrijft de bevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot het gebouwenbeheer van de Unie-instellingen en merkt op dat het Parlement 55 % van de gebouwen gebruikt voor kantoorruimte en 45 % voor vergader- en andersoortige ruimten; merkt op dat het Parlement eigenaar is van 84 % van zijn gebouwen en onderstreept dat dit percentage zal toenemen wanneer het KAD-gebouw in Luxemburg klaar is;

89.  maakt zich grote zorgen om het feit dat de oostelijke bouwlocatie van het KAD II-gebouw eind 2019 en de westelijke locatie pas in 2022 af zullen zijn, ondanks dat dit gebouw aanvankelijk in 2013 zou worden opgeleverd; benadrukt dat het gebrek aan ervaring van de ontwikkelaar en de niet succesvolle eerste aanbestedingsprocedure voor de bouwwerkzaamheden tot deze aanzienlijke vertraging hebben geleid; is verbijsterd dat de hierdoor ontstane noodzaak om te huren heeft geleid tot extra kosten van 14,4 miljoen EUR per jaar en 86 miljoen EUR voor de zesjarige periode;

90.  merkt op dat de oorspronkelijke begroting van 317,5 miljoen EUR in 2009 is aangepast naar 363 miljoen EUR (in prijzen van 2005) als gevolg van conceptuele veranderingen; maakt zich grote zorgen, aangezien het project nog niet voltooid is, hoewel het eind 2019 klaar zou moeten zijn, en de uiteindelijke kostprijs daarom onbekend is, ook al is het Parlement voornemens de kosten binnen de huidige begroting van 432 miljoen EUR te houden (in prijzen van 2012); vraagt om uiterlijk 30 juni 2019 het voortgangsverslag over de voltooiing van het KAD II-gebouw te krijgen;

91.  toont zich bezorgd over de stijging van de prijsindex voor bouwwerkzaamheden met 8 % tussen 2012 en 2017, wat zou kunnen leiden tot een verdere stijging van de bouwkosten;

92.  neemt nota van de uitvoering van de routekaart voor e-mobiliteit met het oog op de diversificatie, vergroening en elektrificatie van de vloot; herinnert aan de resolutie inzake de kwijting voor 2016, waarover in april 2018 werd gestemd, en waarin wordt verklaard dat het Bureau zich niet mag beperken tot elektrische auto's als een milieuvriendelijkere oplossing, aangezien er vragen zijn gerezen over de productie ervan (waaronder de voldoende beschikbaarheid van de noodzakelijke natuurlijke hulpbronnen) en de verwijdering van accu's aan het eind van hun levenscyclus; betreurt het nog steeds dat de leden niet zijn geïnformeerd over een analyse van alternatieve brandstoffen, zoals biobrandstoffen, synthetische brandstoffen of waterstofbrandstofcellen; onderstreept dat diversificatie van een milieuvriendelijk wagenpark de afhankelijkheid van één leverancier vermindert en mogelijke bevoorradingsproblemen in de toekomst kan tegengaan;

93.  is bezorgd over de grote hoeveelheden kunststof voor eenmalig gebruik en kunststofafval die worden gegenereerd door de kantines en cafetaria's van het Parlement, en dringt er bij de administratie op aan de optie om in kunststof gewikkelde producten en producten van kunststof voor eenmalig gebruik aan te bieden in de aankomende aanbesteding voor cateringdiensten expliciet te schrappen;

94.  wijst op het verschil in kwaliteit tussen door dezelfde dienstverlener bediende kantines; is van mening dat dit aspect nauwlettender moet worden gemonitord en vraagt derhalve om de uitvoering van een enquête over de tevredenheid van de gebruikers; stelt met voldoening vast dat de restaurantdiensten in Straatsburg al zijn begonnen met het verstrekken van aangepast voedsel aan personeel met glutenintolerantie; verzoekt dat dit aanbod zo snel mogelijk door aanbieders op andere werkplekken wordt geconsolideerd, goedgekeurd en veralgemeend;

95.  neemt er nota van dat stagiairs 0,50 EUR korting krijgen op hoofdgerechten in alle zelfbedieningsrestaurants in Brussel en Luxemburg en 0,90 EUR korting in Straatsburg; is, gezien de gemiddelde bezoldiging die zij ontvangen en de hoge prijzen die tijdens de laatste drie jaar worden toegepast, evenwel van mening dat die kortingen niet volstaan om de gevolgen voor het budget van de stagiairs te beperken; verzoekt de secretaris-generaal nogmaals een korting toe te kennen die in overeenstemming is met hun inkomsten;

96.  is verheugd over de oprichting van een "afdeling Voorafgaande Controle en Coördinatie aanbestedingen" in 2017 en van een dienst Aanbestedingen in elk directoraat; vraagt erom een specifiek onderdeel in het jaarlijkse activiteitenverslag te wijden aan de activiteiten van de nieuwe afdeling;

Directoraat-generaal Vertolking en Conferenties, nu directoraat-generaal Logistiek en Vertolking voor Conferenties

97.  merkt op dat het globale gemiddelde aantal uren per week dat tolken in vaste dienst besteedden aan het leveren van tolkdiensten in hun cabine in 2017 is toegenomen tot 14; neemt kennis van deze toename ten opzichte van de 13 uur en 25 minuten die in 2016 werden besteed aan het leveren van tolkdiensten; heeft begrip voor het feit dat de wijziging van de werkpatronen sinds het nieuwe statuut culmineerde in een staking die leidde tot verstoringen van de verlening van tolkdiensten aan leden; prijst de werkzaamheden om te blijven voorzien in de belangrijkste tolkdiensten om de wetgevingswerkzaamheden op gang te houden;

