Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/0243(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0173/2019

Ingediende teksten :

A8-0173/2019

Debatten :

PV 26/03/2019 - 19
CRE 26/03/2019 - 19

Stemmingen :

PV 27/03/2019 - 10.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2019)0298

Aangenomen teksten
PDF 666kWORD 207k
Woensdag 27 maart 2019 - Straatsburg
Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ***I
P8_TA(2019)0298A8-0173/2019
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 27 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (COM(2018)0460 – C8-0275/2018 – 2018/0243(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0460),

–  gezien artikel 294, lid 2, artikel 209, artikel 212, en artikel 322, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0275/2018),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van de Rekenkamer van 13 december 2018(1),

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2018(2),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio's van 6 december 2018(3),

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien de gezamenlijke vergaderingen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking, alsook de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie internationale handel, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0173/2019),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen

(1) PB C 45 van 4.2.2019, blz. 1.
(2) PB C 110 van 22.3.2019, blz. 163.
(3) PB C 86 van 7.3.2019, blz. 295.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 27 maart 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking
P8_TC1-COD(2018)0243

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 209, 212, en 322, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het algemene doel van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (hierna "het instrument" genoemd) is het verschaffen van een financieel kader dat het wereldwijd hooghouden en uitdragen van de waarden, beginselen en fundamentele belangen van de Unie met het oog op de verwezenlijking van ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van het externe optreden van de Unie, zoals verankerd in artikel 3, lid 5, artikel 8 en artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). [Am. 1]

(2)  Overeenkomstig artikel 21 VEU streeft de Unie naar samenhang tussen de diverse onderdelen van haar externe optreden en tussen het externe optreden en het beleid van de Unie op andere terreinen, en zet zij zich in voor een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen. Het brede spectrum van acties in het kader van deze verordening wordt geacht bij te dragen tot de doelstellingen van dat artikel van het VEU.

(2 bis)  Overeenkomstig artikel 21 VEU dient de toepassing van deze verordening te berusten op de beginselen van het externe optreden van de Unie, te weten de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid en de beginselen van gelijkheid en solidariteit, en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht. Met deze verordening wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van het externe optreden van de Unie, met inbegrip van het beleid van de Unie inzake mensenrechten en het strategisch kader en actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie. Het optreden van de Unie moet gericht zijn op naleving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. [Am. 2]

(3)  Overeenkomstig artikel 8 VEU ontwikkelt de Unie bijzondere betrekkingen met haar buurlanden, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking. Deze verordening wordt geacht tot die doelstelling bij te dragen.

(3 bis)   In overeenstemming met artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de Unie en de lidstaten de samenwerking met derde landen en de bevoegde internationale organisaties op het gebied van cultuur te bevorderen. Deze verordening moet helpen de in dat artikel opgenomen doelstellingen te verwezenlijken. [Am. 3]

(4)  Hoofddoel van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking van de EU, zoals bepaald in artikel 208 VWEU, is de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. Het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Unie draagt ook bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, met name het stimuleren van de duurzame economische, sociale en milieuontwikkeling van ontwikkelingslanden, met als hoofddoel de uitbanning van de armoede, zoals bepaald in artikel 21, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de Europese Unie VEU, en de handhaving van langdurige vrede, voorkoming van conflicten en versterking van de internationale veiligheid, zoals bepaald in artikel 21, lid 2, onder c), VEU. [Am. 4]

(5)  De Unie garandeert een coherent beleid inzake ontwikkeling zoals vereist in artikel 208 VWEU. De Unie moet rekening houden met de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking in ander beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden, een cruciale factor in de strategie inzake de doelstellingen die zijn vastgesteld in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (hierna "Agenda 2030" genoemd), die in september 2015 door de Verenigde Naties is aangenomen(5). Om de in de Agenda 2030 verankerde beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling te waarborgen, moet op alle niveaus - nationaal, binnen de EU, in andere landen en mondiaal - rekening worden gehouden met de effecten van beleidsmaatregelen op duurzame ontwikkeling. Het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Unie en dat van de lidstaten moeten elkaar aanvullen en versterken. [Am. 5]

(6)  Dit instrument voorziet in maatregelen ter ondersteuning van de genoemde doelstellingen en het externe beleid en bouwt voort op de acties die voorheen werden gesteund in het kader van Verordening (EU) nr. 233/2014(6); het Intern Akkoord van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)(7) en de uitvoeringsverordening(8); Verordening (EU) nr. 232/2014(9); Verordening (EU) nr. 230/2014(10); Verordening (EU) nr. 235/2014(11); Verordening (EU) nr. 234/2014(12); Verordening (Euratom) nr. 237/2014(13); Verordening (EU) nr. 236/2014(14); Besluit nr. 466/2014/EU; Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009(15) en Verordening (EU) 2017/1601(16).

(7)  De globale context voor optreden is het streven naar een op regels en waarden gebaseerde wereldorde, met multilateralisme als basisbeginsel en de Verenigde Naties als kern. De Agenda 2030 vormt samen met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering(17) ("de overeenkomst van Parijs") en de actieagenda van Addis Abeba(18) het antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale uitdagingen en trends op het gebied van duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030, waarvan de duurzameontwikkelingsdoelen de kern vormen, is een transformerend politiek kader voor wereldwijde armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling, en bevordering van vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen, waarbij tegelijkertijd de klimaatverandering wordt bestreden en wordt bijgedragen aan de instandhouding van oceanen en bossen. De Agenda 2030 is universeel van toepassing en biedt een uitgebreid gedeeld actiekader voor zowel de EU, haar lidstaten, als haar partners. Doel is het vinden van een evenwicht tussen de economische, de sociale, de culturele, de onderwijs- en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en het onderkennen van de essentiële onderlinge verbanden tussen doelstellingen en streefcijfers. De Agenda 2030 streeft ernaar dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten en streeft ernaar degenen die het verst achterop liggen, het eerst te bereiken. De uitvoering van de Agenda 2030 zal nauw worden gecoördineerd met de andere internationale verplichtingen van de Unie. Bij de maatregelen acties die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd, zullen de in de Agenda 2030, de overeenkomst van Parijs en de actieagenda van Addis Abeba opgenomen beginselen en doelstellingen gevolgd moeten worden en zal een bijdrage moeten worden geleverd aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, waarbij bijzondere aandacht worden wordt besteed aan de onderlinge verbanden tussen de duurzameontwikkelingsdoelstellingen deze doelstellingen en aan geïntegreerde maatregelen die wederzijdse voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt, zonder dat andere doelstellingen worden ondergraven. [Am. 6]

(8)  De uitvoering toepassing van deze verordening moet uitgaan van zijn gebaseerd op de vijf prioriteiten die zijn vastgelegd in de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie (hierna "de integrale strategie" genoemd)(19), die op 19 juni 2016 werd gepresenteerd en die de visie van de Unie weerspiegelt en het kader biedt voor een eensgezind en verantwoordelijk extern optreden, in samenwerking met anderen, ter bevordering van haar waarden en belangen. De Unie moet partnerschappen versterken, de politieke dialoog bevorderen en gezamenlijke antwoorden bieden op uitdagingen van mondiaal belang. Het optreden van de Unie moet alle aspecten van de fundamentele belangen en de , beginselen en waarden van de Unie ondersteunen, met inbegrip van bevordering van de democratie en de mensenrechten, het leveren van een bijdrage aan de uitbanning van armoede, handhaving van de vrede, voorkoming van conflicten, bemiddeling en wederopbouw na conflicten waarbij in alle fasen aandacht wordt besteed aan de belangen van vrouwen, waarborging van de nucleaire veiligheid, versterking van de internationale veiligheid, bestrijding aanpak van de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en het bijstaan van bevolkingen, landen en regio's die te kampen hebben met door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen, het ondersteunen creëren van voorwaarden voor de totstandbrenging van een internationaal juridisch kader ter bescherming van personen die als gevolg van de klimaatverandering ontheemd zijn geraakt, bevordering van inclusief kwaliteitsonderwijs, ondersteuning van een eerlijk, duurzaam en op regels en waarden gebaseerd handelsbeleid als instrument voor ontwikkeling en voor het verbeteren van de rechtsstaat en de mensenrechten, economische en culturele diplomatie en economische samenwerking, de bevordering van innovatie, digitale oplossingen en technologieën en , bescherming van cultureel erfgoed, met name in conflictgebieden, aanpak van mondiale bedreigingen voor de volksgezondheid, en bevordering van de internationale dimensie van het beleid van de Unie. Bij het bevorderen van haar fundamentele belangen, beginselen en waarden moet de Unie voldoen aan de beginselen van eerbiediging van strenge sociale, arbeids- en milieunormen, onder meer met betrekking tot de klimaatverandering, alsook van de rechtsstaat en het internationaal recht, met inbegrip van het humanitair recht en, het internationaal recht en inzake de mensenrechten, en deze bevorderen. [Am. 7]

(9)  De toepassing van deze verordening moet tevens gebaseerd zijn op de nieuwe Europese consensus over ontwikkeling (hierna "de consensus" genoemd)(20), die op 7 juni 2017 is ondertekend, en voorziet in een kader voor een gemeenschappelijke benadering van ontwikkelingssamenwerking door de Unie en haar lidstaten voor de uitvoering van de Agenda 2030 en de actieagenda van Addis Abeba. Uitbannen van armoede, tegengaan van discriminatie en ongelijkheid, niemand aan zijn lot overlaten en de weerbaarheid vergroten staan centraal in het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking , beschermen van het milieu en bestrijden van de klimaatverandering, en vergroten van de weerbaarheid moeten ten grondslag liggen aan de toepassing van deze verordening. [Am. 8]

(9 bis)  Naast de VN-Agenda 2030, de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, de actieagenda van Addis Abeba, de integrale EU-strategie, de Europese consensus inzake ontwikkeling en het Europees nabuurschapsbeleid, die het primaire beleidskader vormen, moeten de volgende documenten en toekomstige herzieningen daarvan gevolgd worden bij de toepassing van deze verordening:

   het strategisch kader en actieplan van de EU voor mensenrechten en democratie,
   de EU-richtsnoeren inzake de mensenrechten,
   de geïntegreerde benadering van de EU tot externe conflicten en crises en de alomvattende EU-aanpak van externe conflicten en crisissituaties van 2013,
   de alomvattende aanpak voor de uitvoering door de EU van de resoluties 1325 en 1820 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over vrouwen, vrede en veiligheid,
   het EU-programma voor de preventie van gewelddadige conflicten,
   de conclusies van de Raad van 20 juni 2011 inzake conflictpreventie,
   het Concept inzake versterking van de bemiddelings- en dialoogcapaciteit van de EU,
   het EU-brede strategische kader voor steun aan de hervorming van de veiligheidssector (SSR),
   de EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens (SALW), en munitie daarvoor,
   het EU-concept voor steun voor ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR),
   de conclusies van de Raad van 19 november 2007 inzake een antwoord van de EU op onstabiele situaties, en de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake veiligheid en ontwikkeling, tevens van 19 november 2007,
   de verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 inzake de bestrijding van terrorisme, de terrorismebestrijdingsstrategie van de Europese Unie van 30 november 2005, en de conclusies van de Raad van 23 mei 2011 inzake een sterkere koppeling tussen de interne en externe aspecten van terrorismebestrijding,
   de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen,
   de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten,
   de nieuwe stedelijke agenda van de VN,
   het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap,
   het Vluchtelingenverdrag,
   het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,
   de resultaten van het actieprogramma van Peking en het actieprogramma van de internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD),
   het stappenplan van de UNCTAD over de duurzame herschikking van staatsschulden (april 2015),
   de richtsnoeren inzake buitenlandse schulden en mensenrechten van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens,
   het mondiale pact inzake vluchtelingen,
   het mondiale pact voor veilige, ordelijke en reguliere migratie, dat op 10 december 2018 in Marrakesh is goedgekeurd,
   het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind. [Am. 9]

(10)  Met het oog op de uitvoering van het nieuwe internationale kader van de Agenda 2030, de integrale strategie en de consensus moet deze verordening gericht zijn op grotere samenhang en grotere doeltreffendheid van het externe optreden van de Unie door haar inspanningen te concentreren in een gestroomlijnd instrument om de tenuitvoerlegging van de verschillende beleidslijnen inzake extern optreden te verbeteren.

(11)  In overeenstemming met de integrale strategie en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering (2015-2030), dat op 18 maart 2015 is aangenomen(21), moet worden erkend dat het noodzakelijk is over te schakelen van crisisrespons en ‑beheersing naar een structurelere, preventieve langetermijnbenadering waarmee situaties van kwetsbaarheid, door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen, en langdurige crises doeltreffender kunnen worden aangepakt. Een grotere inzet en een collectieve aanpak zijn vereist voor risicobeperking, preventie, mitigatie en paraatheid; en er zijn nog meer inspanningen nodig om snelle respons en duurzaam herstel te bevorderen. Deze verordening moet derhalve bijdragen tot de versterking van de weerbaarheid en de koppeling van humanitaire hulp en ontwikkelingshulp, met name via acties voor snelle respons en relevante geografische en thematische programma's, waarbij wordt voorzien in passende voorspelbaarheid, transparantie en verantwoordingsplicht, evenals samenhang, consistentie en complementariteit met humanitaire hulp, met volledige inachtneming van het internationaal humanitair recht en zonder de verstrekking van humanitaire hulp te belemmeren overeenkomstig de beginselen van humaniteit, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid in en na noodsituaties. [Am. 10]

(12)  In overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie inzake de doeltreffendheid van ontwikkeling, zoals goedgekeurd in Busan in 2011 en bevestigd tijdens het forum op hoog niveau van Nairobi in 2016, en die in herinnering zijn gebracht in de consensus, moet de Unie in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid kader van de Unie haar officiële ontwikkelingshulp en bij alle vormen van steunverlening de beginselen inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp toepassen, te weten eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden voor de ontwikkelingsprioriteiten, resultaatgerichtheid, inclusieve ontwikkelingspartnerschappen, alsmede wederzijdse transparantie en verantwoordingsplicht, in aanvulling op de beginselen van aanpassing en harmonisatie. [Am. 11]

(13)  Overeenkomstig de duurzameontwikkelingsdoelstellingen moet deze verordening bijdragen aan versterkt toezicht en rapportage, met de nadruk op resultaten, in termen van outputs, uitkomsten en effecten in de partnerlanden die externe financiële bijstand van de Unie krijgen. Zoals overeengekomen in de consensus zal moet ten minste 20 % van de officiële ontwikkelingshulp in het kader van deze verordening worden besteed aan sociale integratie en menselijke ontwikkeling, waaronder gendergelijkheid met speciale aandacht voor sociale basisvoorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, voeding, water, sanitaire voorzieningen en hygiëne en sociale bescherming, met name ten behoeve van de meest gemarginaliseerde personen, rekening houdend met gendergelijkheid, de versterking van de positie van vrouwen en kinderrechten als horizontale kwesties. [Am. 12]

(14)  Indien mogelijk en relevant, moeten Om te zorgen voor betere daadwerkelijke verantwoordingsplicht en transparantie van de begroting van de Unie, moet de Commissie duidelijke toezichts- en evaluatiemechanismen opzetten om een doeltreffende beoordeling van de voortgang op weg naar de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening te waarborgen. De resultaten van het externe optreden van de Unie moeten worden gemonitord en geëvalueerd op basis van vooraf gedefinieerde, transparante, landenspecifieke en meetbare indicatoren die zijn afgestemd op de kenmerken en doelstellingen van het instrument, bij voorkeur op basis van het resultatenkader van het partnerland. De Commissie moet haar acties geregeld aan toezicht onderwerpen en regelmatig de vorderingen evalueren en de resultaten daarvan openbaar maken, met name in de vorm van een jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad. [Am. 13]

(15)  Deze verordening moet bijdragen tot de collectieve doelstelling van de Unie om 0,7 % van het bruto nationaal inkomen te besteden aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) gedurende de looptijd van de Agenda 2030. Die toezegging moet worden gebaseerd op een duidelijk stappenplan voor de Unie en haar lidstaten waarin uiterste termijnen en modaliteiten voor de verwezenlijking van de doelstelling zijn opgenomen. In dit verband moet ten minste 95 % van de financiering in het kader van deze verordening bijdragen aan acties die voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp zoals bepaald door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO. [Am. 14]

(16)  Om ervoor te zorgen dat middelen beschikbaar worden gesteld daar waar zij het meest nodig zijn, met name voor de minst ontwikkelde landen en de landen die in een kwetsbare situatie en conflicten verkeren, zou deze verordening een bijdrage moeten leveren tot de collectieve doelstelling om 0,2 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie te reserveren voor de minst ontwikkelde landen gedurende de looptijd van de Agenda 2030. Deze toezegging moet worden gebaseerd op een duidelijk stappenplan voor de EU en haar lidstaten waarin uiterste termijnen en modaliteiten voor de verwezenlijking van de doelstelling zijn opgenomen. [Am. 15]

(16 bis)  Conform de bestaande toezeggingen in het EU-genderactieplan II moet ten minste 85 % van de via officiële ontwikkelingshulp gefinancierde geografische en thematische programma's gendergelijkheid als hoofddoelstelling of belangrijke doelstelling hebben, zoals vastgesteld in de OESO-DAC. Een verplichte evaluatie van de uitgaven moet ervoor zorgen dat een aanzienlijk deel van deze programma’s gendergelijkheid en de rechten en versterking van de positie van vrouwen en meisjes als hoofddoelstelling hebben. [Am. 16]

(16 ter)  In deze verordening moet bijzondere aandacht worden besteed aan de rol van kinderen en jongeren in verband met de verwezenlijking van Agenda 2030. Bij het extern optreden van de Unie in het kader van deze verordening moet speciale aandacht uitgaan naar de behoeften en de versterking van de positie van deze groep en zal een bijdrage worden geleverd aan de verwezenlijking van hun potentieel als belangrijke aanjagers van verandering door te investeren in menselijke ontwikkeling en sociale inclusie. [Am. 17]

(16 quater)   De bevolking van de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara bestaat voornamelijk uit adolescenten en jongeren. Elk land moet zelf beslissen over zijn bevolkingsbeleid. De bevolkingsdynamiek moet echter op een alomvattende manier worden aangepakt om ervoor te zorgen dat de huidige en toekomstige generaties hun volledige potentieel op een duurzame manier kunnen verwezenlijken. [Am. 18]

(17)  Deze verordening moet de noodzaak weerspiegelen om op strategische prioriteiten te focussen, zowel geografisch (het Europese nabuurschap en Afrika, de landen die kwetsbaar zijn en die steun het meest nodig hebben, met name de minst ontwikkelde landen) als thematisch (duurzame ontwikkeling, de uitbanning van armoede, democratie en mensenrechten, de rechtsstaat, goed bestuur, veiligheid, veilige, ordelijke en reguliere migratie, het terugdringen van ongelijkheid, gendergelijkheid, de aanpak van de aantasting van het milieu en klimaatverandering en mensenrechten mondiale bedreigingen voor de volksgezondheid). [Am. 19]

(17 bis)  Deze verordening dient een bijdrage te leveren aan de weerbaarheid van de staten en gemeenschappen op het gebied van mondiale volksgezondheid door het aanpakken van mondiale bedreigingen voor de volksgezondheid, het versterken van de gezondheidsstelsels, de totstandbrenging van universele gezondheidszorg, het voorkomen en bestrijden van overdraagbare ziekten, en het waarborgen van toegang tot betaalbare geneesmiddelen en vaccins voor iedereen. [Am. 20]

(18)  Deze De bijzondere betrekkingen met de buurlanden van de Unie overeenkomstig artikel 8, VEU moeten worden gehandhaafd en verbeterd door middel van de toepassing van deze verordening. Deze verordening moet de weerbaarheid van de staten en gemeenschappen in het nabuurschap van de Unie helpen versterken overeenkomstig de in de integrale strategie aangegane verbintenissen. De verordening dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid, als herzien in 2015, en de uitvoering van regionale samenwerkingskaders, zoals grensoverschrijdende samenwerking en de externe aspecten van relevante macroregionale en zeegebiedstrategieën en daaraan gerelateerd beleid in het oostelijk en zuidelijk nabuurschap, met inbegrip van de noordelijke dimensie en de regionale samenwerking in het Zwarte Zeegebied. Deze initiatieven bieden aanvullende politieke kaders voor de verdieping van de betrekkingen met en tussen de partnerlanden, op basis van wederzijdse verantwoordingsplicht, gedeelde betrokkenheid en verantwoordelijkheid. [Am. 21]

(19)  Het Europees nabuurschapsbeleid, als herzien in 2015(22), beoogt de verdieping van de democratie, de bevordering van de mensenrechten en de eerbiediging van de rechtsstaat, de stabilisering van de buurlanden en de versterking van de weerbaarheid, met name door het stimuleren bevorderen van politieke, economische ontwikkeling en sociale hervormingen, als de belangrijkste politieke prioriteiten van de Unie. Om zijn doel te verwezenlijken, is moet de tenuitvoerlegging van het herziene Europese nabuurschapsbeleid via deze verordening toegespitst zijn op vier de volgende prioritaire gebieden: goed bestuur, democratie, de rechtsstaat en mensenrechten, met bijzondere nadruk op vergroting van de participatie van het maatschappelijk middenveld; sociaal-economische economische ontwikkeling, met inbegrip van de bestrijding van jeugdwerkloosheid, alsook onderwijs en milieuduurzaamheid; veiligheid; migratie en mobiliteit, met inbegrip van het aanpakken van de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en het ondersteunen van bevolkingen, landen en regio's die worden geconfronteerd met een hogere migratiedruk. Deze verordening moet de uitvoering van de associatieovereenkomsten van de Unie en diepe en brede vrijhandelsovereenkomsten met nabuurschapslanden ondersteunen. Differentiatie en meer wederzijdse eigen verantwoordelijkheid zijn de hoeksteen van het Europese nabuurschapsbeleid, waarmee verschillende niveaus van betrokkenheid worden erkend en rekening wordt gehouden met de belangen van elk land met betrekking tot de aard en het bereik van zijn partnerschap met de Unie. De op prestaties gebaseerde aanpak is een van de belangrijkste pijlers van het Europees nabuurschapsbeleid. In het geval van een ernstige of aanhoudende uitholling van de democratie in een van de partnerlanden, moet de steun worden opgeschort. Steun voor het nabuurschap is van cruciaal belang voor het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen, zoals irreguliere migratie en klimaatverandering, evenals voor het verspreiden van welvaart, veiligheid en stabiliteit door middel van economische ontwikkeling en beter bestuur. De zichtbaarheid van de bijstand van de Unie ten behoeve van de nabuurschapsregio moet worden vergroot. [Am. 22]

(20)  Deze verordening dient de uitvoering te ondersteunen van een gemoderniseerde associatieovereenkomst met de landen van Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS), en de EU en de ACS-partners in staat te stellen verder sterke allianties te ontwikkelen inzake grote en gedeelde mondiale uitdagingen. Deze verordening moet met name steun bieden voor de voortzetting van de samenwerking tussen de EU en de Afrikaanse Unie in overeenstemming met de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU, inclusief de toezegging van Afrika en de Unie om kinderrechten te bevorderen en de positie van de Europese en Afrikaanse jeugd te versterken, en voortbouwen op de toekomstige overeenkomst tussen de EU en de ACS na 2020, onder meer door een continentale aanpak ten aanzien van Afrika en een voor beide partijen gunstig, gelijkwaardig partnerschap tussen de EU en Afrika. [Am. 23]

(20 bis)   Deze verordening moet tevens bijdragen tot de handelsgerelateerde aspecten van de externe betrekkingen van de Unie, zoals samenwerking met derde landen voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van tin, tantaal en goud, het Kimberleyproces, het Duurzaamheidspact, de tenuitvoerlegging van de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad(23) (SAP-verordening), samenwerking in het kader van de wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Flegt) en "hulp voor handel"-initiatieven om te zorgen voor consistentie en wederzijdse ondersteuning tussen het handelsbeleid en de ontwikkelingsdoelstellingen en ‑acties van de Unie. [Am. 24]

(21)  De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dit moet worden bereikt door middel van samenhang, consistentie en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, met name het instrument voor pretoetredingssteun III(24), het instrument voor humanitaire hulp(25), het besluit betreffende de landen en gebieden overzee(26), het Europees instrument voor nucleaire veiligheid ter aanvulling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking op basis van het Euratom-Verdrag(27), het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de nieuwe Europese vredesfaciliteit(28), die buiten de EU-begroting valt, alsook door synergieën met andere beleidslijnen en programma’s van de Unie, met inbegrip van trustfondsen en beleid en programma's van de EU-lidstaten. Dit omvat in voorkomend geval ook de samenhang en complementariteit met de macrofinanciële bijstand. Met het oog op een maximale impact van de gecombineerde interventies ten behoeve van een gemeenschappelijke doelstelling moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid om financiering te combineren met andere programma's van de Unie, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. [Am. 25]

(22)  De financiering in het kader van deze verordening moet worden gebruikt voor acties in het kader van de internationale dimensie van Erasmus en Creatief Europa, die moeten worden uitgevoerd volgens Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad (“de Erasmusverordening”)(29) en Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad (“de Creatief Europa-verordening”)(30). [Am. 26]

(22 bis)   De internationale dimensie van het Erasmus+-programma moet worden versterkt, teneinde de mogelijkheden voor mobiliteit en samenwerking te verbeteren voor personen en organisaties uit minder ontwikkelde landen in de wereld, om zo de capaciteitsopbouw in derde landen, de ontwikkeling van vaardigheden, en de uitwisseling tussen personen te ondersteunen, terwijl tegelijkertijd een groot aantal mogelijkheden moet worden geboden voor samenwerking en mobiliteit met ontwikkelde en opkomende landen. [Am. 27]

(22 ter)  Aangezien het van groot belang is om in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en met de EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen aandacht te besteden aan onderwijs en cultuur, dient deze verordening ertoe bij te dragen inclusief en billijk kwaliteitsvol onderwijs te waarborgen, de mogelijkheden voor levenslang leren voor iedereen te bevorderen, de internationale culturele betrekkingen aan te halen en de rol van cultuur bij de bevordering van Europese waarden te erkennen door middel van specifieke, gerichte acties die een duidelijk effect moeten hebben op de rol van de Unie op het wereldtoneel. [Am. 28]

(23)  De voornaamste aanpak voor in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen moeten de geografische programma's zijn, om zo het effect van de bijstand en het optreden van de Unie dichter bij de partnerlanden en de bevolking te brengen. Deze algemene aanpak moet en tegelijkertijd thematische prioriteiten, zoals mensenrechten, het maatschappelijk middenveld en duurzaamheid, te ondersteunen. De doelstellingen in het kader van de geografische en thematische programma's moeten onderling samenhangend en consistent zijn en worden aangevuld met thematische programma's en acties voor snelle respons, indien van toepassing. Er dient te worden voorzien in doeltreffende complementariteit tussen de geografische en thematische programma's en de programma's en acties voor snelle respons. Teneinde terdege rekening te houden met de kenmerken van elk programma moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU, aan de Commissie worden gedelegeerd ter aanvulling van de bepalingen van deze verordening in de vorm van de uiteenzetting van de strategie van de Unie, de prioritaire gebieden, de gedetailleerde doelstellingen, de verwachte resultaten, de specifieke prestatie-indicatoren en de specifieke financiële toewijzing voor elk programma. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(31). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. [Am. 29]

(24)  Overeenkomstig de consensus dienen de Unie en haar lidstaten de gezamenlijke programmering te vergroten door hun middelen en capaciteiten te bundelen en zo een groter gezamenlijk effect te sorteren. De gezamenlijke programmering moet voortbouwen op de inzet, de inspraak en de eigen inbreng van de partnerlanden. De EU en haar lidstaten moeten er in voorkomend geval naar streven om steun aan de partnerlanden te bieden door middel van een gezamenlijke tenuitvoerlegging toepassing. De gezamenlijke toepassing moet inclusief zijn en openstaan voor alle Uniepartners die instemmen met en kunnen bijdragen aan een gezamenlijke visie, dus ook voor instanties en ontwikkelingsfinancieringsinstellingen van de lidstaten, de lokale overheden, de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld. [Am. 30]

(24 bis)  In het geval van een ernstige of aanhoudende uitholling van de democratie, mensenrechten en rechtsstaat in een van de partnerlanden kan de steun gedeeltelijk of geheel worden opgeschort door middel van een gedelegeerde handeling. De Commissie moet bij haar besluitvorming naar behoren rekening houden met de relevante resoluties van het Europees Parlement. [Am. 31]

(24 ter)  Deze verordening moet wederom benadrukken dat nucleaire veiligheid een belangrijk onderdeel vormt van het externe optreden van de Unie en de verwezenlijking vergemakkelijken van de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking die worden gespecificeerd in Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad(32) (“de EINS-verordening”). Daarom moet, als een partnerland het voortdurend nalaat de elementaire normen voor nucleaire veiligheid na te leven, zoals de bepalingen van de relevante internationale verdragen in het kader van het IAEA, de verdragen van Espoo en Aarhus en de latere amendementen hierop, het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en de aanvullende protocollen hierbij, de toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van stresstests en verwante maatregelen en de doelstellingen voor samenwerking die worden gespecificeerd in de EINS-verordening, de hulp uit hoofde van deze verordening voor het land in kwestie worden heroverwogen en mogelijk zelfs gedeeltelijk of geheel worden opgeschort. [Am. 32]

(25)  Hoewel de democratie, de mensenrechten en de mensenrechten fundamentele vrijheden, met inbegrip van de bescherming van kinderen, minderheden, personen met een handicap en LGBTI-personen, alsook gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, en meisjes consequent in de hele tenuitvoerlegging toepassing van deze verordening moeten worden en vaste onderdelen moeten worden, moet de steun van de Unie in het kader van de thematische programma's voor de mensenrechten en de democratie en maatschappelijke organisaties en lokale overheden een specifieke aanvullende rol spelen vanwege het mondiale karakter ervan en het feit dat deze steun niet afhankelijk is van de toestemming van regeringen of overheidsorganen van de betrokken derde landen. Hierbij moet de Unie bijzondere aandacht besteden aan landen en noodsituaties waar de mensenrechten en fundamentele vrijheden het meest worden bedreigd en waar de schending van deze rechten en vrijheden het meest flagrant en systematisch is, en aan situaties waarin de ruimte voor het maatschappelijk middenveld op het spel staat. De bijstand van de Unie in het kader van deze verordening moet zodanig worden vormgegeven dat de weg wordt vrijgemaakt voor steun aan en samenwerking en partnerschappen met het maatschappelijk middenveld inzake gevoelige vraagstukken met betrekking tot mensenrechten en democratie, waarbij de flexibiliteit en het vereiste reactievermogen tot stand worden gebracht om te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden, de behoeften van begunstigden, of perioden van crisis, en waarbij zo nodig een bijdrage wordt geleverd aan de capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld. In dergelijke gevallen moeten de politieke prioriteiten gericht zijn op het bevorderen van de eerbiediging van het internationaal recht, en op het voorzien van het lokale maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden die zich bezighouden met mensenrechten met de nodige actiemiddelen ter bevordering van activiteiten die in uiterst lastige omstandigheden worden uitgevoerd. Deze verordening moet maatschappelijke organisaties ook de mogelijkheid bieden snel en efficiënt kleine subsidies te ontvangen als dat nodig is, met name in bijzonder lastige situaties, bijvoorbeeld in kwetsbare of crisissituaties en bij spanningen tussen gemeenschappen. [Am. 33]

(25 bis)  Overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 21 VEU en artikel 8 VWEU moet de uitvoering van deze verordening uitgaan van de beginselen van gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes, en gericht zijn op de bescherming en bevordering van de rechten van vrouwen in overeenstemming met het genderactieplan II, de conclusies van de Raad over vrouwen, vrede en veiligheid van 10 december 2018, het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa en doelstelling 5 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. [Am. 34]

(25 ter)  Deze verordening heeft ten doel de bevordering van de rechten van vrouwen en gendergelijkheid in de wereld aan te pakken en te mainstreamen, onder meer door steun te verlenen aan organisaties die zich inzetten voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (toegang tot hoogwaardige en toegankelijke informatie, onderwijs en diensten) en die strijden tegen gendergerelateerd geweld en discriminatie, en door de nauwe verbondenheid van vrede, veiligheid, ontwikkeling en gendergelijkheid te erkennen en aan de orde te stellen. Dit werk moet in overeenstemming zijn met de relevante internationale en Europese beginselen en verdragen en de uitvoering daarvan bevorderen. [Am. 35]

(26)  Het maatschappelijk middenveld moet een breed spectrum van actoren omvatten met diverse meerdere rollen en mandaten, waarbij alle niet-overheidsstructuren zijn betrokken die geen winstoogmerk hebben, die onpartijdig en geweldloos zijn, en waardoor mensen gedeelde doelstellingen en idealen proberen na te streven, hetzij van politieke, culturele, sociale, religieuze, ecologische of economische aard, of autoriteiten ter verantwoording roepen. Deze organisaties zijn werkzaam op lokaal, nationaal, regionaal en internationaal niveau en omvatten stedelijke en rurale, formele en informele organisaties. Andere instanties of actoren die niet specifiek zijn uitgesloten uit hoofde van deze verordening moeten kunnen worden gefinancierd wanneer dit noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening. [Am. 36]

(26 bis)  Overeenkomstig de consensus inzake ontwikkeling moeten de Unie en haar lidstaten de bijdrage stimuleren die maatschappelijke organisaties en lokale overheden leveren aan duurzame ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, onder meer op het gebied van democratie, de rechtsstaat, fundamentele vrijheden en mensenrechten en sociale rechtvaardigheid, en in hun rol als verstrekkers van sociale basisvoorzieningen aan bevolkingen die deze het meest nodig hebben. Zij dienen de diverse rollen van maatschappelijke organisaties en lokale overheden te erkennen, waarbij lokale overheden als pleitbezorgers van een territoriale aanpak van ontwikkeling optreden, onder meer met betrekking tot decentralisatieprocessen, participatie, toezicht en verantwoordingsplicht. De Unie en haar lidstaten moeten meer manoeuvreerruimte en een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties bevorderen en hun steun voor de capaciteitsopbouw van maatschappelijke organisaties en lokale overheden verder versterken, zodat deze meer zeggenschap hebben in het proces van duurzame ontwikkeling en de politieke, sociale en economische dialoog kunnen uitdiepen, met inbegrip van programma's gericht op voorzieningen voor het maatschappelijk middenveld. [Am. 37]

(26 ter)   De Unie ondersteunt maatschappelijke organisaties en stimuleert een grotere strategische betrokkenheid van deze organisaties in alle externe instrumenten en programma's, met inbegrip van geografische programma's en acties voor snelle respons in het kader van deze verordening, in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 15 oktober 2012 over de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen. [Am. 38]

(27)  Bij deze verordening worden voor dit instrument de financiële middelen vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(33).

