1. Besluit van het Europees Parlement van 26 maart 2019 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling IV – Hof van Justitie (2018/2169(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017(1),
– gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 (COM(2018)0521 – C8‑0321/2018)(2),
– gezien het jaarverslag van het Hof van Justitie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2017 uitgevoerde interne controles,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2017, tezamen met de antwoorden van de instellingen(3),
– gezien de verklaring van de Rekenkamer(4) voor het begrotingsjaar 2017 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(6), en met name de artikelen 59, 118, 260, 261 en 262,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie juridische zaken (A8-0098/2019),
1. verleent de griffier van het Hof van Justitie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Hof van Justitie voor het begrotingsjaar 2017;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Dienst voor extern optreden, en te zorgen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).
2. Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling IV – Hof van Justitie (2018/2169(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling IV – Hof van Justitie,
– gezien artikel 94 en bijlage IV van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0098/2019),
A. overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk legt op het bijzonder belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, en het uitvoeren van het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer;
1. stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer in haar jaarverslag van 2017 geen significante tekortkomingen heeft vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten wat betreft personele middelen en het plaatsen van opdrachten door het Hof van Justitie van de Europese Unie ("HvJ-EU");
2. is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer op basis van haar controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2017 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van het HvJ-EU geen materiële fouten vertonen;
3. merkt op dat het HvJ-EU in 2017 beschikte over kredieten ten belope van 399 344 000 EUR (380 002 000 EUR in 2016) en dat de uitvoeringsgraad 98,69 % bedroeg (98,23 % in 2016); wijst op de hoge uitvoeringsgraad voor zowel titel 1 (aan de instelling verbonden personen) als titel 2 (gebouwen, meubilair, materieel en diverse huishoudelijke uitgaven) van respectievelijk 98,6 % en 99,1 %, tegen respectievelijk 98,1 % en 98,6 % in 2016;
4. wijst erop dat de van 2016 naar 2017 overgedragen kredieten 22 240 120,22 EUR bedroegen, waarvan 86,26 % in 2017 werd gebruikt, tegen 90 % in 2016;
5. wijst erop dat de vastgestelde rechten van het begrotingsjaar 2017 51 677 001 EUR bedroegen, dat wil zeggen 3,6 % minder dan de geschatte inkomsten van 53 595 000,00 EUR; stelt vast dat deze discrepantie hoofdzakelijk is te wijten aan de late benoeming van drie van de negentien rechters in het kader van de hervorming van het HvJ-EU, hetgeen heeft geleid tot lagere personeelsuitgaven dan verwacht;
6. neemt er kennis van dat het HvJ-EU in 2017 850 000 EUR heeft toegewezen voor de betaling van schadevergoedingen die zijn toegekend door het Gerecht wegens niet-inachtneming van de redelijke procestermijn in drie zaken die het Gerecht heeft afgesloten in 2011 en 2013;