98.  veroordeelt met klem de escalatie van de spanningen, die culmineerde in een onderbreking van de plenaire werkzaamheden in Straatsburg van 45 minuten en het gebrek aan inspanningen voor de-escalatie; is ingenomen met de overeenkomst die werd geïnitieerd door de secretaris-generaal en die ertoe leidde dat er weer normale tolkactiviteiten werden verricht;

99.  merkt op dat de uitvoering van de "strategie voor de modernisering van het conferentiebeheer" in het Parlement leidde tot de verplaatsing van de afdeling Zaalbodes en de oprichting van een nieuw directoraat Organisatie van conferenties binnen het DG; vraagt erom een specifiek onderdeel in het jaarlijkse activiteitenverslag te wijden aan de nieuwe afdeling, met inbegrip van een beoordeling van de activiteiten, met sluitende prestatie-indicatoren, naast de standaardactiviteiten van het DG;

Directoraat-generaal Financiën

100.  merkt op dat de secretaris-generaal besloot om diverse functies in verband met de aan APA's en de dienst Beroepsopleiding leden geleverde diensten over te dragen van DG FINS naar DG PERS; betreurt het dat deze overdrachten niet toereikend waren om de negatieve gevolgen op DG FINS van de personeelsreductie van 2017 te boven te komen; verzoekt om een vereenvoudiging van de vergoedingen van de reiskosten voor leden, personeel en APA's, waarbij gebruik wordt gemaakt van systemen zoals de functie voor elektronische handtekeningen (DISP) en de verificatie in twee stappen; erkent dat verificaties noodzakelijk zijn, maar benadrukt dat deze op efficiëntere en papierloze wijze kunnen worden verricht;

101.  beveelt een grondige herziening aan van de interne voorschriften betreffende missies en lokaal vervoer van ambtenaren en andere personeelsleden van het Europees Parlement en van de uitvoeringsmaatregelen voor titel VII van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, in het bijzonder om de behandeling van APA's af te stemmen op die van vaste ambtenaren;

102.  neemt er nota van dat de nieuwe reisdienst van het Parlement, die al eerder voor het Parlement heeft gewerkt, op 1 januari 2019 zijn werkzaamheden heeft hervat; is verheugd over het feit dat de nieuwe overeenkomst strengere voorwaarden bevat, met name met betrekking tot ticketprijzen en de doorlopende beschikbaarheid van het callcenter van de reisdienst, ook tijdens het weekend; benadrukt nogmaals het belang van een eenvoudige en gebruiksvriendelijke klachtenregeling om ervoor te zorgen dat tekorten snel aan het licht komen en mogelijke problemen snel kunnen worden opgelost; beklemtoont dat er aandacht moet worden besteed aan de specifieke behoeften van de leden en dat zij behoefte hebben aan diensten op maat;

103.  moedigt het nieuwe reisbureau aan te streven naar de meest concurrerende prijzen voor de dienstreizen van het Parlement;

104.  dringt aan op een vereenvoudiging van de aanwervingsprocedures en de vergoedingen voor dienstreizen en verplaatsingen ten behoeve van plaatselijke medewerkers; betreurt het dat deze procedures vaak ingewikkeld zijn en veel tijd in beslag nemen, waardoor aanzienlijke vertragingen ontstaan; verzoekt DG FINS dit vraagstuk met voorrang aan te pakken;

105.  stelt vast dat de derdebetalenden met wie de leden in hun land van verkiezing moeten samenwerken, niet voldoende bekend zijn met de interne procedures van het Parlement; is van mening dat de complexiteit van deze regels er vaak toe leidt dat zij fouten maken die nadelig zijn voor de leden; is voorts van mening dat er een opleiding moet worden opgezet of een vademecum moet worden opgesteld voor derdebetalenden;

Vergoeding voor algemene uitgaven

106.  herinnert eraan dat het Parlement in het verleden heeft ingestemd met het standpunt dat de leden de facturen voor hun uitgaven moeten behouden, jaarlijks een overzicht van hun uitgaven moeten publiceren en het niet-bestede bedrag bij het verstrijken van hun mandaat of het einde van hun ambtstermijn moeten terugbetalen; herinnert aan het besluit van het Bureau om een ad hocwerkgroep op te richten voor de vaststelling en publicatie van de regels voor het gebruik van de algemene uitgavenvergoeding (GEA) naar aanleiding van eerdere aanbevelingen in het kader van de kwijting; betreurt het besluit van het Bureau om geen rekening te houden met het voorstel van de werkgroep om controles van de afzonderlijke GEA-boekhouding door een externe accountant in te voeren, waardoor een zinvolle hervorming van de GEA wordt verhinderd; verzoekt het Bureau de besprekingen over de GEA onmiddellijk te hervatten en zo spoedig mogelijk tot een akkoord te komen; is van mening dat een dergelijke overeenkomst gemeenschappelijke regels moet bevatten voor meer transparantie en financiële verantwoording, zoals:

   de verplichting voor de leden om alle bonnetjes met betrekking tot de GEA te bewaren;
   de toelating van een onafhankelijke accountant die belast is met de jaarlijkse controle van de rekeningen en de publicatie van een accountantsverklaring;
   de verplichting voor de leden om het niet-bestede deel van de GEA aan het einde van hun mandaat terug te betalen;