(28)  Deze verordening weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering, de bescherming van het milieu en de bestrijding van het verlies aan biodiversiteit, in overeenstemming met de door de Unie aangegane verbintenissen om de overeenkomst van Parijs, het Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, en moet ertoe bijdragen dat klimaatactie klimaat- en milieuactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het streefcijfer van 25 % algemene streefdoel van de begrotingsuitgaven van de Unie voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen wordt gehaald, en acties ondersteunen met duidelijke en aanwijsbare voordelen in meerdere sectoren. Naar verwachting zal 25 % 45 % van de totale financiële middelen in het kader van deze verordening bijdragen tot klimaatdoelstellingen, milieubeheer en -bescherming, biodiversiteit en het tegengaan van woestijnvorming, terwijl 30 % van de totale financiële middelen moet worden besteed aan mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering. De relevante acties zullen worden vastgesteld tijdens de tenuitvoerlegging toepassing van deze verordening, en de totale bijdrage van deze verordening moet het voorwerp zijn van relevante evaluaties en toetsingen. Het optreden van de Unie in dat opzicht moet gericht zijn op de naleving van de overeenkomst van Parijs en de verdragen van Rio en niet bijdragen tot aantasting van het milieu of schade toebrengen aan het milieu of het klimaat. Bij acties en maatregelen die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling met betrekking tot het klimaat moet bijzondere nadruk worden gelegd op steun voor aanpassing aan klimaatverandering in arme, zeer kwetsbare landen en rekening worden gehouden met het verband tussen klimaat, vrede en veiligheid, de versterking van de positie van vrouwen en de bestrijding van armoede. Deze verordening moet bijdragen tot een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en duurzame en veilige mijnbouw, bosbeheer en landbouw bevorderen. [Am. 39]

(29)  Verder is het van essentieel belang dat de Samenwerking met de partnerlanden op het gebied van migratie verder wordt geïntensiveerd, zodat de vruchten kan leiden tot wederzijdse voordelen van een goed beheerde ordelijke, veilige en reguliere verantwoorde migratie kunnen worden geplukt en en tot een doeltreffende aanpak van irreguliere migratie doeltreffend kan worden aangepakt en gedwongen ontheemding. Deze samenwerking dient bij te dragen aan het bevorderen van veilige en legale trajecten voor migratie en asiel, het waarborgen van de toegang tot internationale bescherming, alsmede het aanpakken van de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding, het aangaan van een dialoog met diasporagemeenschappen, door beter het verbeteren van het grensbeheer en grotere het leveren van inspanningen in de strijd tegen voor de aanpak van irreguliere migratie, mensenhandel en migrantensmokkel, alsmede het werken aan veilige, waardige en duurzame en samenwerking inzake terugkeer, overname en re-integratie, in voorkomend geval, op conflictbewuste wijze, op basis van wederzijdse verantwoordingsplicht en met volledige inachtneming van de humanitaire en mensenrechtenverplichtingen. Derhalve moet doeltreffende samenwerking van derde landen met de Unie op dit gebied een integraal onderdeel vormen van de algemene beginselen van deze verordening. Een grotere coherentie uit hoofde van het internationaal recht en het Unierecht. Samenhang tussen het migratie- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is van belang om ervoor te zorgen dat ontwikkelingshulp de partnerlanden bijstaat om migratie doeltreffender te beheren armoede en ongelijkheid te bestrijden, rechten en vrijheden te bevorderen en bij te dragen tot een ordelijk, veilig en verantwoord migratiebeheer. Deze verordening moet bijdragen tot een gecoördineerde, geïntegreerde en gestructureerde benadering van migratie, en daarbij maximaal synergieën en het noodzakelijke hefboomeffect positieve effecten van migratie en mobiliteit op ontwikkeling creëren. [Am. 40]

(30)  Deze verordening moet de Unie in staat stellen om te reageren op de uitdagingen, behoeften en kansen die verband houden met migratie, in complementariteit met het migratiebeleid migratie- en asielbeleid van de Unie. Om daartoe bij te dragen, teneinde de bijdrage van migratie aan ontwikkeling te maximaliseren, en onverminderd onvoorziene omstandigheden nieuwe opkomende uitdagingen of nieuwe behoeften, zal ten hoogste 10 % van de financiële middelen worden besteed aan de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en de ondersteuning van migratiebeheer en bestuur een grotere betrokkenheid bij het bevorderen van veilige, ordelijke, reguliere en verantwoorde migratie en de uitvoering van gepland en goed beheerd migratiebeleid en -beheer, met inbegrip van de bescherming van de rechten van migranten en vluchtelingen op basis van het internationaal recht en het Unierecht overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening. Deze verordening moet ook bijdragen aan de aanpak van de braindrain en tegemoetkomen aan de behoeften van ontheemden en gastgemeenschappen, met name door het bieden van toegang tot basisdiensten en bestaansmogelijkheden. [Am. 41]

(30 bis)   Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en -diensten vormen een bewezen drijvende kracht achter duurzame ontwikkeling en inclusieve groei. Ze kunnen, zelfs in de armste landen, cruciaal zijn voor het verbeteren van de levensstandaard van burgers, met name door de positie van vrouwen en meisjes te versterken, democratisch bestuur en transparantie te bevorderen en de productiviteit en werkgelegenheid te stimuleren. Connectiviteit en betaalbaarheid blijven echter een probleem, zowel tussen als binnen bepaalde regio's, aangezien er grote verschillen bestaan tussen landen met hogere en lagere inkomens en tussen stedelijke en plattelandsgebieden. Deze verordening moet de Unie daarom helpen de digitalisering verder te integreren in het ontwikkelingsbeleid van de Unie. [Am. 42]

(30 ter)  In de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die op 25 september 2015 bij resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd vastgesteld, wordt het belang benadrukt van het bevorderen van vreedzame en inclusieve samenlevingen, zowel als duurzameontwikkelingsdoelstelling op zich (SDG 16) als voor de verwezenlijking van andere doelen van het ontwikkelingsbeleid. SDG 16.a roept specifiek op tot versterking van alle bevoegde nationale instellingen, ook via internationale samenwerking, voor de opbouw van capaciteit op alle niveaus, met name in ontwikkelingslanden, om geweld te voorkomen en terrorisme en criminaliteit te bestrijden. [Am. 43]

(30 quater)  De Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling heeft in het communiqué van de vergadering op hoog niveau van 19 februari 2016 de richtsnoeren voor de verslaglegging over officiële ontwikkelingshulp met betrekking tot vrede en veiligheid bijgewerkt. De financiering van de overeenkomstig deze verordening ondernomen acties geldt als officiële ontwikkelingshulp indien is voldaan aan de criteria van bovengenoemde of later door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand overeengekomen richtsnoeren voor verslaglegging. [Am. 44]

(30 quinquies)  De capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling moet uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden ingezet wanneer de doelstellingen van de verordening niet door middel van andere activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking kunnen worden verwezenlijkt. Steun voor de veiligheidssector, in uitzonderlijke omstandigheden ook voor de krijgsmacht, in derde landen waar conflictpreventie, crisisbeheer of stabilisatie moet plaatsvinden, is essentieel om passende voorwaarden te scheppen voor de uitbanning van armoede en voor ontwikkeling. Goed bestuur, doeltreffende democratische controle en civiel toezicht op het veiligheidssysteem, ook op de krijgsmacht, alsmede naleving van de mensenrechten en de rechtsstaat, zijn te allen tijde essentieel voor een goed functionerende staat, en moeten worden bevorderd in het kader van bredere ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in derde landen. [Am. 45]

(30 sexies)  Deze verordening moet voortbouwen op de conclusies van de voor juni 2020 aangevraagde evaluatie door de Commissie, die onder meer bestaat uit een brede en openbare raadpleging met verschillende belanghebbenden ter beoordeling van de samenhang tussen de door de Unie en haar lidstaten gefinancierde capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling in het kader van de verwevenheid tussen veiligheid en ontwikkeling enerzijds, en de integrale strategie en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties anderzijds. [Am. 46]

(30 septies)  De Unie moet een conflictbewuste en genderbewuste benadering bevorderen in alle acties en programma's die onder deze verordening vallen, met als doel negatieve effecten te vermijden en de positieve effecten te maximaliseren. [Am. 47]

(31)  Op deze verordening moeten de door het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU goedgekeurde horizontale financiële regels van toepassing zijn. Deze voorschriften zijn neergelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(34) (“het Financieel Reglement”) en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de Uniebegroting, door subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, begrotingssteun, trustfondsen, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties, en zij voorzien in controles van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op basis van artikel 322, VWEU, vastgestelde regels hebben tevens betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten en derde landen, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat essentieel is voor goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

(32)  De financieringsvormen en uitvoeringswijzen toepassingswijzen voor deze verordening moeten worden gekozen op basis van de behoeften en voorkeuren van de partner en de specifieke context, hun relevantie en duurzaamheid en hun vermogen om aan de beginselen van doeltreffendheid van ontwikkeling te voldoen en de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, financiering op basis van een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement. De rol van het Europees Fonds voor Democratie (EFD) als stichting voor de mondiale ondersteuning van democratie, het maatschappelijk middenveld en de mensenrechten die wordt aangestuurd via de Europese instellingen, moet in het kader van deze verordening worden versterkt en uitgebreid. Het EFD moet de administratieve flexibiliteit en financiële mogelijkheden krijgen om gerichte subsidies te verstrekken aan maatschappelijke actoren in de Europese buurlanden die bijdragen aan de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid, met name wanneer het gaat om de ontwikkeling van democratie, mensenrechten, vrije verkiezingen en de rechtsstaat. [Am. 48]

(33)  Het nieuwe Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+), dat voortbouwt op de succesvolle voorganger ervan, het EFDO(35), moet een geïntegreerd financieringspakket verstrekken dat capaciteit voor wereldwijde financiering biedt in de vorm van subsidies, garanties en financieringsinstrumenten. Het EFDO+ moet het plan voor externe investeringen ondersteunen en een combinatie bieden van blendingfinanciering en begrotingsgaranties die worden gedekt door de garantie voor extern optreden, inclusief die voor soevereine risico's in verband met leningen die eerder werden uitgevoerd in het kader van het externe leningsmandaat van de Europese Investeringsbank. Gezien haar rol op grond van de Verdragen en haar decennialange ervaring met de ondersteuning van het beleid van de Unie moet de Europese Investeringsbank voor de Commissie een natuurlijke partner blijven voor de uitvoering toepassing van activiteiten in het kader van de garantie voor extern optreden. Ook andere multilaterale ontwikkelingsbanken of nationale ontwikkelingsbanken van de EU beschikken over vaardigheden en kapitaal die een aanzienlijke toegevoegde waarde kunnen creëren ten aanzien van de effecten van het ontwikkelingsbeleid van de Unie, en deze verordening moet er dan ook in hoge mate op gericht zijn hun deelname aan het EFDO+ te bevorderen. [Am. 49]

(34)  Het EFDO+ is bedoeld voor de ondersteuning van investeringen die bijdragen tot de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, door de bevordering van duurzame en inclusieve economische, culturele en sociale ontwikkeling en van de sociaal-economische veerkracht van partnerlanden, met bijzondere aandacht voor de uitbanning van armoede, conflictpreventie en de bevordering van vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen, duurzame en inclusieve groei economische vooruitgang, de bestrijding van klimaatverandering – door middel van mitigatie en aanpassing – en van milieuvervuiling, het stimuleren van , waardig werk, met inachtneming van de relevante IAO-normen en economische kansen, in het bijzonder voor vrouwen, jongeren en kwetsbare personen. De nadruk moet worden gelegd op het bieden van inclusief en billijk kwaliteitsvol onderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden en ondernemerschap door het versterken van onderwijs- en culturele structuren, onder meer voor kinderen in humanitaire noodsituaties en situaties van gedwongen ontheemding. Het moet ook gericht zijn op het ondersteunen van een stabiel investeringsklimaat, industrialisering, sociaal-economische sectoren en , coöperaties, sociale ondernemingen, micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsook op het versterken van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, aangezien tekortkomingen op dit gebied vaak de specifieke sociaal-economische dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding zijn, in overeenstemming met de desbetreffende indicatieve programmeringsdocumenten. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren, de minst ontwikkelde landen en arme landen met een zware schuldenlast. Er moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan een betere verstrekking van essentiële openbare basisdiensten, voedselzekerheid en een betere levenskwaliteit van de snel groeiende stedelijke bevolking, onder meer middels adequate, veilige en betaalbare huisvesting. Het EFDO+ moet partnerschappen van profit- en non-profitorganisaties aanmoedigen als een middel waarmee investeringen uit de particuliere sector kunnen worden verschoven naar duurzame ontwikkeling en de uitbanning van armoede. De strategische betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en van de delegaties van de Unie in partnerlanden moet ook in alle fasen van de projectcyclus worden bevorderd om maatwerkoplossingen te helpen vinden voor het bevorderen van de sociaal-economische ontwikkeling van gemeenschappen, het scheppen van werkgelegenheid en nieuwe zakelijke mogelijkheden. Investeringen moeten worden gebaseerd op conflictanalyses, met name gericht zijn op de onderliggende oorzaken van conflicten, kwetsbaarheid en instabiliteit, het potentieel voor de bevordering van vrede maximaliseren en het risico dat conflicten verergeren tot een minimum beperkten. [Am. 50]

(35)  Het EFDO+ moet voor maximale extra financiering zorgen, marktfalen en suboptimale investeringssituaties aanpakken, innoverende producten leveren en middelen aantrekken uit de particuliere sector teneinde bijdragen in de vorm van particuliere financiering ten behoeve van plaatselijke duurzame ontwikkeling te optimaliseren. De betrokkenheid van de particuliere sector bij de samenwerking van de Unie met de partnerlanden door middel van het EFDO+ moet resulteren in meetbare en aanvullende ontwikkelingseffecten, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de bescherming van het milieu, de rechten van plaatselijke gemeenschappen en bestaanszekerheid, zonder verstoring van de lokale markt en zonder oneerlijke concurrentie met lokale economische actoren. Dit moet kostenefficiënt zijn en stoelen op wederzijdse verantwoordingsplicht en het delen van risico's en kosten. Het EFDO+ moet, met inachtneming van de beginselen van verantwoordingsplicht en transparantie, fungeren als één loket voor financieringsvoorstellen van financiële instellingen en publieke of private investeerders, dat een breed gamma van financiële ondersteuning ter beschikking stelt voor in aanmerking komende investeringen. [Am. 51]

(35 bis)  Een EU-garantie voor overheidsinvesteringen in de publieke sector moet deel uitmaken van het EFSD+. Die EU-garantie mag niet worden uitgebreid tot overheidsinvesteringen die bestaan in het doorlenen aan de particuliere sector of het verstrekken van leningen aan of ten behoeve van subnationale entiteiten die toegang hebben tot subnationale financiering zonder overheidsgaranties. Om de capaciteitsplanning van de EIB te vergemakkelijken, wordt een gegarandeerd minimumvolume aan dergelijke overheidsinvesteringen aan de EIB toegewezen. [Am. 52]

(36)  Een garantie voor extern optreden moet worden opgezet op basis van de bestaande EFDO-garantie en het Garantiefonds voor extern optreden. De garantie voor extern optreden moet de EFDO+-operaties ondersteunen die worden gedekt door begrotingsgaranties, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen op grond van Besluit 77/270/Euratom van de Raad(36). Deze operaties moeten worden ondersteund door toewijzingen in het kader van deze verordening, samen met toewijzingen in het kader van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad(37) (“ de IPA III-verordening”) en de EINS-verordening, die ook de voorzieningen en verplichtingen moeten dekken die voortkomen uit macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de EINS-verordening. Bij de financiering van EFDO+-operaties moeten bij voorrang projecten worden gefinancierd die veel waardige werkgelegenheid en bestaanszekerheid opleveren en een kosten-batenverhouding hebben die de duurzaamheid van de investeringen vergroot en de hoogst mogelijke garantie van duurzaamheid en ontwikkelingseffecten voor de lange termijn waarborgen op basis van eigen verantwoordelijkheid op lokaal niveau. De door de garantie voor extern optreden gesteunde acties moeten gepaard gaan met een grondige ex-antebeoordeling ex-ante-beoordeling van de ecologische, financiële en sociale aspecten, als passend waaronder de effecten op de mensenrechten en de bestaanszekerheid van de betrokken gemeenschappen, de effecten op ongelijkheden, en het in kaart brengen van manieren om deze ongelijkheden aan te pakken, in overeenstemming met de vereisten inzake betere regelgeving, rekening houdend met het beginsel van vrije en voorafgaande geïnformeerde toestemming van de betrokken gemeenschappen met betrekking tot grondgerelateerde investeringen. De garantie voor extern optreden moet niet worden gebruikt om essentiële overheidsdiensten te verlenen; dit blijft een verantwoordelijkheid van de overheid. Tevens dienen ex-post-beoordelingen te worden uitgevoerd om de ontwikkelingseffecten van de EFDO+-verrichtingen te meten.. [Am. 53]

(37)  Om te voorzien in flexibiliteit, de aantrekkelijkheid voor de particuliere sector te vergroten, eerlijke mededinging te bevorderen en het effect van de investeringen te maximaliseren, moet een afwijking van de regels betreffende de wijzen van uitvoering van de begroting van de Unie, zoals vastgelegd in het Financieel Reglement, worden toegestaan in verband met de in aanmerking komende tegenpartijen. Deze in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook instanties zijn die niet zijn belast met de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap en kunnen ook privaatrechtelijke organen van een partnerland zijn. [Am. 54]

(38)  Om meer resultaten te boeken met de garantie voor extern optreden moeten de lidstaten en de partijen bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte kunnen voorzien in bijdragen in de vorm van een garantie of contanten. Bijdragen in de vorm van een garantie mogen niet hoger zijn dan 50 % van het bedrag dat door de Unie wordt gewaarborgd. Voor de financiële verplichtingen die voortvloeien uit deze garantie, moeten geen voorzieningen worden getroffen en de liquiditeitsbuffer moet door het gemeenschappelijke voorzieningsfonds worden verstrekt.

(39)  Externe acties worden vaak uitgevoerd toegepast in een uiterst explosieve context die snelle en voortdurende aanpassing vereist aan de veranderende behoeften van de Uniepartners en de mondiale uitdagingen op het gebied van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, democratie en goed bestuur, veiligheid en stabiliteit, klimaatverandering en milieu, oceanen, en de migratiecrisis en migratie, met inbegrip van de dieperliggende oorzaken daarvan zoals armoede en ongelijkheid, en het effect – met name op ontwikkelingslanden – van het toenemende aantal ontheemde personen. Om het beginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften moet de financiële uitvoering toepassing van de programma's kunnen worden aangepast. Om het vermogen van de EU te vergroten om te reageren op onvoorziene behoeften behoeften die niet door de programma's en programmeringsdocumenten worden gedekt, voortbouwend op het succes van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), moet een van tevoren bepaald, niet-toegewezen bedrag worden gereserveerd als buffer voor nieuwe problemen en prioriteiten. Dit bedrag moet in naar behoren gemotiveerde gevallen beschikbaar worden gesteld in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde procedures. [Am. 55]

(40)  Met inachtneming van het beginsel dat de begroting van de Unie jaarlijks wordt vastgesteld, moet deze verordening de mogelijkheid openlaten om de door het Financieel Reglement reeds voor andere beleidsgebieden toegestane flexibiliteit toe te passen, namelijk overdrachten en hertoewijzing van middelen, om de middelen van de Unie efficiënt te gebruiken, zowel voor de burgers van de Unie als voor de partnerlanden, en het effect van de middelen van de Unie die beschikbaar zijn voor het externe optreden te maximaliseren.

(41)  Volgens artikel 83 van Besluit .../... van de Raad (LGO-besluit) komen in de landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering in het kader van deze verordening, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van deze verordening en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft. Voorts moet de samenwerking tussen de partnerlanden en de landen en gebieden overzee, alsook de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden van de Unie op gebieden van gezamenlijk belang worden aangemoedigd.

(42)  Om de eigen democratische verantwoordelijkheid van de partnerlanden voor hun ontwikkelingsprocessen te vergroten en de houdbaarheid van externe hulp te verbeteren dient de Unie, waar relevant, de voorkeur te geven aan de eigen instellingen, hulpbronnen, kennis, systemen en procedures van de partnerlanden voor alle aspecten van de projectcyclus voor samenwerking, waarbij de inzet van lokale hulpbronnen en kennis, alsook de volledige betrokkenheid, van lokale overheden en het maatschappelijk middenveld, worden gewaarborgd. De Unie moet ook opleidingsprogramma's aanbieden aan ambtenaren van lokale overheden en maatschappelijke organisaties over het indienen van aanvragen van Uniefinanciering, om hen te helpen ervoor te zorgen dat hun projecten beter aan de voorwaarden voldoen en efficiënter zijn. Deze programma's moeten worden uitgevoerd in het desbetreffende land, beschikbaar zijn in de taal van dat land en een aanvulling vormen op eventuele bestaande onderwijsprogramma's op afstand, en zo gerichte opleidingen aanbieden die aansluiten op de behoeften van het land in kwestie. [Am. 56]

(43)  Jaarlijkse of meerjarige actieplannen en maatregelen als bedoeld in artikel 19 zijn werkprogramma's overeenkomstig het Financieel Reglement. Jaarlijkse of meerjarige actieplannen bestaan uit een reeks maatregelen die in één document worden samengevoegd.

(44)  Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(38), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(39), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad(40) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(41) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door doeltreffende en evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden zoals fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(42). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF en de Europese Rekenkamer, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.

(44 bis)  Teneinde bij te dragen aan de internationale bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking, fraude, corruptie en witwassen van geld, moet alle financiering via deze verordening op volledig transparante wijze worden verleend. Verder mogen de in aanmerking komende tegenpartijen noch activiteiten met illegale doeleinden ondersteunen, noch deelnemen aan financierings- of investeringsverrichtingen die worden uitgevoerd door middel van een vehikel dat in een niet-coöperatief rechtsgebied of een belastingparadijs is gevestigd. De tegenpartijen moeten zich ook onthouden van ieder gebruik van regelingen voor belastingontwijking of agressieve belastingplanning. [Am. 57]

(45)  Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de desbetreffende bepalingen van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(43). [Am. 58]

(46)  Met het oog op de aanvulling of wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de voorzieningspercentages die zijn vastgelegd in artikel 26, lid 3, de samenwerkings- en actiegebieden die zijn opgenomen in de bijlagen II, III en IV, de prioritaire gebieden van de EFDO+-acties die zijn opgenomen in bijlage V, het beheer van het EFDO+ als beschreven in bijlage VI, de herziening of aanvulling van de indicatoren in bijlage VII, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht, en de aanvulling van deze verordening met bepalingen inzake de vaststelling van een toezichts- en evaluatiekader VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van het uiteenzetten van de strategie van de Unie, de prioritaire gebieden, de gedetailleerde doelstellingen, de verwachte resultaten, de specifieke prestatie-indicatoren en de specifieke financiële toewijzing en samenwerkingsvormen voor elk geografisch en thematisch programma, evenals voor actieplannen of maatregelen die geen deel uitmaken van de programmeringsdocumenten en een operationeel kader voor mensenrechten beogen, het in het leven roepen van een operationeel kader voor risicobeheer, het nemen van beslissingen ten aanzien van behoeften die niet door de programma's of programmeringsdocumenten worden gedekt, het nemen van beslissingen ten aanzien van het opschorten van steun, het inrichten van een prestatiegebaseerd kader, het vaststellen van de voorzieningspercentages, het vaststellen van een monitoring- en evaluatiekader, en het uitbreiden van het toepassingsgebied van de acties tot landen en gebieden die niet onder deze verordening vallen. Met het oog op de wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de samenwerkings- en actiegebieden die zijn opgenomen in de bijlagen II, III en IV, de prioritaire gebieden van de EFDO+-verrichtingen en de investeringsvensters die zijn opgenomen in bijlage V, evenals de indicatoren in bijlage VII. [Am. 59]

(47)  Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(44) moet dit programma worden geëvalueerd aan de hand van informatie die wordt verzameld op basis van specifieke voorschriften inzake toezicht, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen In die voorschriften moeten ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau van relevante belanghebbenden en deskundigen, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. [Am. 60]

(48)  De verwijzingen naar instrumenten van de Unie in artikel 9 van Besluit 2010/427/EU van de Raad(45), die bij deze verordening worden vervangen, moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening en de Commissie moet garanderen dat deze verordening wordt uitgevoerd overeenkomstig de rol van de EDEO zoals bepaald in het genoemde besluit Gezien de brede aard en het ruime toepassingsgebied van deze verordening en teneinde samenhang te waarborgen tussen de beginselen, doelstellingen en uitgaven in het kader van deze verordening en van andere externe financieringsinstrumenten, zoals de EINS-verordening, of instrumenten die onlosmakelijk verbonden zijn met extern beleid, zoals de IPA III-verordening, moet een horizontale stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie en EDEO en onder voorzitterschap van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) of een vertegenwoordiger van die dienst, verantwoordelijk zijn voor de aansturing, de coördinatie en het beheer van het beleid, de programma's, de doelstellingen en de acties in het kader van deze verordening om consistentie, efficiëntie, transparantie en verantwoording te garanderen in de externe financiering van de Unie. De VV/HV dient te zorgen voor de algemene politieke coördinatie van het externe optreden van de Unie. Voor alle acties, met inbegrip van acties voor snelle respons en buitengewone steunmaatregelen, en gedurende de volledige cyclus van programmering, planning en toepassing van het instrument, moeten de hoge vertegenwoordiger en de EDEO samenwerken met alle relevante leden en diensten van de Commissie, vastgesteld op basis van de aard en doelstellingen van de geplande actie, waarbij wordt voortgebouwd op hun deskundigheid. Alle voorstellen moeten volgens de Commissieprocedures worden voorbereid en ter fine van besluit aan de Commissie worden voorgelegd.. [Am. 61]

(48 bis)  De toepassing van deze verordening dient, in voorkomend geval, complementair te zijn aan en in overeenstemming te zijn met de door de Unie vastgestelde maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het kader van hoofdstuk II van titel V, VEU, en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van het vijfde deel van het VWEU. [Am. 62]

(49)  Bij de hieronder vastgestelde beoogde maatregelen moeten de door beperkende maatregelen van de Unie vastgestelde voorwaarden en procedures nauwgezet in acht worden genomen, [Am. 63]

(49 bis)  Het Europees Parlement dient volledig betrokken te zijn bij de ontwerp-, programmerings-, toezichts- en evaluatiefase van de instrumenten opdat de politieke en democratisch controle, alsook de verantwoordingsplicht ten aanzien van de financiering door de Unie op het gebied van het externe optreden, zijn gewaarborgd. Er dient een betere dialoog tussen de instellingen tot stand te worden gebracht teneinde te waarborgen dat het Europees Parlement op structurele en soepele wijze politieke controle kan uitoefenen gedurende de toepassing van deze verordening, als gevolg waarvan zowel de efficiëntie als de legitimiteit wordt versterkt, [Am. 64]

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (hierna "het instrument" genoemd) vastgesteld.

In deze verordening worden de doelstellingen van het instrument, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Tevens worden het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (hierna "EFDO+" genoemd) en een garantie voor extern optreden vastgesteld.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)  "landenprogramma": een indicatief programma dat betrekking heeft op één land;

2)  "meerlandenprogramma": een indicatief programma dat betrekking heeft op meer dan één land;

3)  "grensoverschrijdende samenwerking": samenwerking tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen en gebieden langs de buitengrenzen van de Unie;

4)  "regionaal programma": een indicatief meerlandenprogramma dat betrekking heeft op meer dan één derde land binnen hetzelfde geografische gebied als vastgesteld in artikel 4, lid 2;

5)  "transregionaal programma": een indicatief meerlandenprogramma dat betrekking heeft op meer dan één derde land uit verschillende gebieden als vastgesteld in artikel 4, lid 2;

6)  "juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;

6 bis)  "maatschappelijke organisaties": alle niet-overheidsstructuren die geen winstoogmerk hebben en geweldloos zijn, waardoor mensen gedeelde doelstellingen en idealen proberen na te streven, hetzij van politieke, culturele, sociale, economische, religieuze of ecologische aard, of autoriteiten ter verantwoording roepen, en die werkzaam zijn op lokaal, nationaal, regionaal of internationaal niveau en stedelijke en rurale, alsook formele en informele organisaties kunnen omvatten; in het kader van het thematische programma inzake mensenrechten en democratie omvat het "maatschappelijk middenveld" personen of groepen die los van de staat staan en zich voor de bevordering van de mensenrechten en democratie inzetten, met inbegrip van mensenrechtenactivisten, zoals bepaald in de VN‑Verklaring inzake het recht en de verantwoordelijkheid van individuele personen, groepen en organen van de samenleving om algemeen erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen; [Am. 65]

6 ter)  "lokale overheden": overheden of overheidsorganen die op subnationaal niveau actief zijn (bijvoorbeeld op gemeentelijk, gemeenschaps-, districts-, provinciaal of regionaal niveau); [Am. 66]

7)  "investeringsvenster": een afgebakend gebied dat in aanmerking komt voor steun van het EFDO+-garantiefonds voor investeringsportefeuilles in specifieke regio's, landen of sectoren;

8)  "contribuant": een lidstaat, een internationale financiële instelling of een overheidsinstantie van een lidstaat, een overheidsagentschap of andere publieke of private entiteiten die met contanten of garanties bijdragen aan het gemeenschappelijke voorzieningsfonds; [Am. 67]

8 bis)  "additionaliteit": het beginsel volgens welk de garantie voor extern optreden moet bijdragen tot duurzame ontwikkeling door verrichtingen die zonder deze garantie niet hadden kunnen worden verwezenlijkt of die positieve resultaten opleveren die uitstijgen boven hetgeen zonder die garantie zou zijn verwezenlijkt, alsook het aantrekken van financiering uit de particuliere sector en het verhelpen van marktfalen of suboptimale investeringssituaties, alsook het verbeteren van de kwaliteit, duurzaamheid, impact of schaal van een investering. Het beginsel zorgt er ook voor dat investerings- en financieringsverrichtingen die door de garantie voor extern optreden worden gedekt, niet in de plaats komen van de steun van een lidstaat, particuliere financiering of andere financiële steun van de Unie of internationale financiële steun, en vermijden dat andere openbare of particuliere investeringen worden verdrongen. Projecten die door de garantie voor extern optreden worden ondersteund, hebben in de regel een hoger risicoprofiel dan het portfolio van investeringen dat door in aanmerking komende tegenpartijen wordt ondersteund in het kader van hun normale investeringsbeleid zonder de garantie voor extern optreden; [Am. 68]

8 ter)  "geïndustrialiseerde landen": andere derde landen dan ontwikkelingslanden, zoals vermeld in de lijst van ontvangers van officiële ontwikkelingsbijstand (ODA) van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO (OESO-DAC); [Am. 69]

8 quater)  "armoede": alle omstandigheden waarin mensen achtergesteld zijn en binnen de samenleving en de lokale context als kansarm worden beschouwd; de kernaspecten van armoede houden verband met economische, persoonlijke, politieke en sociaal-culturele mogelijkheden, alsmede de mogelijkheid om zich te beschermen; [Am. 70]

8 quinquies)   "genderbewustzijn": handelen teneinde de maatschappelijke en culturele factoren te begrijpen en in acht te nemen die een rol spelen bij op geslacht gebaseerde uitsluiting en discriminatie op alle terreinen van het openbare en het privéleven; [Am. 71]

8 sexies)   "conflictbewustzijn": handelen in de wetenschap dat alle initiatieven die worden uitgevoerd in door conflicten getroffen omgevingen, een wisselwerking met dat conflict zullen hebben en dat een dergelijke wisselwerking positieve of negatieve consequenties kan hebben; conflictbewustzijn betekent ook dat bij acties van de Unie (politieke acties of acties met betrekking tot beleid of externe hulp) negatieve effecten op de dynamiek van conflicten zo veel mogelijk worden voorkomen en positieve effecten zo veel mogelijk wordt geoptimaliseerd, zodat kan worden bijgedragen aan conflictpreventie, structurele stabiliteit en vredesopbouw. [Am. 72]

Verwijzingen naar mensenrechten hebben tevens betrekking op de fundamentele vrijheden. [Am. 73]

In de context van artikel 15 kunnen de "meest behoeftige landen" ook de in bijlage I opgenomen landen omvatten. [Am. 74]

Artikel 3

Doelstellingen

1.  Het algemene doel van deze verordening is het wereldwijd hooghouden en uitdragen van vaststellen van het financieel kader dat de Unie in staat stelt haar waarden, beginselen en fundamentele belangen van de Unie met het oog op de verwezenlijking van wereldwijd hoog te houden en uit te dragen, in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het externe optreden van de Unie, zoals verankerd in artikel 3, lid 5, artikel 8 en artikel 21 VEU, evenals in de artikelen 11 en 208 VWEU. [Am. 75]

2.  In overeenstemming met lid 1 zijn de specifieke doelstellingen van deze verordening de volgende:

a)  ondersteunen en bevorderen van dialoog en samenwerking met derde landen en regio's in het nabuurschap, in Afrika ten zuiden van de Sahara, Azië en het Stille-Oceaangebied, en in Amerika en het Caribisch Gebied;

a bis)  bijdragen tot de verwezenlijking van de internationale verbintenissen en doelstellingen waar de Unie zich toe heeft verbonden, met name de Agenda 2030, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de overeenkomst van Parijs; [Am. 76]

a ter)  opbouwen van bijzondere en betere betrekkingen met de landen in het zuidelijk en oostelijk nabuurschap van de Unie op basis van samenwerking, vrede en veiligheid, wederzijdse verantwoordingsplicht en gemeenschappelijke verbintenissen tot de universele waarden van democratie, de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten, sociaal-economische integratie, milieubescherming en klimaatactie; [Am. 77]

a quater)  nastreven van de terugdringing en, op de lange termijn, uitbanning van armoede, met name in de minst ontwikkelde landen (MOL's); duurzame sociale en economische ontwikkeling mogelijk maken; [Am. 78]

b)  op mondiaal niveau, consolideren en ondersteunen van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, ondersteunen van het maatschappelijk middenveld organisaties en lokale overheden, , bevorderen van stabiliteit en vrede, voorkomen van conflicten en bevorderen van rechtvaardige en inclusieve samenlevingen, versterken van multilateralisme, internationale rechtvaardigheid en verantwoording, en aanpakken van andere wereldwijde en regionale uitdagingen, waaronder migratie en mobiliteit klimaatverandering en aantasting van het milieu alsook behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid zoals beschreven in bijlage III, met inbegrip van de bevordering van vertrouwenscheppende maatregelen en goede relaties met naburige landen; [Am. 79]

b bis)  beschermen, bevorderen en versterken van de mensenrechten, de democratie, de rechtsstaat en gender- en sociale gelijkheid, ook in bijzonder lastige omstandigheden en noodsituaties, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van mensenrechtenactivisten over de hele wereld; [Am. 80]

c)  snel kunnen inspelen op: situaties van crisis, instabiliteit en conflicten; problemen op het gebied van weerbaarheid en de koppeling van humanitaire hulp en ontwikkelingsmaatregelen; en de behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid ontwikkelingsactie. [Am. 81]

Het verwezenlijken van deze doelstellingen wordt gemeten aan de hand van relevante indicatoren zoals bedoeld in artikel 31.

3.  Ten minste 92 95 % van de financiering in het kader van deze verordening voldoet aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp zoals bepaald door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO. Deze verordening draagt bij tot de collectieve doelstelling om 0,2 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie te besteden ten behoeve van de minst ontwikkelde landen en 0,7 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie te besteden als officiële ontwikkelingshulp gedurende de looptijd van de Agenda 2030. [Am. 82]

3 bis.  Ten minste 20 % van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde officiële ontwikkelingshulp in alle programma's, zowel geografische als thematische, wordt jaarlijks en voor de duur van de acties gereserveerd voor sociale inclusie en menselijke ontwikkeling, teneinde de verstrekking van sociale basisdiensten, zoals gezondheidszorg, onderwijs, voeding en sociale bescherming, te ondersteunen en te versterken, met name ten behoeve van de meest gemarginaliseerde personen en met een nadruk op vrouwen en kinderen. [Am. 83]

3 ter.  Ten minste 85 % van de uit hoofde van deze verordening via officiële ontwikkelingshulp gefinancierde programma's, zowel geografische als thematische, heeft gendergelijkheid en de rechten en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes als hoofd- of belangrijke doelstelling, zoals uiteengezet in de OESO-DAC. Een aanzienlijk deel van deze programma’s heeft gendergelijkheid en de rechten en versterking van de positie van vrouwen en meisjes als hoofddoelstelling. [Am. 84]

Artikel 4

Werkingssfeer en structuur

1.  De steun van de Unie in het kader van deze verordening wordt uitgevoerd toegepast door middel van: [Am. 85]

a)  geografische programma's;

b)  thematische programma's;

c)  acties voor snelle respons.

2.  De geografische programma's omvatten op één of meer landen gerichte samenwerking in de volgende gebieden:

a)  nabuurschap;

b)  Afrika ten zuiden van de Sahara;

c)  Azië en de Stille Oceaan;

d)  Amerika en het Caribisch Gebied;

Geografische programma's kunnen betrekking hebben op alle derde landen, behalve kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten zoals gedefinieerd in Verordening (EU) ..../....(46) (IPA) en landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in Besluit (EU) .../... van de Raad. Er kunnen ook geografische programma's met een continentaal of transregionaal toepassingsgebied tot stand worden gebracht, meer in het bijzonder een pan-Afrikaans programma waaronder de Afrikaanse landen onder de punten a) en b) vallen, alsook een programma waarin de onder de punten b), c) en d) vermelde landen van Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan zijn opgenomen. [Am. 86]

Geografische programma's in de nabuurschapsregio kunnen betrekking hebben op alle in bijlage I vermelde landen en gebieden.

Ter verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen worden de geografische programma's gebaseerd op de samenwerkingsgebieden die zijn vermeld in bijlage II.

3.  De thematische programma's omvatten maatregelen die verband houden met het nastreven van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen op mondiaal niveau, op de volgende gebieden:

a)  mensenrechten en democratie;

b)  maatschappelijk middenveld maatschappelijke organisaties en lokale overheden; [Am. 87]

c)  stabiliteit en vrede;

d)  wereldwijde uitdagingen;

d bis)  behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid. [Am. 88]

Thematische programma's kunnen betrekking hebben op alle derde landen. , alsmede De landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in hebben volledige toegang tot de thematische programma's overeenkomstig Besluit (EU) .../... van de Raad. Hun daadwerkelijke deelname wordt gewaarborgd, rekening houdend met hun specifieke kenmerken en de specifieke uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd. [Am. 89]

Ter verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen worden de thematische programma's gebaseerd op de actiegebieden die zijn vermeld in bijlage III.

4.  De acties voor snelle respons maken het mogelijk snel actie te ondernemen om:

a)  bij te dragen tot vrede, stabiliteit en conflictpreventie in noodsituaties, bij dreigende crisis, tijdens een crisis en na een crisis; [Am. 90]

b)  bij te dragen tot de versterking van de weerbaarheid van staten, met inbegrip van lokale overheden, samenlevingen, gemeenschappen en individuele personen en tot de koppeling van humanitaire hulp en ontwikkelingsmaatregelen. [Am. 91]

c)  de behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid aan te pakken. [Am. 92]

De acties voor snelle respons kunnen betrekking hebben op alle derde landen, alsmede de landen en gebieden overzee zoals gedefinieerd in Besluit (EU) .../... van de Raad.

Ter verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen worden de acties voor snelle respons gebaseerd op de actiegebieden die zijn vermeld in bijlage IV.

5.  Maatregelen Acties in het kader van deze verordening worden hoofdzakelijk uitgevoerd toegepast via geografische programma's. [Am. 93]

De via thematische programma's uitgevoerde toegepaste maatregelen vormen een aanvulling op de maatregelen die worden gefinancierd op grond van de geografische programma's en bieden steun aan wereldwijde en regio-overschrijdende initiatieven die gericht zijn op voor het bereiken van internationaal overeengekomen doelstellingen, in het bijzonder de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, de bescherming van als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a bis), alsook mondiale collectieve goederen of de aanpak van mondiale uitdagingen. Maatregelen Acties kunnen ook onafhankelijk worden uitgevoerd via thematische programma's, ook indien er geen geografisch programma bestaat of indien dit is opgeschort of indien er geen overeenkomst met betrekking tot de maatregel is gesloten met het betrokken partnerland, of wanneer de maatregel niet adequaat kan worden uitgevoerd door middel van geografische programma's. [Am. 94]

Acties voor snelle respons vormen een aanvulling op de geografische en thematische programma's en op acties die worden gefinancierd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 (de “verordening humanitaire hulp”). Die . Deze acties worden zodanig opgezet en uitgevoerd toegepast dat zij, in voorkomend geval, in het kader van geografische of thematische programma's kunnen worden voortgezet. [Am. 95]

6.  De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanvulling of wijziging van de bijlagen II, III en IV.

Artikel 5

Samenhang, consistentie en complementariteit

1.  Bij de uitvoering toegepast van deze verordening worden consistentie, samenhang, synergieën en complementariteit met andere alle gebieden van het externe optreden van de Unie gewaarborgd, met inbegrip van andere externe financieringsinstrumenten, in het bijzonder de IPA III-verordening, alsook de in het kader van hoofdstuk II van titel V, VEU, en het vijfde deel van het VWEU, vastgestelde maatregelen, en met andere relevante beleidslijnen en programma's van de Unie gewaarborgd, evenals de beleidscoherentie voor ontwikkeling. De Unie houdt bij de toepassing van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking. [Am. 96]

1 bis.   De Unie en de lidstaten coördineren hun respectieve steunprogramma's teneinde de uitvoering daarvan doeltreffender en doelmatiger te maken en overlapping bij de financiering te voorkomen. [Am. 97]

1 ter.  Bij de toepassing van deze verordening houden de Commissie en de EDEO rekening met de standpunten van het Europees Parlement. [Am. 98]

2.  Acties die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad vallen, worden niet op grond van deze verordening gefinancierd.

3.  Waar passend kunnen ook andere programma's van de Unie bijdragen tot maatregelen in het kader van deze verordening, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Waar passend kan deze verordening ook bijdragen tot maatregelen in het kader van andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.