7. wijst erop dat het HvJ-EU zijn kredieten voor verschillende begrotingslijnen van hoofdstuk 14 "Ander personeel en prestaties van derden" heeft overschat, onder meer voor werkbezoeken (begrotingslijn 162), waarvoor het in 2017 342 000 EUR had vastgelegd, terwijl de betalingen slechts 204 795,27 EUR bedroegen, alsook voor opleiding (begrotingslijn 1612), waarvoor het 1 457 644,07 EUR had vastgelegd, terwijl de betalingen slechts 579 000,04 EUR bedroegen; wijst erop dat het HvJ-EU bij het opstellen van de ramingen voor 2019 en in antwoord op de opmerkingen van het Parlement in zijn kwijtingsverslag voor begrotingsjaar 2016 zijn kredietaanvraag voor werkbezoeken van leden heeft verlaagd naar 299 750 EUR; dringt er bij het HvJ-EU op aan te blijven streven naar een deugdelijk financieel beheer, teneinde aanzienlijke discrepanties tussen vastleggingen en betalingen te voorkomen;
8. neemt er kennis van dat het uitvoeringspercentage van de definitieve kredieten onder het hoofdstuk over vergaderingen en conferenties 81,40 % bedroeg in 2017, tegenover 95,5 % in 2016; dringt er bij het HvJ-EU op aan hieraan te blijven werken om opnieuw ten minste hetzelfde uitvoeringspercentage van de definitieve kredieten onder dat hoofdstuk te behalen als in 2016;
9. wijst erop dat ten gevolge van een begrotingsoverschot 8,72 miljoen EUR is overgedragen naar begrotingslijn 2001 (huur/aankoop), met het oog op de vijfde uitbreiding van de gebouwen van het HvJ-EU; wijst erop dat de begrotingsautoriteit overeenkomstig artikel 25, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement in kennis is gesteld van de kredietoverdracht; wijst erop dat de sinds 2007 met toestemming van de begrotingsautoriteit verrichte vooruitbetalingen ten bedrage van 57,3 miljoen EUR, het tot op heden mogelijk hebben gemaakt het begrotingseffect van de tot 2026 te verrichten betalingen in verband met huur/aankoop aanzienlijk te beperken;
10. wijst erop dat bijna 75 % van de begroting van het HvJ-EU is toegewezen aan de leden en het personeel (titel 1), terwijl bijna 25 % werd toegewezen aan infrastructuuruitgaven (titel 2), met name gebouwen en informatietechnologieën; verheugt zich over de toezegging van het HvJ-EU om de methode van resultaatgericht begroten toe te passen op de relevante onderdelen van zijn begroting; verzoekt het HvJ-EU de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de resultaten in verband met de toepassing van de beginselen van resultaatgericht begroten;
11. onderstreept dat de invoering van resultaatgericht begroten niet enkel geldt voor de begroting van het HvJ-EU in haar geheel, maar ook voor het bepalen van specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden (SMART) doelstellingen voor individuele afdelingen, eenheden en jaarplannen voor personeelsbeleid en van relevante indicatoren voor het opstellen van de ramingen van de instelling; roept het HvJ-EU derhalve op het beginsel van resultaatgericht begroten breder in te voeren in zijn activiteiten;
12. uit zijn bezorgdheid over het feit dat er aan verantwoordingsplicht – in tegenstelling tot verwante concepten zoals legitimiteit, responsiviteit of transparantie – nog steeds weinig aandacht wordt besteed bij de vormgeving van de autoriteit van het HvJ-EU;
13. is verheugd over het voornemen van het HvJ-EU om zijn procedures te stroomlijnen, teneinde de jaarlijkse activiteitenverslagen uiterlijk op 31 maart 2019 te publiceren en bijgevolg de kwijtingsprocedure te optimaliseren en te versnellen;
14. is ingenomen met het feit dat het HvJ-EU is begonnen met zijn werkzaamheden inzake een geïntegreerd systeem voor de behandeling van rechtszaken, dat een aantal toepassingen die de afgelopen 25 jaar zijn ontwikkeld zal vervangen en een component zal bevatten met betrekking tot de automatisering van prestatie-indicatoren en verslagleggingsinstrumenten;
15. is ingenomen met de aanbeveling van de Rekenkamer dat het HvJ‑EU moet overwegen een actiever beheer van rechtszaken in te voeren op basis van een aanpak per geval en realistische termijnen, en daarbij de ingezette personele middelen te monitoren en aanvullende methoden voor administratieve stroomlijning vast te stellen;