107.  dringt er bij het Bureau op aan de democratische wil van de voltallige vergadering met betrekking tot de vergoeding voor algemene uitgaven zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen; dringt er bovendien bij het Bureau op aan de werkgroep opnieuw bijeen te roepen teneinde de vergoeding voor algemene uitgaven te hervormen door middel van nieuwe regels voor meer transparantie en financiële verantwoording;

108.  verzoekt het Bureau bovendien de volgende aanvullende wijzigingen door te voeren met betrekking tot de vergoeding voor algemene uitgaven, in aanvulling op degene die al door de voltallige vergadering zijn aangenomen:

   een steekproef van 5 % van de besteding van de vergoeding voor algemene uitgaven door de intern controleur van het Europees Parlement, waarvan de eindresultaten en bevindingen door het Europees Parlement in het jaarlijkse interne-auditverslag moeten worden gepubliceerd;
   de verplichting voor leden om jaarlijks een overzicht van hun uitgaven per categorie te publiceren (communicatiekosten, huur van kantoorruimte, kantoorbenodigdheden enz.);
   de toelating van een onafhankelijke accountant die belast is met de jaarlijkse controle van de rekeningen en de publicatie van een accountantsverklaring;

109.  herinnert aan artikel 62 van het Besluit van het Bureau van 19 mei en 9 juli 2008 en het Besluit van het Bureau van 5 juli en 18 oktober houdende uitvoeringsbepalingen voor het statuut van de leden van het Europees Parlement, waarin staat dat "uitgekeerde bedragen uitsluitend bestemd zijn voor de bekostiging van activiteiten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van de leden en niet mogen worden gebruikt voor persoonlijke uitgaven of voor subsidies of giften van politieke aard" en dat "de leden alle niet bestede bedragen terugbetalen aan het Parlement"; verzoekt de secretaris-generaal en het Bureau van het Europees Parlement erop toe te zien dat deze bepalingen volledig worden uitgevoerd en nageleefd;

110.  verzoekt daarnaast om de invoering van een verplichting voor de leden om hun rekeningen in verband met de vergoeding voor algemene uitgaven te laten controleren door een externe accountant, ten minste aan het einde van het mandaat van een lid; verzoekt voorts om de uitgaven openbaar te maken door op de persoonlijke pagina's van de leden op de website van het Europees Parlement een link naar deze gegevens te plaatsen;

Vrijwillig pensioenfonds

111.  herinnert eraan dat het Parlement op 23 oktober 1997 zijn Bureau opdracht heeft gegeven de Rekenkamer te verzoeken de vrijwillige pensioenregeling van het Parlement te onderzoeken, hetgeen heeft geleid tot het uitbrengen van advies nr. 5/99 van de Rekenkamer over de regeling betreffende het vrijwillig aanvullend pensioenfonds voor de leden van het Europees Parlement; roept het Bureau op de Rekenkamer te verzoeken om in 2019 een nieuw advies over het pensioenfonds uit te brengen;

112.  herinnert eraan dat de secretaris-generaal van het Parlement in een nota aan het Bureau van 8 maart 2018 heeft aanvaard dat het pensioenfonds dat gekoppeld is aan de regeling betreffende het vrijwillig aanvullend pensioenfonds voor de leden zijn kapitaal ruim voor het einde van de pensioenverplichtingen en mogelijk al in 2024 zal uitputten; roept de secretaris-generaal en het Bureau dan ook op om, met volledige inachtneming van het statuut van de leden, met spoed een duidelijk plan op te stellen om ervoor te zorgen dat het Parlement onmiddellijk na de verkiezingen van 2019 zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden voor het vrijwillige aanvullend pensioenfonds van zijn leden erkent en overneemt;

113.  stelt vast dat het geraamde actuarieel tekort van het vrijwillig pensioenfonds eind 2017 305,4 miljoen EUR bedroeg; stelt voorts vast dat de te berekenen netto activa en de actuariële vastlegging eind 2017 137 miljoen EUR respectievelijk 442,4 miljoen EUR bedroegen; merkt derhalve op dat de activa nauwelijks 30 % van de toezeggingen in het kader van de vrijwillige pensioenregeling dekken;

114.  wijst erop dat deze geraamde toekomstige verplichtingen weliswaar over verschillende decennia gespreid zijn maar de momenteel beschikbare activa overschrijden, en stelt vast dat er in 2017 door het vrijwillig pensioenfonds een totaalbedrag van 17,2 miljoen EUR is uitbetaald; merkt op dat het fonds aan het eind van 2017 661 gepensioneerden en 99 nabestaanden had;

115.  wijst erop dat dit aanleiding geeft tot bezorgdheid met betrekking tot de waarschijnlijk vroegtijdige uitputting van het fonds, aangezien het al jaren vaste activa verkoopt om aan zijn betalingsverplichtingen aan gepensioneerden te kunnen voldoen, omdat het inkomen van het fonds niet toereikend is om de stijgende pensioenbetalingen te dekken; herinnert eraan dat de voorziening voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen berekend is op basis van een rendement van de investeringen van 6,5 % per jaar, hetgeen vanaf het begin al niet duurzaam was;