Artikel 6

Begroting

1.  De financiële middelen voor de uitvoering toepassing van deze verordening voor de periode 2021-2027 bedragen 89 200 000 82 451 miljoen EUR in prijzen van 2018 (93 154 miljoen EUR in lopende prijzen) [100 %]. [Am. 99]

2.  Het in lid 1 genoemde bedrag wordt als volgt toegewezen:

a)  68 000 63 687 miljoen EUR in prijzen van 2018 (71 954 miljoen EUR in lopende prijzen) [77,24 %] voor geografische programma'sa's: [Am. 100]

–  nabuurschapsbeleid: ten minste 22 000 20 572 miljoen EUR in prijzen van 2018 (23 243 miljoen EUR in lopende prijzen) [24,95 %]; [Am. 101]

–  Afrika ten zuiden van de Sahara: ten minste 32 000 30 723 miljoen EUR in prijzen van 2018 (34 711 miljoen EUR in lopende prijzen) [37,26 %]; [Am. 102]

–  Azië en Stille Oceaan: 8 851 miljoen EUR in prijzen van 2018 (10 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [10,73 %], waarvan ten minste 620 miljoen EUR in prijzen van 2018 (700 miljoen EUR in lopende prijzen) voor de Stille Oceaan; [Am. 103]

–  Amerika en Caribisch gebied: 3 540 miljoen EUR in prijzen van 2018 (4 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [4,29 %], waarvan 1 062 miljoen EUR in prijzen van 2018 (1 200 miljoen EUR in lopende prijzen) voor het Caribisch gebied; [Am. 104]

b)  7 000 9 471 miljoen EUR in prijzen van 2018 (10 700 miljoen EUR in lopende prijzen) [11,49 %] voor thematische programma's: [Am. 105]

–  mensenrechten en democratie: ten minste 1 500 1 770 miljoen EUR in prijzen van 2018 (2 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [2,15 %], waarbij maximaal 25 % van het programma wordt besteed aan de financiering van EU-verkiezingswaarnemingsmissies; [Am. 106]

–  maatschappelijk middenveld maatschappelijke organisaties en lokale overheden: 1 500 2 390 miljoen EUR in prijzen van 2018 (2 700 miljoen EUR in lopende prijzen) [2,90 %], waarvan 1 947 miljoen EUR in prijzen van 2018 (2 200 miljoen EUR in lopende prijzen) [2,36 %] voor maatschappelijke organisaties en 443 miljoen EUR in prijzen van 2018 (500 miljoen EUR in lopende prijzen) [0,54 %] voor lokale overheden; [Am. 107]

–  stabiliteit en vrede: 885 miljoen EUR in prijzen van 2018 (1 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [1,07 %]; [Am. 108]

–  mondiale uitdagingen: 3 000 3 983 miljoen EUR in prijzen van 2018 (4 500 miljoen EUR in lopende prijzen) [4,83 %]; [Am. 109]

–  behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid: 443 miljoen EUR in prijzen van 2018 (500 miljoen EUR in lopende prijzen) [0,54 %]; [Am. 110]

c)  4 000 3 098 miljoen EUR in prijzen van 2018 (3 500 miljoen EUR in lopende prijzen) [3,76 %] voor acties voor snelle respons. :

–  stabiliteit en conflictpreventie in noodsituaties, dreigende crisis-, crisis- en postcrisissituaties: 1 770 miljoen EUR in prijzen van 2018 (2 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [2,15 %];

–  vergroting van de weerbaarheid van staten, samenlevingen, gemeenschappen en personen en de koppeling van humanitaire hulp en ontwikkelingsactie: 1 328 miljoen EUR in prijzen van 2018 (1 500 miljoen EUR in lopende prijzen) [1,61 %]. [Am. 111]

3.  De in lid 2 genoemde bedragen worden overeenkomstig artikel 15 aangevuld met de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten van 10 200 6 196 miljoen EUR in prijzen van 2018 (7 000 miljoen EUR in lopende prijzen) [7,51 %]. [Am. 112]

4.  De in lid 2, onder a), genoemde bedragen stemmen overeen met ten minste 75 % van het in lid 1 genoemde bedrag.

4 bis.  De in artikel 9 bedoelde acties worden gefinancierd tot een bedrag van 270 miljoen EUR. [Am. 113]

4 ter.  De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader toegestaan tijdens de begrotingsprocedure, nadat de instellingen overeenstemming hebben bereikt over de prioriteiten. [Am. 114]

Artikel 7

Beleidskader

De associatieovereenkomsten, partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, multilaterale overeenkomsten handelsovereenkomsten en andere overeenkomsten die een juridisch bindende relatie met de partnerlanden vaststellen, de aanbevelingen en handelingen die zijn vastgesteld door de krachtens deze overeenkomsten opgerichte organen, alsmede relevante multilaterale overeenkomsten, wetgevingshandelingen van de Unie, conclusies van de Europese Raad, conclusies van de Raad, en verklaringen van topontmoetingen of en andere internationale verklaringen en conclusies van bijeenkomsten op hoog niveau met partnerlanden, de desbetreffende resoluties en standpunten van het Europees Parlement, mededelingen van de Commissie of de gezamenlijke mededelingen van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en de verdragen en resoluties van de Verenigde Naties, vormen het algemene beleidskader voor de uitvoering toepassing van deze verordening. [Am. 115]

Artikel 8

Algemene beginselen

1.  De Unie bevordert, ontwikkelt en bestendigt door middel van dialoog en samenwerking met de partnerlanden en -regio's, door haar optreden in de Verenigde Naties en andere internationale fora en door samenwerking met het maatschappelijk middenveld, lokale autoriteiten en particuliere spelers de beginselen waarop zij is gegrondvest, namelijk de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, en de eerbiediging universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, door middel de eerbiediging van dialoog de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en samenwerking met solidariteit en de naleving van de partnerlanden beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en ‑regio's het internationaal recht. De financiering uit hoofde van deze verordening is in overeenstemming met deze beginselen en met de verplichtingen van de Unie krachtens het internationaal recht. [Am. 116]

1 bis.  Overeenkomstig de artikelen 2 en 21 VEU is de bijdrage van de Unie tot de democratie en de rechtsstaat en de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het internationaal recht inzake mensenrechten en het internationaal humanitair recht. [Am. 117]

2.  Een op rechten gebaseerde aanpak die alle mensenrechten - zowel burgerrechten als politieke of economische, sociale en culturele rechten - omvat, wordt toegepast om de beginselen van de mensenrechten te integreren in de uitvoering, de rechthebbenden bij het doen gelden van hun rechten te ondersteunen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan armere gemarginaliseerde en meer kwetsbare groepen, waaronder minderheden, vrouwen, kinderen en jongeren, ouderen, inheemse volkeren, LGBTI's en mensen met een handicap, en de partnerlanden bij te staan bij het nakomen van hun internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten. Deze verordening bevordert gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, jongeren en kinderen, inclusief met betrekking tot hun seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. [Am. 118]

3.  De Unie ondersteunt onder meer de uitvoering van bilaterale, regionale en multilaterale samenwerking en dialoog, partnerschapsovereenkomsten en driehoekssamenwerking.

De Unie bevordert een multilaterale, op regels en waarden gebaseerde benadering van mondiale collectieve publieke goederen en uitdagingen en werkt hiertoe samen met de lidstaten, partnerlanden, internationale organisaties, met inbegrip van internationale financiële instellingen en VN‑agentschappen, ‑fondsen en ‑programma's, en andere donoren. [Am. 119]

De Unie bevordert de samenwerking met internationale en regionale organisaties en andere donoren. [Am. 120]

Voorts wordt in de betrekkingen met de partnerlanden rekening gehouden met hun resultaten bij de uitvoering van hun verbintenissen, internationale overeenkomsten, in het bijzonder de Overeenkomst van Parijs, en contractuele betrekkingen met de Unie, in het bijzonder associatieovereenkomsten, partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en handelsovereenkomsten. [Am. 121]

4.  De samenwerking tussen de Unie en de lidstaten, enerzijds, en de partnerlanden, anderzijds, wordt gebaseerd op en bevordert de beginselen van doeltreffendheid van ontwikkeling, waar van toepassing ongeacht de samenwerkingsvorm, zoals eigen verantwoordelijkheid van partnerlanden voor de ontwikkelingsprioriteiten, resultaatgerichtheid, inclusieve partnerschappen, transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht. transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht, alsmede aanpassing aan de prioriteiten van de partnerlanden. De Unie bevordert doeltreffende en efficiënte mobilisering en benutting van middelen. [Am. 122]

In overeenstemming met het beginsel van inclusief partnerschap zorgt de Commissie er in voorkomend geval voor dat de relevante belanghebbenden van de partnerlanden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en lokale overheden, terdege worden geraadpleegd en op tijd toegang hebben tot relevante informatie, zodat zij een zinvolle rol kunnen spelen bij de opzet, uitvoering toepassing en daarmee verband houdende monitoring van programma's. [Am. 123]

In overeenstemming met het beginsel van eigen inbreng geeft de Commissie, waar passend, de voorkeur aan systemen van de partnerlanden voor de uitvoering toepassing van programma's. [Am. 124]

5.  Om de complementariteit en de doeltreffendheid van hun optreden te bevorderen, coördineren de Unie en de lidstaten hun beleid en plegen zij overleg over hun steunprogramma's, ook in internationale organisaties en tijdens internationale conferenties.

6.  In programma's en acties in het kader van deze verordening worden klimaatverandering, milieubescherming overeenkomstig artikel 11 VWEU, rampenrisicovermindering en -paraatheid, menselijke ontwikkeling, conflictpreventie en vredesopbouw, gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, jongeren en kinderen, non-discriminatie, onderwijs en cultuur, en digitalisering als horizontale thema's geïntegreerd en wordt rekening gehouden met de onderlinge verbanden tussen de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, ter bevordering van geïntegreerde maatregelen die wederzijdse voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt. Deze programma's en acties worden gebaseerd op een analyse van capaciteiten, risico's en zwakke punten en in de opzet worden weerbaarheid en conflictbewustzijn geïntegreerd op basis van een mens- en gemeenschapsgerichte benadering. Het leidende beginsel is dat niemand aan zijn lot mag worden overlaten overgelaten en dat geen schade mag worden berokkend. [Am. 125]

7.  Met Onverminderd de partners andere doelstellingen van het externe optreden van de Unie wordt met de partners een meer gecoördineerde, omvattende en gestructureerde aanpak van migratie ontwikkeld, waarvan de doeltreffendheid regelmatig wordt geëvalueerd, zonder aan de toewijzing van ontwikkelingshulp aan derde landen de voorwaarde te verbinden van samenwerking op het gebied van migratiebeheer, en met volledige eerbiediging van de mensenrechten, inclusief het recht van elk individu om zijn of haar land van herkomst te verlaten. [Am. 126]

7 bis.  De Commissie ziet erop toe dat de in het kader van deze verordening vastgestelde acties met betrekking tot veiligheid, stabiliteit en vrede, met name ten aanzien van de capaciteitsopbouw van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling, de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, alsook cyberveiligheid, worden uitgevoerd in overeenstemming met het internationaal recht, met inbegrip van het internationaal recht inzake mensenrechten en het internationaal humanitair recht. De Commissie kan samen met de begunstigde partners stappenplannen ontwikkelen om de institutionele en operationele naleving van normen inzake transparantie en mensenrechten door militaire actoren te verbeteren. De Commissie houdt nauwlettend toezicht op, evalueert en brengt verslag uit over de uitvoering van deze acties voor elke doelstelling overeenkomstig artikel 31 teneinde de naleving van de mensenrechtenverplichtingen te waarborgen. Voor deze acties hanteert de Commissie een conflictgevoelige benadering, inclusief een rigoureuze en systematische ex-anteconflictanalyse, met volledige integratie van genderanalyse, naast de bepalingen inzake risicobeheer in artikel 8, lid 8, onder b). In overeenstemming met artikel 34 stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast ter aanvulling van deze verordening door een operationeel kader in te richten op basis van de bestaande richtsnoeren, om te waarborgen dat bij de ontwikkeling en toepassing van de in dit artikel bedoelde maatregelen rekening wordt gehouden met de mensenrechten, met name op het vlak van de voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling en van de eerbiediging van een deugdelijke procesvoering, zoals het vermoeden van onschuld, het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. [Am. 127]

8.  De Commissie verstrekt regelmatig informatie aan en overlegt voert regelmatig zinvolle beleidsdialogen met het Europees Parlement, op eigen initiatief en op verzoek van het Parlement. [Am. 128]

8 bis.  De Commissie wisselt regelmatig informatie uit met het maatschappelijk middenveld en de lokale overheden. [Am. 129]

8 ter.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 34 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen door de vaststelling van een passend kader voor risicobeheer, met inbegrip van een beoordeling en risicobeperkende maatregelen voor elke doelstelling van de verordening. [Am. 130]

8 quater.  Transparantie en verantwoording, met een sterke nadruk op verslaglegging en controle, vormen de grondslag voor het gehele instrument. Dit omvat een transparant controlesysteem, inclusief verstrekking van informatie over de ontvangers van middelen en de tijdige uitvoering van betalingen. [Am. 131]

Artikel 9

Capaciteitsopbouw van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling

1.  Krachtens artikel 41, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag de De financiële bijstand van de Unie op grond van deze verordening mag niet worden gebruikt ter financiering van de aanschaf van wapens of munitie of van operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. Alle apparatuur, diensten of technologie die in het kader van deze verordening worden geleverd, worden onderworpen aan strenge controles op overdracht overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, de verordening producten voor tweeërlei gebruik en alle andere toepasselijke beperkende maatregelen van de Unie. Overeenkomstig Verordening (EU) .../... [EU-verordening inzake de handel in goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf en foltering] mag deze verordening niet worden gebruikt om de levering te financieren van materiaal dat gebruikt kan worden voor foltering, mishandeling of andere schendingen van de mensenrechten. [Am. 132]

2.  Om duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen zijn stabiele, vreedzame en inclusieve samenlevingen vereist; daarom kan de bijstand van de Unie in het kader van deze verordening in de in lid 4 beschreven uitzonderlijke omstandigheden worden gebruikt in de context van een bredere hervorming van de veiligheidssector of voor capaciteitsopbouw van militaire actoren in partnerlanden, om ontwikkelingsactiviteiten te kunnen uitvoeren en de nodige veiligheid daarvoor te creëren overeenkomstig de overkoepelende doelstelling van duurzame ontwikkeling. [Am. 133]

3.  De bijstand in het kader van dit artikel kan met name betrekking hebben op programma's voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling, waaronder opleiding, begeleiding en advies, alsmede levering van uitrusting, verbetering van infrastructuur en rechtstreeks met deze bijstand verband houdende diensten.

4.  Bijstand in het kader van dit artikel wordt alleen verstrekt:

a)  wanneer niet aan de vereisten kan worden voldaan door een beroep te doen op niet-militaire actoren om de doelstellingen van de Unie in het kader van deze verordening te bereiken en er sprake is van een bedreiging voor het functioneren van staatsinstellingen of voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de staatsinstellingen er niet in slagen die bedreiging het hoofd te bieden; en

b)  wanneer er tussen het betrokken partnerland en de Unie een consensus is dat militaire actoren van cruciaal belang zijn voor het behouden, scheppen of herstellen van de voorwaarden die essentieel zijn voor duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld in crises en in contexten en situaties die worden gekenmerkt door fragiliteit of destabiliseringwanneer er tussen het betrokken partnerland en de Unie een consensus is dat militaire actoren van cruciaal belang zijn voor het behouden, scheppen of herstellen van de voorwaarden die essentieel zijn voor duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld in crises en in contexten en situaties die worden gekenmerkt door fragiliteit of destabilisering, en die militaire actoren niet betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten of een bedreiging vormen voor het functioneren van overheidsinstellingen. [Am. 134]

5.  De bijstand van de Unie in het kader van dit artikel mag niet worden gebruikt voor de financiering van capaciteitsopbouw van militaire actoren voor andere doeleinden dan activiteiten in verband met ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling. Deze bijstand mag met name niet worden gebruikt voor de financiering van:

a)  periodieke defensie-uitgaven;

b)  de aankoop van wapens en munitie of andere uitrusting die is ontworpen om te doden;

c)  opleiding die is bedoeld om specifiek de gevechtscapaciteit van de strijdkrachten te vergroten.

6.  Bij het opzetten en uitvoeren toepassen van maatregelen in het kader van dit artikel bevordert de Commissie de zeggenschap van het partnerland. De Commissie ontwikkelt ook de noodzakelijke elementen en goede praktijken voor duurzaamheid en aflegging van verantwoording op middellange en lange termijn en bevordert de rechtsstaat en de gevestigde beginselen van internationaal recht. De Commissie zorgt ervoor dat deze maatregelen directe voordelen op het gebied van menselijke veiligheid opleveren voor de bevolking, geïntegreerd zijn in een breder beleid voor de hervorming van de veiligheidssector met krachtige democratische en parlementaire toezichts- en verantwoordingselementen, onder meer in de vorm van een betere dienstverlening op het gebied van beveiliging, en dat zij aansluiten bij vredes- en ontwikkelingsstrategieën voor de lange termijn die zijn ontworpen om de onderliggende oorzaken van het conflict aan te pakken. De Commissie ziet er verder op toe dat acties die gericht zijn op het hervormen van strijdkrachten, ertoe bijdragen dat deze transparanter zijn, meer verantwoording afleggen en beter de mensenrechten eerbiedigen van de personen die onder hun gezag vallen. Voor maatregelen die gericht zijn op het leveren van materiaal aan de strijdkrachten van partnerlanden licht de Commissie per maatregel toe welk soort materiaal zal worden geleverd. De Commissie past de bepalingen van artikel 8, lid 8 ter (nieuw), toe om ervoor te zorgen dat dit materiaal alleen door de beoogde begunstigden zal worden gebruikt. [Am. 135]

7.  De Commissie draagt zorg voor passende risicobeoordelings-, toezichts- en evaluatieprocedures met betrekking tot de maatregelen in het kader van dit artikel voert in het kader van de evaluatie als bedoeld in artikel 32, en meer in het bijzonder met het oog op een tussentijdse evaluatie, gezamenlijke evaluaties met de lidstaten uit. De resultaten worden meegenomen in het ontwerp van de programma's en de toewijzing van middelen, en maken het externe optreden van de Unie nog samenhangender en meer complementair. [Am. 136]

TITEL II

TENUITVOERLEGGING TOEPASSING VAN DEZE VERORDENING [Am. 137]

Hoofdstuk I

Programmering

Artikel 9 bis

Toepassingsgebied van de geografische programma's

1.  De samenwerkingsactiviteiten van de Unie uit hoofde van dit artikel worden door middel van lokale, nationale, regionale, transregionale en continentale activiteiten uitgevoerd.

2.  Ter verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen worden de geografische programma's opgesteld voor de volgende samenwerkingsgebieden:

a)  goed bestuur, democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, fundamentele vrijheden en het maatschappelijk middenveld;

b)  uitbanning van armoede, terugdringing van ongelijkheid en menselijke ontwikkeling;

c)  migratie en mobiliteit;

d)  milieu en klimaatverandering;

e)  inclusieve en duurzame economische groei en waardig werk;

f)  veiligheid, stabiliteit en vrede;

g)  partnerschap.

3.  Nadere gegevens over de in lid 2 bedoelde samenwerkingsgebieden zijn opgenomen in bijlage II. [Am. 138]

Artikel 9 ter

Toepassingsgebied van de thematische programma's

1.  De thematische programma's bestrijken de volgende actiegebieden:

a)  mensenrechten, fundamentele vrijheden en democratie:

–  beschermen en bevorderen van de mensenrechten en mensenrechtenactivisten in landen en noodsituaties waar de mensenrechten en fundamentele vrijheden het meest worden bedreigd, onder meer door op flexibele en alomvattende wijze in dringende behoeften aan bescherming van mensenrechtenactivisten te voorzien,

–  eerbiedigen van de mensenrechten en fundamentele vrijheden voor allen, bijdragen aan de totstandbrenging van samenlevingen waarin participatie, non-discriminatie, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en verantwoordingsplicht prevaleren,

–  consolideren en ondersteunen van de democratie, met aandacht voor alle aspecten van democratisch bestuur, waaronder het versterken van het democratisch pluralisme en de participatie van burgers, inclusief door de ondersteuning van burgerorganisaties voor verkiezingswaarneming en hun regionale netwerken wereldwijd, het creëren van een gunstig klimaat voor het maatschappelijk middenveld en het ondersteunen van een geloofwaardig, inclusief en transparant electoraal proces gedurende de gehele verkiezingscyclus, met name door middel van de EU-verkiezingswaarnemingsmissies (EU EOM's),

–  bevorderen van effectief multilateralisme en strategische partnerschappen om bij te dragen aan de versterking van de capaciteit van internationale, regionale en nationale kaders en om lokale actoren meer slagkracht te bezorgen om de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat te bevorderen en te beschermen,

–  bevorderen van nieuwe regio-overschrijdende synergieën en netwerkactiviteiten tussen organisaties van het lokale maatschappelijk middenveld en tussen het maatschappelijk middenveld en andere organen en -instanties op het gebied van de mensenrechten, om de uitwisseling van beste praktijken inzake mensenrechten en democratie te maximaliseren en een positieve dynamiek tot stand te brengen;

b)  maatschappelijke organisaties en lokale overheden:

–  ondersteunen van een inclusief, participerend, slagkrachtig en onafhankelijk maatschappelijk middenveld in de partnerlanden,

–  bevorderen van de dialoog met en tussen maatschappelijke organisaties,

–  steun verlenen aan de capaciteitsopbouw van lokale overheden en hun deskundigheid inzetten om een territoriale aanpak voor ontwikkeling te bevorderen,

–  verhogen van de bewustwording, kennis en betrokkenheid van de burgers van de Unie ten aanzien van de in artikel 3 van deze verordening genoemde doelstellingen,

–  ondersteunen van de deelname van het maatschappelijk middenveld aan belangenbehartiging bij de totstandkoming van openbaar beleid en aan overleg met overheden en internationale instellingen,

–  ondersteunen van maatschappelijke organisaties bij de bewustmaking van consumenten en burgers met betrekking tot milieuvriendelijke en op eerlijke handel gebaseerde productie en consumptie, om hen te stimuleren duurzamer keuzes te maken;

c)  stabiliteit en vrede:

–  bijstand voor conflictpreventie, vredesopbouw en crisisparaatheid,

–  bijstand voor het aanpakken van mondiale en transregionale dreigingen en opkomende dreigingen;

d)  mondiale uitdagingen:

–  gezondheid,

–  onderwijs,

–  gendergelijkheid,

–  kinderen en jongeren,

–  migratie en gedwongen ontheemding,

–  waardig werk, sociale bescherming en ongelijkheid,

–  cultuur,

–  waarborgen van een gezond milieu en aanpak van de klimaatverandering,

–  duurzame energie,

–  duurzame en inclusieve groei, waardig werk en betrokkenheid van de particuliere sector,

–  voedselvoorziening,

–  bevordering van inclusieve samenlevingen, goed economisch bestuur en een transparant beheer van overheidsmiddelen,

–  toegang tot veilig drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne;

e)  behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid:

–  ondersteunen van de bilaterale, regionale en interregionale samenwerkingsstrategieën van de Unie, bevorderen van beleidsdialogen en ontwikkelen van collectieve benaderingen van en antwoorden op uitdagingen van mondiaal belang,

–  ondersteunen van het handelsbeleid van de Unie,

–  bijdragen tot de uitvoering van de internationale dimensie van het interne beleid van de Unie en bevorderen van het algemene inzicht in en de algemene zichtbaarheid van de Unie en haar rol op het wereldtoneel;

2.  Nadere gegevens over de in lid 1 bedoelde samenwerkingsgebieden zijn opgenomen in bijlage III. [Am. 139]

Artikel 10

Algemene benadering van de programmering

1.  Samenwerking en acties in het kader van deze verordening worden geprogrammeerd, behalve voor acties voor snelle respons als bedoeld in artikel 4, lid 4.

2.  Op basis van artikel 7 geschiedt de programmering in het kader van deze verordening op basis van het volgende:

a)  programmeringsdocumenten bieden een samenhangend kader voor de samenwerking tussen de Unie en de betrokken partnerlanden of partnerregio's, in overeenstemming met het overkoepelende doel en toepassingsgebied, en met de doelstellingen en beginselen die in deze verordening zijn uiteengezet, op basis van de strategie van de Unie voor een partnerland of ‑regio of op basis van de thematische strategieën van de Unie; [Am. 140]

b)  de Unie en de lidstaten plegen in een vroeg stadium van en gedurende het gehele programmeringsproces overleg ter bevordering van de samenhang, complementariteit en consistentie van hun samenwerkingsactiviteiten. Gezamenlijke programmering heeft de voorkeur voor landenprogrammering. Gezamenlijke programmering staat open voor andere donoren, indien relevant;

c)  de Unie raadpleegt ook stimuleert in een vroeg stadium en gedurende het hele programmeringsproces een regelmatige, tussen de diverse belanghebbenden gevoerde, inclusieve dialoog met andere donoren en actoren, zowel van binnen als van buiten de Unie, waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten, indien relevant en particuliere en politieke stichtingen. Het Europees Parlement wordt in kennis worden gesteld van de resultaten van deze raadplegingen. [Am. 141]

d)  thematische programma's inzake mensenrechten, democratie en , het maatschappelijk middenveld en lokale overheden, en stabiliteit en vrede als bedoeld in artikel 4, lid 3, onder a), b) en b c), zijn niet afhankelijk van de toestemming van de regeringen en andere overheidsorganen van de betrokken derde landen. Met deze de thematische programma's inzake mensenrechten, democratie, het maatschappelijk middenveld en lokale overheden wordt voornamelijk steun verleend voor het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van mensenrechtenactivisten en journalisten die onder druk staan. [Am. 142]

Artikel 11

Programmeringsbeginselen voor geografische programma's [Am. 143]

-1.  Bij de programmering in het kader van deze verordening wordt terdege rekening gehouden met de mensenrechten, fundamentele vrijheden, goed bestuur en democratie in de partnerlanden. [Am. 144]

-1 bis.  De voorbereiding, toepassing en evaluatie van alle programmeringsdocumenten uit hoofde van dit artikel is in overeenstemming met de beginselen inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling en de beginselen inzake de doeltreffendheid van hulp. [Am. 145]

-1 ter.  De geografische en thematische programma's vullen elkaar aan en zijn met elkaar in overeenstemming en zij leveren toegevoegde waarde op. [Am. 146]

1.  De programmering van de geografische programma's wordt gebaseerd op de volgende beginselen:

a)  onverminderd lid 4 worden acties zoveel mogelijk gebaseerd op een inclusieve dialoog tussen de instellingen van de Unie, de lidstaten en de betrokken partnerlanden, met inbegrip van nationale, lokale en lokale regionale autoriteiten, organisaties van het maatschappelijk middenveld, regionale, nationale en lokale parlementen, gemeenschappen en andere belanghebbenden, om de democratische betrokkenheid bij het proces te vergroten en om steun voor nationale en regionale strategieën aan te moedigen; [Am. 147]

b)  indien van toepassing, waar mogelijk wordt de programmeringsperiode afgestemd op de strategische cycli van de partnerlanden; [Am. 148]

c)  samenwerkingsactiviteiten kunnen worden gefinancierd uit verschillende toewijzingen als vermeld in artikel 6, lid 2, en uit andere programma's van de Unie volgens hun basisbesluiten.

2.  De Onverminderd lid 1 biedt de programmering van de geografische programma's biedt een specifiek kader op maat voor samenwerking op basis van: [Am. 149]

a)  de behoeften van de partners, vastgesteld op basis van specifieke criteria en een grondige analyse, waarbij rekening wordt gehouden met de bevolking, armoede, ongelijkheid, menselijke ontwikkeling, de situatie op het gebied van mensenrechten, fundamentele vrijheden, democratie en gendergelijkheid, ruimte voor maatschappelijke organisaties, economische en ecologische kwetsbaarheid en weerbaarheid van de staat en de maatschappij; [Am. 150]

b)  de capaciteit van de partners om financiële binnenlandse middelen aan te mobiliseren trekken en doeltreffend in te gebruiken en zetten ter ondersteuning van nationale ontwikkelingsdoelstellingen, alsook hun absorptievermogen; [Am. 151]

c)  de verbintenissen van de partners, met inbegrip van de verbintenissen die gezamenlijk met de Unie zijn aangegaan, en hun prestaties inspanningen, vastgesteld op basis van criteria zoals politieke hervorming, vooruitgang op het gebied van de rechtsstaat, goed bestuur, mensenrechten en de bestrijding van corruptie, economische en sociale ontwikkeling, ecologische duurzaamheid en het doeltreffende gebruik van hulp; [Am. 152]

d)  het potentiële effect van de financiering van de Unie in partnerlanden en partnerregio's;

e)  de capaciteit en de inzet van de partners voor de bevordering van gemeenschappelijke belangen waarden, beginselen en waarden fundamentele belangen, en voor de ondersteuning van gemeenschappelijke doelstellingen en multilaterale allianties, alsmede de bevordering van EU-prioriteiten. [Am. 153]

3.  De meest behoeftige landen, met name de minst ontwikkelde landen, lage-inkomenslanden en landen in crisis-, postcrisis- of fragiele en kwetsbare situaties, met inbegrip van kleine insulaire ontwikkelingslanden, krijgen prioriteit bij de toewijzing van middelen.

4.  De samenwerking met geïndustrialiseerde landen moet zich richten op het bevorderen van de belangen van de Unie en wederzijdse belangen, en van gezamenlijke fundamentele belangen en waarden, gemeenschappelijk overeengekomen doelstellingen en multilaterale betrekkingen. Deze samenwerking is in voorkomend geval gebaseerd op een dialoog tussen de Unie, met inbegrip van het Europees Parlement, en de lidstaten, met betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. [Am. 154]

5.  De programmeringsdocumenten voor geografische programma's zijn resultaatgericht en houden in voorkomend geval rekening met internationaal overeengekomen streefdoelen en indicatoren, in het bijzonder de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, alsook kaders op nationaal niveau, voor het beoordelen en rapporteren van de Unie-bijdrage aan de resultaten op het niveau van de outputs, resultaten en impact bevatten indien mogelijk duidelijke streefdoelen en indicatoren om de voortgang en effecten van de bijstand van de Unie te meten. De indicatoren kunnen in voorkomend geval gebaseerd zijn op internationaal overeengekomen normen, in het bijzonder de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, alsook kaders op nationaal niveau. [Am. 155]

6.  Bij het opstellen van de programmeringsdocumenten voor landen en regio's in crisis-, postcrisis-, fragiele en kwetsbare situaties wordt terdege rekening gehouden met de speciale behoeften en omstandigheden van de betrokken landen of regio's, alsook met hun kwetsbaarheden, risico's en capaciteiten met het oog op het vergroten van hun weerbaarheid. Tevens dient aandacht te worden besteed aan conflictpreventie, staats- en vredesopbouw, verzoening en wederopbouw na een conflict en rampenparaatheid, alsmede aan de rol van vrouwen en de rechten van kinderen in deze processen. Er wordt een op de mensenrechten gebaseerde en op mensen gerichte aanpak toegepast.

Ten aanzien van partnerlanden of -regio's die rechtstreeks betrokken zijn bij of de gevolgen ondervinden van een crisis-, postcrisis- of kwetsbare situatie, wordt bijzondere nadruk gelegd op versterking van de coördinatie tussen alle relevante actoren teneinde het voorkomen van geweld en de overgang van noodsituatie naar ontwikkelingsfase te faciliteren. [Am. 156]

7.  Deze verordening draagt op basis van de uit hoofde van artikel 4, lid 2, van deze verordening ingestelde programma's bij aan acties in het kader van de Erasmusverordening. Er moet een indicatief bedrag van 2 000 miljoen EUR uit de geografische programma's worden toegewezen aan acties die gericht zijn op mobiliteit, samenwerking en politieke dialoog met autoriteiten, instellingen en organisaties in de partnerlanden. Op basis van deze verordening wordt een enkelvoudig programmeringsdocument opgesteld voor een periode van zeven jaar, waarbij ook middelen uit de IPA III-verordening worden betrokken. Op het gebruik van deze middelen is de Erasmusverordening van toepassing, waarbij de naleving van de IPA III-verordening wordt gewaarborgd. [Am. 157]

7 bis.   Deze verordening draagt bij aan acties in het kader van de Creatief Europa-verordening. Op basis van deze verordening wordt een enkelvoudig programmeringsdocument opgesteld voor een periode van zeven jaar, waarbij ook middelen uit de IPA III-verordening worden betrokken. Op het gebruik van deze middelen is de Creatief Europa-verordening van toepassing. [Am. 158]

Artikel 12

Programmeringsdocumenten voor geografische programma's

-1.  De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 34 ter aanvulling van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door kaders vast te stellen voor ieder specifiek meerjarig landenprogramma en meerlandenprogramma. Met die kaderbepalingen worden:

a)  de prioritaire gebieden als bedoeld in de artikelen 9 bis en 15 ter nader bepaald;

b)  de specifieke gedetailleerde en meetbare doelstellingen van elk programma vastgelegd;

c)  de verwachte resultaten vastgesteld, met meetbare streefdoelen en duidelijke en specifieke prestatie-indicatoren, gekoppeld aan de doelstellingen;

d)  de indicatieve financiële toewijzing vastgesteld, zowel in haar geheel als per prioriteitsgebied;

e)  de samenwerkingsvormen vastgelegd, met inbegrip van de bijdragen aan de garantie voor extern optreden. [Am. 159]

1.  Deze verordening wordt voor geografische programma's ten uitvoer gelegd door middel van meerjarige indicatieve landenprogramma's en meerlandenprogramma's. [Am. 160]

2.  In meerjarige indicatieve programma's worden de prioritaire terreinen beschreven die voor financiering van de Unie in aanmerking komen, alsmede de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten, duidelijke en specifieke prestatie-indicatoren en de indicatieve financiële toewijzing, zowel in totaal als per prioritair terrein. [Am. 161]

3.  De meerjarige indicatieve programma's worden opgesteld op basis van: [Am. 62]

-a)  een verslag met een analyse overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de behoeften, capaciteiten, verbintenissen en prestaties van het partnerland of de partnerlanden in kwestie en de mogelijke effecten van financiering door de Unie, evenals een of meer van de onderstaande aspecten: [Am. 163]

a)  een nationale of regionale ontwikkelingsstrategie in de vorm van een ontwikkelingsplan of een soortgelijk document dat gebaseerd is op een zinvolle raadpleging van de lokale bevolking en het maatschappelijk middenveld en dat door de Commissie is aanvaard als basis voor het daarmee overeenstemmende meerjarig indicatief programma op het moment dat laatstgenoemd document wordt vastgesteld; [Am. 164]

b)  een kaderdocument document, waarin het beleid van de Unie ten aanzien van de betrokken partner of partners is neergelegd, met inbegrip van een gezamenlijk document tussen de Unie en de lidstaten; [Am. 165]

c)  een gezamenlijk document tussen de Unie en de betrokken partner of partners met gemeenschappelijke prioriteiten.

4.  Om het effect van collectieve samenwerking van de Unie te vergroten, worden de programmeringsdocumenten van de Unie en de lidstaten zoveel mogelijk vervangen door een gezamenlijk programmeringsdocument. Het meerjarige indicatieve programma van de Unie kan worden vervangen door een gezamenlijk programmeringsdocument op voorwaarde dat dit overeenkomstig een uit hoofde van artikel 14 vastgestelde handeling is goedgekeurd en in overeenstemming is met de artikelen 10 en 11, de in lid 2 van dit artikel vermeld vermelde elementen bevat, en dat hierin de taakverdeling tussen de Unie en de lidstaten wordt vastgesteld. [Am. 166]

4 bis.  In de meerjarige programma's kan ten hoogste 5 % van het totaalbedrag worden gereserveerd voor middelen die niet worden toegewezen aan een prioriteitsgebied, een partnerland of een groep partnerlanden. Deze middelen worden toegewezen overeenkomstig artikel 21. [Am. 167]

Artikel 13

Programmeringsdocumenten voor thematische programma's

-1.  De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 34 ter aanvulling van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door kaders vast te stellen voor ieder specifiek meerjarig thematisch programma. Met die kaderbepalingen worden:

a)  de prioritaire gebieden als bedoeld in artikel 9 ter nader bepaald;

b)  de specifieke gedetailleerde en meetbare doelstellingen van elk programma vastgelegd;

c)  de verwachte resultaten vastgesteld, met meetbare streefdoelen en duidelijke en specifieke prestatie-indicatoren, gekoppeld aan de doelstellingen;

d)  de indicatieve financiële toewijzing vastgesteld, zowel in haar geheel als per prioriteitsgebied;

e)  de samenwerkingsvormen vastgelegd. [Am. 168]

1.  Deze verordening wordt voor thematische programma's ten uitvoer gelegd door middel van meerjarige indicatieve programma's. [Am. 169]

2.  In meerjarige indicatieve programma's voor thematische programma's wordt de strategie van de Unie beschreven, alsmede de prioritaire terreinen die voor financiering door de Unie in aanmerking komen, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten, duidelijke en specifieke prestatie-indicatoren, de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners voor het betrokken thema. [Am. 170]

Indien van toepassing worden middelen en interventieprioriteiten voor deelname aan mondiale initiatieven vastgelegd.

De meerjarige indicatieve programma's voor thematische programma's vermelden de indicatieve financiële toewijzing, zowel in totaal, per samenwerkingsgebied als per prioriteit. Eventueel kan de indicatieve financiële toewijzing worden opgegeven in de vorm van een minimum- en een maximumbedrag. [Am. 171]

De in de artikelen 12 en 13 bedoelde kaderbepalingen zijn gebaseerd op een verslag waarin een analyse is opgenomen van de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners met betrekking tot het betrokken thema en waarin de van het programma verwachte resultaten worden opgegeven. [Am. 172]

2 bis.   In de meerjarige programma's kan ten hoogste 5 % van het totaalbedrag worden gereserveerd voor middelen die niet worden toegewezen aan een prioriteitsgebied, een partnerland of een groep partnerlanden. Deze middelen worden toegewezen overeenkomstig artikel 21. [Am. 173]

Artikel 14

Vaststelling en wijziging van meerjarige indicatieve programma's [Am. 174]

1.  De in de artikelen 12 en 13 bedoelde meerjarige indicatieve programma's worden door de Commissie vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 34 ter aanvulling van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door kaders vast te stellen voor de in de artikelen 12 en 13 bedoelde meerjarige programma's. Deze uitvoeringshandelingen gedelegeerde handelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 35, lid 2, 34 bedoelde onderzoeksprocedure procedure. Deze procedure is tevens van toepassing op de in de leden 3, 4 en 5 van dit artikel bedoelde herzieningen die tot een significante inhoudelijke wijziging van het meerjarige indicatieve programma leiden. [Am. 175]

2.  Bij de vaststelling van gezamenlijke meerjarige programmeringsdocumenten als bedoeld in artikel 12, is het besluit van de Commissie de gedelegeerde handeling alleen van toepassing op de bijdrage van de Unie aan het gezamenlijke meerjarige programmeringsdocument. [Am. 176]

3.  De meerjarige indicatieve programma's voor geografische programma's kunnen zo nodig worden herzien met het oog op een doeltreffende tenuitvoerlegging, met name bij materiële veranderingen in het in artikel 7 bedoelde beleidskader of in een crisis- of een postcrisissituatie. geografische en thematische programma's lopen uiterlijk op 30 juni 2025 af. De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2025 nieuwe meerjarige programma's vast op basis van de resultaten, bevindingen en conclusies van de in artikel 32 bedoelde tussentijdse evaluatie. [Am. 177]

4.  De meerjarige indicatieve programma's voor thematische programma's kunnen zo nodig worden herzien gewijzigd met het oog op een doeltreffende tenuitvoerlegging toepassing, met name bij materiële veranderingen in het in artikel 7 bedoelde beleidskader. De meerjarenprogramma's worden gewijzigd in gevallen waar het gebruik van de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten een wijziging van de kaderbepalingen van het betrokken programma nodig maakt. [Am. 178]

5.  Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, zoals bij crises of onmiddellijke bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden, kan de Commissie de meerjarige indicatieve programma's als bedoeld in de artikelen 12 en 13 herzien door gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig de urgentieprocedure als bedoeld in artikel 35, lid 4 34 bis. [Am. 179]

Artikel 15

Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

1.  Het in artikel 6, lid 3, genoemde bedrag wordt onder meer gebruikt gebruikt in naar behoren gemotiveerde gevallen en in volledige complementariteit en samenhang met de in het kader van deze verordening vastgestelde handelingen, waarbij voorrang wordt gegeven aan de meest behoeftige landen: [Am. 180]

a)  om te zorgen voor een passende respons van de Unie bij onvoorziene omstandigheden behoeften die niet door de programma's en programmeringsdocumenten worden gedekt; [Am. 181]

b)  om in te spelen op nieuwe behoeften of uitdagingen, bijvoorbeeld aan de buitengrenzen van de Unie of haar buurlanden of aan de grenzen van derde landen in verband met door de natuur of door de mens veroorzaakte crisis- en postcrisissituaties, of migratiedruk migratieverschijnselen, met name gedwongen ontheemding; [Am. 182]

c)  om nieuwe door de Unie geleide of internationale initiatieven of prioriteiten te bevorderen of hierop te reageren. [Am. 183]

2.  Het gebruik van deze middelen wordt bepaald overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld in de artikelen 14 en 21.