16. wijst erop dat slechts 4,8 % van de totale begroting van het HvJ-EU werd besteed aan informatietechnologie (IT) en telecommunicatie; benadrukt dat het van belang is om papierloze informatie- en documentatiestromen in te voeren om een snelle en efficiënte communicatie te waarborgen, en dringt er bij het HvJ-EU op aan de noodzakelijke maatregelen te nemen om deze doelstelling te verwezenlijken; is in dit verband verheugd over het toegenomen gebruik van de e-Curia-applicatie en dringt er bij het HvJ-EU op aan ernaar te streven dat alle procedurele documenten in de nabije toekomst via deze applicatie worden ingediend; is verheugd over de aanhoudende groei van het aantal toegangsaccounts voor de applicatie "e‑Curia" (in 2017 bedroeg het aantal toegangsaccounts 4 354; in 2016 waren het er 3 599) en over het feit dat alle lidstaten sinds 2016 gebruikmaken van "e‑Curia", waaruit blijkt dat meer burgers de applicatie kennen en op de hoogte zijn van de voordelen ervan;
17. stelt vast dat het totale aantal zaken dat in 2017 bij het HvJ-EU aanhangig werd gemaakt (1656 zaken) hoger lag dan in 2016 (1604 zaken) en dat het aantal in 2017 afgeronde zaken hoog bleef (1594 zaken in vergelijking met 1628 zaken in 2016); wijst erop dat de gemiddelde duur van de procedures is afgenomen (van 16,7 maanden in 2016 tot 16,3 maanden in 2017); is verheugd over de efficiëntieverbeteringen die hebben geleid tot een toename van het aantal zaken dat jaarlijks wordt afgerond met 29,6 % gedurende de periode 2010-2017, terwijl het aantal nieuwe zaken gestaag toeneemt;
18. concludeert dat het HvJ‑EU deze positieve resultaten verder zou kunnen verbeteren door te overwegen afzonderlijke rechtszaken actiever te beheren, waarbij gebruik zou worden gemaakt van zaakspecifieke termijnen en het werkelijke gebruik van de ingezette personele middelen zou worden gemonitord; wijst erop dat, door de prestaties op deze basis te meten in plaats van gebruik te maken van indicatieve termijnen die gemiddeld genomen nageleefd moeten worden, de leiding inzicht zou krijgen in zowel problematische zaken als in elementen van goede praktijken; benadrukt dat deze informatie ook zou kunnen worden gebruikt om de verslaglegging over de prestaties te verbeteren teneinde de verantwoording te versterken, doordat er inzicht wordt gegeven in het daadwerkelijke functioneren van het HvJ‑EU en de benutting van de beschikbare middelen;
19. erkent dat de inspanningen van het HvJ-EU om de efficiëntie bij de behandeling van zaken te verbeteren, naar aanleiding van de aanbevelingen door de Europese Rekenkamer in haar verslag over het beheer van rechtszaken bij het HvJ-EU(1); is ingenomen met het feit dat het HvJ-EU termijnen en toezichtsinstrumenten heeft ontwikkeld die zijn toegespitst op bepaalde soorten procedures; wijst erop dat de duur van de procedures een van de factoren is die in overweging moeten worden genomen bij de beoordeling van een rechtssysteem; dringt er bij het HvJ-EU op aan zijn prestaties te blijven verbeteren door de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer op te volgen, zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit, efficiëntie en onafhankelijkheid van zijn arresten;
20. wijst erop dat de rechtspraak van het HvJ‑EU van onberispelijke kwaliteit is en binnen een redelijke termijn plaatsvindt, terwijl het er als Unie‑instelling ook voor zorgt dat het de publieke middelen die tot zijn beschikking staan zo doelmatig en doeltreffend mogelijk gebruikt, op basis van de beginselen van goed financieel beheer;
21. neemt kennis van de uitleg van het HvJ-EU in zijn follow-up van de kwijting van 2016, dat gerechtelijke vakanties niet overeenkomen met een onderbreking van gerechtelijke activiteiten; neemt kennis van het feit dat rechters en hun kabinetten de witte weken als extra tijd beschouwen om aan hun eigen zaken te werken, dat wil zeggen zaken waarin zij rechter-rapporteur zijn;