116.  is ingenomen met de voorstellen van de secretaris-generaal, met inbegrip van de afspraak dat de secretaris-generaal de situatie in 2020 opnieuw zal evalueren om te zien of de maatregelen het actuarieel tekort voldoende hebben teruggedrongen; is ingenomen met het feit dat de secretaris-generaal de juridische dienst heeft geraadpleegd;

117.  neemt er kennis van dat het Bureau naar aanleiding van een voorstel van de secretaris-generaal op 10 december 2018 twee wijzigingen heeft aangenomen van de regels inzake de vrijwillige pensioenregeling waardoor de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd van 63 naar 65 jaar en een heffing van 5 % wordt ingevoerd op de pensioenbetalingen voor toekomstige gepensioneerden; verzoekt de secretaris-generaal ervoor te zorgen dat het Bureau onverwijld alle wettelijk toegestane maatregelen neemt om de duurzaamheid van het fonds te verbeteren en vroegtijdige insolventie te voorkomen; verzoekt de secretaris-generaal ervoor te zorgen dat het Bureau voor het einde van de huidige zittingsperiode een besluit neemt;

118.  roept de secretaris-generaal op de rechtsgronden en potentiële vertakkingen van de vrijwillige pensioenregeling te onderzoeken en in het bijzonder te analyseren of het Europees Parlement een vanuit wettelijk en financieel oogpunt houdbare garantsteller is, aangezien het vrijwillige pensioenfonds een beleggingsfonds is dat in Luxemburg is gevestigd en geen gewoon pensioenfonds; onderstreept dat dit onderzoek moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke partij;

119.  verzoekt de secretaris-generaal, alsook het Bureau, alle mogelijkheden te benutten om de aansprakelijkheid van het Parlement tot een minimum te beperken, aangezien het gaat om geld van belastingbetalers; herinnert eraan dat het fonds in 1990 werd opgezet om de leden een aanvullende pensioenregeling op vrijwillige basis aan te bieden; herinnert eraan dat de leden voorafgaand aan het ledenstatuut, dat in 2009 werd ingevoerd, al in aanmerking kwamen voor een pensioen dat vergelijkbaar was met dat van hun collega's in nationale parlementen, met uitzondering van de Italiaanse, Franse en Luxemburgse parlementsleden, die daarom konden bijdragen aan een bijzondere pensioenregeling van het Europees Parlement, die in 1981 alleen voor de behoeften van de hierboven genoemde nationaliteiten werd ingesteld; herinnert er daarom aan dat het vrijwillig pensioenfonds altijd een puur aanvullend pensioen is geweest;

120.  wijst erop dat twee derde van de maandelijkse bijdrage van de leden aan het vrijwillige pensioenfonds – in 2006 een bedrag van 2 236 EUR – voor elk lid van het fonds al werd betaald uit de begroting van het Parlement; herinnert eraan dat na slechts twee jaar te hebben bijgedragen aan het fonds al een levenslange pensioenaanspraak kan worden gemaakt zodra de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt; merkt op dat het hoogste pensioen dat in 2018 werd betaald uit het vrijwillige pensioenfonds 6 262 EUR bedroeg en het gemiddelde pensioen 1 934 EUR; merkt op dat momenteel (oktober 2018) 71 actieve leden lid van het vrijwillige pensioenfonds zijn; doet een beroep op het ethische en economische bewustzijn en het gezond verstand van de raad van bestuur, het Bureau en de leden van het fonds om alle maatregelen te ondersteunen om het tekort van het fonds te beperken;

Directoraat-generaal Innovatie en Technologische Ondersteuning (DG ITEC)

121.  merkt op dat de hoofdindicator voor DG ITEC in 2017 het vermogen is om op tijdige en doeltreffende wijze in te spelen op de eisen van gebruikers en partners op alle werkterreinen; merkt op dat de globale resultaten ten aanzien van de nabijheid van de ondersteuning, de IT-receptiedesk en de desk voor telefonische ondersteuning tevredenstellen, maar dat nog steeds extra inspanningen moeten worden verricht met betrekking tot de veilige dienst voor toegang op afstand, die het op een na belangrijkst is voor gebruikers; benadrukt dat responsiviteit niet hetzelfde is als een tijdige oplossing van problemen; merkt op dat problemen met IT-systemen, zoals at4am, moeten worden gecategoriseerd als "prioriteit 1" wanneer dit niet reeds het geval is;

122.  herinnert eraan dat de versterking van de ICT-beveiliging, zonder dat hierbij de parlementaire werkzaamheden van leden, personeel en APA's worden belemmerd door schijnbaar arbitraire regels en vereisten, een belangrijke strategische pijler voor het Parlement is in een wereld van open communicatie; benadrukt dat beveiligingsmaatregelen op maat moeten worden gemaakt, zodat deze voor alle besturingssystemen werken – zowel iOS als Windows – zonder dat de werkzaamheden op het ene of het andere besturingssysteem worden belemmerd; benadrukt dat DG ITEC rekening moet houden met het toegenomen gebruik van iOS en dat alle diensten op afstand voor Windows-apparaten onverwijld moeten worden aangepast aan iOS; is in dit verband verheugd over de oprichting van de afdeling ICT-beveiliging in januari 2017; betreurt het gebrek aan topdeskundigen op het gebied van cyberveiligheid die belangstelling zouden hebben voor het solliciteren naar banen bij de administratie van het Parlement, voornamelijk vanwege de concurrentie op de markt;