Artikel 15 bis

Opschorting van steun

1.  Onverminderd de bepalingen inzake de opschorting van steun in overeenkomsten met partnerlanden en -regio's, is de Commissie, indien een partnerland aanhoudend verzuimt de beginselen van democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, of de nucleaire veiligheidsnormen in acht te nemen, overeenkomstig artikel 34 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VII bis om een partnerland toe te voegen aan de lijst met partnerlanden waarvoor de bijstand van de Unie geheel of gedeeltelijk is opgeschort. In het geval van een gedeeltelijke opschorting wordt opgegeven voor welke programma's de opschorting geldt.

2.  Wanneer de Commissie van mening is dat de redenen voor opschorting van de steun niet langer van toepassing zijn, is zij bevoegd om overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VII bis te wijzigen teneinde de steun van de Unie opnieuw in te stellen.

3.  In geval van gedeeltelijke opschorting wordt de steun van de Unie in de eerste plaats gebruikt om maatschappelijke organisaties en niet-overheidsactoren te steunen voor maatregelen die zijn gericht op de bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden, en op de ondersteuning van democratiserings- en dialoogprocessen in partnerlanden

4.  De Commissie houdt bij haar besluitvorming naar behoren rekening met de relevante resoluties van het Europees Parlement. [Am. 184]

HOOFDSTUK II

Specifieke bepalingen voor het nabuurschap

Artikel 15 ter

Specifieke doelstellingen voor de nabuurschapsregio

1.  Overeenkomstig de artikelen 3 en 4 is de in het kader van deze verordening verleende steun van de Unie voor de nabuurschapsregio bestemd voor de volgende doelstellingen:

a)  zorgen voor meer politieke samenwerking en eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het Europese nabuurschapsbeleid door de Unie en de partnerlanden;

b)  ondersteunen van de tenuitvoerlegging van associatieovereenkomsten, of andere bestaande en toekomstige overeenkomsten, en gezamenlijk overeengekomen associatieagenda's en partnerschapsprioriteiten of gelijkwaardige documenten;

c)  versterken en consolideren van de democratie, staatsopbouw, goed bestuur, de rechtsstaat en de mensenrechten, en het bevorderen van een doeltreffender manier om hervormingen ten uitvoer te leggen op basis van wederzijds overeengekomen modellen;

d)  stabiliseren van het nabuurschap op politiek, economisch en veiligheidsgebied;

e)  versterken van de regionale samenwerking, met name in het kader van het Oostelijk Partnerschap en de Unie voor het Middellandse Zeegebied, en van de samenwerking in het Europese nabuurschapsgebied als geheel, alsmede van de grensoverschrijdende samenwerking;

f)  stimuleren van vertrouwenscheppende maatregelen, goede relaties met naburige landen en andere maatregelen die bijdragen tot veiligheid in al haar vormen en tot de preventie en schikking van conflicten, met inbegrip van conflicten die al lang aanslepen, steun voor getroffen bevolkingsgroepen en wederopbouw, en eerbiediging van het multilateralisme en het internationaal recht;

g)  bevorderen van een intensiever partnerschap tussen de samenlevingen van de Unie en de partnerlanden, onder meer via een verbetering van de mobiliteit en van de persoonlijke contacten, met name in verband met culturele, onderwijs-, beroepsmatige en sportactiviteiten;

h)  intensiveren van de samenwerking met betrekking tot zowel reguliere als irreguliere migratie;

i)  verwezenlijken van geleidelijke integratie in de interne markt van de Unie en meer samenwerking binnen en tussen sectoren, onder andere door aanpassing aan de wet- en regelgeving van de Unie en andere relevante internationale normen, en betere markttoegang, onder meer door diepe en brede vrijhandelsruimten en daarmee verband houdende maatregelen voor institutionele opbouw en investeringen;

j)  ondersteunen van duurzame, inclusieve en voor de samenleving bevorderlijke economische en sociale ontwikkeling voor iedereen door werkgelegenheid te scheppen en de inzetbaarheid te bevorderen, met name voor jongeren;

k)  bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Parijs door de samenwerking op het gebied van de continuïteit van de energievoorziening te intensiveren en door de doelstellingen inzake hernieuwbare energiebronnen, duurzame energie en energie-efficiëntie te bevorderen;

l)  stimuleren van de totstandbrenging van thematische kaders met buurlanden van partnerlanden uit het nabuurschap om gemeenschappelijke uitdagingen zoals migratie, energie, veiligheid en gezondheid aan te pakken. [Am. 185]

Artikel 16

Programmeringsdocumenten en toewijzingscriteria

1.  Voor de in bijlage I vermelde partnerlanden worden de prioritaire gebieden voor financiering van de Unie vooral geselecteerd uit de documenten als bedoeld in artikel 12, lid 3, onder c), in overeenstemming met de samenwerkingsgebieden voor de nabuurschapsregio die zijn opgenomen in bijlage II.

2.  In afwijking van artikel 11, lid 2, wordt de steun van de Unie in het kader van geografische programma's in de nabuurschapsregio gedifferentieerd qua vorm en omvang, rekening houdend met de volgende elementen van het partnerland:

a)  de behoeften, op basis van indicatoren zoals bevolking en ontwikkelingsgraad;

b)  de verbintenis tot en de vorderingen met wederzijds overeengekomen politieke, economische, ecologische en sociale hervormingsdoelstellingen; [Am. 186]

c)  de verbintenis tot en de vorderingen met de opbouw van een diepgewortelde en duurzame democratie, met inbegrip van de bevordering van de mensenrechten, goed bestuur, de handhaving van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie; [Am. 187]

c bis)  gehechtheid aan multilateralisme; [Am. 188]

d)  het partnerschap met de Unie en de ambities met betrekking tot dat partnerschap;

e)  de absorptiecapaciteit en het potentiële effect van de in het kader van deze verordening verleende steun van de Unie.

3.  De in lid 2 bedoelde steun wordt verwerkt in de in artikel 12 bedoelde programmeringsdocumenten.

3 bis.  Steun van de Unie aan de in bijlage I vermelde partnerlanden wordt toegepast overeenkomstig het beginsel van medefinanciering als bedoeld in artikel 190 van het Financieel Reglement. [Am. 189]

Artikel 17

Op prestaties gebaseerde benadering

1.  Minstens 10 % van de in artikel 4 6, lid 2, onder a)), eerste streepje, genoemde financiële middelen ter aanvulling van de financiële toewijzingen per land, als bedoeld in artikel 12, wordt indicatief toegewezen aan de partnerlanden opgesomd in bijlage I met het oog op de uitvoering toepassing van de prestatiegebaseerde benadering. De toewijzingen op basis van prestaties worden vastgesteld op basis van hun vooruitgang in de richting van democratie, mensenrechten, rechtsstatelijkheid, goed bestuur, samenwerking inzake veilige, ordelijke en reguliere migratie, economische governance en te tenuitvoerlegging van overeengekomen hervormingen. De vorderingen van de partnerlanden worden jaarlijks beoordeeld met de actieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, in het bijzonder door middel van voortgangsverslagen per land waarin trends ten opzichte van de voorgaande jaren worden opgenomen. [Am. 190]

1 bis.  Over de toepassing van de op prestaties gebaseerde benadering uit hoofde van deze verordening wordt in het Europees Parlement en in de Raad regelmatig van gedachten gewisseld. [Am. 191]

2.  De op prestaties gebaseerde aanpak is niet van toepassing op steun voor het maatschappelijk middenveld en contacten tussen mensen, daaronder begrepen samenwerking tussen lokale autoriteiten, noch op steun ter verbetering van de mensenrechten of op crisisgerelateerde steunmaatregelen. In geval van ernstige of blijvende achteruitgang van de democratie, de mensenrechten of de rechtsstaat kan wordt de steun voor dergelijke acties worden in voorkomend geval verhoogd. [Am. 192]

2 bis.  De Commissie en de EDEO evalueren de op prestaties gebaseerde steun in geval van ernstige of blijvende achteruitgang van de democratie, de mensenrechten of de rechtsstaat. [Am. 193]

2 ter.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 34 een gedelegeerde handeling vast teneinde deze verordening aan te vullen door de vaststelling van het methodologische kader voor de prestatiegebaseerde benadering. [Am. 194]

Artikel 18

Grensoverschrijdende samenwerking

1.  Grensoverschrijdende samenwerking, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 3, heeft betrekking op samenwerking inzake aangrenzende landgrenzen land- en zeegrenzen, transnationale samenwerking binnen grotere transnationale gebieden, maritieme samenwerking rond zeegebieden, alsook interregionale samenwerking. Bij grensoverschrijdende samenwerking wordt gestreefd naar coherentie met de doelstellingen van bestaande en toekomstige macroregionale strategieën en regionale integratieprocessen. [Am. 195]

2.  De nabuurschapsregio draagt bij aan de in lid 1 bedoelde programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad(47) (“de ETS-verordening”). Maximaal 4 % van de financiële middelen voor de nabuurschapsregio wordt indicatief toegewezen ter ondersteuning van die programma's.

3.  Bijdragen aan programma's voor grensoverschrijdende samenwerking worden vastgesteld en gebruikt overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de ETS-verordening.

4.  Het medefinancieringspercentage van de Unie mag niet meer bedragen dan 90 % van de subsidiabele uitgaven van een grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma. Voor technische bijstand bedraagt het medefinancieringspercentage 100 %.

5.  Voorfinanciering voor programma's voor grensoverschrijdende samenwerking wordt vastgesteld in het werkprogramma in overeenstemming met de behoeften van de deelnemende derde landen en gebieden, en mag het in artikel 49 van de ETS-verordening genoemde percentage overschrijden.

6.  Een meerjarig indicatief strategiedocument voor grensoverschrijdende samenwerking, dat de in artikel 12, lid 2, van deze verordening genoemde elementen moet bevatten, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de ETS-verordening.

7.  Indien programma's voor grensoverschrijdende samenwerking worden beëindigd overeenkomstig artikel 12 van de ETS-verordening, kan nabuurschapssteun voor het stopgezette programma die beschikbaar blijft, worden gebruikt voor de financiering van andere activiteiten in de nabuurschapsregio.

Hoofdstuk III

Actieplannen, maatregelen en uitvoeringsmethoden Uitvoering [Am. 196]

Artikel 19

Actieplannen en maatregelen

1.  De Commissie keurt jaarlijkse of meerjarige actieplannen of maatregelen goed. Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van afzonderlijke maatregelen, bijzondere maatregelen, ondersteunende maatregelen of buitengewone steunmaatregelen. In de actieplannen en maatregelen worden voor elke actie de nagestreefde doelstellingen, de verwachte resultaten en hoofdactiviteiten, de uitvoeringsmethoden toepassingsmethoden, de begroting en eventuele bijbehorende ondersteunende uitgaven vermeld. [Am. 197]

2.  Actieplannen worden gebaseerd op programmeringsdocumenten, met uitzondering van de gevallen bedoeld in de leden 3 en 4.

Indien nodig kan een actie, vóór of na de vaststelling van actieplannen, als afzonderlijke maatregel worden vastgesteld. Afzonderlijke maatregelen worden gebaseerd op programmeringsdocumenten, met uitzondering van de in lid 3 bedoelde gevallen en in andere naar behoren gemotiveerde gevallen.

In geval van onvoorziene behoeften of omstandigheden, en wanneer financiering uit passender bronnen niet mogelijk is, kan de Commissie bijzondere maatregelen vaststellen waarin die niet is voorzien in gebaseerd zijn op de programmeringsdocumenten. [Am. 198]

3.  Jaarlijkse of meerjarige actieplannen en afzonderlijke maatregelen kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van acties voor snelle respons als bedoeld in artikel 4, lid 4, onder b), en c). [Am. 199]

4.  De Commissie kan buitengewone steunmaatregelen vaststellen voor acties voor snelle respons, als bedoeld in artikel 4, lid 4, onder a).

Een dergelijke buitengewone steunmaatregel kan een duur van maximaal 18 maanden hebben, die maximaal twee maal kan worden verlengd met een periode van in totaal maximaal zes maanden, tot een maximale duur van 30 maanden, wanneer de tenuitvoerlegging ervan stuit op objectieve, onvoorziene hindernissen, mits het aan de maatregel verbonden financiële bedrag niet hoger wordt. [Am. 200]

In geval van langdurige crises of conflicten kan de Commissie een tweede buitengewone steunmaatregel vaststellen voor de duur van maximaal 18 maanden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen er verdere maatregelen worden genomen indien de continuïteit van het optreden van de Unie van essentieel belang is en niet door andere middelen kan worden verzekerd. [Am. 201]

4 bis.  Uit hoofde van artikel 19, leden 3 en 4, genomen maatregelen kunnen een duur van maximaal 18 maanden hebben, die tweemaal kan worden verlengd met een bijkomende periode van maximaal zes maanden, tot een totale maximale duur van 30 maanden, wanneer de tenuitvoerlegging ervan stuit op objectieve, onvoorziene hindernissen, mits het aan de maatregel verbonden financiële bedrag niet hoger wordt.

In geval van langdurige crises of conflicten kan de Commissie een tweede buitengewone steunmaatregel vaststellen voor de duur van maximaal 18 maanden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen bijkomende maatregelen genomen worden indien de continuïteit van het in dit lid bedoelde optreden van de Unie van essentieel belang is en dit niet door andere middelen kan worden gegarandeerd. [Am. 202]

Artikel 20

Ondersteunende maatregelen

1.  De Uniefinanciering kan dienen ter dekking van uitgaven voor de uitvoering tenuitvoerlegging van het instrument en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve ondersteuning in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, controle, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering tenuitvoerlegging, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het programma en voor het beheer van in het kader van deze verordening gefinancierde maatregelen, met inbegrip van informatie- en communicatiemaatregelen en bedrijfsinformatietechnologiesystemen. [Am. 203]

2.  Wanneer ondersteunende uitgaven niet zijn opgenomen in de actieplannen of maatregelen als bedoeld in artikel 21, stelt de Commissie, indien van toepassing, ondersteunende maatregelen vast. De financiering door de Unie in het kader van ondersteunende maatregelen kan betrekking hebben op:

a)  studies, bijeenkomsten, activiteiten op het gebied van informatie, voorlichting, opleiding, voorbereiding en uitwisseling van geleerde lessen en beste praktijken, publicatie en andere uitgaven voor administratieve of technische bijstand die voor de programmering en het beheer van de acties vereist zijn, met inbegrip van bezoldigde externe deskundigen;

b)  activiteiten inzake onderzoek en innovatie en studies over relevante vraagstukken en verspreiding van de resultaten daarvan;

c)  uitgaven voor informatie- en communicatieactiviteiten, onder meer de ontwikkeling van communicatiestrategieën en pr-activiteiten, en zichtbaarheid van de politieke prioriteiten van de Unie.

Artikel 21

Vaststelling van actieplannen en maatregelen

1.  Actieplannen en maatregelen worden door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig de in artikel 35, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure een besluit van de Commissie vastgesteld overeenkomstig het Financieel Reglement. [Am. 204]

2.  De in lid 1 bedoelde procedure is niet vereist voor:

a)  actieplannen, individuele maatregelen en ondersteunende maatregelen waarvoor de EU-financiering ten hoogste 10 miljoen EUR bedraagt;

b)  bijzondere maatregelen, alsook actieplannen en maatregelen voor snelle respons waarvoor de EU-financiering ten hoogste 20 miljoen EUR bedraagt;

c)  technische wijzigingen, mits deze wijzigingen de doelstellingen van het betrokken actieplan of de betrokken maatregel niet substantieel aantasten, zoals:

i)  wijziging van de uitvoeringsmethode;

ii)  herschikking van middelen tussen acties die in een actieplan zijn opgenomen;

iii)  verhoging of verlaging van het budget van de actieplannen en maatregelen met ten hoogste 20 % van het oorspronkelijke bedrag, met een maximum van 10 miljoen EUR;

Voor van meerjarige actieplannen en maatregelen gelden de in lid 2, onder a), onder b), en onder c), punt iii), genoemde drempels op jaarbasis.

De in het kader van dit lid vastgestelde actieplannen en maatregelen worden binnen één maand na de vaststelling ervan aan het Europees Parlement en de lidstaten meegedeeld via het in artikel 35 bedoelde relevante comité, behalve waar het buitengewone steunmaatregelen en technische wijzigingen betreft. [Am. 205]

3.  Alvorens een buitengewone steunmaatregel ten belope van maximaal 20 miljoen EUR vast te stellen of te verlengen, brengt de Commissie de Raad op de hoogte van aard en doel van die maatregel en het voorziene bedrag. De Commissie stelt de Raad eveneens op de hoogte voordat zij aanzienlijke materiële wijzigingen aanbrengt in reeds vastgestelde buitengewone steunmaatregelen. Omwille van de samenhang van het externe optreden van de Unie houdt de Commissie bij de planning en de uitvoering toepassing van deze maatregelen rekening met de beleidsbenadering van de Raad en het Europees Parlement op dit gebied. [Am. 206]

De Commissie brengt het Europees Parlement naar behoren en tijdig onmiddellijk op de hoogte van de planning en uitvoering van buitengewone steunmaatregelen maatregelen in het kader van dit artikel, met inbegrip van de beoogde financiële bedragen, en informeert het Europees Parlement eveneens indien zij substantiële wijzigingen of verlengingen ten aanzien van die bijstand doorvoert. Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen een maand na de goedkeuring of substantiële wijziging van een maatregel, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij een overzicht verschaft van de aard en de beweegredenen voor de getroffen maatregel, alsmede de duur, de begroting en de context ervan, met inbegrip van het aanvullende karakter ervan ten opzichte van andere, lopende en geplande steun, van de Unie. Voor buitengewone steunmaatregelen geeft de Commissie bovendien aan of, in welke mate en hoe zij de continuïteit van het via de buitengewone steun uitgevoerde beleid zal garanderen aan de hand van instrumenten op de middellange en lange termijn in het kader van deze verordening. [Am. 207]

3 bis.  Alvorens actieplannen en maatregelen vast te stellen die niet gebaseerd zijn op programmeringsdocumenten overeenkomstig artikel 19, lid 2, met uitzondering van de gevallen vermeld in artikel 19, leden 3 en 4, stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 34 om deze verordening aan te vullen door de specifieke te verwezenlijken doelstellingen te bepalen, de verwachte resultaten, de te gebruiken instrumenten, de belangrijkste activiteiten en de indicatieve financiële toewijzing voor deze actieplannen en maatregelen. [Am. 208]

4.  In geval van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, zoals crises, met inbegrip van door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen, onmiddellijke bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden, kan de Commissie actieplannen en maatregelen of wijzigingen van de bestaande actieplannen en maatregelen vaststellen, in de vorm van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 35, lid 4, bedoelde procedure. [Am. 209]

5.  Op actieniveau vindt een passend milieuonderzoek onderzoek inzake mensenrechten, sociale aspecten en milieu plaats, onder meer wat betreft het effect op klimaatverandering en biodiversiteit, overeenkomstig de toepasselijke wetgevingshandelingen van de Unie met inbegrip van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad(48) en Richtlijn 85/337/EEG van de Raad(49), waar nodig met inbegrip van een milieueffectbeoordeling voor milieugevoelige acties, in het bijzonder voor belangrijke nieuwe infrastructuur. [Am. 210]

Daarnaast worden ex-antebeoordelingen uitgevoerd van het effect op de mensenrechten, gender, de maatschappij en de arbeidsmarkt, alsmede een conflictanalyse en een risicobeoordeling. [Am. 211]

Waar zulks relevant is, wordt bij de uitvoering van sectorale programma's gebruik gemaakt van beoordelingen inzake mensenrechten- en sociale aspecten, alsook strategische milieueffectbeoordelingen. Er wordt op toegezien dat de belanghebbenden bij de milieubeoordelingen deze beoordelingen worden betrokken en dat het publiek toegang krijgt tot de resultaten van die beoordeling. [Am. 212]

Artikel 21 bis

Steunprogramma's van het Europees Parlement

De Commissie voert een dialoog met het Europees Parlement en houdt rekening met de opvattingen van het Europees Parlement over de gebieden waarop laatstgenoemde over eigen steunprogramma's beschikt, zoals capaciteitsopbouw en verkiezingswaarneming. [Am. 213]

Artikel 22

Methoden van samenwerking

1.  Financiering in het kader van dit instrument wordt uitgevoerd door de Commissie, zoals bepaald in het Financieel Reglement, hetzij rechtstreeks door de Commissie zelf, de delegaties van de Unie en door uitvoerende agentschappen, of indirect door een van de entiteiten die worden genoemd in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.  Financiering in het kader van dit instrument mag ook worden verstrekt in de vorm van bijdragen aan internationale, regionale of nationale fondsen, zoals die welke zijn ingesteld of worden beheerd door de EIB, de lidstaten, partnerlanden en -regio's of door internationale organisaties of andere donoren.

3.  De entiteiten die worden genoemd in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement en artikel 29, lid 1, van deze verordening vervullen jaarlijks hun verslagleggingsverplichtingen in het kader van artikel 155 van het Financieel Reglement. De verslagleggingsvereisten voor elk van die entiteiten worden vastgesteld in de partnerschapskaderovereenkomst, de bijdrage-overeenkomst, de overeenkomst inzake begrotingsgaranties of de financieringsovereenkomst.

4.  In het kader van het instrument gefinancierde acties kunnen worden uitgevoerd door middel van parallelle of gemeenschappelijke medefinanciering.

5.  Bij parallelle medefinanciering wordt een actie in meerdere, duidelijk te onderscheiden componenten opgedeeld, die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de eindbestemming van de financiering altijd traceerbaar is.

6.  Bij gemeenschappelijke medefinanciering worden de totale kosten van een actie verdeeld over de partners die de medefinanciering verstrekken en worden de middelen gemeenschappelijk ingebracht, waardoor het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit na te gaan.

7.  De samenwerking tussen de Unie en haar partners kan onder andere de volgende vormen aannemen:

a)  driehoeksregelingen waarbij de Unie haar financiële bijstand aan een partnerland of -regio coördineert met derde landen;

b)  maatregelen voor administratieve samenwerking zoals twinning tussen overheidsinstellingen, lokale overheden, nationale overheidsorganen en privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak van de lidstaten en van de partnerlanden en -regio's, alsmede samenwerkingsmaatregelen waarbij door de lidstaten en hun regionale en lokale autoriteiten uitgezonden deskundigen van de overheidssector worden betrokken;

c)  bijdragen aan de kosten die noodzakelijk zijn voor het opzetten en beheren van een publiek-privaat partnerschap, waaronder steun voor een ruime deelname door het opzetten van een onafhankelijke derde maatschappelijke organisatie om het opzetten van publiek-privaat partnerschappen te beoordelen en op te volgen; [Am. 214]

d)  steunprogramma's voor het sectoraal beleid waarbij de Unie steun verleent aan het sectorale programma van een partnerland;

e)  bijdragen aan de kosten van deelname van de landen aan de programma's van de Unie en acties die worden uitgevoerd door agentschappen en organen van de Unie, alsook door organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V VEU;

f)  rentesubsidies.

Artikel 23

Vormen van EU-financiering en uitvoeringsmethoden financiering door de Unie en toepassingsmethoden [Am. 215]

1.  De financiering van de Unie kan worden verstrekt door middel van de financieringsvormen waarin het Financieel Reglement voorziet, en met name:

a)  subsidies;

b)  opdrachten voor diensten, leveringen of werken;

c)  begrotingssteun;

d)  bijdragen aan door de Commissie opgezette trustfondsen, overeenkomstig artikel 234 van het Financieel Reglement;

e)  financieringsinstrumenten;

f)  begrotingsgaranties;

g)  blending;

h)  schuldverlichting in het kader van een internationaal overeengekomen programma voor schuldverlichting;

i)  financiële bijstand;

j)  bezoldigde externe deskundigen.

2.  Wanneer de Commissie met belanghebbenden van partnerlanden werkt, houdt zij bij het bepalen van nadere regelingen voor de financiering rekening met hun specifieke kenmerken zoals hun behoeften en de context, het type bijdrage, de toekenningsmodaliteiten en de administratieve bepalingen voor het beheer van subsidies, om een zo breed mogelijk spectrum van belanghebbenden te bereiken en hen zo goed mogelijk te helpen. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de voorwaarden voor een zinvolle deelname en betrokkenheid van alle belanghebbenden, met name het lokale maatschappelijk middenveld. Specifieke oplossingen worden gestimuleerd overeenkomstig het Financieel Reglement, zoals partnerschapsovereenkomsten, toestemming voor financiële steun aan derden, rechtstreekse gunning of een beperkte doelgroep bestemde oproepen tot het indienen van voorstellen, of vaste bedragen, eenheidskosten en financiering op basis van een vast percentage, alsmede financiering die niet gekoppeld is aan kosten zoals bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement. Deze verschillende oplossingen waarborgen transparantie, traceerbaarheid en innovatie. De samenwerking tussen lokale en internationale ngo's wordt gestimuleerd om de capaciteiten van het plaatselijke maatschappelijk middenveld te verbeteren met het oog op zijn volledige deelname aan ontwikkelingsprogramma's. [Am. 216]

3.  Naast de gevallen als bedoeld in artikel 195 van het Financieel Reglement, mag onderhandse gunning worden gebruikt voor:

a)  geringe subsidies aan mensenrechtenactivisten en aan mechanismen ter bescherming van bedreigde mensenrechtenactivisten, ter financiering van dringende beschermende maatregelen, in voorkomend geval zonder dat medefinanciering nodig is, alsook voor bemiddelaars en andere maatschappelijke spelers die betrokken zijn bij dialoog, de oplossing van conflicten, verzoening en vredesopbouw in verband met crisissen en gewapende conflicten; [Am. 217]

b)  subsidies, in voorkomend geval zonder dat medefinanciering nodig is, ter financiering van acties in de moeilijkste omstandigheden waarin de publicatie van een oproep tot het indienen van voorstellen niet passend is, met inbegrip van situaties waarin de fundamentele vrijheden ernstig in het gedrang zijn, democratische instellingen worden bedreigd, crisissen en gewapende conflicten escaleren, de veiligheid van mensen gevaar loopt, of waarin mensenrechtenorganisaties, mensenrechtenactivisten, bemiddelaars en mensenrechtenactivisten andere maatschappelijke spelers die betrokken zijn bij dialoog, verzoening en vredesopbouw in verband met crisissen en gewapende conflicten, in zeer moeilijke omstandigheden moeten werken. Dergelijke subsidies bedragen ten hoogste 1 000 000 EUR en hebben een looptijd van ten hoogste 18 maanden, die met 12 maanden kan worden verlengd wanneer de tenuitvoerlegging toepassing stuit op objectieve en onvoorziene hindernissen; [Am. 218]

c)  subsidies aan het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten, alsook aan de Global Campus, aan het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering, dat een Europese masteropleiding in mensenrechten en democratisering aanbiedt, en het daaraan gerelateerde netwerk van universiteiten die postacademische diploma's op het gebied van mensenrechten uitreiken, met inbegrip van beurzen voor studenten, onderzoekers, docenten en mensenrechtenactivisten uit derde landen. [Am. 219]

(c bis)   kleinschalige projecten als beschreven in artikel 23 bis. [Am. 220]

Begrotingssteun als bedoeld in punt c) van lid 1, onder meer door prestatiecontracten voor sectorale hervorming, wordt gebaseerd op de eigen verantwoordelijkheid van een land, op wederzijdse verantwoordingsplicht en gemeenschappelijke verbintenissen tot universele waarden, democratie, mensenrechten, gendergelijkheid, sociale inclusie, menselijke ontwikkeling en de rechtsstaat, en is gericht op versterking van de partnerschappen tussen de Unie en de partnerlanden. Begrotingssteun omvat een versterkte beleidsdialoog, capaciteitsontwikkeling en beter bestuur, in aanvulling op de inspanningen van de partners om meer inkomsten te innen en middelen beter te besteden en ter ondersteuning van een duurzame en inclusieve economische groei en werkgelegenheid, alsook sociaal-economische ontwikkeling die ten goede komt aan iedereen, het scheppen van behoorlijke banen, met bijzondere aandacht voor jongeren, het verkleinen van ongelijkheid en de uitbanning van armoede, dit alles met inachtneming van de plaatselijke economie, het milieu en sociale rechten. [Am. 221]

Elk besluit om begrotingssteun te verstrekken, is gebaseerd op door de Unie overeengekomen begrotingssteunmaatregelen, een duidelijke reeks subsidiabiliteitscriteria en een zorgvuldige beoordeling van de risico's en voordelen. Een van de belangrijkste bepalende elementen van dit besluit is een beoordeling van het engagement, de prestaties en de vorderingen van de partnerlanden met betrekking tot de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. [Am. 222]

4.  Begrotingssteun wordt gedifferentieerd op basis van de politieke, economische en sociale context van het partnerland, waarbij rekening wordt gehouden met kwetsbare situaties.

Wanneer begrotingssteun wordt verleend overeenkomstig artikel 236 van het Financieel Reglement bepaalt en monitort de Commissie duidelijke criteria met betrekking tot de voorwaarden voor de begrotingssteun, inclusief vorderingen op het gebied van hervormingen en transparantie, en ondersteunt zij de ontwikkeling van parlementaire controle, nationale auditcapaciteit, deelname van maatschappelijke organisaties aan toezicht, en verbeterde transparantie van en publieke toegang tot informatie, alsook ontwikkeling van sterke systemen voor overheidsopdrachten die de ontwikkeling van de plaatselijke economie en plaatselijke bedrijven ondersteunen. [Am. 223]

5.  De uitbetaling van begrotingssteun geschiedt op basis van indicatoren waaruit blijkt dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn overeengekomen met het partnerland.

6.  Financieringsinstrumenten in het kader van deze verordening kunnen de vorm aannemen van leningen, garanties, eigen vermogen of quasi-eigenvermogen, investeringen of participaties, en risicodelingsinstrumenten, waar mogelijk en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in artikel 209, lid 1, van het Financieel Reglement onder leiding van de EIB, een multilaterale Europese financiële instelling, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, of een bilaterale Europese financiële instelling, bijvoorbeeld bilaterale ontwikkelingsbanken, eventueel te combineren met bijkomende andere vormen van financiële steun, zowel van de lidstaten en derde partijen.

Bijdragen aan financieringsinstrumenten van de Unie in het kader van deze verordening kunnen worden ingediend door de lidstaten, alsook door elke entiteit als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

7.  Die financieringsinstrumenten mogen worden samengevoegd in faciliteiten ten behoeve van uitvoering toepassing en rapportage. [Am. 224]

7 bis.   De Commissie en de EDEO gaan geen nieuwe acties aan en verlengen geen bestaande acties met entiteiten die geregistreerd of gevestigd zijn in rechtsgebieden die in het kader van het desbetreffende Uniebeleid als niet-coöperatieve rechtsgebieden gelden of die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad als derde landen met een hoog risico zijn aangemerkt, of die in de praktijk niet voldoen aan op Unie- of internationaal niveau overeengekomen fiscale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling. [Am. 225]

8.  De bijstand van de Unie leidt niet tot de instelling van specifieke belastingen, rechten of heffingen noch tot de inning daarvan.

9.  Belastingen, rechten en heffingen die worden opgelegd door de partnerlanden, kunnen in aanmerking komen voor financiering in het kader van deze verordening.

Artikel 23 bis

Fondsen voor kleinschalige projecten

1.  Financiering uit hoofde van deze verordening kan worden verstrekt aan fondsen voor kleinschalige projecten, met het oog op de selectie en uitvoering van projecten met een beperkt financieel volume.

2.  De begunstigden van een fonds voor kleinschalige projecten zijn maatschappelijke organisaties.

3.  De eindontvangers binnen een fonds voor kleinschalige projecten ontvangen steun in het kader van deze verordening, via de begunstigde, en voeren de kleinschalige projecten binnen dat fonds uit ("kleinschalig project").

4.  Indien de overheidsbijdrage aan een kleinschalig project maximaal 50 000 EUR bedraagt, wordt zij uitbetaald in de vorm van eenheidskosten of vaste bedragen of omvat zij vaste percentages. [Am. 226]

Artikel 24

In aanmerking komende personen en entiteiten

1.  Deelname aan opdrachten, subsidies en de uitreiking van prijzen voor acties die worden gefinancierd op grond van de geografische programma's en in het kader van de programma's "maatschappelijk middenveld" en "mondiale uitdagingen", staan open voor internationale organisaties en alle andere juridische entiteiten die onderdaan zijn van, dan wel, in het geval van rechtspersonen, ook daadwerkelijk gevestigd zijn in, de volgende landen of gebieden:

a)  lidstaten, begunstigden van de IPA III-verordening, en partijen bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte;

b)  partnerlanden uit het nabuurschap en de Russische Federatie, indien de betrokken procedure plaatsvindt in het kader van de in bijlage I genoemde programma's waaraan zij deelneemt;

c)  ontwikkelingslanden en ontwikkelingsgebieden, zoals vermeld in de lijst van ontvangers van officiële ontwikkelingsbijstand, die wordt gepubliceerd door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO, die geen lid zijn van de G20, alsmede landen en gebieden overzee waarop Besluit (EU) .../... van de Raad van toepassing is;

d)  ontwikkelingslanden, zoals vermeld in de lijst van ontvangers van officiële ontwikkelingsbijstand van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO, die lid zijn van de G20, en andere landen en gebieden, indien de betrokken procedure plaatsvindt in het kader van acties waaraan zij deelnemen en die door de Unie worden gefinancierd in het kader van deze verordening;

e)  landen ten aanzien waarvan de Commissie wederzijdse toegang tot externe bijstand heeft vastgesteld; deze toegang kan voor een beperkte periode van ten minste één jaar worden vastgesteld indien een land entiteiten van de Unie en entiteiten uit landen die voor steun in het kader van deze verordening in aanmerking komen, op gelijke voorwaarden toegang biedt; de Commissie beslist over de wederkerigheid van de toegang en de duur daarvan, na raadpleging van het betrokken begunstigde land of de betrokken begunstigde landen;

f)  landen die lid zijn van de OESO, ten aanzien van opdrachten die worden uitgevoerd toegepast in een van de minst ontwikkelde landen of een arm land met een zware schuldenlast, zoals vermeld in de lijst van ontvangers van officiële ontwikkelingsbijstand. [Am. 227]

2.  Onverminderd de beperkingen die inherent zijn aan de aard en de doelstellingen van de actie, staat de deelname aan opdrachten, subsidies en procedures voor het uitreiken van prijzen voor acties die worden gefinancierd in het kader van de programma's "mensenrechten en democratie" en "stabiliteit en vrede", alsmede aan acties voor snelle respons, zonder beperkingen open.

3.  Alle leveringen en materialen die worden gefinancierd in het kader van deze verordening, kunnen van oorsprong zijn uit om het even welk land.

4.  De voorschriften van dit artikel zijn niet van toepassing op en leiden niet tot nationaliteitsbeperkingen voor natuurlijke personen die bij een voor deelname in aanmerking komende contractant of, in voorkomend geval, subcontractant in dienst zijn of anderszins door deze wettig zijn aangeworven.

5.  Voor acties die gezamenlijk worden medegefinancierd door een entiteit, of uitgevoerd toegepast in direct of indirect beheer met entiteiten als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), ii), tot en met viii), van het Financieel Reglement, zijn de subsidiabiliteitsvoorschriften van deze entiteiten eveneens van toepassing. [Am. 228]

6.  Wanneer donoren financiering verstrekken voor een trustfonds dat is opgericht door de Commissie of via externe bestemmingsontvangsten, zijn de subsidiabiliteitsvoorschriften van de oprichtingsakte van het trustfonds of van de overeenkomst met de donor in geval van externe bestemmingsontvangsten van toepassing.

7.  In het geval van acties die worden gefinancierd in het kader van deze verordening en een ander programma van de Unie, worden alle entiteiten die in aanmerking komen in het kader van een van die programma's als subsidiabel beschouwd.

8.  In het geval van meerlandenacties kunnen juridische entiteiten die onderdaan zijn van, dan wel, in het geval van rechtspersonen, ook daadwerkelijk gevestigd zijn in, de landen en gebieden van de actie, als subsidiabel worden beschouwd.

9.  De subsidiabiliteitsvoorschriften van dit artikel kunnen worden beperkt op het gebied van nationaliteit, geografische locatie of aard van de aanvrager, indien deze beperkingen vereist zijn vanwege de specifieke aard en de doelstellingen van de actie en voor zover zij noodzakelijk zijn voor een doeltreffende uitvoering toepassing. Beperkingen op het gebied van nationaliteit zijn niet van toepassing op internationale organisaties. [Am. 229]

10.  Inschrijvers, aanvragers en gegadigden uit niet in aanmerking komende landen kunnen worden aanvaard in geval van urgentie of niet-beschikbaarheid van diensten op de markt van de betrokken landen of gebieden, of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de toepassing van de subsidiabiliteitsvoorschriften de uitvoering van een actie onmogelijk of uiterst moeilijk zou maken.

11.  Om de lokale capaciteit en lokale markten en aankopen te bevorderen, wordt voorrang gegeven aan lokale en regionale contractanten, waarbij aandacht wordt besteed aan hun eerdere prestaties op het gebied van ecologische duurzaamheid of eerlijke handel, indien het Financieel Reglement voorziet in gunning op basis van één offerte. In alle andere gevallen wordt deelname van lokale en regionale contractanten bevorderd in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van die verordening. In alle gevallen worden duurzaamheids- en zorgvuldigheidscriteria toegepast. [Am. 230]

12.  In het kader van het programma voor democratie en mensenrechten, komen entiteiten die niet vallen onder de definitie van het begrip "juridische entiteit" van artikel 2, lid 6, in aanmerking wanneer dit nodig is om de actiegebieden van dit programma ten uitvoer te leggen.

12 bis.   Het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ondersteunt geen acties die volgens het milieuonderzoek vermeld in artikel 21 het milieu of het klimaat schaden. De toewijzingen zijn volledig verenigbaar met de Overeenkomst van Parijs en Europese financiering die aan extern optreden wordt besteed, draagt in het algemeen bij aan de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Met name verleent het instrument name geen steun aan:

a)  acties die niet verenigbaar zijn met de nationaal vastgestelde bijdragen van de Overeenkomst van Parijs van ontvangende landen;

b)  investeringen in fossiele brandstoffen, ongeacht of deze zich upstream, midstream of downstream situeren. [Am. 231]

Artikel 25

Overdrachten, jaarlijkse tranches, vastleggingskredieten, terugbetalingen en door financieringsinstrumenten gegenereerde inkomsten

1.  In aanvulling op artikel 12, lid 2, van het Financieel Reglement worden ongebruikte vastleggings- en betalingskredieten in het kader van deze verordening automatisch overgedragen en mogen zij worden vastgelegd tot 31 december van het volgende begrotingsjaar. Het overgedragen bedrag wordt in het volgende begrotingsjaar eerst gebruikt.