22. is ingenomen met het initiatief om het Europees justitieel netwerk op te richten, dat de constitutionele hoven en de hoogste rechterlijke instanties van de lidstaten omvat, teneinde jurisprudentie op het gebied van de Unie en jurisprudentie van de lidstaten te bevorderen;
23. is verheugd over de resultaten die het HvJ-EU heeft geboekt op het gebied van communicatieactiviteiten ten behoeve van verhoogde zichtbaarheid en media-impact, met onder meer een groeiende aanwezigheid op de sociale media en de organisatie van informatieseminars voor journalisten; spoort het HvJ-EU aan te blijven streven naar een optimaal gebruik van diverse communicatiekanalen om de kennis over zijn werkzaamheden onder burgers te vergroten;
24. neemt kennis van het feit dat over de periode 2013-2017 een personeelsinkrimping van 5 % is gerealiseerd, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(2), hetgeen in het totaal 98 posten heeft opgeleverd; wijst erop dat tegelijkertijd 130 nieuwe posten zijn gecreëerd met het oog op het toegenomen aantal rechters en advocaten-generaal, evenals zeven nieuwe posten vanwege veiligheidsmaatregelen, 63 nieuwe posten vanwege de toetreding van Kroatië en negen nieuwe posten met het oog op vertaling naar het Iers;
25. wijst erop dat bepaalde ondersteunende diensten vanwege personeelsinkrimping onder grote druk staan; is in het bijzonder bezorgd over het feit dat de vertaaldienst 64 posten heeft afgestaan, hetgeen neerkomt op 60 % van de totale inkrimping; wijst erop dat het schrappen van posten negatieve gevolgen heeft gehad voor de interne linguïstische productiecapaciteit en heeft geleid tot intensievere samenwerking met freelancevertalers;
26. is ingenomen met de interinstitutionele samenwerking ten aanzien van het opnieuw in dienst nemen van hulpconferentietolken, die moest worden geannuleerd vanwege de wijziging van de benadering van het HvJ-EU ten aanzien van conferentievertolking;
27. is verheugd over de hoge bezettingsgraad van posten in alle diensten (bijna 98 %); wijst er evenwel op dat het lage salarisniveau voor aanvangsrangen en de beperkte carrièremogelijkheden in Luxemburg, vanwege het geringe aantal instellingen dat daar is gevestigd, rechtstreekse gevolgen hebben voor de aanwervingsprocedures van het HvJ-EU; is ingenomen met de oprichting, in november 2017, van een interinstitutionele taskforce die 24 aanbevelingen heeft geformuleerd inzake betere carrièreperspectieven en aanwervingsflexibiliteit, betere opvang- en vestigingsvoorwaarden in het land, een betere integratie van de werknemers van de instelling in de lokale gemeenschap en betere communicatie;
28. wijst erop dat een flexibeler inzet van de reeds aanwezige referendarissen een positief effect kan hebben op de algemene doeltreffendheid van het Hof;
29. wijst op de lichte toename van het aantal vrouwen in leidinggevende functies, van 35 % in 2016 tot 36 % in 2017; dringt er bij het HvJ-EU op aan het genderevenwicht bij leidinggevende en managementfuncties verder te verbeteren; is verheugd over het proefproject inzake de ontwikkeling van managementvaardigheden, dat er specifiek op is gericht vrouwen aan te sporen te solliciteren op leidinggevende functies; spoort het HvJ-EU aan om maatregelen inzake het combineren van werk en privéleven voor alle werknemers, ongeacht gender, te bevorderen;
30. is ingenomen met de informatie die aan alle personeelsleden wordt verstrekt wanneer zij in dienst treden en die ook beschikbaar is op het vademecum voor het personeel, waarin zij op de hoogte worden gesteld van de bestaande flexibele arbeidsregelingen; is ingenomen met de transparantie van het HvJ-EU over gevallen van burn-outs, en spoort het HvJ-EU aan de verdeling van de werklast binnen de organisatie in kaart te brengen en na te gaan of taken en middelen met elkaar in overeenstemming zijn;