123.  is verheugd over de twee nieuwe projecten die in 2017 van start gingen – "Van tablet naar hybride" en "Mainstreaming van innovatie" – die de innovatieve en digitale werkomgeving van het Parlement zullen versterken; vraagt erom snel opleidingen over IT-beveiliging te plannen en aan te bieden voor leden, APA's en personeel en deze te richten op hun respectievelijke behoeften;

124.  verzoekt alle relevante DG's te streven naar een papierloos kantoor en dit te realiseren door gebruik te maken van alle digitale diensten, zoals elektronische handtekeningen en verificaties in twee stappen; benadrukt dat e-formulieren alleen zorgen voor een besparing van tijd en middelen wanneer deze niet hoeven te worden geprint, ondertekend en naar een ander kantoor of zelfs land te worden verstuurd, zoals het geval is met formulieren voor missievergoedingen;

125.  wijst op de kosten, emissies en gezondheids- en veiligheidsproblemen die ontstaan door het vervoer van kisten naar Straatsburg en stelt voor hier onmiddellijk mee te stoppen gezien het feit dat IT-oplossingen als print-on-demand, systeembenaderingen zoals papierloze kantoren en IT-apparatuur als tablets en laptops beschikbaar zijn;

126.  onderstreept de conclusie van het Bureau dat een geïntegreerde aanpak van beveiligingskwesties nodig is om te zorgen voor de optimale coördinatie van alle relevante diensten bij het reageren op noodgevallen, wat betekent dat de nauwe samenwerking tussen DG ITEC en het directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid (DG SAFE) uitermate belangrijk is; moedigt de DG's aan om op de middellange en lange termijn gezamenlijke activiteiten te plannen;

127.  verzoekt het Bureau in overleg met DG ITEC risicobeperkende maatregelen uit te werken om het vlotte verloop van de parlementaire werkzaamheden te waarborgen in het geval van schade aan of uitval van de systemen; benadrukt het belang van een ranglijst van de belangrijkste diensten, aan de hand waarvan deze zo snel mogelijk moeten worden hersteld, zodat de basisdiensten in het geval van een cyberaanval blijven werken; nodigt het Bureau uit een noodplan te ontwikkelen voor langdurige systeemuitval; beveelt aan dat de servers van de gegevenscentra over meerdere locaties worden verspreid om de veiligheid en continuïteit van de IT-systemen van het Parlement te verbeteren;

128.  herhaalt zijn verzoek om de oprichting van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing in noodgevallen, met behulp waarvan DG ITEC, in samenwerking met DG SAFE, snel via sms berichten kan versturen naar leden en personeelsleden die hun naam op een lijst hebben laten zetten om in specifieke noodsituaties te worden gewaarschuwd;

Directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid

129.  is verheugd over de aanzienlijke vooruitgang die in 2017 is geboekt ten aanzien van de verbetering van de beveiliging en veiligheid van het Parlement; merkt op dat veiligheidszones zijn ingesteld rond de gebouwen in Straatsburg en Brussel, dat is gezorgd voor de veiligheidsscreening door de Belgische autoriteiten van alle werknemers van externe bedrijven die bij het Parlement werkzaam zijn en dat een interinstitutioneel project voor een gemeenschappelijke opslagplaats met de Raad en de Commissie is gestart; is verheugd over het initiatief voor een gemeenschappelijke opslagplaats, die adequate veiligheidsscans en -screenings van producten mogelijk maakt voordat deze de gebouwen van het Parlement bereiken;

130.  herinnert eraan dat openheid naar de burgers het Parlement kenmerkt en dat een passend evenwicht moet blijven bestaan met de noodzakelijke verbeteringen van de beveiliging;

131.  erkent dat veiligheidsoefeningen, zoals de evacuatie van de plenaire vergaderzaal in Straatsburg in 2018, noodzakelijk zijn voor de goede voorbereiding op noodgevallen; onderstreept de noodzaak van een duidelijke benadering op basis van geleerde lessen om potentieel gevaarlijke situaties te voorkomen, zoals de situatie waarin leden, personeel en APA's hun pasjes moeten scannen tijdens een evacuatie;

132.  verzoekt het beveiligingspersoneel van DG SAFE in het geval van ontruiming grondig het gehele gebouw te controleren waarvoor zij verantwoordelijk zijn, om ervoor te zorgen dat dit daadwerkelijk is ontruimd en om slechthorenden of mensen met een andere handicap te helpen het gebouw te verlaten; onderstreept dat er, wanneer het aankomt op veiligheid en noodgevallen, geen voorkeursbehandeling mag worden gegeven aan leden en geen onderscheid mag worden gemaakt tussen categorieën personeel van het Parlement;

133.  merkt op dat er in geval van noodsituaties, zoals in december 2018 in de vergaderzaal van Straatsburg, geen communicatie plaatsvindt; stelt daarom vast dat de procedures kunnen en moeten worden verbeterd; dringt erop aan dat de geldende veiligheidsvoorschriften in noodsituaties zo strikt mogelijk worden toegepast om herhaling van onzekere situaties in geval van toekomstige noodsituaties te voorkomen;

134.  eist dat wordt verduidelijkt of al het personeel met leidinggevende functies in het directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid een procedure voor veiligheidsmachtiging heeft doorlopen;