De Commissie stelt verstrekt het Europees Parlement en de Raad in kennis informatie over kredieten die automatisch zijn overgedragen, met inbegrip van overgedragen vastleggingskredieten de bedragen in kwestie, overeenkomstig artikel 12, lid 6, van het Financieel Reglement. [Am. 232]

2.  Naast de voorschriften van artikel 15 van het Financieel Reglement over de wederopvoering van kredieten worden vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van vrijmakingen die zijn verricht wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van een actie in het kader van deze verordening, wederopgevoerd ten voordele van het oorspronkelijke begrotingsonderdeel.

Verwijzingen naar artikel 15 van het Financieel Reglement in artikel 12, lid 1, onder b), van de verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader worden opgevat als een verwijzing naar dit lid voor de toepassing van deze verordening.

3.  Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, kunnen over verschillende jaren in jaarlijkse tranches worden opgedeeld, in overeenstemming met artikel 112, lid 2, van het Financieel Reglement.

Artikel 114, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement is niet van toepassing op deze meerjarige acties. De Commissie haalt ambtshalve elke tranche van een vastleggingskrediet door die op 31 december van het vijfde jaar volgend op dat van de vastlegging niet is gebruikt voor voorfinanciering of tussentijdse betalingen of waarvoor geen gecertificeerde uitgavenstaat of enig betalingsverzoek werd ingediend.

Lid 2 van dit artikel is eveneens van toepassing op de jaarlijkse tranches.

4.  In afwijking van artikel 209, lid 3, van het Financieel Reglement worden inkomsten en terugbetalingen die worden gegenereerd door een financieringsinstrument, toegewezen aan het begrotingsonderdeel als interne bestemmingsontvangsten, na aftrek van beheerskosten en vergoedingen. De Commissie verricht om de vijf jaar een evaluatie van de bijdrage die de bestaande financieringsinstrumenten hebben geleverd tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, alsmede van de doeltreffendheid van deze financieringsinstrumenten.

Hoofdstuk IV

EFDO+, begrotingsgaranties en financiële bijstand aan derde landen

Artikel 26

Werkingssfeer en financiering

1.  Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+) en de garantie voor extern optreden worden gefinancierd met de in artikel 6, lid 2, onder a), genoemde bedrag dient ter financiering van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+) en de garantie voor extern optreden bedragen voor geografische programma's, waarbij ervoor wordt gezorgd dat deze financiering niet ten koste gaat van andere acties die in het kader van geografische programma's worden ondersteund. [Am. 233]

Het doel van het EFDO+ als geïntegreerd financieringspakket tot verstrekking van financiële capaciteit op basis van de uitvoeringsmethoden die zijn vastgesteld bij artikel 23, lid 1, onder a), e), f), en g) in de vorm van subsidies, garanties en andere financiële instrumenten als bedoeld in artikel 23, lid 1, is de ondersteuning van investeringen en betere toegang tot financiering, waarbij de additionaliteit wordt gemaximaliseerd, innoverende producten worden gecreëerd en middelen uit de particuliere sector worden aangetrokken, met het oog op de bevordering van duurzame en inclusieve economische, ecologische en sociale ontwikkeling, industrialisering en een stabiel investeringsklimaat en op de bevordering van de sociaal-economische en ecologische veerkracht van partnerlanden, met bijzondere aandacht voor de uitbanning van armoede, duurzame en inclusieve groei, aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering, milieubescherming en -beheer, het scheppen van waardig werk overeenkomstig de desbetreffende IAO-normen, met name voor kwetsbare groepen, onder meer vrouwen en jongeren, economische kansen, vaardigheden en ondernemerschap, sociaal-economische sectoren, met bijzondere aandacht voor sociale ondernemingen en coöperatieven vanwege hun potentieel inzake het terugdringen van armoede en ongelijkheid en het bevorderen van mensenrechten en bestaanszekerheid, de ondersteuning van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsook de aanpak van specifieke sociaal-economische dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en het leveren van een bijdrage aan de duurzame re-integratie van teruggekeerde migranten in hun land van herkomst, in overeenstemming met de desbetreffende indicatieve programmeringsdocumenten. 45 % van de middelen wordt toegewezen aan investeringen die bijdragen tot klimaatdoelstellingen, milieubeheer en -bescherming, biodiversiteit en het tegengaan van woestijnvorming, waarbij 30 % van de totale financiële middelen moet worden besteed aan mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering. Bijzondere aandacht gaat en aanvullende steun voor institutionele capaciteitsopbouw, economisch bestuur en technische bijstand gaan uit naar landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren, de minst ontwikkelde landen en arme landen met een zware schuldenlast. De garantie voor extern optreden wordt gebruikt in aanvulling op investeringen van de overheid in essentiële openbare diensten, die een regeringsverantwoordelijkheid blijven. [Am. 234]

2.  De garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-operaties die worden gedekt door begrotingsgaranties overeenkomstig de artikelen 27, 28, en 29 van deze verordening, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen op grond van artikel 10, lid 2, van de EINS-verordening.

3.  In het kader van de garantie voor extern optreden kan de Unie operaties waarborgen die tussen 1 januari 2021 en 31 december 2027 zijn ondertekend, voor een bedrag van ten hoogste 60 000 000 000 EUR. Dit maximum wordt opnieuw beoordeeld aan de hand van de uit hoofde van artikel 32 opgestelde tussentijdse evaluatie. [Am. 235]

4.  Het voorzieningspercentage ligt tussen 9 % en 50 % naargelang van de soort operatie. Een bedrag van maximaal 10 miljard EUR wordt uit de begroting van de Unie beschikbaar gesteld via een specifiek begrotingsonderdeel in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure of door een begrotingsoverschrijving. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen om dit maximumbedrag zo nodig te wijzigen. [Am. 236]

Het voorzieningspercentage voor de garantie voor extern optreden bedraagt 9 % voor de macrofinanciële bijstand van de Unie en voor begrotingsgaranties ter dekking van soevereine risico's in verband met verstrekte leningen.

De voorzieningspercentages worden om de drie twee jaar herzien met ingang van de datum van toepassing van deze verordening zoals vastgelegd in artikel 40. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze percentages en de bedragen in kwestie aan te vullen of te wijzigen. [Am. 237]

5.  De garantie voor extern optreden wordt beschouwd als een enkele zekerheidstelling in het gemeenschappelijke voorzieningsfonds dat is ingesteld op grond van artikel 212 van het Financieel Reglement.

6.  Het EFDO+ en de garantie voor extern optreden kunnen dienen ter ondersteuning van financierings- en investeringsoperaties in partnerlanden in de in artikel 4, lid 2, genoemde geografische gebieden. De voorziening van de garantie voor extern optreden wordt gefinancierd uit de begroting van de betrokken geografische programma's die zijn ingesteld bij artikel 6, lid 2, onder a), en wordt overgedragen naar het gemeenschappelijke voorzieningsfonds. De geografische verdeling van de EFDO+-operaties geeft daarnaast zoveel mogelijk het relatieve gewicht van de financiële toewijzingen voor de verschillende regio's weer zoals bepaald in artikel 6, lid 2, onder a). Het EFDO+ en de garantie voor extern optreden kunnen ook dienen ter ondersteuning van operaties in de in bijlage I bij de IPA III-verordening vermelde begunstigde landen. De financiering voor deze activiteiten in het kader van het EFDO+ en voor de voorziening van de garantie voor extern optreden worden gefinancierd uit de IPA-verordening. De voorziening van de garantie voor extern optreden voor leningen aan derde landen als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de EINS-verordening wordt gefinancierd uit de EINS-verordening. [Am. 238]

7.  De voorziening als bedoeld in artikel 211, lid 2, van het Financieel Reglement wordt samengesteld op basis van de totale uitstaande aansprakelijkheden van de Unie die voortvloeien uit elke operatie, met inbegrip van operaties die vóór 2021 zijn ondertekend en door de Unie worden gewaarborgd. Het noodzakelijke jaarlijkse bedrag van de voorziening kan worden samengesteld tijdens een periode van maximaal zeven jaar.

8.  Het saldo van activa op 31 december 2020 in het EFDO-garantiefonds en in het Garantiefonds voor extern optreden die respectievelijk zijn ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009, wordt overgedragen naar het gemeenschappelijke voorzieningsfonds voor de voorziening van zijn respectieve operaties in het kader van één en dezelfde garantie als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

Artikel 26 bis

Doelstellingen voor het EFDO+

1.  De EFDO+-acties die in aanmerking komen voor steun via de garantie voor extern optreden, dragen bij tot de volgende prioritaire gebieden:

a)  het verstrekken van financiering en ondersteuning voor de ontwikkeling van de particuliere sector, de coöperatieve sector en de sector van sociale ondernemingen om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling in de economische, sociale en milieudimensie daarvan, met bijzondere nadruk op de uitbanning van armoede, en, in voorkomend geval, het Europees nabuurschapsbeleid en de in artikel 3 van de IPA III-verordening genoemde doelstellingen;

b)  het aanpakken van knelpunten met betrekking tot particuliere investeringen, met name door de rechtszekerheid voor investeringen te waarborgen;

c)  het aantrekken van financiering uit de particuliere sector, met een bijzondere nadruk op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

d)  het versterken van sociaal-economische sectoren en domeinen en de daarmee verband houdende publieke en private infrastructuur en duurzame connectiviteit en productie, met het oog op de bevordering van een inclusieve en duurzame sociaal-economische ontwikkeling met respect voor de mensenrechten en het milieu;

e)  het bijdragen aan klimaatactie en milieubescherming en -beheer;

f)  het bijdragen, door duurzame ontwikkeling te bevorderen, aan het aanpakken van specifieke dieperliggende oorzaken van migratie, met inbegrip van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding, alsook aan veilige, ordelijke en reguliere migratie en mobiliteit. [Am. 239]

Artikel 27

Subsidiabiliteit en selectie van operaties en tegenpartijen

1.  De financierings- en investeringsverrichtingen die in aanmerking komen voor steun via de garantie voor extern optreden, zijn consistent met en afgestemd op het beleid van de Unie, met name haar ontwikkelingsbeleid en het Europees nabuurschapsbeleid, en op de strategie en het beleid van de partnerlanden en pakken lokaal marktfalen of suboptimale investeringsverrichtingen aan, zonder oneerlijke concurrentie met lokale economische actoren. Zij ondersteunen met name de doelstellingen, algemene beginselen en het beleidskader van deze verordening en de desbetreffende indicatieve programmeringsdocumenten, met inachtneming van de prioritaire gebieden die zijn vastgesteld in artikel 26 bis en nader beschreven in bijlage V. [Am. 240]

1 bis.  De garantie voor extern optreden wordt slechts toegekend als de desbetreffende EFDO-garantieovereenkomsten zijn gesloten tussen de Commissie namens de Unie en de in aanmerking komende tegenpartij. [Am. 241]

2.  De garantie voor extern optreden ondersteunt financierings- en investeringsverrichtingen die marktfalen of suboptimale investeringssituaties aanpakken. De verrichtingen voldoen ook aan de voorwaarden van artikel 209, lid 2, onder a), tot en met c d), van het Financieel Reglement en die: [Am. 242]

-a bis)   leveren financiële en ontwikkelingsadditionaliteit op; [Am. 243]

-a ter)   zijn het voorwerp van een openbaar beschikbare participerende voorafgaande beoordeling van het effect op de mensenrechten, de maatschappij, de arbeidsmarkt en het milieu, om de risico's op die gebieden in kaart te brengen en aan te pakken, rekening houdend met het beginsel van vrije en voorafgaande geïnformeerde toestemming van de betrokken gemeenschappen met betrekking tot grondgerelateerde investeringen; [Am. 244]

a)  zorgen voor complementariteit met andere initiatieven;

b)  economisch en financieel levensvatbaar zijn, waarbij terdege rekening wordt gehouden met mogelijke steun aan en medefinanciering van een project door private en publieke partners, en met de specifieke werkomgeving en capaciteit van landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren, de minst ontwikkelde landen en arme landen met een zware schuldenlast, waaraan soepelere voorwaarden kunnen worden toegekend;

c)  technisch haalbaar zijn zijn technisch haalbaar en op ecologisch en maatschappelijk sociaal-economisch vlak duurzaam zijn. [Am. 245]

c bis)  zijn gericht op sectoren en kwesties waar zich duidelijke tekortkomingen van de markt of de instellingen voordoen die financiering uit de particuliere sector belemmeren; [Am. 246]

c ter)  zijn ingericht op een wijze die bijdraagt aan het katalyseren van de marktontwikkeling en het aantrekken van middelen uit de particuliere sector om lacunes in de investeringen op te vullen; [Am. 247]

c quater)  zijn gericht op projecten die hogere risico's met zich meebrengen dan particuliere leninggevers uitsluitend op commerciële basis bereid zijn aan te gaan; [Am. 248]

c quinquies)  verstoren de markten in partnerlanden en -regio's niet. [Am. 249]

c sexies)  trekken waar mogelijk een maximale hoeveelheid kapitaal aan uit de lokale particuliere sector; [Am. 250]

c septies)  nemen de beginselen inzake de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in acht zoals uiteengezet in het Partnerschap van Busan voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking en nogmaals bevestigd in Nairobi in 2016, met inbegrip van eigen inbreng, afstemming, resultaatgerichtheid, transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht, alsook de doelstelling om hulp te ontkoppelen; [Am. 251]

c octies)  zijn opgezet om te voldoen aan de door de OESO-DAC vastgestelde criteria voor ODA, met inachtneming van de bijzonderheden van ontwikkeling in de particuliere sector, met uitzondering van verrichtingen in geïndustrialiseerde landen die niet voor ODA in aanmerking komen; [Am. 252]

c nonies)  worden toegepast met volledige inachtneming van het internationaal recht inzake mensenrechten, alsook internationaal overeengekomen richtsnoeren, beginselen en verdragen, waaronder de VN‑beginselen inzake verantwoord investeren, de VN‑richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten, de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, de beginselen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN voor verantwoord investeren in landbouw en voedselsystemen, en de verdragen en normen van de Internationale Arbeidsorganisatie, het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, de beginselen van Maastricht inzake de extraterritoriale verplichtingen van staten op het gebied van economische, sociale en culturele rechten en de vrijwillige richtsnoeren van de FAO inzake het verantwoord beheer van land, visserij en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid. [Am. 253]

3.  De garantie voor extern optreden wordt gebruikt om de risico's te dekken voor de volgende instrumenten:

a)  leningen, met inbegrip van leningen in de lokale valuta en leningen voor macrofinanciële bijstand;

b)  garanties;

c)  tegengaranties;

d)  kapitaalmarktinstrumenten;

e)  andere vorm van financierings- of kredietverbeteringsinstrumenten, verzekering, en deelnemingen of quasi-deelnemingen.

4.  De tegenpartijen die in aanmerking komen voor de garantie voor extern optreden, worden vastgesteld bij artikel 208, lid 4, van het Financieel Reglement, met inbegrip van derde landen die bijdragen aan de garantie voor extern optreden, afhankelijk van de toestemming van de Commissie overeenkomstig artikel 28 van deze verordening en het advies van de strategische raad. Daarnaast, en in afwijking van artikel 62, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement, komen privaatrechtelijke organen van een lidstaat of een derde land die hebben bijgedragen aan de garantie voor extern optreden overeenkomstig artikel 28, en die toereikende zekerheid bieden omtrent hun financiële capaciteit, in aanmerking voor de garantie. [Am. 254]

4 bis.  De Europese Investeringsbankgroep (EIB-groep) verricht onder andere de volgende taken:

a)  zij neemt samen met andere Europese financiële instellingen deel aan het risicobeheer van het EFSD+, rekening houdend met het feit dat mogelijke belangenconflicten moeten worden voorkomen;

b)  zij voert uitsluitend een deel van een investeringsvenster uit dat betrekking heeft op overheidsleningen waarvoor ten minste 1 000 000 EUR uit de financiële middelen van de geografische programma's wordt uitgetrokken overeenkomstig de procedures van de hoofdstukken 1 en 3 van deze titel;

c)  zij komt in aanmerking als tegenpartij voor de uitvoering van activiteiten in het kader van andere investeringsvensters. [Am. 255]

5.  In aanmerking komende tegenpartijen voldoen aan de in artikel 62, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde regels en voorwaarden. Voor organen die onder het privaatrecht van een lidstaat of een derde land vallen, die hebben bijgedragen aan de garantie voor extern optreden overeenkomstig artikel 28, wordt de voorkeur gegeven aan organen die informatie bekendmaken over ecologische, en sociale en fiscale criteria en ondernemingsbestuur. [Am. 256]

De Commissie zorgt ervoor dat in aanmerking komende tegenpartijen de beschikbare middelen doeltreffend, doelmatig en eerlijk gebruiken, waarbij zij samenwerking tussen die tegenpartijen bevordert.

De Commissie ziet erop toe dat alle in aanmerking komende tegenpartijen eerlijk worden behandeld, dat ze gelijke toegang tot financiering hebben en dat belangenconflicten worden vermeden gedurende de gehele uitvoeringstermijn toepassingstermijn van het EFDO+. Om de complementariteit te waarborgen, kan de Commissie van in aanmerking komende tegenpartijen alle relevante informatie verlangen over andere dan hun EFDO+-verrichtingen. [Am. 257]

5 bis.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in aanmerking komende tegenpartijen, maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen uitnodigen voor een gedachtewisseling over de financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen. [Am. 258]

6.  De Commissie selecteert de in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement en rekening houdend met:

a)  het advies van de strategische en regionale operationele raden, overeenkomstig bijlage VI;

b)  de doelstellingen van het investeringsvenster;

c)  de ervaring en de risicobeheerscapaciteit van de in aanmerking komende tegenpartij;

d)  het bedrag aan eigen middelen en aan medefinanciering van de particuliere sector dat de in aanmerking komende tegenpartij ter beschikking kan stellen voor het investeringsvenster;

d bis)   de beginselen van eerlijke en open aanbestedingsprocedures. [Am. 259]

7.  De Commissie stelt investeringsvensters in voor regio's, specifieke partnerlanden, of beide, voor specifieke sectoren, of voor specifieke projecten of specifieke categorieën eindbegunstigden, of beide, die worden gefinancierd in het kader van deze verordening en worden gedekt door de garantie voor extern optreden, tot een bepaald bedrag. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis over de wijze waarop de investeringsvensters worden afgestemd op dit artikel en de gedetailleerde financieringsprioriteiten. Alle verzoeken voor financiële steun in het kader van investeringsvensters worden bij de Commissie ingediend.

De vaststelling van investeringsvensters wordt terdege onderbouwd met een analyse van het marktfalen of de suboptimale investeringssituaties. Die analyse wordt uitgevoerd door de Commissie in samenwerking met de potentieel in aanmerking komende tegenpartijen en belanghebbende partijen.

In aanmerking komende tegenpartijen kunnen de in lid 3 vermelde instrumenten verstrekken in het kader van een investeringsvenster of een individueel project dat door een in aanmerking komende tegenpartij wordt beheerd. De instrumenten kunnen worden verstrekt ten voordele van partnerlanden, met inbegrip van landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren of landen die problemen ondervinden bij de wederopbouw en het herstel na een conflict, ten voordele van de instellingen van die partnerlanden, met inbegrip van hun publieke nationale en particuliere lokale banken en financiële instellingen, alsook ten voordele van entiteiten uit de particuliere sector van die partnerlanden. [Am. 260]

8.  De Commissie toetst de door de garantie voor extern optreden ondersteunde verrichtingen aan de in de leden 2 en 3 uiteengezette subsidiabiliteitscriteria, waarbij zij indien mogelijk uitgaat van de bestaande resultaatmetingssystemen van in aanmerking komende tegenpartijen . De Commissie stelt een scorebord van indicatoren op als leidraad voor de selectie van projecten. De uitvoerende partners vullen het scorebord in voor alle EFDO+-verrichtingen. De Commissie beoordeelt alle door de garantie ondersteunde verrichtingen aan de hand van de in artikel 27 vermelde subsidiabiliteitscriteria en gebruikt het scorebord om een onafhankelijke kwaliteitscontrole uit te voeren van de zorgvuldigheid en de door de uitvoerende partners op projectniveau gemaakte beoordeling. Indien nodig vraagt de Commissie de uitvoerende partners om verduidelijking en wijzigingen. De Commissie maakt jaarlijks het scorebord voor alle projecten bekend na goedkeuring met het oog op het gebruik van de garantie door de Commissie en de uitvoerende partners, alsook het resultaat van alle garantie-instrumenten en individuele projecten in het kader van haar beoordeling voor elk investeringsvenster jaarlijks bekend. [Am. 261]

9.  De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de prioritaire gebieden en investeringsvensters als vermeld in bijlage V en het goede beheer van het EFDO+ in bijlage VI .Bij het aanvullen of wijzigen van investeringsvensters voor specifieke regio's, specifieke partnerlanden, of beide, voor specifieke sectoren, of voor specifieke projecten of specifieke categorieën eindbegunstigden, of beide, die worden gefinancierd in het kader van deze verordening en tot een bepaald bedrag worden gedekt door de garantie voor extern optreden, houdt de Commissie terdege rekening met het door de strategische raad verstrekte advies en raadpleegt zij de operationele raden.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de wijze waarop de investeringsvensters worden afgestemd op de in artikel 26 bis en dit artikel vermelde vereisten en de gedetailleerde financieringsprioriteiten. Alle verzoeken om financiële steun in het kader van investeringsvensters worden bij de Commissie ingediend.

De vaststelling van investeringsvensters wordt terdege onderbouwd met een analyse van het marktfalen of de suboptimale investeringssituaties. Die analyse wordt uitgevoerd door de Commissie in samenwerking met de potentieel in aanmerking komende tegenpartijen en belanghebbende partijen.

In aanmerking komende tegenpartijen kunnen de in lid 3 vermelde instrumenten verstrekken in het kader van een investeringsvenster of een individueel project dat door een in aanmerking komende tegenpartij wordt beheerd. De instrumenten kunnen worden verstrekt ten voordele van partnerlanden, met inbegrip van landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren of landen die problemen ondervinden bij de wederopbouw en het herstel na een conflict, ten voordele van de instellingen van die partnerlanden, met inbegrip van hun openbare nationale en particuliere lokale banken en financiële instellingen, alsook ten voordele van entiteiten uit de particuliere sector van die partnerlanden. In landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren, en in andere landen indien gerechtvaardigd, kan steun worden verleend aan investeringen in de overheidssector die relevante gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de particuliere sector. [Am. 262]

Artikel 27 bis

Beheer en structuur van het EFDO+

1.  Het EFDO+ wordt samengesteld uit regionale investeringsplatformen die worden opgezet op basis van de werkmethoden, procedures en structuren van de bestaande externe blendingfaciliteiten van de Unie, die kunnen worden gecombineerd met garanties voor het extern optreden in het kader van EFDO+.

2.  De Commissie is verantwoordelijk voor het algemene beheer van het EFDO+ en de garantie voor extern optreden. De Commissie streeft er niet naar om daarnaast algemene bankverrichtingen uit te voeren. De Commissie stelt het Europees Parlement regelmatig op de hoogte, teneinde de hoogste normen inzake transparantie en financiële verantwoordingsplicht te waarborgen.

3.  Bij het beheer van het EFDO+ wordt de Commissie geadviseerd door een strategische raad, behalve in het geval van maatregelen met betrekking tot het uitbreidingsbeleid van de Unie die worden gefinancierd door IPA III, waarvoor de Commissie advies ontvangt van een strategische raad die onder het investeringskader voor de Westelijke Balkan (WBIF) valt. Bij het operationele beheer van de garantie voor extern optreden werkt de Commissie ook nauw samen met alle in aanmerking komende tegenpartijen. Daartoe wordt een technische werkgroep opgericht, die wordt samengesteld uit deskundigen van de Commissie en de in aanmerking komende tegenpartijen, om het risico en de daarmee samenhangende prijsstelling te beoordelen.

4.  De strategische raad adviseert de Commissie over de strategische oriëntaties en prioriteiten van de onder het EFDO+ vallende investeringen van de garantie voor extern optreden, en draagt bij tot de afstemming daarvan op de richtsnoeren en doelstellingen van het externe optreden, het ontwikkelingsbeleid en het nabuurschapsbeleid van de Unie, alsmede op de doelstellingen van artikel 3 en de doelstellingen van het EFDO+ als uiteengezet in artikel 26. De raad verleent tevens steun aan de Commissie bij de vaststelling van de algemene investeringsdoelen wat betreft het gebruik van de garantie voor extern optreden voor steun aan EFDO+-verrichtingen en houdt toezicht op een passende en gediversifieerde geografische en thematische dekking van investeringsvensters, met bijzondere aandacht voor landen die zijn aangemerkt als landen in een situatie van kwetsbaarheid of conflict, minst ontwikkelde landen (MOL's) of arme landen met een hoge schuldenlast.

5.  De strategische raad ondersteunt ook de algehele coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de regionale investeringsplatformen, tussen de drie pijlers van het Europees investeringsplan, tussen het Europees investeringsplan en de andere inspanningen van de Unie inzake migratie en de uitvoering van de Agenda 2030, alsook met andere programma's die in deze verordening zijn vastgesteld, andere financieringsinstrumenten van de Unie en trustfondsen.

6.  De strategische raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de hoge vertegenwoordiger, alle lidstaten en de Europese Investeringsbank. Het Europees Parlement heeft de status van waarnemer. Aan contribuanten, in aanmerking komende tegenpartijen, partnerlanden, betrokken regionale organisaties en andere belanghebbenden kan in voorkomend geval de status van waarnemer worden verleend. De strategische raad wordt voorafgaand aan de opneming van nieuwe waarnemers geraadpleegd. De strategische raad wordt gezamenlijk voorgezeten door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger.

7.  De strategische raad komt minstens tweemaal per jaar bijeen en neemt, indien mogelijk, adviezen bij consensus aan. Te allen tijde kunnen extra bijeenkomsten worden georganiseerd door de voorzitter of op verzoek van een derde van de leden van de raad. Indien geen consensus kan worden bereikt, worden de stemrechten toegepast zoals bepaald tijdens de eerste bijeenkomst van de strategische raad en vastgelegd in zijn reglement van orde. Deze stemrechten houden terdege rekening met de financieringsbron. In het reglement van orde wordt het kader voor de rol van waarnemers omschreven. De notulen en de agenda's van de vergaderingen van de strategische raad worden na de vaststelling ervan openbaar gemaakt.

8.  De Commissie brengt jaarlijks een voortgangsverslag over de toepassing van het EFDO+ uit aan de strategische raad. De strategische raad van het WBIF brengt verslag uit over de vooruitgang die is geboekt met de toepassing van het garantie-instrument voor de uitbreidingsregio, ter aanvulling van dat verslag. De strategische raad organiseert regelmatig overleg met de betrokken belanghebbenden over de strategische oriëntatie en de toepassing van het EFDO+.

9.  Het feit dat er twee strategische raden bestaan, doet geen afbreuk aan de noodzaak om over één kader voor risicobeheer van het EFDO+ te beschikken.

10.  Tijdens de toepassingstermijn van het EFDO+ stelt de strategische raad zo snel mogelijk richtsnoeren vast, die worden gepubliceerd en waarin wordt uiteengezet hoe zal worden gewaarborgd dat EFDO+-verrichtingen in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van de artikelen 26 bis en 27.

11.  De strategische raad houdt bij het opstellen van zijn strategische richtsnoeren terdege rekening met de desbetreffende resoluties van het Europees Parlement en besluiten en conclusies van de Raad.

12.  De operationele raden van de regionale investeringsplatformen ondersteunen de Commissie op toepassingsniveau bij het vaststellen van regionale en sectorale investeringsdoelstellingen en regionale, sectorale en thematische investeringsvensters, en formuleren adviezen over blendingfinanciering en het gebruik van de garantie voor extern optreden ter dekking van EFDO+-verrichtingen. [Am. 263]

Artikel 28

Bijdrage van andere donoren aan de garantie voor extern optreden

1.  Lidstaten, derde landen en andere derde partijen kunnen bijdragen aan de garantie voor extern optreden.

In afwijking van artikel 218, lid 2, tweede alinea, van het Financieel Reglement kan de bijdrage van de partijen bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte worden verstrekt in de vorm van garanties of contanten.

Bijdragen van andere derde landen dan de partijen bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en andere derden geschieden in de vorm van contanten, onder voorbehoud van het advies van de strategische raad en goedkeuring door de Commissie. [Am. 264]

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van de bevestigde bijdragen.

Op verzoek van de lidstaten kunnen hun bijdragen specifiek worden bestemd voor de opzet van projecten in specifieke regio's, landen, sectoren of bestaande investeringsvensters. [Am. 265]

2.  Bijdragen in de vorm van een garantie zijn niet hoger dan 50 % van het bedrag, bedoeld in artikel 26, lid 2, van deze verordening.

Op de bijdragen van de lidstaten en de partijen bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte in de vorm van een garantie kan slechts een beroep worden gedaan om garanties te honoreren nadat de financiering vanuit de algemene begroting van de Unie, aangevuld met eventuele andere bijdragen in contanten, is gebruikt om garanties te honoreren.

Elke bijdrage kan worden gebruikt om garanties te honoreren, ongeacht de bestemming van de middelen. [Am. 266]

Tussen de Commissie, namens de Unie, en de contribuant wordt een bijdrageovereenkomst gesloten, waarin met name de betalingsvoorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 29

Tenuitvoerlegging Toepassing van de overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden [Am. 267]

1.  De Commissie sluit namens de Unie overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden met de geselecteerde in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomstig artikel 27. Die overeenkomsten zijn een onvoorwaardelijke en onherroepelijke afroepgarantie ten gunste van de geselecteerde tegenpartijen. De overeenkomsten mogen worden gesloten met een consortium van twee of meer in aanmerking komende tegenpartijen. [Am. 268]

2.  Voor elk investeringsvenster worden een of meer overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden gesloten tussen de Commissie en de geselecteerde in aanmerking komende tegenpartij(en). Om specifieke noden te lenigen, kan de garantie voor extern optreden worden toegekend voor individuele financierings- of investeringsverrichtingen.

Alle overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden worden op verzoek aan het Europees Parlement en aan de Raad ter beschikking gesteld, met inachtneming van de bescherming van vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie. [Am. 269]

3.  De overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden bevatten in het bijzonder:

a)  nadere bepalingen over de dekking, vereisten, ontvankelijkheid, in aanmerking komende tegenpartijen en procedures;

b)  nadere bepalingen over de voorziening van de garantie voor extern optreden, waaronder de dekkingsregelingen en de vastgestelde dekking van portefeuilles en van projecten van specifieke soorten instrumenten, alsmede een risicoanalyse van de projecten en de projectportefeuilles, ook op sectoraal, regionaal en nationaal niveau;

c)  een vermelding van de doelstellingen en het oogmerk van deze verordening, een inventarisatie van de behoeften en een indicatie van de verwachte resultaten, rekening houdend met het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de noodzaak om verantwoord ondernemerschap te waarborgen, onder meer en met name door naleving van de in artikel 27, lid 2, onder c nonies), bedoelde internationaal overeengekomen richtsnoeren, beginselen en rechtsinstrumenten; [Am. 270]

d)  de vergoeding van de garantie, die rekening moet houden met het risiconiveau, en met de mogelijkheid dat de vergoeding gedeeltelijk kan worden gesubsidieerd om, in naar behoren gemotiveerde gevallen, soepelere voorwaarden toe te kennen, met name in landen die in een situatie van kwetsbaarheid of conflict verkeren, MOL's en landen met een hoge schuldenlast; [Am. 271]

e)  voorschriften betreffende het gebruik van de garantie voor extern optreden, waaronder de betalingsvoorwaarden, zoals specifieke termijnen, de op verschuldigde bedragen te betalen rente, uitgaven en invorderingskosten en eventuele vereiste liquiditeitsregelingen;

f)  procedures in verband met vorderingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de triggergebeurtenissen en wachttermijnen, en procedures met betrekking tot de invordering van schuldvorderingen;

g)  verplichtingen inzake transparant toezicht, en transparante rapportage en evaluatie; [Am. 272]

h)  duidelijke en toegankelijke klachtenprocedures voor derde partijen die nadelige gevolgen zouden kunnen ondervinden van de uitvoering toepassing van met de garantie voor extern optreden ondersteunde projecten. [Am. 273]

4.  De financierings- en investeringsverplichtingen worden door de in aanmerking komende tegenpartij goedgekeurd overeenkomstig haar eigen regels en procedures en met inachtneming van de bepalingen van de overeenkomst met betrekking tot de garantie voor extern optreden.

5.  De garantie voor extern optreden kan betrekking hebben op:

a)  voor schuldinstrumenten: de hoofdsom en alle rente en overeenkomstig de voorwaarden van de financieringsverrichtingen aan de geselecteerde in aanmerking komende tegenpartij verschuldigde, maar niet door haar ontvangen bedragen nadat zich een wanbetaling heeft voorgedaan;

b)  voor aandeleninstrumenten: de geïnvesteerde bedragen en de daaraan verbonden financieringskosten;

c)  voor andere in artikel 27, lid 2, bedoelde financierings- en investeringsverrichtingen: de gebruikte bedragen en de eraan verbonden financieringskosten;

d)  alle relevante uitgaven en invorderingskosten die verband houden met een wanbetaling, tenzij die in mindering worden gebracht op de opbrengst van de invordering.

5 bis.  Bij het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot de garantie voor extern optreden met in aanmerking komende tegenpartijen houdt de Commissie terdege rekening met:

a)  het advies en de richtsnoeren van de strategische en regionale operationele raden;

b)  de doelstellingen van het investeringsvenster;

c)  de ervaring en de operationele, financiële en risicobeheerscapaciteit van de in aanmerking komende tegenpartij;

d)  het bedrag aan eigen middelen en aan medefinanciering van de particuliere sector dat de in aanmerking komende tegenpartij ter beschikking kan stellen voor het investeringsvenster. [Am. 274]

6.  Met het oog op de financiële verslaggeving door de Commissie, haar verslaglegging over de door de garantie voor extern optreden gedekte risico's en overeenkomstig artikel 209, lid 4, van het Financieel Reglement, verstrekken de in aanmerking komende tegenpartijen waarmee een garantieovereenkomst is gesloten, aan de Commissie en de Rekenkamer jaarlijks de financiële verslagen betreffende de onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen, gecontroleerd door een onafhankelijke externe auditor, die onder meer de volgende informatie bevatten:

a)  de risicobeoordeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van de in aanmerking komende tegenpartijen, inclusief informatie over de verplichtingen van de Unie gemeten volgens de in artikel 80 van het Financieel Reglement bedoelde boekhoudregels en de IPSAS;

b)  de uitstaande financiële verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit de EFDO+-operaties die zijn verleend aan de in aanmerking komende tegenpartijen en hun financierings- en investeringsverrichtingen, uitgesplitst per individuele verrichting.

7.  De in aanmerking komende tegenpartijen verstrekken de Commissie op verzoek alle aanvullende informatie die noodzakelijk is opdat de Commissie de krachtens deze verordening op haar rustende verplichtingen kan vervullen, in het bijzonder met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen van de ex-ante-effectbeoordeling inzake mensenrechten, maatschappij, arbeid en milieu en overige selectiecriteria die zijn opgenomen in artikel 27. [Am. 275]

8.  De Commissie brengt verslag uit over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand, overeenkomstig de artikelen 241 en 250 van het Financieel Reglement. Daartoe verstrekken de in aanmerking komende tegenpartijen jaarlijks de nodige informatie om de Commissie in staat te stellen te voldoen aan de rapportageverplichtingen. Daarnaast dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in als omschreven in artikel 31, lid 6 bis. [Am. 276]

8 bis.  De Commissie of de in aanmerking komende tegenpartijen brengen OLAF onmiddellijk op de hoogte wanneer er op enig moment bij de voorbereiding, uitvoering of afsluiting van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen redenen zijn om te vermoeden dat er sprake is van fraude, corruptie, witwassen van geld of enige andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie kunnen worden geschaad. De Commissie of de in aanmerking komende tegenpartijen verstrekken OLAF alle informatie die noodzakelijk is om een volledig en grondig onderzoek uit te voeren. [Am. 277]

Artikel 29 bis

Klachten- en verhaalmechanisme

In verband met mogelijke klachten van derden in partnerlanden, met inbegrip van gemeenschappen en personen die nadeel ondervinden van door het EFDO+ en de garantie voor extern optreden ondersteunde projecten, plaatsen de Commissie en de delegaties van de Europese Unie op hun website rechtstreekse verwijzingen naar de klachtenregelingen van de betrokken tegenpartijen die overeenkomsten hebben gesloten met de Commissie. De Commissie stelt tevens een gecentraliseerd EU-klachtenmechanisme in voor alle projecten in het kader van hoofdstuk IV van deze verordening om het mogelijk te maken rechtstreeks klachten te ontvangen in verband met de behandeling van klachten door in aanmerking komende tegenpartijen. De Commissie houdt rekening met deze informatie in het licht van toekomstige samenwerking met die tegenpartijen. [Am. 278]

Artikel 29 ter

Uitgesloten activiteiten en niet-coöperatieve rechtsgebieden

1.  Met de garantie voor extern optreden worden geen financierings- en investeringsverrichtingen ondersteund die:

a)  verband houden met de militaire sector of de sector staatsveiligheid;

b)  de ontwikkeling ondersteunen van kernenergie – met uitzondering van leningen die overeenkomstig de EINS-verordening worden verstrekt – en fossiele brandstoffen, en de koolstofafhankelijkheid van economieën en samenlevingen in de hand werken;

c)  aanzienlijke externe milieukosten met zich meebrengen, zoals verrichtingen die resulteren in de aantasting van beschermde gebieden, kritieke habitats en erfgoedlocaties waarvoor geen plan voor duurzame ontwikkeling en duurzaam beheer is uitgevoerd;

d)  mensenrechtenschendingen in partnerlanden tot gevolg hebben (bijvoorbeeld door gemeenschappen hun recht op toegang tot en controle over natuurlijke hulpbronnen zoals land te ontzeggen), bijdragen tot de gedwongen ontheemding van bevolkingen, of dwangarbeid of kinderarbeid met zich meebrengen.

2.  Bij hun financierings- en investeringsverrichtingen voldoen de in aanmerking komende tegenpartijen aan het toepasselijke Unierecht en aan internationaal overeengekomen en Unierechtelijke normen, en verlenen zij derhalve geen steun overeenkomstig deze verordening aan projecten die bijdragen aan witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingontwijking, belastingfraude en belastingontduiking. Daarnaast gaan de in aanmerking komende tegenpartijen geen nieuwe verrichtingen aan en verlengen zij geen bestaande verrichtingen met entiteiten die opgericht of gevestigd zijn in rechtsgebieden die in het kader van het desbetreffende beleid van de Unie op de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voorkomen of die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad als derde landen met een hoog risico zijn aangemerkt of die in de praktijk niet voldoen aan op Unie- of internationaal niveau overeengekomen fiscale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling. De in aanmerking komende tegenpartijen mogen alleen van dit beginsel afwijken indien het project fysiek wordt uitgevoerd in een van die rechtsgebieden en er geen enkele aanwijzing bestaat dat de betrokken verrichting onder een van de categorieën van de eerste alinea van dit lid valt. Bij het sluiten van overeenkomsten met financiële tussenpersonen nemen de in aanmerking komende tegenpartijen de voorschriften van dit artikel op in de betrokken overeenkomsten en verlangen zij van de financiële tussenpersonen dat zij verslag uitbrengen over de naleving ervan.