31. wijst erop dat een tuchtrechtelijke procedure die in 2016 werd ingesteld om een klacht wegens intimidatie te onderzoeken in 2017 werd afgesloten; is ingenomen met de instelling van een netwerk van vertrouwenspersonen met wie contact kan worden opgenomen voor advies of bijstand in het geval van psychologische of seksuele intimidatie; moedigt het HvJ-EU aan om nauwlettend toe te zien op de doeltreffendheid van zijn beleid in dit verband, het bewustzijn over intimidatie op de werkplek te blijven vergroten en een cultuur van nultolerantie ten aanzien van intimidatie te stimuleren;
32. wijst erop dat nauwlettend moet worden toegezien op het geografische evenwicht, dat wil zeggen de verdeling van werknemers, met name in leidinggevende functies, op grond van nationaliteit, waarbij wordt gekeken naar het aandeel van de bevolking van een bepaalde lidstaat ten opzichte van de totale bevolking van de Unie; stelt opnieuw bezorgd vast dat slechts 15 van de 56 afdelingshoofden van het HvJ-EU en 2 van de 13 directeuren afkomstig waren uit lidstaten die sinds mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden; wijst er voorts op dat 31 % van het personeel van het HvJ-EU uit deze lidstaten afkomstig is; spoort het HvJ-EU aan beleid te ontwikkelen om het geografisch evenwicht te verbeteren en hierover verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;
33. is ingenomen met de stijging van het aantal bezoldigde stages bij het HvJ-EU, van 57 in 2016 naar 82 in 2017; is bovendien verheugd over het feit dat het HvJ-EU om een aanvullend bedrag van 550 000 EUR in de begroting 2019 heeft verzocht; betreurt evenwel dat 215 stagiairs die in 2017 aan het kabinet van leden werden toegewezen nog steeds geen vergoeding ontvingen; dringt er bij het HvJ-EU op aan te zorgen voor een passende vergoeding voor alle stagiairs, zodat zij adequaat beloond worden voor hun inspanningen, en discriminatie op economische gronden niet in de hand te werken;
34. wijst erop dat de leden van het HvJ-EU buiten de uitoefening van hun taken om gebruik mogen maken van dienstauto's, en dat de kosten hiervoor volledig door de gebruiker worden gedragen; wijst erop dat de gemiddelde kosten per lid voor het gebruik van auto's buiten diensttijd in 2017 440 EUR bedroegen, en dat dit bedrag volledig van het honorarium van de leden werd teruggevorderd;
35. wijst erop dat chauffeurs in 26 gevallen naar het thuisland van de leden van het HvJ-EU reden zonder dat het desbetreffende lid in het voertuig zat, en dat in het kader van dergelijke reizen 53 overnachtingen voor chauffeurs werden vergoed; wijst er voorts op dat voor chauffeurs 22 vluchten, vijf treinreizen en één bootreis werden geboekt in het kader van officiële dienstreizen met een lid in zijn of haar thuisland; benadrukt dat chauffeurs leden alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen naar hun thuisland mogen vergezellen;
36. wijst erop dat een lijst van externe activiteiten van de leden van het HvJ-EU op de website van de instelling is gepubliceerd; betreurt dat deze lijst geen specifieke informatie bevat over het doel, de datum of de locatie van de evenementen, noch over de hieraan verbonden de reis- en verblijfkosten of de vraag of deze betaald zijn door het HvJ-EU dan wel door een derde partij; dringt er bij het HvJ-EU op aan een lijst van de externe activiteiten van zijn leden te blijven publiceren en daarbij specifiekere informatie te verstrekken over de genoemde aspecten;