Bescherming van klokkenluiders

135.  erkent dat klokkenluiders cruciaal zijn voor het ontmoedigen van illegale activiteiten en wanpraktijken; merkt op dat er in 2017 geen klokkenluiders waren in het Parlement en dat de drie uit 2016 allemaal APA's waren en door hun respectieve leden zijn ontslagen; is van mening dat het Parlement bij zijn personeel in het algemeen mogelijk weinig vertrouwen wekt, en APA's in het bijzonder geen wettelijke bescherming biedt, als zij wanpraktijken aan de kaak willen stellen; roept de secretaris-generaal op deze situatie op zo kort mogelijke termijn te verhelpen;

136.  benadrukt de kwetsbare positie die APA's en stagiairs die in dienst zijn bij leden innemen met betrekking tot de interne regels voor de bescherming van klokkenluiders; neemt met grote bezorgdheid kennis van de uitspraak van de secretaris-generaal dat "de regels inzake klokkenluiders van toepassing zijn op APA's, maar dat het Parlement geen arbeidsbescherming kan bieden"; dringt er bij de secretaris-generaal op aan vergelijkbare compenserende maatregelen te doen gelden voor APA's die misstanden aan de kaak stellen als voor APA's die het slachtoffer zijn van intimidatie, zoals verandering van post en doorbetaling van het salaris totdat hun contract afloopt; dringt er bij de secretaris-generaal op aan onmiddellijk iets aan deze situatie te doen en de wettelijke verplichtingen van het Parlement uit hoofde van het Statuut ter bescherming van klokkenluiders voor alle categorieën Uniepersoneel te doen gelden;

137.  benadrukt dat transparantie en vrijheid van informatie zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten, waarin het recht is opgenomen op toegang tot documenten die in het bezit zijn van de Europese instellingen, en verzoekt om een externe evaluatie van de transparantieniveaus van het Parlement aan de hand van kernindicatoren van open bestuur, om de toch al hoge normen met betrekking tot transparantie aan te scherpen; wijst erop dat de hervorming van Verordening (EG) nr. 1049/2001 al lang had moeten plaatsvinden; roept de administratie van het Europees Parlement op regelmatig in een opensource-, machineleesbaar formaat de resultaten van de stemmingen in de commissies en in de voltallige vergadering te publiceren;

Milieuvriendelijk Parlement

138.  is verheugd over de positieve bijdrage van het Parlement aan duurzame ontwikkeling door middel van zijn politieke rol en zijn rol in wetgevingsprocedures; is zich bewust van de eigen milieu-impact, die door de instelling wordt gemonitord en constant wort verminderd via de certificering van het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en het milieubeleid;

139.  is in verband met het klimaat- en energiebeleid van de Unie voor 2030 en daarna ingenomen met aanvullende maatregelen ter compensatie van onvermijdelijke emissies; verzoekt het Parlement het beleid voor de compensatie van CO2-uitstoot verder te ontwikkelen;

140.  prijst de verbintenis van het Parlement tot groene overheidsopdrachten; merkt op dat in 2017 40,71 % van de overeenkomsten als groen werd geclassificeerd en 10,96 % als lichtgroen en dat 48,33 % geen milieudimensie had; moedigt het Parlement aan het percentage vastleggingen voor groene overheidsopdrachten verder te verhogen;

141.  verwelkomt het proefproject voor elektrische scooters voor werkgerelateerde reizen tussen de gebouwen van de instellingen van de Unie, maar ook voor woon-werkverkeer; merkt op dat de prestaties van de voertuigen echter slechter zijn dan verwacht; moedigt het Parlement aan ervoor te zorgen dat de opdrachtnemer de capaciteiten, en met name de accu, van de voertuigen verbetert;

142.  is, in het kader van het energie- en klimaatbeleid van de Unie voor 2030 en de periode daarna, ingenomen met de aanvullende maatregelen om de emissies te verlagen en onnodige emissies te neutraliseren teneinde een volledig koolstofneutrale instelling te worden; verzoekt het Parlement het goede voorbeeld te geven en verder beleid voor de neutralisering van CO2-uitstoot te ontwikkelen voor de locaties van het Parlement;

Jaarverslag over de toekenning van contracten

143.  wijst er nogmaals op dat in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften(5) is vastgelegd welke informatie dient te worden verstrekt aan de begrotingsautoriteit en aan het publiek inzake de gunning van opdrachten door de instelling; merkt op dat krachtens het Financieel Reglement gegunde opdrachten die een waarde vertegenwoordigen van meer dan 15 000 EUR, de drempelwaarde waarboven een mededingingsprocedure verplicht wordt, moeten worden bekendgemaakt;

144.  merkt op dat van de in totaal 224 in 2017 gegunde opdrachten, 79 gebaseerd waren op openbare of niet-openbare procedures, met een waarde van 517 miljoen EUR, en 145 op onderhandelingsprocedures, met een totale waarde van 70 miljoen EUR; merkt op dat het totaal aantal gegunde opdrachten op basis van onderhandelingsprocedures licht afnam wat betreft de waarde als percentage van de totale waarde van de gegunde opdrachten, van 14 % in 2016 tot 12 % in 2017, hoewel wat de omvang betreft sprake was van een toename van bijna 10 % tussen 2016 en 2017 (70,5 miljoen EUR ten opzichte van 64,28 miljoen EUR in 2016);