3.  Bij haar financierings- en investeringsverrichtingen geeft de in aanmerking komende tegenpartij toepassing aan de Unierechtelijke beginselen en normen inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en met name Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2015/849. De in aanmerking komende tegenpartijen stellen zowel de rechtstreekse financiering als de financiering via tussenpersonen uit hoofde van deze verordening afhankelijk van de openbaarmaking van informatie over de uiteindelijk begunstigden overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 en maken de gegevens van de verslaggeving per land openbaar overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad. [Am. 279]

Artikel 30

Kapitaalparticipatie in een ontwikkelingsbank

De in artikel 6, lid 2, onder a), genoemde portefeuille voor geografische programma's kan worden gebruikt om bij te dragen aan het kapitaal van Europese en andere instellingen voor ontwikkelingsfinanciering.

Hoofdstuk V

Toezicht, verslaglegging en evaluatie

Artikel 31

Toezicht en verslaglegging

-1.  De verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening wordt gemeten aan de hand van een geschikt, transparant en aan verantwoording onderworpen toezichts-, verslagleggings- en evaluatiesysteem. Hierbij wordt gezorgd voor een passende betrokkenheid van het Europees Parlement en de Raad en voor een grotere deelname van alle Uniepartners, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, aan de toepassing van de programma's. [Am. 280]

1.  Indicatoren om verslag uit te brengen in het kader van deze verordening over de vorderingen bij de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, vermelde specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage VII, in overeenstemming met de indicatoren voor de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. Aan de hand van de waarden van de indicatoren op 1 januari 2021 wordt beoordeeld in welke mate de doelstellingen zijn bereikt. [Am. 281]

2.  De Commissie onderwerpt haar acties geregeld aan toezicht en evalueert regelmatig de vorderingen op weg naar het bereiken van de verwachte streefdoelen als vastgelegd in artikel 3, en de verwachte resultaten, in termen van opbrengsten en uitkomsten. [Am. 282]

De vooruitgang met betrekking tot de verwachte resultaten moet worden wordt gevolgd op basis van duidelijke, transparante en meetbare indicatoren, in voorkomend geval als vastgesteld in bijlage VII en in het kader voor toezicht en evaluatie als vastgesteld krachtens lid 9, alsook in overeenstemming met de bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting van de Unie. Het aantal indicatoren wordt beperkt gehouden om tijdige rapportage te vergemakkelijken en de indicatoren worden minimaal uitgesplitst naar geslacht en leeftijd. [Am. 283]

3.  Gezamenlijke resultatenkaders die zijn opgenomen in gezamenlijke programmeringsdocumenten die voldoen aan de criteria van artikel 12, lid 4, vormen de basis voor het gezamenlijke toezicht door de Unie en de lidstaten van de uitvoering toepassing van hun gezamenlijke steun aan een partnerland. [Am. 284]

Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering toepassing en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Te dien einde worden evenredige rapportagevereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie. [Am. 285]

4.  De Commissie onderzoekt de vooruitgang bij de uitvoering toepassing van deze verordening. Vanaf 2022 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad jaarlijks verslag uit over de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, op basis van indicatoren – waaronder, maar niet beperkt tot, de in bijlage VII vastgestelde indicatoren en in overeenstemming met de uitvoering van de begroting van de Unie – die de behaalde resultaten en de doeltreffendheid van de verordening meten. Dat verslag wordt tevens voorgelegd aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. [Am. 286]

5.  Het jaarverslag bevat gegevens over het voorafgaande jaar inzake de gefinancierde maatregelen, de resultaten van het toezicht en de evaluatie, de betrokkenheid en het niveau van samenwerking van de relevante partners en de uitvoering toepassing van de vastleggings- en de betalingskredieten, uitgesplitst per land, regio en samenwerkingssector. Het verslag omvat een beoordeling van de geboekte vooruitgang wat betreft de verwachte resultaten en de integratie van horizontale thema's als vermeld in artikel 8, lid 6. Het verslag bevat een beoordeling van de resultaten van de financiering van de Unie, voor zover mogelijk aan de hand van specifieke en meetbare indicatoren, en van de rol die de financiering heeft gespeeld bij het bereiken van de doelstellingen van deze verordening. Voor ontwikkelingssamenwerking wordt in het verslag ook, waar mogelijk en passend, beoordeeld in hoeverre de beginselen van doeltreffendheid van de hulp in acht zijn genomen, ook voor innovatieve financieringsinstrumenten. [Am. 287]

6.  Het in 2021 op te stellen verslag brengt informatie samen uit de jaarverslagen betreffende de periode van 2014 tot 2020 over alle financieringsmiddelen die onder de in artikel 40 39, lid 2, genoemde verordeningen vallen, waaronder externe bestemmingsontvangsten en bijdragen aan trustfondsen, uitgesplitst per begunstigd land, gebruik van financieringsinstrumenten, vastleggingen en betalingen. In het verslag worden de voornaamste geleerde lessen vermeld alsook de follow-up van de aanbevelingen uit de externe evaluaties die in voorgaande jaren zijn uitgevoerd. Het bevat tevens een beoordeling om na te gaan of de personeelscapaciteit op het niveau van de centrale diensten en de delegaties van de Unie toereikend is om alle doelstellingen die onder deze verordening vallen te verwezenlijken. [Am. 288]

6 bis.  De Commissie brengt in het kader van het jaarverslag uitvoerig verslag uit over de financierings- en investeringsverrichtingen die worden gedekt door de garantie voor extern optreden, over de werking van het EFDO+, het beheer ervan en de daadwerkelijke bijdrage van het fonds aan de doelstellingen daarvan. Dit onderdeel van het jaarverslag gaat vergezeld van een advies van de Rekenkamer. Het omvat de volgende elementen:

a)  een beoordeling van de resultaten die bijdragen aan de verwezenlijking van het doel en de doelstellingen van het EFDO+ als vastgesteld in deze verordening;

b)  een beoordeling van de lopende door de garantie voor extern optreden gedekte financierings- en investeringsverrichtingen op sector-, land- en regionaal niveau en van de overeenstemming ervan met deze verordening, met inbegrip van de risicomaatregelen en de invloed daarvan op de financiële en economische stabiliteit van de partners;

c)  een beoordeling van de additionaliteit en de toegevoegde waarde, het aantrekken van middelen van de particuliere sector, de geraamde en feitelijke output en de resultaten en gevolgen van de door de garantie voor extern optreden gedekte financierings- en investeringsverrichtingen op geaggregeerde basis, met inbegrip van het effect op het scheppen van fatsoenlijke banen en het vermogen om te voorzien in leefbare lonen, de uitbanning van armoede en het terugdringen van ongelijkheid; die beoordeling omvat een genderanalyse van de gedekte verrichtingen, op basis van bewijsmateriaal en, indien mogelijk, naar geslacht uitgesplitste gegevens, en een analyse van de soorten spelers uit de particuliere sector die worden ondersteund, waaronder coöperaties en sociale ondernemingen;

d)  een beoordeling om na te gaan of de voorschriften betreffende het gebruik van de garantie voor extern optreden zijn nageleefd en of de voor elk ingediend voorstel vastgestelde essentiële prestatie-indicatoren zijn gehaald;

e)  een beoordeling van het hefboomeffect dat is gecreëerd door middel van de door de garantie voor extern optreden en het EFDO+ gedekte verrichtingen;

f)  het financiële bedrag dat de begunstigden hebben ontvangen en een beoordeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van elke in aanmerking komende tegenpartij op geaggregeerde basis;

g)  een beoordeling van de additionaliteit en toegevoegde waarde van de financierings- en investeringsverrichtingen van de in aanmerking komende tegenpartijen en van de aan die verrichtingen verbonden geaggregeerde risico's;

h)  gedetailleerde informatie over het beroep dat is gedaan op de garantie voor extern optreden, over verliezen, opbrengsten, teruggevorderde bedragen en andere ontvangen betalingen, alsmede de algehele risicoblootstelling;

i)  de financiële verslagen betreffende de financierings- en investeringsverrichtingen van de in aanmerking komende tegenpartijen die onder deze verordening vallen, gecontroleerd door een onafhankelijke externe controleur;

j)  een beoordeling van de synergieën en complementariteit tussen door de garantie voor extern optreden gedekte verrichtingen en de tweede en derde pijler van het plan voor externe investeringen (EIP), op basis van relevante bestaande verslagen, met bijzondere aandacht voor de geboekte vooruitgang op het gebied van goed bestuur, met inbegrip van de bestrijding van corruptie en illegale geldstromen, eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en genderresponsief beleid, alsook een beoordeling van de mate waarin ondernemerschap, het plaatselijk ondernemingsklimaat en de plaatselijke financiële markten worden gestimuleerd;

k)  een beoordeling waarin wordt nagegaan of de garanties voor extern optreden in overeenstemming zijn met de internationaal overeengekomen beginselen inzake doeltreffende ontwikkelingshulp;

l)  een beoordeling van de vergoeding van de garanties;

m)  een beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende uitgesloten activiteiten en niet-coöperatieve rechtsgebieden. [Am. 289]

7.  Op basis van de goedgekeurde indicatieve programmeringsdocumenten wordt een jaarlijkse raming opgesteld van de totale uitgaven voor klimaatactie en biodiversiteit de in deze verordening vastgestelde streefdoelen. De financiering die in het kader van deze verordening wordt toegewezen, wordt, zonder uitsluiting van het gebruik van nauwkeuriger methodieken indien deze beschikbaar zijn, onderworpen aan een jaarlijks traceringssysteem op basis van de methode van de OESO, waaronder ("Rio markers"), dat geïntegreerd wordt in de bestaande methode voor het prestatiebeheer van de Unieprogramma's, om de in evaluaties en in het jaarverslag opgenomen uitgaven voor klimaatactie, biodiversiteit en milieu, menselijke ontwikkeling en sociale inclusie, gendergelijkheid en biodiversiteit officiële ontwikkelingshulp te kwantificeren met betrekking tot op het niveau van de in artikel 19 bedoelde actieplannen en maatregelen en in evaluaties. De Commissie doet de raming als onderdeel van het jaarverslag toekomen aan het Europees Parlement. [Am. 290]

8.  De Commissie stelt informatie betreffende de beschikbaar betreffende ontwikkelingssamenwerking volgens erkende internationale normen beschikbaar , waaronder die van de Internationale Arbeidsorganisatie en door gebruik te maken van het kader voor een gemeenschappelijke norm dat door het Internationale Initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp is ontwikkeld. [Am. 291]

9.  Om een doeltreffende beoordeling van de voortgang op weg naar de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening te waarborgen, wordt stelt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 34 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VII te wijzigen, teneinde de indicatoren indien nodig te herzien of aan te vullen, onder meer in het kader van de tussentijdse herziening overeenkomstig artikel 32, en teneinde deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een toezichts- en evaluatiekader, mogelijk door de invoering van aanvullende prestatie-indicatoren voor elk van de specifieke doelstellingen van deze verordening. [Am. 292]

Artikel 32

Tussentijdse herziening en evaluatie [Am. 293]

1.  Er wordt een tussentijdse evaluatie van de verordening uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van de verordening beschikbaar is, maar uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het instrument is begonnen Uiterlijk op 30 juni 2024 dient de Commissie een tussentijds evaluatieverslag in over de toepassing van deze verordening. Dit tussentijdse evaluatieverslag bestrijkt de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 en onderzoekt hoe de Unie bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, aan de hand van indicatoren waarmee de behaalde resultaten worden gemeten, alsook de eventuele bevindingen en conclusies betreffende het effect van deze verordening, met inbegrip van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ en de garantie voor extern optreden. [Am. 294]

Het Europees Parlement kan een bijdrage leveren aan deze evaluatie. De Commissie en de EDEO organiseren een raadpleging van de belangrijkste belanghebbenden en begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties. In het bijzonder zorgen de Commissie en de EDEO ervoor dat de meest gemarginaliseerde personen en groepen worden vertegenwoordigd. [Am. 295]

Door middel van externe evaluaties beoordeelt de Commissie tevens de effecten en de doeltreffendheid van haar acties per actiegebied, alsook de doeltreffendheid van de programmering. De Commissie en de EDEO houden rekening met voorstellen en standpunten van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot onafhankelijke externe evaluaties. De evaluaties maken waar passend van toepassing gebruik van de beginselen van goede praktijken van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO, om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt en om aanbevelingen te kunnen opstellen met het oog op de verbetering van toekomstige acties. In de tussentijdse evaluatie wordt beoordeeld hoe de Unie heeft gepresteerd met betrekking tot de streefdoelen van deze verordening. [Am. 296]

2.  Aan het einde van de uitvoering van de verordening, maar uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van de verordening uit. Deze evaluatie beoordeelt hoe de Unie bijdraagt tot de verwezenlijking In het tussentijds evaluatieverslag wordt tevens aandacht besteed aan efficiëntie, de toegevoegde waarde, de werking van de vereenvoudigde en gestroomlijnde financieringsstructuur, interne en externe samenhang, de blijvende relevantie van de doelstellingen van deze verordening, rekening houdend met de indicatoren voor het meten van de resultaten en eventuele bevindingen en conclusies inzake het effect van deze verordening de complementariteit en synergieën tussen de gefinancierde acties, de bijdrage van de maatregelen aan een samenhangend extern optreden van de Unie, en in voorkomend geval de mate waarin de bevolking van de ontvangende landen zich bewust is van de financiële steun van de Unie, en in het verslag worden de bevindingen van de in artikel 31, lid 4, bedoelde verslagen opgenomen. [Am. 297]

In het definitieve evaluatieverslag wordt ook aandacht besteed aan de efficiëntie, de toegevoegde waarde, de mogelijkheden voor vereenvoudiging, de interne en externe samenhang en de blijvende relevantie van de doelstellingen van deze verordening. [Am. 298]

Het specifieke doel van het definitieve tussentijdse evaluatieverslag is het verbeteren van de uitvoering toepassing van de financiering van de Unie. Het bevat informatie betreffende besluiten voor het verlengen, wijzigen of opschorten van de soorten acties die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd. [Am. 299]

Het verslag tussentijds evaluatieverslag brengt ook informatie samen uit de relevante jaarverslagen over alle middelen die onder deze verordening vallen, waaronder externe bestemmingsontvangsten en bijdragen aan trustfondsen, uitgesplitst in uitgaven per begunstigd land, gebruik van financieringsinstrumenten, vastleggingen en betalingen, alsook per geografisch en thematisch programma en per actie voor snelle respons, met inbegrip van financiering die is vrijgemaakt uit de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten. [Am. 300]

De Commissie zendt de conclusies van de evaluaties, vergezeld van haar opmerkingen, via het in artikel 35 bedoelde desbetreffende comité toe aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten. Specifieke evaluaties kunnen op verzoek van de lidstaten in dat comité worden besproken. De resultaten daarvan worden gebruikt bij de opzet van programma's en de toewijzing van middelen. [Am. 301]

De Commissie betrekt alle relevante belanghebbenden op passende wijze en begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, bij de evaluatie van de financiering van de Unie waarin deze verordening voorziet en kan, in voorkomend geval, ernaar streven om gezamenlijke evaluaties met de lidstaten en de ontwikkelingspartners te verrichten, met nauwe betrokkenheid van de partnerlanden. [Am. 302]

2 bis.  De Commissie dient het in lid 2 bedoeld tussentijds evaluatieverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen waarin noodzakelijke wijzigingen van deze verordening worden uiteengezet. [Am. 303]

2 ter.  Aan het einde van de toepassingsperiode van deze verordening en uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van de verordening uit onder dezelfde voorwaarden als die van toepassing zijn op de in lid 2 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie. [Am. 304]

3.  Overeenkomstig de specifieke rapportagebepalingen van het Financieel Reglement beoordeelt de Commissie uiterlijk op 31 december 2025, en vervolgens om de drie jaar, de inzet en de werking van de garantie voor extern optreden. De Commissie dient haar evaluatieverslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad. Dit evaluatieverslag gaat vergezeld van een advies van de Rekenkamer.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 33

Deelname van landen of gebieden die niet onder de verordening vallen

1.  In naar behoren gemotiveerde gevallen en wanneer de uit toe te voeren passen actie mondiaal, transregionaal of regionaal van aard is, kan is de Commissie binnen de relevante meerjarige indicatieve programma's of binnen de relevante actieplannen of maatregelen besluiten tot uitbreiding van het toepassingsgebied met het oog op die acties bevoegd om overeenkomstig artikel 34 een gedelegeerde handeling vast te stellen tot aanvulling van de acties tot deze verordening door landen en gebieden die niet onder deze verordening vallen overeenkomstig artikel 4, met het oog op de samenhang en de doeltreffendheid toe te voegen aan van de financiering van de Unie of om regionale of regio-overschrijdende samenwerking te bevorderen de lijst van landen en gebieden die overeenkomstig artikel 4 onder deze verordening vallen. [Am. 305]

2.  De Commissie kan een specifieke financiële toewijzing opnemen om partnerlanden en -regio's te helpen hun samenwerking te versterken met aan de Unie grenzende ultraperifere regio's en met landen en gebieden overzee die onder het LGO-besluit vallen. Te dien einde kan deze verordening, in voorkomend geval en op basis van wederkerigheid en evenredigheid met betrekking tot de hoogte van de financiering uit het LGO-besluit en/of de toekomstige ETS-verordening, bijdragen aan maatregelen die worden uitgevoerd door een partnerland en -regio of enige andere entiteit in het kader van deze verordening, door een land, gebied of een andere entiteit in het kader van het LGO-besluit of door een ultraperifere regio van de Unie in het kader van gemeenschappelijke operationele programma's, of aan programma's voor interregionale samenwerking of maatregelen die zijn vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd in het kader van de ETS-verordening. [Am. 306]

Artikel 33 bis

Samenwerking van partnerlanden en -regio's met aan de Unie grenzende ultraperifere regio's en met landen en gebieden overzee

1.  De Commissie kan een specifieke financiële toewijzing opnemen om partnerlanden en -regio's te helpen hun samenwerking te versterken met aan de Unie grenzende ultraperifere regio's en met landen en gebieden overzee die onder het LGO-besluit van de Raad vallen. Te dien einde kan deze verordening, in voorkomend geval en op basis van wederkerigheid en evenredigheid met betrekking tot de hoogte van de financiering uit het LGO-besluit en/of de toekomstige ETS-verordening, bijdragen aan maatregelen die worden toegepast door een partnerland en -regio of enige andere entiteit in het kader van deze verordening, door een land, gebied of een andere entiteit in het kader van het LGO-besluit of door een ultraperifere regio van de Unie in het kader van gemeenschappelijke operationele programma's, of aan programma's voor interregionale samenwerking of maatregelen die zijn vastgesteld en worden toegepast in het kader van de ETS-verordening.

2.  Het medefinancieringspercentage van de Unie mag niet meer bedragen dan 90 % van de subsidiabele uitgaven van een programma of maatregel. Voor technische bijstand bedraagt het medefinancieringspercentage 100 %. [Am. 307]

Artikel 34

Uitoefening van de delegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.

2.  De in artikel 4, lid 6, artikel 26, lid 3 8, lid 7 bis, artikel 8, lid 8 ter, artikel 14, lid 1, artikel 15 bis, artikel 17, lid 4, artikel 21, lid 3 bis, artikel 26, lid 4, artikel 27, lid 9, en en artikel 33, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor de looptijd van deze verordening. De Commissie stelt die gedelegeerde handelingen zo snel mogelijk vast. De in artikel 8, lid 7 bis, artikel 8, lid 8 ter, artikel 17, lid 4, en artikel 31, lid 9, bedoelde gedelegeerde handelingen worden echter uiterlijk op ... [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld. [Am. 308]

3.  Het Europees Parlement of de Raad kunnen de in artikel 4, lid 6, artikel 26, lid 3, artikel 8, lid 7 bis, artikel 8, lid 8 ter, artikel 14, lid 1, artikel 15 bis, artikel 17, lid 4, artikel 21, lid 3 bis, artikel 26, lid 4, artikel 27, lid 9, en artikel 31, lid 9, en artikel 33, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. [Am. 309]

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 4, lid 6, artikel 26, lid 3, artikel 8, lid 7 bis, artikel 8, lid 8 ter, artikel 14, lid 1, artikel 15 bis, artikel 17, lid 4, artikel 21, lid 3 bis, artikel 26, lid 4, artikel 27, lid 9, en artikel 31, lid 9, , en artikel 33, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. [Am. 310]

Artikel 34 bis

Spoedprocedure

1.  Indien dit in geval van door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen of onmiddellijke bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen en is de in de leden 2 en 3 van dit artikel neergelegde procedure van toepassing.

2.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 3. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 34, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt. [Am. 311]

Artikel 34 ter

Democratische verantwoordingsplicht

1.  Teneinde de dialoog tussen de instellingen van de Unie en met name het Europees Parlement, de Commissie en de EDEO te bevorderen, een grotere transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen en de doelmatigheid van de vaststelling door de Commissie van handelingen en maatregelen te verzekeren, kan het Europees Parlement de Commissie en de EDEO verzoeken voor het Parlement te verschijnen om de strategische oriëntatie en richtsnoeren met betrekking tot de programmering in het kader van deze verordening te bespreken. Die dialoog komt tevens de algehele samenhang van alle externe financieringsinstrumenten ten goede, in overeenstemming met artikel 5. Die dialoog kan plaatsvinden voorafgaand aan de vaststelling van gedelegeerde handelingen en van de jaarlijkse ontwerpbegroting door de Commissie. Die dialoog kan in het licht van belangrijke politieke ontwikkelingen en op verzoek van het Europees Parlement, de Europese Commissie of de EDEO ook op ad-hocbasis plaatsvinden.

2.  De Commissie en de EDEO dienen bij het Europees Parlement ten minste één maand voorafgaand aan de dialoog alle ter zake doende documenten in. Voor de dialoog met betrekking tot de jaarlijkse begroting verstrekken de Commissie en de EDEO geconsolideerde informatie over alle overeenkomstig artikel 21 vastgestelde of geplande actieplannen en maatregelen, informatie inzake samenwerking per land, regio en thematisch gebied en het gebruik van acties voor snelle respons, de buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten en de garantie voor extern optreden.

3.  De Commissie en de EDEO houden zoveel mogelijk rekening met het standpunt van het Europees Parlement. Indien de Commissie of de EDEO geen rekening houdt met het standpunt van het Europees Parlement, wordt hiervoor een degelijke motivering verstrekt.

4.  De Commissie en de EDEO zijn er met name via de in artikel 38 quater bedoelde stuurgroep voor verantwoordelijk om het Europees Parlement op de hoogte te houden van de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van deze verordening, in het bijzonder over lopende maatregelen en acties alsook resultaten. [Am. 312]

Artikel 35

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.  In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

4.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

5.  Het vastgestelde besluit blijft van toepassing gedurende de geldigheidsduur van het vastgestelde of gewijzigde document, actieprogramma of maatregel.

6.  Een waarnemer van de Europese Investeringsbank neemt deel aan de werkzaamheden van het comité voor wat betreft kwesties die betrekking hebben op de Europese Investeringsbank. [Am. 313]

Artikel 36

Informatie Transparantie, communicatie en publiciteit openbaarmaking van informatie [Am. 314]

1.  De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van deze voorschriften door de ontvangers. [Am. 315]

2.  De Commissie voert past informatie- en communicatieacties uit toe met betrekking tot deze verordening, de acties en de resultaten ervan. De aan deze verordening toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij direct verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. [Am. 316]

2 bis.  De Commissie treft maatregelen ter versterking van strategische communicatie en publieksdiplomatie met het oog op het uitdragen van de waarden en de toegevoegde waarde van de Unie. [Am. 317]

2 ter.  De Commissie richt één alomvattend openbaar centraal elektronisch register in met alle in het kader van deze verordening gefinancierde acties, met inbegrip van de criteria die worden gehanteerd voor het vaststellen van de behoeften van de partners met betrekking tot de toewijzing van middelen, en werkt dit register regelmatig bij, met uitzondering van de acties waarvan wordt gedacht dat ze aanleiding geven tot veiligheidskwesties of lokale politieke gevoeligheden overeenkomstig artikel 37. [Am. 318]

2 quater.  Het register omvat tevens informatie over alle financierings- en investeringsverrichtingen, met inbegrip van verrichtingen op individueel en projectniveau, en de essentiële onderdelen van alle EFDO+-garantieovereenkomsten, met inbegrip van informatie over de juridische identiteit van in aanmerking komende tegenpartijen, verwachte ontwikkelingsvoordelen en klachtenprocedures, met inachtneming van de bescherming van vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie. [Am. 319]

2 quinquies.  In overeenstemming met hun transparantiebeleid en de voorschriften van de Unie inzake gegevensbescherming en de toegang tot documenten en informatie, maken de in aanmerking komende tegenpartijen van het EFDO+ op hun websites proactief en systematisch informatie bekend over alle financierings- en investeringsverrichtingen die door de garantie voor extern optreden worden gedekt, en in het bijzonder over de wijze waarop die verrichtingen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en vereisten van deze verordening. Die informatie wordt uitgesplitst op projectniveau. Bij deze informatieverstrekking wordt altijd rekening gehouden met de bescherming van vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie. In aanmerking komende tegenpartijen vermelden ook de steun van de Unie in alle informatie die zij bekendmaken over de financierings- en investeringsverrichtingen die overeenkomstig deze verordening door de garantie voor extern optreden worden gedekt. [Am. 320]

Artikel 37

Afwijking van zichtbaarheidsvereisten

Veiligheidskwesties of lokale politieke gevoeligheden kunnen het wenselijk of noodzakelijk maken om de communicatie en zichtbaarheid in bepaalde landen of gebieden of tijdens bepaalde perioden te beperken. In dergelijke gevallen worden de doelgroep en de instrumenten, producten en kanalen die worden gebruikt in verband met de zichtbaarheid van een bepaalde actie, per geval bepaald, in overleg en overeenstemming met de Unie. Indien snel optreden vereist is naar aanleiding van een plotse crisis, is het niet nodig om onmiddellijk een volledig communicatie- en zichtbaarheidsplan voor te leggen. In dergelijke gevallen wordt de steun van de Unie echter van meet af aan op passende wijze vermeld.

Artikel 38

EDEO-clausule

Deze verordening is van toepassing overeenkomstig Besluit 2010/427/EU. [Am. 321]

Artikel 38 bis

Beheer

Een horizontale stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie en EDEO en onder voorzitterschap van de VV/HV of een vertegenwoordiger van die dienst, is verantwoordelijk voor het aansturen, coördineren en beheren van dit instrument gedurende de gehele beheercyclus, met het oog op het waarborgen van samenhang, efficiëntie, transparantie en verantwoordingsplicht in verband met alle externe financiering van de Unie. De VV/HV zorgt voor de algemene politieke coördinatie van het externe optreden van de Unie. Voor alle acties, met inbegrip van acties voor snelle respons en buitengewone steunmaatregelen, en gedurende de volledige cyclus van programmering, planning en toepassing van het instrument, werken de hoge vertegenwoordiger en de EDEO samen met alle relevante leden en diensten van de Commissie, vastgesteld op basis van de aard en doelstellingen van de geplande actie, waarbij wordt voortgebouwd op hun deskundigheid. Alle voorstellen worden volgens de Commissieprocedures voorbereid en worden ter fine van besluit aan de Commissie voorgelegd.

Het Europees Parlement wordt ten volle betrokken bij de opzet, programmering, monitoring en evaluatie van de instrumenten om politieke en democratische controle en verantwoordingsplicht in verband met Uniefinanciering op het gebied van het externe optreden te waarborgen. [Am. 322]

Artikel 39

Intrekking en overgangsbepalingen

1.  Besluit nr. 466/2014/EU, Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 en Verordening (EU) 2017/1601 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

2.  De financiële middelen voor deze verordening kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen deze verordening en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de voorlopers ervan: Verordening (EU) nr. 233/2014; Verordening (EU) nr. 232/2014; Verordening (EU) nr. 230/2014; Verordening (EU) nr. 235/2014; Verordening (EU) nr. 234/2014, Verordening (Euratom) nr. 237/2014, Verordening (EU) nr. 236/2014, Besluit nr. 466/2014/EU, Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 en Verordening (EU) 2017/1601.

3.  De financiële middelen voor deze verordening kunnen dienen ter dekking van uitgaven in verband met de voorbereiding van een opvolger van deze verordening.

4.  Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zullen zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 20, lid 1, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 40

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [...] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027. [Am. 323]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ...,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I

LIJST VAN LANDEN EN GEBIEDEN IN DE NABUURSCHAPSREGIO

Algerije

Armenië

Azerbeidzjan

Belarus

Egypte

Georgië

Israël

Jordanië

Libanon

Libië

De Republiek Moldavië

Marokko

Bezet Palestijns gebied

Syrië

Tunesië

Oekraïne

Steun van de Unie voor deze gebieden kan ook worden gebruikt om de Russische Federatie in staat te stellen deel te nemen aan programma's voor grensoverschrijdende samenwerking en andere relevante meerlandenprogramma's, met inbegrip van samenwerking op onderwijsgebied, met name in de vorm van studentenuitwisselingen. [Am. 324]

BIJLAGE II

SAMENWERKINGSGEBIEDEN VOOR GEOGRAFISCHE PROGRAMMA'S

A.  Voor alle geografische regio's

MENSEN

1.  Goed bestuur, democratie, de rechtsstaat en mensenrechten

a)  Versterking van de democratie en inclusieve democratische processen, goed bestuur en toezicht, met inbegrip van een onafhankelijke rechterlijke macht, de rechtsstaat en transparante, vreedzame en geloofwaardige verkiezingsprocessen; [Am. 325]

b)  versterking van de bevordering en bescherming van de mensenrechten als vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, en de fundamentele vrijheden uitvoering van de bijbehorende internationale instrumenten, ondersteuning en bescherming van mensenrechtenverdedigers, bijdragen aan de uitvoering van mondiale en regionale pacten en kaders, uitbreiding van het vermogen van het maatschappelijk middenveld om deze uit te voeren en te controleren, en het leggen van de basis voor de totstandkoming van een juridisch kader voor de bescherming van personen die ontheemd zijn geraakt als gevolg van de klimaatverandering; [Am. 326]

c)  bevordering van de strijd tegen alle vormen van discriminatie, en van het beginsel van gelijkheid, meer speciaal in het bijzonder gendergelijkheid, de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes, en de rechten van kinderen en jongeren, personen met een handicap, personen die tot een minderheid behoren, LGBTI's en inheemse volkeren; [Am. 327]

d)  steun aan een bloeiend maatschappelijk middenveld en , versterking van zijn rol in in politieke transities, hervormingsprocessen en democratische veranderingen, en bevordering van een faciliterende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de betrokkenheid van burgers bij de het politieke leven en bij de controle van de besluitvorming; [Am. 328]

e)  verbetering van de pluriformiteit, onafhankelijkheid en professionaliteit van vrije en onafhankelijke media;

f)  vergroting van de weerbaarheid van staten, samenlevingen, gemeenschappen en personen, zodat zij klaar zijn om te weerstaan en zich aan politieke, economische, te passen aan, en snel te herstellen van ecologische en economische schokken, door de natuur, nutritionele, demografische en maatschappelijke spanningen en schokken de mens veroorzaakte rampen, conflicten en gezondheids- en voedselzekerheidscrises; [Am. 329]

g)  versterking van de ontwikkeling van democratische overheidsinstellingen op internationaal, nationaal en subnationaal niveau, met inbegrip van een onafhankelijk, doeltreffend, efficiënt en verantwoordingsplichtig gerechtelijk apparaat, de bevordering van de rechtsstaat, internationale justitie, verantwoordingsplicht en toegang tot justitie voor iedereen; [Am. 330]

h)  ondersteuning van de hervormingsprocessen van het openbaar bestuur, met inbegrip van op de burger gerichte e-overheid, versterking van juridische kaders en instellingen, nationale statistische stelsels, capaciteiten, goed beheer van de overheidsfinanciën, en bijdrage aan de bestrijding van corruptie, belastingontwijking, belastingontduiking en agressieve belastingplanning; [Am. 331]

i)  bevordering van inclusief, evenwichtig en geïntegreerd territoriaal en stedelijk beleid via de versterking van overheidsinstellingen en organen op nationaal en subnationaal niveau en ondersteuning van doelmatige decentralisering en statelijke herstructureringsprocessen;

j)  vergroting van de transparantie en de verantwoordingsplicht van overheidsinstellingen, versterking van het beheer van de overheidsfinanciën en overheidsopdrachten, onder meer door de ontwikkeling van (ecologische, sociale en economische) duurzaamheidscriteria en -streefcijfers aan te moedigen, ontwikkeling van de e-overheid en versterking van de dienstverlening; [Am. 332]

k)  ondersteuning van het duurzame, controleerbare en transparante beheer van natuurlijke hulpbronnen en aanverwante bronnen van inkomsten, zorgen voor eerlijk, rechtvaardig en duurzaam fiscaal beleid;

k bis)   bevordering van de parlementaire democratie. [Am. 333]

2.  Uitbanning van armoede, terugdringing van ongelijkheid en menselijke ontwikkeling

a)  Uitbanning van armoede in al haar dimensies, aanpakken van discriminatie en ongelijkheid, en niemand aan zijn lot overlaten, en de meest achtergestelden eerst bereiken door prioriteit toe te kennen aan investeringen in overheidsdiensten op het gebied van gezondheid, voeding, onderwijs en sociale bescherming; [Am. 334]

b)  opvoering van inspanningen voor de vaststelling van beleid en gepaste investeringen die nodig zijn om vrouwen- de rechten van vrouwen, jongeren en jongerenrechten kinderen en van personen met een handicap te bevorderen, alsmede te beschermen en na te leven, om hun participatie in en zinvolle deelname aan het sociale, maatschappelijke en economische leven te vergemakkelijken, en om te garanderen dat zij ten volle kunnen bijdragen aan inclusieve groei en duurzame ontwikkeling; [Am. 335]

c)  bevordering van de bescherming en naleving van de rechten van vrouwen en meisjes en hun empowerment, waaronder economische, arbeids- en sociale rechten, landrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en het voorkomen van en bieden van bescherming tegen seksueel en alle vormen van gendergerelateerd geweld; dit houdt onder meer de bevordering in van toegang voor iedereen tot uitgebreide informatie over seksuele en reproductieve gezondheid en seksuele voorlichting, alsook de bevordering van samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie voor nieuwe en betere instrumenten voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg, waaronder gezinsplanning, voornamelijk waar beperkte middelen beschikbaar zijn; [Am. 336]

d)  bijzondere aandacht voor jongeren die zich in een achterstandsituatie bevinden, kwetsbare en gemarginaliseerde personen, onder meer kinderen, ouderen, personen met een beperking, LGBTI en inheemse volkeren; dit omvat het bevorderen van de overgang van institutionele naar gemeenschapszorg voor kinderen met en zonder een handicap; [Am. 337]

e)  bevordering van een geïntegreerde aanpak ter ondersteuning van gemeenschappen, met name de armste en moeilijkst te bereiken, door de universele toegang tot elementaire behoeften en diensten te verbeteren, met name op het gebied van gezondheid – met inbegrip van diensten, informatie en beschikbaarheid van materiaal op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid – onderwijs, voeding en sociale bescherming; [Am. 338]

f)  kinderen, vooral de meest gemarginaliseerde, de best mogelijke start in het leven geven door in de ontwikkeling van jonge kinderen te investeren en ervoor te zorgen dat kinderen die in een situatie van armoede of ongelijkheid leven toegang hebben tot basisdiensten, onder meer op het gebied van gezondheid, voeding, onderwijs en sociale bescherming; ondersteuning van het creëren van een veilige en vruchtbare omgeving voor kinderen als belangrijk stimulerend element voor een gezonde jonge bevolking die in staat is haar volledige potentieel waar te maken, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de behoeften van meisjes; [Am. 339]

g)  ondersteuning van de universele toegang tot voldoende, betaalbaar, veilig en voedzaam voedsel, met name voor de meest kwetsbaren, waaronder kinderen jonger dan vijf jaar, adolescenten, zowel meisjes als jongens, en vrouwen, met name tijdens de zwangerschap en de borstvoeding, en verbetering van de voedselzekerheid en de voeding, met name in landen die langdurige of steeds terugkerende crisissen doormaken; bevordering van multisectorale voedingssensitieve benaderingen voor de landbouw; [Am. 340]

h)  ondersteuning van de universele toegang tot veilig en voldoende drinkwater, riolering en hygiëne, en duurzaam en geïntegreerd waterbeheer als belangrijke bepalende factoren in verband met gezondheid, onderwijs, voeding, klimaatveerkracht en gendergelijkheid; [Am. 341]

i)  totstandbrenging van universele gezondheidszorg, met gelijke toegang tot goede en betaalbare gezondheidsdiensten, onder meer diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, en door ondersteuning van de opbouw van inclusieve, sterke, hoogwaardige en veerkrachtige gezondheidszorgsystemen die voor iedereen toegankelijk zijn, en versterking van de capaciteit voor vroegtijdige waarschuwing, risicobeperking, herstel en beheer; aanvullende acties op basis van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie van de Unie, om mondiale bedreigingen voor de gezondheid aan te pakken, veilige, efficiënte en betaalbare vaccins en behandelingen tegen armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten te ontwikkelen, en een betere respons te bieden op uitdagingen op gezondheidsgebied, zoals overdraagbare ziekten, antimicrobiële resistentie en opkomende ziekten en epidemieën; [Am. 342]

j)  ondersteuning van universele en billijke sociale bescherming en versterking van de sociale vangnetten om een basisinkomen te garanderen, om extreme armoede te voorkomen en weerbaarheid op te bouwen;

j bis)  vergroting van de veerkracht van personen en gemeenschappen, onder meer via grotere investeringen in vanuit de gemeenschap geleide projecten op het gebied van rampenrisicovermindering en -paraatheid; [Am. 343]

j ter)  ondersteuning van nationale, regionale en lokale regeringen en overheidsdiensten om de benodigde infrastructuur op te zetten, zoals fysieke, technologische en personele middelen en door gebruik te maken van de meest recente technologische en administratieve ontwikkelingen, om ervoor te zorgen dat alle aangiften bij de burgerlijke stand (van geboorte tot dood) nauwkeurig worden geregistreerd en dat officieel erkende kopieën wanneer nodig worden gepubliceerd, teneinde te garanderen dat alle burgers officieel bestaan en hun grondrechten kunnen uitoefenen; [Am. 344]

k)  bevordering van inclusieve duurzame stadsontwikkeling om de ongelijkheid in stedelijke gebieden aan te pakken, met het accent op de meest behoeftigen en aan de hand van een genderbewuste benadering; [Am. 345]

l)  ondersteuning van lokale overheden bij de verbetering van basisdiensten op stedelijk niveau, van gelijke toegang tot voedsel en tot fatsoenlijke en betaalbare huisvesting, en van de levenskwaliteit, met name voor degenen die in informele nederzettingen en sloppenwijken wonen; [Am. 346]

m)  bevordering van de verwezenlijking van internationaal overeengekomen doelstellingen op het gebied van onderwijs, met bijzondere aandacht voor gratis openbare onderwijsstelsels, door middel van inclusief en billijk kwaliteitsvol formeel, informeel en niet-formeel onderwijs en de bevordering van mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen, op alle niveaus, met inbegrip van de ontwikkeling van jonge kinderen, technische en beroepsopleiding, onder meer in nood- en crisissituaties, alsook door gebruik te maken van digitale technologieën voor de verbetering van onderwijs en leren; [Am. 347]

m bis)  ondersteuning van onderwijscorridors om ervoor te zorgen dat studenten uit landen in oorlog aan universiteiten in de Unie kunnen studeren; [Am. 348]

n)  ondersteuning van capaciteitsopbouw, leermobiliteit, capaciteitsopbouw en culturele samenwerking naar, van of tussen partnerlanden, alsmede van samenwerking en beleidsdialoog met instellingen, organisaties, plaatselijke uitvoerende instanties en autoriteiten uit die landen; [Am. 349]

n bis)   bevordering van capaciteitsopbouw en samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en onderzoek, met name om aan armoede gerelateerde maatschappelijke uitdagingen die partnerlanden onevenredig hard treffen en verwaarloosde onderzoeks- en innovatiegebieden met beperkte investeringen uit de particuliere sector aan te pakken, alsook open gegevens en bevordering van sociale innovatie; [Am. 350]

o)  bevordering van de capaciteitsopbouw en samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en onderzoek, open gegevens, big data, artificiële intelligentie, onderzoek en innovatie, in samenhang met het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie van de Unie, om het fenomeen van braindrain tegen te gaan en open gegevens; [Am. 351]

p)  versterking van de coördinatie tussen alle relevante actoren, om de overgang van noodsituatie naar ontwikkelingsfase te vergemakkelijken;

q)  bevordering van de interculturele dialoog en alle vormen van culturele diversiteit, bescherming en bevordering van cultureel erfgoed, ontsluiting van het potentieel van de culturele en creatieve sector voor duurzame, sociale en economische ontwikkeling; [Am. 352]

q bis)  ondersteuning van acties en bevordering van samenwerking op het gebied van sport om bij te dragen aan de empowerment van vrouwen, jongeren, personen en gemeenschappen, alsook aan de doelstellingen met betrekking tot gezondheid, onderwijs en sociale inclusie van de Agenda 2030; [Am. 353]

r)  stimulering van de waardigheid en de weerbaarheid van personen die gedwongen langere tijd ontheemd zijn en hun integratie in het economische en sociale leven van gastlanden en gastgemeenschappen.