37. dringt er nogmaals bij het HvJ-EU op aan cv's en verklaringen over belangenconflicten van al zijn leden op zijn website te publiceren; wijst erop dat op de website beknopte biografieën van de leden worden gepubliceerd, die evenwel geen informatie bevatten over het lidmaatschap van eventuele andere organisaties; wijst erop dat de leden, overeenkomstig de nieuwe gedragscode voor leden, verplicht zijn om bij hun indiensttreding een verklaring van hun financiële belangen te verstrekken aan de president van het Hof waar zij lid van zijn; dringt er bij het HvJ-EU op aan deze verklaringen op zijn website openbaar te maken;
38. is verheugd over de herziening van de op 1 januari 2017 in werking getreden gedragscode voor leden en over het feit dat deze gedragscode voorziet in nieuwe regels om gevallen van belangenverstrengeling te voorkomen en de onafhankelijkheid van de leden te waarborgen;
39. wijst erop dat het bestuur van het HvJ-EU nieuwe regels voor werknemers voorbereidt inzake zogeheten "draaideurconstructies"; herhaalt zijn verzoek aan het HvJ-EU om op dit gebied snel strenge regels op te stellen en in te voeren;
40. verzoekt het HvJ-EU duidelijke en solide regels betreffende sponsoring vast te leggen ter waarborging van de gelijke behandeling van activiteiten, nadat is vastgesteld dat het HvJ-EU ontkent dat het aan sponsoring doet, hoewel het HvJ op het 18e congres van de Internationale Federatie voor Europees Recht (FIDE), dat in mei 2018 in Portugal is gehouden, voor 12 tolken heeft gezorgd en dit 10 859,05 EUR heeft gekost;
41. neemt er kennis van dat er in 2017 geen gevallen van klokkenluiden zijn gemeld; is ingenomen met de vaststelling in 2017 van nieuwe interne regels voor de bescherming van klokkenluiders; verzoekt het HvJ-EU ervoor te zorgen dat alle personeelsleden naar behoren worden geïnformeerd over hun rechten, bijvoorbeeld bij de indiensttreding van nieuw personeel;
42. is ingenomen met de belofte van het HvJ-EU om ambitieuze milieudoelstellingen na te streven, met name gezien het lopende bouwproject van de instelling, en dringt erop aan dat deze doelen tijdig worden bereikt; is ingenomen met het feit dat het streefcijfer voor het beperken van aanbestedingen met aanzienlijke milieueffecten in 2017 werd overschreden; is voorts verheugd over de oprichting van de interinstitutionele helpdesk voor groene overheidsopdrachten; spoort het HvJ-EU aan zijn afvalbeheer verder te verbeteren, zijn energie-efficiëntie verder te verhogen en zijn koolstofvoetafdruk verder te verkleinen;
43. wijst erop dat de Britse leden van het Hof van Justitie en het Gerecht hun functies zullen neerleggen wanneer het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie; wijst erop dat het aantal gerechtelijke procedures op de korte en middellange termijn kan toenemen vanwege juridische problemen die voortvloeien uit een terugtrekkingsovereenkomst en de desbetreffende bepalingen van het recht van het Verenigd Koninkrijk;
44. wijst erop dat een voormalig lid van het Gerecht voor ambtenarenzaken momenteel als bijzonder adviseur in dienst is van het HvJ-EU, met name voor zaken in verband met het besluit van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Unie terug te trekken; wijst erop dat deze benoeming heeft plaatsgevonden krachtens artikel 123, lid 2, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;
45. wijst erop dat het HvJ-EU in 2017 63 Britse personeelsleden had, van wie 36 ambtenaren, 24 tijdelijke functionarissen en drie arbeidscontractanten; is ingenomen met het voornemen van het HvJ-EU om per geval te besluiten over de verlenging van contracten van Britse tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie; dringt er bij het HvJ-EU op aan snel een coherente strategie te ontwikkelen om de desbetreffende personen rechtszekerheid te bieden;
Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 14/2017: Doelmatigheidsonderzoek van het beheer van rechtszaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.