145.  neemt kennis van onderstaande onderverdeling naar type van in 2017 en 2016 gegunde opdrachten, met inbegrip van bouwopdrachten:

Type opdracht

2017

2016

Aantal

Percentage

Aantal

Percentage

Diensten

Leveringen

Werkzaamheden

Gebouwen

177

36

11

0

79 %

16 %

5 %

0 %

170

36

13

1

77 %

16 %

6 %

1 %

Totaal

224

100 %

220

100 %

Type opdracht

2017

2016

Waarde (EUR)

Percentage

Waarde (EUR)

Percentage

Diensten

446 313 270

76 %

246 512 789

49 %

Leveringen

133 863 942

23 %

155 805 940

31 %

Werkzaamheden

6 892 972

1 %

97 640 851

19 %

Gebouwen

0

0 %

1 583 213

1 %

Totaal

587 070 184

100 %

501 542 793

100 %

(Jaarverslag van de door het Europees Parlement toegewezen contracten, 2017, blz. 6)

146.  neemt kennis van onderstaande onderverdeling naar type van gebruikte procedure van de in 2017 en 2016 gegunde opdrachten, in aantallen en waarde:

Soort procedure

2017

2016

Aantal

Percentage

Aantal

Percentage

Openbaar

Niet-openbaar

Door onderhandelingen

Mededinging

Buitengewoon

78

1

145

-

-

35 %

1 %

64 %

-

-%

71

7

141(6)

-

1

32 %

3 %

64 %

-

1

Totaal

224

100 %

220

100 %

Soort procedure

2017

2016

Waarde (EUR)

Percentage

Waarde (EUR)

Percentage

Openbaar

Niet-openbaar

Door onderhandelingen

Mededinging

Buitengewoon

488 368 460

28 200 000

70 501 724

-

-

83 %

5 %

12 %

-

—  %

408 040 332

29 190 756

64 284 705(7)

-

27 000

81,6 %

13 %

—  %

-

-

Totaal

587 070 184

100 %

501 542 793

100 %

(Jaarverslag van de door het Europees Parlement toegewezen contracten, 2017, blz. 8)

Fracties (begrotingspost 4 0 0)

147.  merkt op dat de voor 2017 op begrotingspost 4 0 0 opgenomen kredieten voor de fracties en de niet-fractiegebonden leden als volgt werden gebruikt:

Fractie

2017

2016

Jaarlijkse kredieten

Eigen middelen en overgedragen kredieten

Uitgaven

Gebruikmakingspercentage van de jaarlijkse kredieten

Overdrachten naar de volgende periode

Jaarlijkse kredieten

Eigen middelen en overgedragen kredieten

Uitgaven

Gebruikmakingspercentage van de jaarlijkse kredieten

Overdrachten naar de volgende periode

Europese Volkspartij (EVP)

17 790

8 150

19 330

108,66 %

6 610

17 440

8 907

18 303

105,19 %

8 005

Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (S&D)

15 610

5 469

15 268

97,81 %

5 812

15 327

5 802

15 713

102,51 %

5 417

Europese Conservatieven en Hervormers (ECR)

6 200

2 810

6 051

97,60 %

2 959

6 125

2 518

5 835

95,25 %

2 809

Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE)

5 711

1 694

5 596

98 %

1 809

5 759

2 366

6 448

111,98 %

1 676

De Groenen/Vrije Europese Alliantie (Verts/ALE)

4 333

1 826

4 583

105,76 %

1 578

4 180

1 557

3 921

93,82 %

1 815

Europees Unitair Links/Noords Groen Links (GUE/NGL)

4 421

1 407

4 571

103,39 %

1 257

4 340

1 729

4 662

107,43  %

1 407

Europa van Vrijheid en Directe Democratie (EFDD)

3 654

1 917

3 523

96,41 %

1 827

3 820

1 873

2 945

77,10 %

1 910

Europa van Naties en Vrijheid (ENF)

2 719

846

2 474

91 %

1 091

3 273

765

827

25,27 %

846

Niet-fractiegebonden leden

929

257

494

53,18 %

318

772

216

616

79,90 %

257

Totaal

61 367

24 394

61 890

100,85 %

23 261

60 996

25 733

59 059

96,82 %

24 142

* alle bedragen x 1000 EUR

148.  is verheugd over het feit dat de onafhankelijke externe controleur voor de fracties alleen verklaringen zonder beperkingen gaf; benadrukt dat dit een positieve ontwikkeling is ten opzichte van de kwijtingsprocedure voor het Parlement voor begrotingsjaar 2016, waar de onafhankelijke externe controleur voor één fractie een verklaring met beperking gaf;

149.  dringt aan op strengere controles en een uitdrukkelijk verbod op de financiering en sponsoring van Europese politieke fracties door particuliere bedrijven;

Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

150.  merkt op dat de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (APPF) in 2016 werd opgericht, met als taak registratieverzoeken te beoordelen, nieuwe partijen en stichtingen in de Unie te registreren, hun financiering te monitoren en sancties op te leggen in gevallen van niet-nakoming van hun verplichtingen; erkent dat de autoriteit in 2017 volledig operationeel werd;

151.  merkt op dat de APPF in 2017 te weinig middelen, en met name personele middelen, had om de taken uit te voeren waarvoor zij was opgericht; erkent dat de Commissie, de Raad en het Parlement zijn overeengekomen in de begroting voor 2019 extra middelen vrij te maken voor de APPF; benadrukt dat vanaf het begin had moeten worden gezorgd voor toereikende personele middelen, gezien het belang van de werkzaamheden van de APPF;

152.  toont zich bezorgd dat het Bureau in zeven gevallen heeft moeten besluiten risicobeperkende maatregelen te treffen om de financiële belangen van de Unie veilig te stellen als gevolg van financiële of administratieve instabiliteit, een vermoeden van ernstige onregelmatigheden of een lopende procedure met betrekking tot de niet-eerbiediging van de beginselen waarop de Unie is gestoeld;

153.  merkt op dat de voor 2017 op begrotingspost 4 0 2 opgenomen kredieten als volgt werden gebruikt(8):

Partij

Afk.