3.  Migratie, en mobiliteit en gedwongen ontheemding

-a)  Ondersteuning van doeltreffend en op mensenrechten gebaseerd migratiebeleid op alle niveaus, met inbegrip van beschermingsprogramma's, om veilige, ordelijke en [Am. 355]

a)  Versterking Bijdragen tot de versterking van bilaterale partnerschappen, regionale partnerschappen, met inbegrip van Zuid-Zuid-samenwerking, en internationale partnerschappen op het gebied van migratie en mobiliteit op basis van een geïntegreerde en evenwichtige aanpak van alle aspecten van migratie, in overeenstemming met inbegrip van bijstand bij de uitvoering het internationaal recht, het recht van bilaterale of regionale overeenkomsten en regelingen de Unie en verplichtingen ten aanzien van de Unie, inclusief mobiliteitspartnerschappen mensenrechten; [Am. 356]

a bis)  bijstand bieden bij de uitvoering van bilaterale of regionale overeenkomsten en regelingen van de Unie met derde landen, met inbegrip van mobiliteitspartnerschappen en de totstandbrenging van veilige en legale migratiemogelijkheden, onder meer door de ontwikkeling van overeenkomsten inzake visumversoepeling en hervestiging en op basis van wederzijdse verantwoordingsplicht en volledige eerbiediging van humanitaire verplichtingen en verplichtingen ten aanzien van de mensenrechten; [Am. 357]

b)  ondersteuning van duurzame en succesvolle sociaal-economische re-integratie van teruggekeerde migranten; [Am. 358]

c)  aanpak en verzachting van de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding;

d)  bestrijding de zwakke plekken op het gebied van migratie aanpakken, onder meer door aandacht te besteden aan irreguliere migratie, en een sterkere transnationale respons te bieden op mensenhandel, en migrantensmokkel, intensivering van de samenwerking op in overeenstemming met het internationale recht en het gebied recht van geïntegreerd grensbeheer de Unie; [Am. 359]

e)  versterking van de wetenschappelijke, technische, menselijke en institutionele capaciteit op het gebied van migratiebeheer, met inbegrip van de verzameling en het gebruik van nauwkeurige en uitgesplitste gegevens die als basis fungeren voor goed onderbouwd beleid, met het oog op de bevordering van veilige, ordelijke en verantwoordelijke migratie; [Am. 360]

f)  ondersteuning van effectief en op mensenrechten gebaseerd migratiebeleid, met inbegrip van beschermingsprogramma's; [Am. 361]

g)  bevordering van de voorwaarden voor reguliere migratie en goed beheerde mobiliteit en intermenselijke contacten, maximalisering van onder meer door het ontwikkelingseffect verstrekken van nauwkeurige en tijdige informatie in alle stadia van migratie; [Am. 362]

g bis)  maximalisering van het ontwikkelingseffect van migratie en een beter gemeenschappelijk inzicht in de verwevenheid tussen migratie en ontwikkeling tot stand brengen; [Am. 363]

h)  bescherming van migranten en gedwongen ontheemde personen, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen en aan de hand van een op rechten gebaseerde benadering, waarbij in de gemengde migratiestromen de erkenning en bepaling van de status van personen die internationale bescherming nodig hebben, worden gegarandeerd; [Am. 364]

i)  steun voor op ontwikkeling gebaseerde oplossingen voor het ondersteunen van gedwongen ontheemden en hun gastgemeenschappen, onder meer door toegang tot onderwijs en waardig werk, bevordering van de waardigheid, veerkracht en zelfredzaamheid van ontheemde personen, en hun inclusie in het economische en sociale leven van de gastlanden; [Am. 365]

j)  aanmoediging van de betrokkenheid van de diaspora bij de landen van oorsprong, om ten volle bij te dragen aan duurzame ontwikkeling; [Am. 366]

k)  bevordering van snellere, goedkopere en veiligere geldovermakingen, zowel in de landen van verzending als de landen van ontvangst, zodat het ontwikkelingspotentieel daarvan kan worden benut;

k bis)  bijdragen aan het vermogen van migranten en samenlevingen om hun volledige inclusie en sociale cohesie te verwezenlijken. [Am. 367]

De samenwerking op dit gebied wordt beheerd in samenhang met het [Fonds voor asiel en migratie], met volledige inachtneming van het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling. [Am. 368]

AARDE

4.  Milieu en klimaatverandering

a)  Versterking van de wetenschappelijke, technische, menselijke en institutionele capaciteit voor klimaat- en milieubeheer, -integratie en -toezicht; versterking van de regionale en nationale klimaatgovernance;

b)  ondersteuning van de aanpassing aan de klimaatverandering, met speciale nadruk op bijzonder kwetsbare staten en bevolkingen die onvoldoende middelen hebben om de nodige maatregelen te treffen; bijdragen aan de inspanningen van de partners om hun verbintenissen inzake klimaatverandering voort te zetten in overeenstemming met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, met inbegrip van de uitvoering van de nationaal vastgestelde bijdrage (NDC) en mitigatie, en aanpassing van de actieplannen, met inbegrip van synergieën tussen aanpassing en mitigatie, alsook hun verbintenissen in het kader van andere multilaterale milieuovereenkomsten, zoals het Verdrag inzake biologische diversiteit en het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming; [Am. 369]

c)  ontwikkeling en/of versterking van duurzame groene en blauwe groei in alle sectoren van de economie;

d)  bevordering van de toegang tot duurzame energie in ontwikkelingslanden, met het oog op het inlossen van de belofte van de Unie uit 2012 om deze toegang in 2030 mogelijk te maken voor nog eens 500 miljoen mensen, waarbij voorrang wordt gegeven aan oplossingen op basis van kleinschalige en middelgrote elektriciteitsnetwerken en niet aan het net gekoppelde systemen met een hoge milieu- en ontwikkelingswaarde; versterking van de samenwerking op het gebied van duurzame energie; bevordering en vergroting van de samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; bevordering van toegang tot betrouwbare, veilige, betaalbare, schone en duurzame energiediensten, in het bijzonder lokale en gedecentraliseerde oplossingen om te waarborgen dat mensen die in armoede of verafgelegen gebieden leven toegang tot energie hebben; [Am. 370]

d bis)  het opbouwen van capaciteit om de doelstellingen inzake milieuduurzaamheid en klimaatverandering en het streven naar groene groei te integreren in de nationale en lokale ontwikkelingsstrategieën, met inbegrip van de bevordering van duurzaamheidscriteria in overheidsopdrachten; [Am. 371]

d ter)  bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen, passende zorgvuldigheid in toeleveringsketens en de consequente toepassing van de "voorzorgsbenadering" en het beginsel "de vervuiler betaalt"; [Am. 372]

d quater)   bevordering van ecologisch duurzame landbouwpraktijken, met inbegrip van agro-ecologie, waarvan is bewezen dat ze op de lange termijn bijdragen aan de bescherming van ecosystemen en biodiversiteit en de ecologische en sociale veerkracht tegen klimaatverandering vergroten; [Am. 373]

e)  verbetering van lokale, nationale, regionale en continentale multimodale vervoersnetwerken en diensten ter versterking van verdere kansen voor duurzame klimaatbestendige economische ontwikkeling en het scheppen van werkgelegenheid, met het oog op koolstofarme, klimaatbestendige ontwikkeling; vergemakkelijking en liberalisering van vervoer, verbetering van de duurzaamheid, verkeersveiligheid en veerkracht van de vervoerssector;

f)  versterking van de betrokkenheid van lokale gemeenschappen en inheemse volkeren bij de aanpak van klimaatverandering, de bestrijding van biodiversiteitsverlies en criminaliteit in verband met wilde dieren en planten, het behoud van ecosystemen en het beheer van natuurlijke hulpbronnen, onder meer door een beter beheer van grondbezit en waterbronnen; bevordering van duurzame stedelijke ontwikkeling en veerkracht in stedelijke gebieden; [Am. 374]

f bis)  een einde stellen aan de handel in conflictmineralen en het misbruik van mijnwerkers, en ondersteuning van de ontwikkeling van lokale gemeenschappen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/821 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen en bijbehorende maatregelen, alsook het opstellen van een dergelijke benadering voor mineralen die momenteel nog niet onder de verordening vallen; [Am. 375]

f ter)   bevordering van educatie voor duurzame ontwikkeling (EDO), om mensen in staat te stellen de samenleving te veranderen en een duurzame toekomst op te bouwen; [Am. 376]

g)  bevordering van het behoud, het duurzame beheer, gebruik en herstel van natuurlijke hulpbronnen, gezonde ecosystemen, het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit, en de bescherming van flora en fauna, met inbegrip van de strijd tegen stropen en de illegale handel in wilde dieren en planten; [Am. 377]

g bis)  tegengaan van biodiversiteitsverlies door Unie- en internationale initiatieven uit te voeren, in het bijzonder door de bevordering van het behoud, het duurzame gebruik en het beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en de bijbehorende biodiversiteit; [Am. 378]

h)  bevordering van geïntegreerd en duurzaam beheer van waterbronnen en grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van waterbeheer overeenkomstig het internationale recht; [Am. 379]

i)  bevordering van het behoud en de uitbreiding van koolstofreservoirs door middel van duurzaam beheer van bodemgebruik, verandering in bodemgebruik, en bosbouw en het tegengaan van de afbraak van het milieu, woestijnvorming, en bodemaantasting, bosdegradatie en droogte; [Am. 380]

j)  beperking van de ontbossing en de bevordering van de wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Flegt) ter bestrijding van illegale houtkap en de handel in illegaal gekapt hout en producten daarvan; ondersteuning van beter bestuur en capaciteitsopbouw voor het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen; ondersteuning van de onderhandeling en uitvoering van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten; [Am. 381]

k)  ondersteuning van oceaangovernance, waaronder bescherming, herstel en behoud van alle soorten kust- en mariene gebieden, met inbegrip van de ecosystemen, de bestrijding van zwerfvuil op zee, de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) en bescherming van de maritieme biodiversiteit, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos); [Am. 382]

l)  versterking van regionale rampenrisicobeperking, ‑paraatheid en -weerbaarheid aan de weerbaarheid hand van een op de gemeenschap en van regionale ramprisicobeperking de mens gebaseerde benadering, in combinatie met beleidsmaatregelen en acties op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering; [Am. 383]

m)  bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen en duurzame consumptie en productie (in de volledige toeleveringsketen), onder meer door beperking van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen die conflicten financieren en ondersteuning, met inbegrip van de naleving door belanghebbenden van initiatieven zoals de Kimberleyprocescertificering; bestrijding van vervuiling en een goed beheer van chemische stoffen en afval; [Am. 384]

n)  ondersteuning van inspanningen met het oog op duurzame economische diversifiëring, concurrentievermogen, toeleveringsketens waarin de waarde wordt gedeeld en eerlijke handel, ontwikkeling van de particuliere sector met bijzondere nadruk op koolstofarme klimaatbestendige groene groei, micro-, sociale, kleine en middelgrote ondernemingen en coöperaties, met gebruikmaking van de ontwikkelingsvoordelen van bestaande handelsovereenkomsten met de EU; [Am. 385]

n bis)  verwezenlijking van internationale verbintenissen met betrekking tot het behoud van biodiversiteit in verdragen zoals het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD), de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (CMS) en andere verdragen die verband houden met biodiversiteit; [Am. 386]

n ter)   betere integratie en opneming van doelstellingen inzake klimaatverandering en milieu in de ontwikkelingssamenwerking van de Unie, door middel van steun voor methodologisch en onderzoekswerk over, in en door ontwikkelingslanden, met inbegrip van monitoring-, rapportage- en controlemechanismen, het in kaart brengen, beoordelen en waarderen van ecosystemen, verbetering van de milieudeskundigheid en bevordering van innovatieve acties en beleidssamenhang; [Am. 387]

n quater)   tegengaan van mondiale en regio-overschrijdende gevolgen van de klimaatverandering die een potentieel destabiliserend effect hebben op ontwikkeling, vrede en veiligheid. [Am. 388]

WELVAART

5.  Inclusieve en duurzame economische groei en waardig werk

a)  Ondersteuning van het ondernemerschap, onder meer via microfinanciering, van waardig werk en inzetbaarheid door de ontwikkeling van vaardigheden en kwalificaties, met inbegrip van onderwijs, verbetering van de volledige toepassing van de arbeidsvoorwaarden van de IAO, met inbegrip van sociale dialoog en de strijd tegen kinderarbeid, en van werkomstandigheden in een gezonde omgeving, leefbare lonen en het creëren van mogelijkheden voor met name jongeren; [Am. 389]

b)  ondersteuning van nationale ontwikkelingstrajecten die positieve sociale resultaten en effecten maximaliseren, en bevordering van progressieve doeltreffende en duurzame belastingheffing en een herverdelend overheidsbeleid, en het opzetten en versterken van duurzame stelsels inzake sociale bescherming en sociale zekerheid; ondersteuning van inspanningen op nationaal en internationaal niveau om belastingontduiking en belastingparadijzen te bestrijden; [Am. 390]

c)  verbetering van het verantwoord bedrijfs- en investeringsklimaat, scheppen van een gunstig regelgevingsklimaat voor economische ontwikkeling en ondersteuning van bedrijven, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, coöperaties en sociale ondernemingen, in hun expansie en het scheppen van banen, ondersteuning van de ontwikkeling van een solidaire economie en stimulering van de verantwoordingsplicht van de particuliere sector; [Am. 391]

c bis)  bevordering van regelingen voor verantwoordingsplicht van bedrijven en verhaalmechanismen met betrekking tot schendingen van de mensenrechten die verband houden met activiteiten in de particuliere sector; ondersteuning van inspanningen op lokaal, regionaal en mondiaal niveau om naleving door bedrijven van mensenrechtennormen en ontwikkelingen op regelgevingsgebied te waarborgen, met inbegrip van verplichte zorgvuldigheid en een internationaal bindend instrument inzake bedrijfsleven en mensenrechten op wereldwijd niveau; [Am. 392]

d)  versterking van de sociale en milieuduurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoord ondernemerschap in de hele waardeketen, waarbij wordt gezorgd voor waardeverdeling, eerlijke prijzen en eerlijke handelsvoorwaarden; [Am. 393]

e)  grotere doeltreffendheid en duurzaamheid van de overheidsuitgaven, onder meer via de bevordering van duurzame overheidsopdrachten; en bevordering van een meer strategisch gebruik van overheidsfinanciering, onder meer via het combineren van verschillende instrumenten om extra openbare en particuliere investeringen aan te trekken; [Am. 394]

f)  stimulering van het potentieel van steden als knooppunten voor duurzame en inclusieve groei en innovatie;

g)  bevordering van de interne economische, sociale en territoriale cohesie, waardoor sterkere banden tussen stedelijke en landelijke gebieden ontstaan en bevordering van de ontwikkeling van zowel de toeristische creatieve sector als de cultureel-toeristische sector als hefboom voor duurzame ontwikkeling; [Am. 395]

h)  stimulering en diversifiëring van duurzame en inclusieve waardeketens voor landbouwproducten en levensmiddelen, bevordering van voedselzekerheid en economische diversifiëring, toegevoegde waarde, regionale integratie, concurrentievermogen en eerlijke handel, versterking van duurzame, koolstofarme en klimaatveranderingsbestendige innovaties; [Am. 396]

h bis)   de nadruk leggen op milieu-efficiënte intensivering van de landbouw voor kleine boeren, meer bepaald vrouwen, door steunverlening aan doeltreffende en duurzame nationale beleidsmaatregelen, strategieën en wettelijke kaders, en aan eerlijke en betaalbare toegang tot hulpbronnen, inclusief grond, water (micro-)kredieten en andere landbouwbasisproducten; [Am. 397]

h ter)   actieve steun voor een grotere participatie van de maatschappelijke organisaties en van landbouwersorganisaties aan de beleidsvorming en de onderzoeksprogramma's en grotere betrokkenheid van deze groepen bij de uitvoering en evaluatie van regeringsprogramma's; [Am. 398]

i)  ondersteuning van duurzaam beheer van de visserij en duurzame aquacultuur;

j)  bevordering van universele toegang tot veilige, betaalbare en duurzame energie, en van een koolstofarme, klimaatbestendige circulaire economie die efficiënt omgaat met hulpbronnen in overeenstemming met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering; [Am. 399]

k)  bevordering van slimme, duurzame, inclusieve en veilige mobiliteit, alsook verbetering van de vervoersverbindingen binnen de Unie;

l)  bevordering van betaalbare, inclusieve, en betrouwbare en veilige digitale connectiviteit en versterking van de digitale economie; bevordering van digitale geletterdheid en vaardigheden; bevordering van digitaal ondernemerschap en het scheppen van digitale banen; bevordering van het gebruik van digitale technologieën als stimulans voor duurzame ontwikkeling; het aanpakken van cyberveiligheid, privacy van gegevens en andere regelgevingskwesties in verband met digitalisering; [Am. 400]

m)  ontwikkeling en versterking van markten en sectoren op een manier die een inclusieve en duurzame groei en eerlijke handel stimuleert; [Am. 401]

n)  ondersteuning van de agenda voor regionale integratie en van optimaal handelsbeleid die inclusieve en duurzame ontwikkeling bevorderen, en ondersteuning van de consolidatie en de tenuitvoerlegging van eerlijke handelsakkoorden tussen de EU Unie en haar partners, met inbegrip van alomvattende en asymmetrische overeenkomsten met partners in de ontwikkelingslanden; bevordering en versterking van multilateralisme, duurzame economische samenwerking, alsook de regels van de Wereldhandelsorganisatie;; [Am. 402]

o)  bevordering van de samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie, onderzoek, digitalisering, open gegevens, big data, artificiële intelligentie en innovatie en open gegevens , met inbegrip van de ontwikkeling van wetenschapsdiplomatie; [Am. 403]

p)  bevordering van de interculturele dialoog en alle vormen van culturele diversiteit, ontwikkeling van lokale ambachten en van hedendaagse kunst en culturele uitingen, en bescherming en bevordering van cultureel erfgoed; [Am. 404]

q)  versterking van de positie van vrouwen om een grotere rol in de economie en in de besluitvorming in te nemen;

r)  verbetering van de toegang tot waardig werk voor iedereen, binnen een gezonde omgeving, en het creëren van meer inclusieve en goed functionerende arbeidsmarkten en werkgelegenheidsbeleid gericht op waardig werk, eerbiediging van de mensenrechten en de arbeidsrechten, met inbegrip van leefbare lonen voor iedereen, met name voor vrouwen en jongeren; [Am. 405]

r bis)   ervoor zorgen dat de toegang tot winningsindustrieën eerlijk en duurzaam is en niet bijdraagt aan conflicten of corruptie; [Am. 406]

s)  bevordering van eerlijke, duurzame en niet-verstoorde toegang tot winningsindustrieën; het waarborgen van meer transparantie, zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid aan de zijde van de investeerder, alsook het stimuleren van de verantwoordingsplicht van de particuliere sector; toepassing van begeleidende maatregelen bij Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden. [Am. 407]

VREDE

6.  Veiligheid, stabiliteit en vrede Vrede, veiligheid en stabiliteit [Am. 408]

a)  Bijdragen aan vrede, het voorkomen van conflicten en zodoende bijdragen aan stabiliteit door staten, samenlevingen, gemeenschappen en mensen beter bestand te maken tegen politieke, economische, ecologische, demografische en maatschappelijke spanningen en schokken, onder meer door de ondersteuning van veerkrachtbeoordelingen om het inheemse vermogen binnen samenlevingen te identificeren dat hen in staat stelt deze druk en schokken te weerstaan, zich eraan aan te passen en er snel van te herstellen; [Am. 409]

a bis)  bevordering van een cultuur van geweldloosheid, onder andere door het ondersteunen van formele en informele educatie omtrent vrede; [Am. 410]

b)  ondersteuning van conflictpreventie, vroegtijdige waarschuwing en vredesopbouw door middel van bemiddeling, crisisbeheersing, en stabilisering en wederopbouw na een conflict, met inbegrip van een sterkere rol voor vrouwen in alle stadia van het proces; bevordering, facilitering en opbouw van het vermogen om vertrouwen te scheppen, bemiddeling, dialoog en verzoening, goede relaties met naburige landen, en andere maatregelen die bijdragen tot de preventie en schikking van conflicten, met bijzondere aandacht voor opkomende spanningen binnen de samenleving, alsmede verzoenende maatregelen tussen segmenten van de samenleving en slepende conflicten en crises; [Am. 411]

b bis)  ondersteuning van de rehabilitatie en herintegratie van slachtoffers van gewapende conflicten, alsmede ontwapening, demobilisatie en herintegratie van voormalige strijders en hun gezinnen in de burgermaatschappij, met inbegrip van de specifieke behoeften van vrouwen; [Am. 412]

b ter)  versterking van de rol van vrouwen en jongeren in vredesopbouw en conflictpreventie, en hun inclusie, betekenisvolle civiele en politieke deelname en sociale erkenning; ondersteuning van de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, met name in situaties en landen met een wankele vrede waar zich een conflict afspeelt of heeft afgespeeld; [Am. 413]

c)  ondersteuning van de hervorming van de conflictbewuste veiligheidssector waarmee burgers en de overheid geleidelijk meer doeltreffende, democratische en aan verantwoordingsplicht gekoppelde veiligheid wordt geboden voor duurzame ontwikkeling en vrede; [Am. 414]

d)  ondersteuning van capaciteitsopbouw van militaire actoren voor ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling (capacity building for security and development - CBSD); [Am. 415]

d bis)   ondersteuning van regionale en internationale ontwapeningsinitiatieven en van exportcontroleregelingen en -mechanismen voor wapens; [Am. 416]

e)  ondersteuning van lokale, regionale en internationale initiatieven die bijdragen tot de veiligheid, stabiliteit en vrede, evenals koppeling van de verschillende initiatieven; [Am. 417]

f)  preventie en bestrijding van radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme en terrorisme, door middel van contextspecifieke, conflict- en genderbewuste en op de mens gerichte programma's en acties; [Am. 418]

f bis)  het aanpakken van de sociaal-economische gevolgen voor de burgerbevolking van antipersoonsmijnen, niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie of ontplofbare oorlogsresten, met inbegrip van de behoeften van vrouwen; [Am. 419]

f ter)  het aanpakken van de sociale gevolgen van de herstructurering van de strijdkrachten, met inbegrip van de behoeften van vrouwen; [Am. 420]

f quater)  ondersteuning van lokale, nationale, regionale en internationale ad-hoctribunalen, alsook van waarheids- en verzoeningscommissies en -mechanismen; [Am. 421]

g)  bestrijding van alle vormen van geweld, corruptie en georganiseerde misdaad en het witwassen van geld;

h)  bevordering van grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot het duurzame beheer van gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen, in overeenstemming met het internationaal recht en het recht van de Unie; [Am. 422]

i)  samenwerking met derde landen voor het vreedzame gebruik van kernenergie, meer bepaald door capaciteitsopbouw en het opzetten van infrastructuur in derde landen op het gebied van gezondheid, landbouw en voedselveiligheid; alsook steun aan sociale acties om de gevolgen aan te pakken van nucleaire ongevallen voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, en streven naar verbetering van hun levensomstandigheden; bevordering van kennisbeheer, opleiding en onderwijs op nucleair gebied. Dergelijke activiteiten worden ontwikkeld in samenhang met de activiteiten in het kader van het Europees instrument voor nucleaire veiligheid dat is ingesteld bij de EINS-verordening; [Am. 423]

j)  verbetering van de maritieme veiligheid en beveiliging om te zorgen voor veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen; [Am. 424]

k)  ondersteuning van capaciteitsopbouw op het gebied van cyberbeveiliging en veerkrachtige digitale netwerken, gegevensbescherming en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

PARTNERSCHAP

7.  Partnerschap

a)  Versterking van de eigen verantwoordelijkheid, partnerschap en dialoog teneinde de doeltreffendheid te vergroten van ontwikkelingssamenwerking in al haar dimensies (met bijzondere aandacht voor de specifieke problemen van de minst ontwikkelde en door conflicten getroffen landen, alsmede specifieke tijdelijke problemen van verder gevorderde ontwikkelingslanden);

b)  verdieping van de politieke, economische, sociale, ecologische en culturele dialoog tussen de Unie en derde landen en regionale organisaties, en ondersteuning van de tenuitvoerlegging van bilaterale en internationale verplichtingen;

c)  bevordering van goede nabuurschapsbetrekkingen, regionale integratie, betere connectiviteit, samenwerking en dialoog;

c bis)  ondersteuning en versterking van de samenwerking van partnerlanden en -regio's met aan de Unie grenzende ultraperifere regio's en met landen en gebieden overzee die vallen onder Besluit van de Raad1 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie; [Am. 425]

_________________________

1 Besluit van de Raad .../... van ... betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ... (PB ...)

d)  bevordering van een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen, verbetering van hun zinvolle en gestructureerde deelname aan het binnenlands beleid en hun capaciteit om hun rol als onafhankelijke actoren op het gebied van ontwikkeling en goed bestuur te vervullen; versterking van nieuwe vormen van partnerschap met maatschappelijke organisaties, bevordering van een inhoudelijke en gestructureerde dialoog met de Unie en doeltreffende gebruikmaking en uitvoering van landenspecifieke routekaarten voor samenwerking van de EU Unie met het maatschappelijk middenveld; [Am. 426]

e)  overleg met plaatselijke overheden en ondersteuning van hun rol als beleidsmakers en besluitvormers, ter bevordering van lokale ontwikkeling en beter bestuur;

f)  doeltreffender inspanningen ten behoeve van burgers en mensenrechtenactivisten in derde landen, onder meer door ten volle gebruik te maken van economische, culturele, sportieve en publieksdiplomatie; [Am. 427]

g)  betrekken van geïndustrialiseerde landen en verder gevorderde ontwikkelingslanden bij de tenuitvoerlegging van de Agenda 2030, mondiale collectieve goederen en uitdagingen, onder meer op het gebied van zuid-zuid- en trilaterale samenwerking;

h)  aanmoedigen van meer regionale integratie en samenwerking op een resultaatgerichte manier, door ondersteuning van regionale integratie en dialoog.

B.  Specifiek voor de nabuurschapsregio

a)  Bevordering van meer politieke samenwerking;

b)  ondersteuning van de tenuitvoerlegging van associatieovereenkomsten, of andere bestaande en toekomstige overeenkomsten, en gezamenlijk overeengekomen associatieagenda's en partnerschapsprioriteiten of gelijkwaardige documenten;

c)  bevordering van een versterkt partnerschap met samenlevingen tussen de Unie en de partnerlanden, inclusief via persoonlijke contacten;

d)  versterking van de regionale samenwerking, met name in het kader van het Oostelijk Partnerschap, de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, en op het niveau van het hele Europese nabuurschapsgebied, alsmede van grensoverschrijdende samenwerking;

e)  geleidelijke integratie in de interne markt van de Unie en meer samenwerking binnen en tussen sectoren, onder andere door aanpassing aan de wet- en regelgeving van de Unie en andere relevante internationale normen, en betere markttoegang, onder meer door diepe en brede vrijhandelsruimten en daarmee verband houdende institutionele opbouw en investeringen. [Am. 428]

BIJLAGE III

ACTIEGEBIEDEN VOOR THEMATISCHE PROGRAMMA'S

1.  ACTIEGEBIEDEN VOOR MENSENRECHTEN EN DEMOCRATIE

—  Bijdragen aan de bevordering van de fundamentele waarden van de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van non-discriminatie, gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht; [Am. 429]

—  samenwerking en partnerschap met het maatschappelijk middenveld inzake vraagstukken met betrekking tot mensenrechten en democratie, ook in gevoelige en urgente situaties; ontwikkeling van een coherente en alomvattende strategie op alle niveaus om de onderstaande doelstellingen te verwezenlijken; [Am. 430]

—  eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor allen, bijdragen aan samenlevingen waarin participatie, non-discriminatie, tolerantie, gerechtigheid en verantwoordingsplicht, solidariteit en gelijkheid prevaleren; toezicht op, bevordering en versterking van de eerbiediging en naleving van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor allen, in overeenstemming met de beginselen van universaliteit, ondeelbaarheid en onderlinge afhankelijkheid van de mensenrechten; het toepassingsgebied van het programma omvat burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten; aanpak van problemen op het gebied van de mensenrechten door maatschappelijke organisaties te versterken, en mensenrechtenactivisten te beschermen en hun positie te versterken, ook gezien de krimpende ruimte voor hun activiteiten; [Am. 431]

—  ontwikkeling, bevordering en bescherming van de democratie, waarbij alle aspecten van democratisch bestuur worden aangepakt, met inbegrip van de versterking van het democratisch pluralisme, de versterking van burgerparticipatie, en steun voor geloofwaardige, inclusieve en transparante verkiezingen; versterking van de democratie door het in stand houden van de belangrijkste pijlers van democratische stelsels, waaronder de rechtsstaat, democratische normen en waarden, onafhankelijke media, verantwoordelijke en inclusieve instellingen, met inbegrip van politieke partijen en parlementen, en de strijd tegen corruptie; verkiezingswaarneming speelt een integrale rol bij de bredere steun voor de democratische processen; in dit verband blijven de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU een belangrijke component van het programma, alsmede de follow-up van aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU; [Am. 432]

—  bevordering van effectief multilateralisme en strategisch partnerschap, als bijdrage aan de versterking van de capaciteit van internationale, regionale en nationale kaders ter bevordering en bescherming van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat; versterking van strategische partnerschappen, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), het Internationaal Strafhof (ICC) en de relevante regionale en nationale mensenrechteninstanties; voorts bevordering van onderwijs- en onderzoeksactiviteiten op het gebied van de mensenrechten en de democratie, onder meer door de Global Campus voor mensenrechten en democratie. [Am. 433]

In het kader van dit programma verleent de Unie in samenwerking met het maatschappelijk middenveld bijstand voor het aanpakken van mondiale, regionale, nationale en lokale kwesties op het gebied van mensenrechten en de democratie, ten aanzien van de volgende strategische actiegebieden:

1 bis.  Beschermen en bevorderen van de mensenrechten en het beschermen van mensenrechtenactivisten in landen en noodsituaties waar de mensenrechten en fundamentele vrijheden het meest worden bedreigd, onder meer door op flexibele en veelomvattende wijze op dringende behoeften aan bescherming van mensenrechtenactivisten te reageren.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan mensenrechten en democratische kwesties die niet door middel van geografische of andere thematische programma's kunnen worden aangepakt vanwege de gevoelige of spoedeisende aard ervan. In dergelijke gevallen wordt prioriteit gegeven aan de bevordering van de eerbiediging van het desbetreffende internationaal recht en het verstrekken aan het maatschappelijk middenveld van concrete steun en actiemiddelen voor activiteiten die in uiterst lastige omstandigheden worden uitgevoerd. Daarnaast wordt bijzondere aandacht besteed aan het versterken van een specifiek beschermingsmechanisme voor mensenrechtenactivisten;

1 ter.  Eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor allen, bijdragen aan samenlevingen waarin participatie, non-discriminatie, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid, internationaal recht en verantwoordingsplicht prevaleren;

De bijstand van de Unie kan worden ingezet voor de meest gevoelige politieke kwesties, zoals de doodstraf, foltering, restricties ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting, discriminatie van kwetsbare groepen en bescherming en bevordering van de rechten van het kind (bijv. kinderarbeid, kinderhandel, kinderprostitutie en kindsoldaten), en speelt vanwege de door de samenwerkingsmodaliteiten geboden mogelijkheid tot onafhankelijk optreden en flexibiliteit in op opkomende en complexe uitdagingen, bijvoorbeeld de bescherming van personen die zijn ontheemd als gevolg van de klimaatverandering.

1 quater.  Consolidering en ondersteuning van de democratie, aandacht voor alle aspecten van democratisch bestuur, waaronder versterking van democratisch pluralisme, vergroting van de burgerparticipatie, schepping van een gunstig klimaat voor het maatschappelijk middenveld en ondersteuning van geloofwaardige, inclusieve en transparante verkiezingsprocessen, met name via EU-verkiezingswaarnemingsmissies.

Versterking van de democratie door het in stand houden van de belangrijkste pijlers van democratische stelsels, waaronder de rechtsstaat, democratische normen en waarden, onafhankelijke media, verantwoordelijke en inclusieve instellingen, met inbegrip van politieke partijen en parlementen, een veiligheidssector die verantwoording moet afleggen, en de bestrijding van corruptie. Prioriteit moet worden gegeven aan het leveren van tastbare steun en actiemiddelen aan politieke actoren die hun activiteiten onder zeer moeilijke omstandigheden uitvoeren. Verkiezingswaarneming speelt een integrale rol bij de bredere steun voor de democratische processen. In dit verband blijft de verkiezingswaarneming van de EU een belangrijke component van het programma, evenals de follow-up van de aanbevelingen van EU-verkiezingswaarnemingsmissies. Een ander belangrijk punt is de ondersteuning van organisaties voor verkiezingswaarneming door burgers en van hun regionale netwerken over de hele wereld.

De capaciteit en zichtbaarheid van organisaties voor verkiezingswaarneming door burgers in de Europese oostelijke en zuidelijke nabuurschap en van de respectieve regionale platformorganisaties wordt versterkt, met name door de bevordering van een duurzaam programma voor peer-learning voor onafhankelijke, onpartijdige verkiezingswaarnemingsorganisaties van burgers. De Unie streeft ernaar de capaciteiten van verkiezingswaarnemingsorganisaties van binnenlandse burgers te verbeteren en kiezerseducatie, mediageletterdheid, programma's voor de monitoring van de uitvoering van aanbevelingen van nationale en internationale verkiezingswaarnemingsmissies te bieden, en verdedigt de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in het instituut van verkiezing en verkiezingswaarneming.

1 quinquies.  Bevorderen van effectief multilateralisme en strategische partnerschappen om bij te dragen aan de versterking van de capaciteit van internationale, regionale en nationale kaders en om lokale actoren de gelegenheid te bieden om de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat te bevorderen en te beschermen.

Gezien het essentiële belang van de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), het Internationaal Strafhof (ICC) en de relevante regionale mensenrechteninstanties, richten partnerschappen voor mensenrechten zich op het versterken van de nationale en internationale mensenrechtenarchitectuur, met inbegrip van ondersteuning van het multilateralisme. De steun voor onderwijs- en onderzoeksactiviteiten op het gebied van de mensenrechten en de democratie evenals de bevordering van de academische vrijheid worden voortgezet, onder meer door de steun aan de Global Campus voor mensenrechten en democratie.

1 sexies.  Bevorderen van nieuwe regio-overschrijdende synergieën en netwerkactiviteiten tussen organisaties van het lokale maatschappelijk middenveld onderling, en tussen het maatschappelijk middenveld en andere relevante mensenrechtenorganen en -instanties om zo de uitwisseling van goede praktijken inzake mensenrechten en democratie te maximaliseren en een positieve dynamiek tot stand te brengen.

De nadruk moet worden gelegd op de bescherming en bevordering van het universaliteitsbeginsel, waarbij goede praktijken inzake alle mensenrechten – onverschillig of het gaat om burgerlijke en politieke, economische, of sociale en culturele rechten – en fundamentele vrijheden worden geïdentificeerd en gedeeld, onder andere bij het aanpakken van grote uitdagingen, waaronder duurzame veiligheid, de strijd tegen terrorisme, irreguliere migratie en krimpende ruimte voor ngo's. Dit vergt een verhoogde inspanning om een breed scala van mensenrechtengerelateerde belanghebbenden (bijv. de lokale burgermaatschappij en mensenrechtenactivisten, advocaten, de academische wereld, nationale instellingen voor mensenrechten en vrouwenrechten, vakbonden) uit verschillende landen en continenten bijeen te brengen die samen een positief verhaal over de mensenrechten kunnen brengen met een vermenigvuldigend effect.

1 septies.  De Unie bevordert verder, in haar betrekkingen met derde landen op grond van het instrument, internationale inspanningen die gericht zijn op een multilaterale overeenkomst om de handel in goederen die worden gebruikt voor foltering en de doodstraf te verbieden. [Am. 434]

2.  ACTIEGEBIEDEN VOOR MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES EN LOKALE OVERHEDEN [Am. 435]

1.  Speelruimte voor een inclusief, participerend, sterk en onafhankelijk maatschappelijk middenveld Inclusieve, participerende, sterke en onafhankelijke maatschappelijke organisaties en lokale overheden in de partnerlanden [Am. 436]

a)  Creëren van een gunstig klimaat voor de participatie van burgers en voor acties van maatschappelijke organisaties, met inbegrip onder meer door het ondersteunen van actieve deelname van het maatschappelijk middenveld aan de beleidsdialoog, door middel van stichtingen; [Am. 437]

b)  ondersteuning en versterking van de capaciteit van maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen, om op te treden als actoren van ontwikkeling en goed bestuur; [Am. 438]

c)  vergroting van de capaciteit van netwerken, platformen en allianties van het maatschappelijk middenveld van de partnerlanden;

c bis)  capaciteitsopbouw, coördinatie en institutionele versterking voor maatschappelijke organisaties en lokale overheden – met inbegrip van zuidelijke netwerken van maatschappelijke organisaties en lokale overheden en overkoepelende organisaties – om te fungeren als drijvende kracht binnen hun organisaties en tussen verschillende soorten belanghebbenden die actief zijn in het publieke debat over ontwikkeling, om met regeringen een dialoog over overheidsbeleid aan te gaan en effectief deel te nemen aan het ontwikkelingsproces. [Am. 439]

2.  Dialoog met en tussen maatschappelijke organisaties over het ontwikkelingsbeleid [Am. 440]

a)  Bevordering van andere fora voor inclusieve multistakeholderdialoog en de institutionele versterking van het maatschappelijk middenveld en netwerken van lokale autoriteiten, met inbegrip van interactie en afstemming tussen burgers, maatschappelijke organisaties, lokale autoriteiten, lidstaten, partnerlanden en andere belangrijke actoren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking; [Am. 441]

b)  facilitering van samenwerking en uitwisseling van ervaringen tussen actoren uit het maatschappelijk middenveld;

c)  garanderen van een zinvolle en voortdurende gestructureerde dialoog en partnerschappen met de EU.