Eigen middelen

Subsidie Parlement

Totaal ontvangsten(9)

EP-subsidie als % van de subsidiabele uitgaven (max. 85 %)

Ontvangsten-overschot (overgedragen naar reserves) of -verlies

Europese Volkspartij

PPE

1 548 409

8 018 034

12 118 607

85 %

-

Partij van de Europese Sociaaldemocraten

PES

1 335 161

6 901 688

8 518 219

85 %

-84 178

Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa

ALDE

693 618

2 449 108

3 586 785

85 %

159 481

Europese Groene Partij

EGP

1 006 971

1 865 999

3 064 646

73 %

150 000

Alliantie van Europese Conservatieven en Hervormers

AECR

316 291

1 439 310

1 755 601

85 %

-565 789

Partij van Europees Links

EL

297 363

1 342 594

1 705 284

85 %

1 374

Europese Democratische Partij

PDE

106 162

532 072

638 234

85 %

1

EUDemocraten

EUD

-

-

-

-

-

Europese Vrije Alliantie

EVA

153 856

779 408

1 045 014

85 %

808

Europese Christelijke Politieke Beweging

ECPM

107 018

499 993

627 808

84 %

2 143

Europese Alliantie voor Vrijheid

EAF

-

-

-

-

-

Alliantie van Europese Nationale Bewegingen

AEMN

74 076

342 788

445 568

85 %

6 344

Beweging voor een

Europa van Vrijheden

en Democratie

MENL

127 900

525 296

775 467

85 %

-20 184

Alliantie voor Vrede en Vrijheid

APF

29 775

27 055

56 830

85 %

22 471

Coalition for Life and Family

CLF

-

-

-

-

-

Totaal

 

5 796 602

24 723 344

34 338 065

 

-327 530

154.  merkt op dat de voor 2017 op begrotingspost 4 0 3 opgenomen kredieten als volgt werden gebruikt(10):

Stichting

Afk.

Gelieerd aan partij

Eigen middelen

Definitieve subsidie EP

Totaal ontvangsten

EP-subsidie als % van de subsidiabele uitgaven (max. 85 %)

Wilfried Martens Centrum voor Europese Studies

WMCES

PPE

1 020 598

5 042 165

6 062 764

85 %

Foundation for European Progressive Studies

FEPS

PES

915 754

4 221 134

5 136 888

85 %

Europees Liberaal Forum

ELF

ALDE

254 994

1 164 869

1 419 863

85 %

Green European Foundation

GEF

EGP

201 899

1 090 052

1 291 951

85 %

Transform Europe

TE

EL

229 957

929 481

1 159 438

85 %

Institute of European Democrats

IED

PDE

50 768

264 390

315 158

85 %

Centrum Maurits Coppieters

CMC

EFA

90 867

365 038

455 905

85 %

New Direction – Foundation for European Reform

ND

AECR

278 837

1 412 218

1 691 055

85 %

European Foundation for Freedom

EFF

EAF

—  

—  

—  

-

Christian Political Foundation for Europe

SALLUX

ECPM

69 056

310 164

379 220

83 %

European Identities and Traditions

EIT

AEMN

43 963

212 402

256 365

85 %

Foundation for a Europe of Nations and Freedom

FENL

MENL

77 400

447 972

525 372

85 %

Europa Terra Nostra

ETN

APF

37 791

41 428

79 219

85 %

Fondation Pegasus

FP

CLF

-

-

-

-

Totaal

 

 

3 271 884

15 501 313

18 773 197

 

155.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de verenigingen die worden gesubsidieerd door het Europees Parlement en over het feit dat de Europese Parlementaire Vereniging leden korting geeft in bepaalde winkels, terwijl de vereniging is opgericht voor "sociale en informatieve activiteiten"; roept de secretaris-generaal op hun financiële rekeningen en activiteitenverslagen beschikbaar te stellen.

(1) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(2) PB C 436 van 24.11.2016, blz. 2.
(3) PB C 436 van 24.11.2016, blz. 2.
(4) PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1.
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012).
(6) Dit is inclusief concessies die in 2016 bij gebrek aan een wettelijk kader werden gegund.
(7) Dit is inclusief concessies die in 2016 bij gebrek aan een wettelijk kader werden gegund.
(8) Alle bedragen x 1000 EUR.
(9) Overeenkomstig artikel 125, lid 6, van het Financieel Reglement omvatten de ontvangsten de overdrachten uit het voorgaande jaar.
(10) Alle bedragen x 1000 EUR.

Laatst bijgewerkt op: 20 april 2020Juridische mededeling - Privacybeleid