3.  Bewustzijn, kennis en betrokkenheid van Europese burgers inzake ontwikkelingskwesties

a)  Mensen in staat stellen hun betrokkenheid te vergroten;

b)  mobiliseren van publieke steun in de Unie en (potentiële) kandidaat-lidstaten voor de terugdringing van armoede en voor strategieën voor duurzame en inclusieve ontwikkeling in de partnerlanden. [Am. 442]

b bis)   bewustmaking van duurzame consumptie en productie, van toeleveringsketens en van de invloed van de koopkracht van de burgers van de Unie bij het mogelijk maken van duurzame ontwikkeling. [Am. 443]

3 bis.  Verstrekking van sociale basisdiensten aan bevolkingsgroepen in nood

Interventies in partnerlanden ter ondersteuning van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen door het verstrekken van sociale basisdiensten zoals gezondheidszorg, voeding, onderwijs, sociale bescherming en toegang tot veilig water, riolering en hygiëne, via het maatschappelijk middenveld en lokale overheden. [Am. 444]

3 ter.  Versterking van de rol van plaatselijke overheden als actoren van ontwikkeling

a)  Vergroting van de capaciteit van netwerken, platformen en allianties van lokale autoriteiten van de Unie en ontwikkelingslanden, zodat een substantiële en permanente beleidsdialoog en effectieve participatie op het gebied van ontwikkeling gegarandeerd is en democratisch bestuur gestimuleerd wordt, met name door de territoriale aanpak van lokale ontwikkeling;

b)  meer interactie met burgers van de Unie over ontwikkelingsvraagstukken (bewustmaking, het delen van kennis, betrokkenheid, met inbegrip van het toepassen van duurzaamheidscriteria bij overheidsopdrachten), met name met betrekking tot de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, ook in de Unie, de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten;

c)  vergroten van de zeggenschap over en de opname van steun door middel van opleidingsprogramma's ter plaatse voor lokale ambtenaren betreffende de aanvraagprocedures voor EU-financiering. [Am. 447]

3.  ACTIEGEBIEDEN VOOR STABILITEIT VREDESOPBOUW, CONFLICTPREVENTIE EN VREDE STABILITEIT [Am. 446]

1.  Bijstand voor conflictpreventie, vredesopbouw en crisisparaatheid

De Unie verleent technische en financiële bijstand voor steun aan maatregelen gericht op het opbouwen en versterken van de capaciteit van de Unie en haar partners voor het voorkomen van conflicten, het opbouwen van vrede en het aanpakken van pre- en postcrisissituaties, in nauwe samenwerking met de Verenigde Naties en andere internationale, regionale en subregionale organisaties, statelijke actoren en het maatschappelijk middenveld, voornamelijk met betrekking tot hun inspanningen op de volgende gebieden, met inbegrip van specifieke aandacht voor de deelname gendergelijkheid, empowerment van vrouwen en deelname van jongeren: [Am. 447]

a)  vroegtijdige waarschuwing en conflictbewuste risicoanalyse, vertrouwenwekkende maatregelen, bemiddeling, dialoog en verzoening in de beleidsvorming en de beleidsuitvoering; [Am. 448]

a bis)  facilitering en opbouw van capaciteit bij het opbouwen van vertrouwen, bemiddeling, dialoog en verzoeningsmaatregelen, met bijzondere aandacht voor opkomende spanningen binnen de samenleving, met name preventie van genocide en misdaden tegen de menselijkheid; [Am. 449]

a ter)  versterking van capaciteiten voor de deelname aan en de inzet bij civiele stabilisatiemissies; versterking van de capaciteiten van de Unie, het maatschappelijk middenveld en de EU-partners voor de deelname aan en de inzet van civiele vredesmissies en vredesopbouwmissies; de uitwisseling van informatie en goede praktijken inzake vredesopbouw, conflictanalyse, vroegtijdige waarschuwing of training en dienstverlening; [Am. 450]

b)  herstel ondersteuning van herstel na een conflict of , onder meer door aandacht te besteden aan het vraagstuk van vermiste personen in post-conflictsituaties, en met ondersteuning van de implementatie van relevante multilaterale overeenkomsten die landmijnen en ontplofbare oorlogsresten aanpakken, evenals herstel na een ramp, waarbij rekening wordt gehouden met de politieke en veiligheidssituatie; [Am. 451]

c)  ondersteuning van vredesopbouw en staatsopbouw, met inbegrip van lokale en internationale maatschappelijke organisaties, staten en internationale organisaties, en de ontwikkeling van structurele dialogen onderling op verschillende niveaus, tussen het lokale maatschappelijk middenveld en de partnerlanden, en met de Unie; [Am. 452]

d)  conflictpreventie en crisisrespons;

d bis)  stopzetting van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen ter financiering van conflicten en ondersteuning van de naleving door belanghebbenden van initiatieven zoals de Kimberleyprocescertificering, met inbegrip van initiatieven in verband met Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden(50), in het bijzonder wat betreft de uitvoering van efficiënt nationaal toezicht op de productie van en de handel in natuurlijke hulpbronnen; [Am. 453]

e)  capaciteitsopbouw voor veiligheid en van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling (CBSD) en veiligheid voor ontwikkeling; [Am. 454]

e bis)  ondersteuning van acties ter bevordering van gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, met name via de tenuitvoerlegging van de resoluties 1325 en 2250 van de VN-Veiligheidsraad, alsook van de deelname van vrouwen en jongeren aan en hun vertegenwoordiging in formele en informele vredesprocessen; [Am. 455]

e ter)  ondersteuning van acties ter bevordering van een cultuur van geweldloosheid, onder andere door formele, informele en niet-formele vredeseducatie; [Am. 456]

e quater)  ondersteuning van acties ter versterking van de veerkracht van staten, samenlevingen, gemeenschappen en individuen, waaronder veerkrachtbeoordelingen om het inheemse vermogen binnen samenlevingen te identificeren dat hen in staat stelt druk en schokken te weerstaan, zich eraan aan te passen en er snel van te herstellen; [Am. 457]

e quinquies)   steun voor internationale strafhoven en nationale ad-hoctribunalen, waarheids- en verzoeningscommissies, overgangsrechtspraak en andere mechanismen voor de juridische afdoening van mensenrechtenklachten en voor de vaststelling en toekenning van eigendomsrechten, ingesteld volgens internationale normen op het gebied van de mensenrechten en de rechtsstaat; [Am. 458]

e sexies)   ondersteuning van maatregelen ter bestrijding van illegaal gebruik van en toegang tot vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens; [Am. 459]

Maatregelen op dit gebied:

a)  omvatten de overdracht van knowhow, de uitwisseling van informatie en goede praktijken, de beoordeling van risico's of bedreigingen, onderzoek en analyse, systemen voor vroegtijdige waarschuwing, opleiding en dienstverlening;

b)  dragen bij aan de verdere ontwikkeling van een gestructureerde dialoog over vredesopbouwvraagstukken;

c)  kunnen technische en financiële bijstand voor de toepassing van maatregelen ter ondersteuning van vredesopbouw en staatsopbouw omvatten. [Am. 460]

2.  Bijstand voor het aanpakken van mondiale en transregionale dreigingen en opkomende dreigingen

De Unie verleent technische en financiële bijstand ter ondersteuning van de inspanningen van de partners en acties van de Unie voor het aanpakken van mondiale en transregionale dreigingen en opkomende dreigingen, voornamelijk op de volgende gebieden: [Am. 461]

a)  bedreigingen voor de rechtsstaat en de openbare orde, voor de beveiliging en de veiligheid van personen, waaronder terrorisme, gewelddadig extremisme, georganiseerde misdaad, cybercriminaliteit, hybride bedreigingen, illegale smokkel, handel en doorvoer, met name door het versterken van de capaciteit van de rechtshandhavings-, justitiële en civiele autoriteiten die zijn betrokken bij de bestrijding van terrorisme, georganiseerde misdaad, met inbegrip van cybercriminaliteit, en alle vormen van illegale handel, en bij de daadwerkelijke controle van illegale handel en doorvoer.

Er wordt prioriteit verleend aan transregionale samenwerking waarbij twee of meer derde landen betrokken zijn die duidelijk de politieke wil hebben getoond om de problemen die zich voordoen, aan te pakken.

De maatregelen leggen specifiek de nadruk op goed bestuur en zijn in overeenstemming met het internationaal recht. Op het gebied van terrorismebestrijding kan ook worden samengewerkt met individuele landen en regio's, of internationale, regionale en subregionale organisaties.

Op het gebied van bijstand aan autoriteiten die betrokken zijn bij de strijd tegen het terrorisme, wordt prioriteit verleend aan ondersteunende maatregelen voor de ontwikkeling en de versterking van de wetgeving tegen het terrorisme, voor de toepassing en de uitoefening van het financieel recht, het douanerecht en het immigratierecht, voor de ontwikkeling van procedures voor rechtshandhaving die in overeenstemming zijn met de hoogste internationale normen en het internationaal recht naleven, voor de versterking van mechanismen voor democratische controle en institutioneel toezicht en voor het voorkomen van gewelddadig radicalisme.

Op het gebied van bijstand inzake het drugsprobleem wordt de nodige aandacht besteed aan internationale samenwerking gericht op de bevordering van de beste praktijken op het gebied van terugdringing van de vraag en van de productie en de vermindering van de schade. [Am. 462]

b)  bedreigingen voor openbare ruimten, kritieke infrastructuur, met inbegrip van internationaal vervoer, waaronder passagiers- en vrachtvervoer, energieactiviteiten en energiedistributie, cyberveiligheid, de volksgezondheid, met inbegrip van plotseling opkomende epidemieën met mogelijke transnationale effecten, of de stabiliteit van het milieu, bedreigingen van de maritieme veiligheid, en mondiale en transregionale dreigingen die voortvloeien uit de klimaatverandering en een potentieel destabiliserend effect kunnen hebben op vrede en veiligheid; [Am. 463]

c)  mitigatie van risico's, hetzij opzettelijk, hetzij door ongevallen of door de natuur veroorzaakt, in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen of stoffen, en risico's voor gerelateerde installaties of terreinen, met name met betrekking tot de volgende gebieden:

1)  de ondersteuning en bevordering van civiele onderzoeksactiviteiten als alternatief voor defensiegerelateerd onderzoek;

2)  de verbetering van de veiligheid in civiele voorzieningen waar gevoelige chemische, biologische, radiologische of nucleaire materialen of stoffen worden opgeslagen of aangewend in het kader van civiele onderzoeksprogramma's;

3)  de ondersteuning, in het kader van het samenwerkingsbeleid van de Unie en de doelstellingen daarvan, van civiele voorzieningen en de verrichting van relevante civiele studies die nodig zijn voor de ontmanteling, sanering of omvorming van aan wapens gerelateerde voorzieningen en locaties als besloten is dat deze niet langer deel uitmaken van een defensieprogramma;

4)  de versterking van de capaciteit van de bevoegde civiele autoriteiten die zich bezighouden met de ontwikkeling en het handhaven van doeltreffende controles op de illegale handel in chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen of stoffen (met inbegrip van de uitrusting voor de productie of levering ervan);

5)  de ontwikkeling van het juridisch kader en de institutionele capaciteit voor het instellen en handhaven van effectieve exportcontroles, met name op goederen voor tweeërlei gebruik, met inbegrip van regionale samenwerkingsmaatregelen, en voor de uitvoering van de bepalingen van het Wapenhandelsverdrag en de bevordering van de naleving ervan;

6)  de ontwikkeling van doeltreffende civiele rampenparaatheid, rampenplannen, crisisrespons en capaciteit voor saneringsmaatregelen.

Dergelijke activiteiten worden ontwikkeld in samenhang met de activiteiten in het kader van het Europees instrument voor nucleaire veiligheid dat is ingesteld bij de EINS-verordening; [Am. 464]

d)  capaciteitsopbouw voor veiligheid en van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling (CBSD) en veiligheid voor ontwikkeling. [Am. 465]

4.  ACTIEGEBIEDEN VOOR MONDIALE UITDAGINGEN

A.  MENSEN

1.  Gezondheid

a)  Ontwikkeling van de essentiële elementen voor een doeltreffend en omvattend stelsel van gezondheidszorg die het best kunnen worden aangepakt op supranationaal niveau om te zorgen voor billijke, betaalbare, inclusieve en universele toegang tot de openbare gezondheidszorg en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; [Am. 466]

a bis)  bevorderen, verschaffen en uitbreiden van essentiële diensten en psychologische bijstand voor slachtoffers van geweld, met name vrouwen en kinderen die het slachtoffer zijn van verkrachting; [Am. 467]

b)  versterking van mondiale initiatieven die in belangrijke mate bijdragen tot universele gezondheidszorg, door op mondiaal niveau het voortouw te nemen bij de integratie van gezondheidszorg in alle beleidsgebieden en te streven naar een zorgcontinuüm, met inbegrip van bevordering van de gezondheid, van preventie tot nabehandeling;

c)  bevordering van de mondiale volksgezondheid door onderzoek naar overdraagbare ziekten, met inbegrip van armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten, en de controle op overdraagbare hierop, door deze ziekten en namaakgeneesmiddelen te bestrijden, door kennis te vertalen in en namaakgeneesmiddelen te bestrijden producten en beleidsmaatregelen, ter bestrijding voor het aanpakken van immunisatie, het brede spectrum van de veranderende ziektelast ( aanhoudende last van infecties, opkomende en opnieuw opkomende ziekten en epidemieën en antimicrobiële resistentie, en ook van niet-overdraagbare ziekten, alle vormen van ondervoeding en milieurisicofactoren); , en vorming van mondiale markten ter verbetering van de toegang tot essentiële medische dienstverlening en gezondheidszorg, met name voor seksuele en reproductieve gezondheid. [Am. 468]

c bis)  Ondersteuning van initiatieven om de toegang tot veilige, efficiënte en betaalbare geneesmiddelen, waaronder generische geneesmiddelen, diagnostiek en aanverwante gezondheidstechnologieën, op te schalen, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle beschikbare hulpmiddelen om de prijs van levensreddende geneesmiddelen en diagnostica te verlagen. [Am. 469]

c ter)  bevordering van een goede gezondheid en het bestrijden van overdraagbare ziekten door het versterken van de gezondheidsstelsels en het verwezenlijken van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, onder meer door meer aandacht te besteden aan preventie en het aanpakken van ziekten die door vaccins kunnen worden voorkomen; [Am. 470]

2.  Onderwijs

a)  Bevordering van het verwezenlijken van internationaal overeengekomen doelstellingen op het gebied van onderwijs en bestrijding van onderwijsarmoede door middel van gezamenlijke mondiale inspanningen voor inclusief, gelijkwaardig en goed onderwijs en opleiding op alle niveaus, voor alle leeftijden, ook bij zeer jonge kinderen en in nood- en crisissituaties, en met specifieke prioriteit voor het versterken van gratis openbare onderwijsstelsels; [Am. 471]

b)  versterking van kennis, onderzoek en innovatie, vaardigheden en waarden door middel van partnerschappen en allianties voor actief burgerschap en productieve, goed opgeleide, democratische, inclusieve en weerbare samenlevingen; [Am. 472]

c)  ondersteuning van mondiale maatregelen voor het terugdringen van alle vormen van discriminatie en ongelijkheid, zoals de kloof tussen meisjes/vrouwen en jongens/mannen, om ervoor te zorgen dat iedereen gelijke kansen heeft om deel te nemen aan het economische en, politieke, sociale en culturele leven. [Am. 473]

c bis)   ondersteuning van inspanningen van maatschappelijke actoren en verbetering van hun goede praktijken, teneinde binnen kwetsbare omgevingen met zwakke overheidsstructuren te zorgen voor inclusief onderwijs van hoge kwaliteit. [Am. 474]

c ter)  ondersteuning van acties en bevordering van samenwerking op het gebied van sport om aan de empowerment van vrouwen en jongeren, individuen en gemeenschappen bij te dragen, alsook aan de doelstellingen met betrekking tot gezondheid, onderwijs en sociale inclusie van de Agenda 2030. [Am. 475]

3.  Vrouwen en kinderen [Am. 476]

a)  Ondersteuning Sturing en sturing ondersteuning van lokale, nationale en regionale initiatieven en mondiale inspanningen, partnerschappen en allianties voor de rechten van vrouwen, zoals beschreven in het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het facultatieve protocol daarbij, om een einde te maken aan alle vormen van geweld, schadelijke praktijken en discriminatie tegen vrouwen en meisjes; dit omvat tevens fysieke, psychologische, seksuele, economische, politieke en andere vormen van geweld en discriminatie met inbegrip van uitsluiting waarmee vrouwen te kampen hebben in de verschillende gebieden van hun privé- en openbare leven; [Am. 477]

a bis)  aanpakken van de onderliggende oorzaken van genderongelijkheden ter ondersteuning van conflictpreventie en vredesopbouw; bevorderen van de versterking van de positie van vrouwen, met inbegrip van de rol van de vrouw als ontwikkelingsactor en vredestichter; versterking van de macht, de stem en de deelname van vrouwen en meisjes in het sociale, economische, politieke en burgerlijke leven; [Am. 478]

a ter)  bevordering van de bescherming en naleving van de rechten van vrouwen en meisjes, waaronder economische, arbeids-, sociale en politieke rechten, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, onder meer door middel van gezondheidsdiensten, voorlichting en voorzieningen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid; [Am. 479]

b)  bevordering van nieuwe initiatieven om te bouwen aan sterkere systemen voor kinderbescherming in derde landen, teneinde ervoor te zorgen dat kinderen op alle gebieden beschermd worden tegen geweld, misbruik en verwaarlozing, onder meer door het bevorderen van de overgang van institutionele naar gemeenschapszorg voor kinderen. [Am. 480]

3 bis.  Kinderen en jongeren

a)  Bevordering van nieuwe initiatieven om te bouwen aan sterkere systemen voor kinderbescherming in derde landen, teneinde ervoor te zorgen dat kinderen hun leven optimaal kunnen beginnen en op alle gebieden beschermd worden tegen geweld, misbruik en verwaarlozing, onder meer door het bevorderen van de overgang van institutionele naar gemeenschapszorg voor kinderen;

b)  bevordering van de toegang tot sociale basisvoorzieningen voor kinderen en jongeren, met inbegrip van de meest gemarginaliseerde groepen, met bijzondere aandacht voor gezondheid, voeding, onderwijs, ontwikkeling van zeer jonge kinderen en sociale bescherming, alsook met inbegrip van diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, informatie en aanbod, specifiek op jongeren gerichte diensten en uitgebreide seksuele voorlichting, voeding, onderwijs en sociale bescherming;

c)  bevordering van de toegang voor jongeren tot vaardigheden, fatsoenlijke en hoogwaardige banen door middel van onderwijs, technische en beroepsopleidingen, en toegang tot digitale technologieën; ondersteuning van jong ondernemerschap en bevordering van nieuwe, duurzame banen met waardige arbeidsomstandigheden;

d)  bevordering van initiatieven die de positie van jongeren en kinderen versterken, en ondersteuning van beleid en acties voor het waarborgen van hun inclusie, betekenisvolle deelname aan civiele en politieke aangelegenheden en sociale erkenning, ter erkenning van hun werkelijke potentieel als katalysatoren van positieve veranderingen op gebieden als vrede, veiligheid, duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, milieubescherming en armoedebestrijding. [Am. 481]

4.  Migratie, mobiliteit en gedwongen ontheemding [Am. 482]

a)  Ervoor zorgen dat de EU voorop blijft lopen bij de invulling van de wereldwijde agenda inzake migratie en het beheer van gedwongen ontheemding in al haar dimensies teneinde veilige, ordelijke en reguliere migratie te vergemakkelijken; [Am. 483]

b)  sturen en begeleiden van mondiale en regio-overschrijdende beleidsdialogen, met inbegrip van Zuid-Zuid-migratie en uitwisseling en samenwerking op het gebied van migratie en gedwongen ontheemding; [Am. 484]

c)  ondersteuning van de uitvoering van internationale en EU-toezeggingen inzake migratie en gedwongen ontheemding, onder meer in het kader van de follow-up van het Global Compact inzake migratie en het Global Compact inzake vluchtelingen;

d)  verbetering van de mondiale kennisbasis, met inbegrip van de verwevenheid van migratie en ontwikkeling; opzetten van proefprojecten gericht op de ontwikkeling van innoverende operationele benaderingen op het gebied van migratie en gedwongen ontheemding;

d bis)  de samenwerking op dit gebied verloopt volgens een op de mensenrechten gebaseerde aanpak en wordt beheerd in samenhang met het [Fonds voor asiel en migratie], met volledige inachtneming van het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling. [Am. 485]

5.  Waardig werk, sociale bescherming en ongelijkheid

a)  Invulling van de mondiale agenda en ondersteuning van initiatieven inzake de integratie van een krachtige pijler inzake gelijkheid en sociale rechtvaardigheid in overeenstemming met de Europese waarden;

b)  bijdragen aan de wereldwijde agenda inzake waardig werk voor iedereen in een gezonde omgeving en op basis van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO, met inbegrip van de sociale dialoog, leefbare lonen en de strijd tegen kinderarbeid, met name in door mondiale waardeketens duurzaam en verantwoord te maken op basis van horizontale zorgvuldigheidsverplichtingen, en bevordering van kennis over doeltreffende werkgelegenheidsmaatregelen die inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding en een leven lang leren; [Am. 486]

b bis)   ondersteuning van mondiale initiatieven op het gebied van bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van bedrijfsverantwoordelijkheid voor schendingen van rechten en toegang tot rechtsmiddelen; [Am. 487]

c)  ondersteuning van mondiale initiatieven inzake universele sociale bescherming die de beginselen van efficiëntie, duurzaamheid en billijkheid respecteren; met inbegrip van steun om ongelijkheid aan te pakken en de sociale samenhang te waarborgen, met name door het inrichten en versterken van duurzame stelsels voor sociale bescherming en sociale zekerheid, fiscale hervorming, het versterken van de belastingstelsels en de strijd tegen fraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning; [Am. 488]

d)  voortzetting van mondiale onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten door middel van sociale innovatie die leidt tot sociale integratie en tegemoetkomt aan de behoeften van de meest kwetsbare groepen in de samenleving.

6.  Cultuur

a)  Bevordering van initiatieven op het gebied van culturele diversiteit en interculturele en interreligieuze dialoog voor vreedzame betrekkingen tussen gemeenschappen; [Am. 489]

b)  ondersteuning van cultuur en creatieve en artistieke uiting als motor voor duurzame sociale en economische ontwikkeling, en versterking van de samenwerking op het gebied van cultureel erfgoed en hedendaagse kunst en andere culturele uitingen, alsook van het behoud ervan; [Am. 490]

b bis)  ontwikkeling van lokale ambachten als middel om het lokale culturele erfgoed te behouden. [Am. 491]

b ter)  versterking van de samenwerking inzake bescherming, behoud en opwaardering van het cultureel erfgoed, met inbegrip van het behoud van bijzonder kwetsbaar cultureel erfgoed, met name van minderheden en geïsoleerde gemeenschappen en inheemse volkeren; [Am. 492]

b quater)   ondersteuning van initiatieven voor de terugkeer van cultuurgoederen naar hun land van herkomst of hun restitutie in geval van onwettige toe-eigening; [Am. 493]

b quinquies)  ondersteuning van culturele samenwerking met de Unie, onder meer via uitwisselingen, partnerschappen en andere initiatieven, en erkenning van het professionalisme van auteurs, kunstenaars en culturele en creatieve actoren; [Am. 494]

b sexies)  ondersteuning van samenwerking en partnerschappen tussen sportorganisaties; [Am. 495]

B.  AARDE

1.  Waarborgen van een gezond milieu en aanpak van de klimaatverandering

a)  Versterking van de mondiale klimaat- en milieugovernance, de uitvoering van de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, de verdragen van Rio en andere multilaterale milieuovereenkomsten;

b)  bijdragen tot de externe dimensie van het milieubeleid en het beleid inzake klimaatverandering van de Unie met volledige inachtneming van het beginsel inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling; [Am. 496]

c)  integratie van milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het beleid, de plannen en investeringen, onder meer door betere kennis en informatie, met inbegrip van programma's of maatregelen voor interregionale samenwerking die zijn vastgesteld tussen partnerlanden en -regio's enerzijds en de naburige ultraperifere regio's en landen en gebieden overzee die onder het LGO-besluit vallen anderzijds; [Am. 497]

d)  toepassing van internationale en EU-initiatieven ter bevordering van aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering en van een klimaatbestendige koolstofarme ontwikkeling, onder meer via de uitvoering van de nationaal vastgestelde bijdragen (NDC's) en emissiearme, klimaatbestendige strategieën; bevordering van rampenrisicovermindering, aanpak van de aantasting van het milieu en biodiversiteitsverlies, bevordering van het behoud en het duurzame gebruik en beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van land, water, oceanen, visserij en bossen; aanpak van ontbossing, woestijnvorming, bodemdegradatie, illegale houtkap en illegale handel in wilde dieren en planten; bestrijding van verontreiniging en waarborgen van een gezond milieu, aanpakken van nieuwe klimaat- en milieuvraagstukken, ter bevordering van hulpbronnenefficiëntie, duurzame consumptie en productie, geïntegreerd waterbeheer en goed beheer van chemische stoffen en afval en de ondersteuning van de overgang naar een emissiearme, klimaatbestendige groene en circulaire economie; [Am. 498]

d bis)  bevordering van ecologisch duurzame landbouwpraktijken, met inbegrip van agro-ecologie, teneinde de ecosystemen en biodiversiteit te beschermen en de ecologische en sociale veerkracht ten aanzien van klimaatverandering te bevorderen, met speciale aandacht voor het ondersteunen van kleine boeren, werknemers en ambachtslieden. [Am. 499]

d ter)  implementatie van internationale initiatieven en initiatieven van de Unie om het verlies aan biodiversiteit aan te pakken door de instandhouding, het duurzame gebruik en het beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en de daarmee samenhangende biodiversiteit te bevorderen. [Am. 500]

2.  Duurzame energie

a)  Ondersteuning van mondiale inspanningen, verbintenissen, partnerschappen en allianties, met inbegrip name van duurzame energietransitie; [Am. 501]

a bis)  bevordering van energiezekerheid voor de partnerlanden en lokale gemeenschappen, bijvoorbeeld door diversificatie van bronnen en trajecten, waarbij rekening wordt gehouden met problemen inzake prijsvolatiliteit en mogelijke emissiereducties, en door verbetering van de markten en aanmoediging van onderlinge verbindingen en de handel op het vlak van energie en met name elektriciteit; [Am. 502]

b)  aanmoediging van partnerregeringen om een energiebeleid vast te stellen en markthervormingen door te voeren waarmee een gunstig klimaat tot stand wordt gebracht voor inclusieve groei en investeringen in betere toegang tot klimaatvriendelijke, betaalbare, moderne, betrouwbare en duurzame energiediensten, met een sterke nadruk op waarbij voorrang wordt gegeven aan hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; [Am. 503]

c)  wereldwijde verkenning, identificering, mainstreaming en financiële steunverlening aan duurzame bedrijfsmodellen met schaalbaarheid en reproduceerbaarheid van innovatieve en digitale technologieën door middel van innovatief onderzoek, het verbeteren van de efficiëntie, met name voor gedecentraliseerde benaderingen voor het verstrekken van toegang tot energie door middel van hernieuwbare energie, met inbegrip van gebieden waar de lokale marktcapaciteit beperkt is.

C.  WELVAART

1.  Duurzame en inclusieve groei, waardig werk en betrokkenheid van de particuliere sector

a)  Bevordering van duurzame particuliere investeringen door middel van innovatieve financieringsmechanismen en risicodeling , onder meer voor landen met een lager ontwikkelingsniveau en kwetsbare staten die anders dergelijke investeringen niet zouden aantrekken en waarvoor additionaliteit kan worden aangetoond; [Am. 504]

b)  verbetering ontwikkeling van een sociaal en ecologisch verantwoorde lokale particuliere sector, verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat, versterking van de publiek-private dialoog en op het opbouwen van de capaciteiten, het concurrentievermogen en de veerkracht van lokale micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, evenals coöperaties en sociale ondernemingen, alsmede de integratie van deze ondernemingen in de lokale, regionale en mondiale economie [Am. 505]

b bis)  bevordering van financiële inclusie door de toegang tot en het effectief gebruik van financiële diensten te stimuleren, zoals microkredieten, microsparen, microverzekeringen en betalingsoverdracht, voor micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen en huishoudens, met name voor kansarme en kwetsbare groepen; [Am. 506]

c)  ondersteuning van de uitvoering van het handelsbeleid van de Unie en van handelsovereenkomsten en de uitvoering daarvan die duurzame ontwikkeling beogen; verbetering van de toegang tot de markten van partnerlanden en bevordering van eerlijke handel, verantwoorde en toerekenbare investeringen en zakelijke kansen voor bedrijven uit de Unie, waarbij tegelijk belemmeringen voor markttoegang en investeringen worden weggenomen en er zowel wordt gestreefd naar betere toegang tot klimaatvriendelijke technologieën en intellectuele eigendom en wordt gezorgd voor het delen van waarden en voor de eerbiediging van de mensenrechten in de toeleveringsketens, met volledige inachtneming van de beleidscoherentie voor ontwikkeling waar het ontwikkelingslanden betreft; [Am. 507]

d)  bevordering van een effectieve beleidsmix ten behoeve van economische diversifiëring, toegevoegde waarde, regionale integratie en duurzame groene en blauwe economie;

e)  bevordering van de toegang tot digitale technologieën, met inbegrip van de bevordering van de toegang tot financiering en financiële integratie;

f)  bevordering van duurzame consumptie en productie en van innovatieve technologieën en methoden voor een koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie.

2.  Voedsel- en voedingszekerheid

a)  Ondersteuning en beïnvloeding van internationale strategieën, organisaties, mechanismen en actoren die betrokken zijn bij de uitrol van belangrijke mondiale beleidskwesties en kaders rond duurzame voedsel- en voedingszekerheid en bijdragen aan de verantwoording over internationale verbintenissen inzake voedselzekerheid, voeding en duurzame landbouw, met inbegrip van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs; [Am. 508]

b)  verbetering van mondiale collectieve goederen die een einde moeten maken aan honger en ondervoeding; instrumenten zoals het wereldwijde netwerk inzake voedselzekerheidscrises versterken de capaciteit om adequaat te reageren op voedsel- en voedingscrises in de context van de koppeling van humanitaire hulp, ontwikkeling en vrede (vandaar steun voor de mobilisering van middelen uit de derde pijlerzorgen voor eerlijke toegang tot voedsel, onder meer door te helpen de financieringstekorten voor voeding weg te werken; verbetering van mondiale collectieve goederen die een einde moeten maken aan honger en ondervoeding; instrumenten zoals het wereldwijde netwerk inzake voedselzekerheidscrises versterken de capaciteit om adequaat te reageren op voedsel- en voedingscrises in de context van de koppeling van humanitaire hulp, ontwikkeling en vrede (vandaar steun voor de mobilisering van middelen uit de derde pijler); [Am. 509]

b bis)   bevordering van een gecoördineerde, versnelde, sectoroverstijgende inspanning om de capaciteit voor gediversifieerde lokale en regionale voedselproductie te verhogen, te zorgen voor voedselzekerheid en voeding, alsook toegang tot drinkwater, en de veerkracht van de meest kwetsbaren te vergroten, met name in landen die langdurige of steeds terugkerende crises doormaken; [Am. 510]

c)  bevestiging op mondiaal niveau van de centrale rol van duurzame landbouw en visserij en aquacultuur, met inbegrip van kleinschalige landbouw, veehouderij en nomadische veeteelt, voor meer voedselzekerheid, armoedebestrijding, werkgelegenheid, rechtvaardige en duurzame toegang tot en rechtvaardig en duurzaam beheer van middelen, met inbegrip van land en landrechten, water, (micro)kredieten, vrij beschikbaar zaaigoed en andere landbouwinputs, mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering, herstelvermogen en gezonde ecosystemen; [Am. 511]

d)  innovatie door internationaal onderzoek en versterking van algemene kennis en deskundigheid, bevordering en versterking van lokale en autonome aanpassingsstrategieën, met name in verband met de mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering, agrobiodiversiteit, mondiale en alomvattende waardeketens, eerlijke handel, voedselveiligheid, verantwoorde investeringen, goed beheer van de exploitatie van de bodem en natuurlijke hulpbronnen. [Am. 512]

d bis)   actieve steun voor een grotere participatie van de maatschappelijke organisaties en van landbouwersorganisaties aan de beleidsvorming en de onderzoeksprogramma's en grotere betrokkenheid van deze groepen bij de uitvoering en evaluatie van regeringsprogramma's; [Am. 513]

D.  PARTNERSCHAPPEN

1.  Versterking van de rol van de plaatselijke overheden als actoren van ontwikkeling

a)  Vergroting van de capaciteit van Europese en zuidelijke netwerken, platformen en allianties van lokale autoriteiten, zodat een substantiële en permanente beleidsdialoog op het gebied van ontwikkeling gegarandeerd is en democratisch bestuur gestimuleerd wordt, met name door de territoriale aanpak van lokale ontwikkeling;

b)  meer interactie met Europese burgers over ontwikkelingsvraagstukken (bewustmaking, het delen van kennis, betrokkenheid), met name met betrekking tot de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, ook in de Unie en de (potentiële) kandidaat-lidstaten.

2.  Bevordering van inclusieve samenlevingen, goed economisch bestuur, met inbegrip van eerlijke en inclusieve mobilisering van binnenlandse inkomsten en de bestrijding van belastingontwijking, transparant beheer van de overheidsfinanciën en effectieve en inclusieve overheidsuitgaven. [Am. 514]

4 bis.  ACTIEGEBIEDEN VOOR BEHOEFTEN EN PRIORITEITEN OP HET GEBIED VAN HET BUITENLANDS BELEID

Acties ter ondersteuning van de doelstellingen van artikel 4, lid 3, onder d bis), worden opgezet voor steun aan het buitenlands beleid van de Unie, in verband met politieke, ontwikkelings-, economische en veiligheidsvraagstukken. Die acties stellen de Unie in staat om op te treden indien er sprake is van een belang van buitenlands beleid of een kans om de doelstellingen ervan te bereiken, en die moeilijk op een andere manier kunnen worden bewerkstelligd. Het kan daarbij gaan om:

a)  steun voor de bilaterale, regionale en interregionale samenwerking en strategieën van de Unie, bevordering van beleidsdialogen en ontwikkeling van collectieve benaderingen van en antwoorden op uitdagingen van mondiaal belang, zoals migratie, ontwikkeling, klimaatverandering en veiligheidskwesties, met name op de volgende gebieden:

–  ondersteuning van de uitvoering van partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, actieplannen en soortgelijke bilaterale instrumenten;

–  verdieping van de politieke en economische dialoog met derde landen die zeer belangrijk zijn op het wereldtoneel, met name in het buitenlands beleid;

–  ondersteuning van de contacten met relevante derde landen met betrekking tot bilaterale en mondiale aangelegenheden van gemeenschappelijk belang;

–  bevordering van een adequate follow-up of gecoördineerde tenuitvoerlegging van de bereikte conclusies en aangegane verplichtingen in de betreffende internationale fora;

b)  ondersteunen van het handelsbeleid van de Unie:

–  ondersteuning van het handelsbeleid van de Unie en de onderhandeling, tenuitvoerlegging en naleving van handelsovereenkomsten, met volledige inachtneming van het beginsel inzake beleidscoherentie voor ontwikkeling waar het ontwikkelingslanden betreft, en volledig in overeenstemming met het nastreven van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen;

–  ondersteuning van de verbetering van de toegang tot de markten van partnerlanden en meer kansen voor bedrijven uit de Unie, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, om handel te drijven, te investeren en zaken te doen, waarbij door middel van economische diplomatie en samenwerking op zakelijk en regelgevingsgebied tegelijk belemmeringen voor de markttoegang, investeringen en de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten worden weggenomen, waarbij zo nodig aanpassingen worden doorgevoerd ten aanzien van partners in de ontwikkelingslanden;

c)  bijdragen tot de uitvoering van de internationale dimensie van het interne beleid van de Unie:

–  bijdragen tot de uitvoering van de internationale dimensie van het interne beleid van de Unie, onder meer inzake milieu, klimaatverandering, energie, wetenschap en onderwijs, en samenwerking op het gebied van het beheer en het bestuur van de oceanen;

–  bevorderen van interne beleidsmaatregelen van de Unie ten aanzien van belangrijke partnerlanden en ondersteunen van convergentie op regelgevingsgebied in dit opzicht;

d)  bevorderen van groter inzicht in en grotere zichtbaarheid van de Unie en van haar rol op het wereldtoneel:

–  bevordering van groter inzicht in en grotere zichtbaarheid van de Unie en van haar rol op het wereldtoneel door middel van strategische communicatie, publieksdiplomatie, contacten tussen burgers, culturele diplomatie, samenwerking op onderwijskundig en universitair gebied, en door pr-activiteiten om de waarden en belangen van de Unie te bevorderen;

–  vergroting van de mobiliteit van studenten en universiteitspersoneel, met het oog op het creëren van partnerschappen ter verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs en gezamenlijke graden die academische erkenning bieden ("Erasmus+-programma").

Die maatregelen geven uitvoering aan innovatief beleid of innovatieve initiatieven die aansluiten op de huidige of opkomende behoeften, mogelijkheden en prioriteiten op korte en middellange termijn, met inbegrip van de mogelijkheid om maatregelen in het kader van de geografische en thematische programma's op te zetten. Zij zijn gericht op het verdiepen van de betrekkingen van de Unie en op dialoog en de opbouw van partnerschappen en allianties met de belangrijkste landen van strategisch belang, met name opkomende economieën en middeninkomenslanden die een steeds belangrijkere rol spelen in de wereldpolitiek, op het vlak van het mondiale bestuur, het buitenlands beleid, de internationale economie en in multilaterale fora. [Am. 515]

BIJLAGE IV

ACTIEGEBIEDEN VOOR SNELLE RESPONS

1.  Acties die bijdragen tot vrede, stabiliteit en conflictpreventie in noodsituaties, bij dreigende crisis, tijdens een crisis en na een crisis [Am. 516]

Acties voor snelle respons als bedoeld in artikel 4, lid 4, onder a), worden opgezet voor een doeltreffende respons van de Unie wanneer zich onderstaande uitzonderlijke en onvoorziene situaties voordoen:

a)  een noodsituatie, crisis, dreigende crisis, of natuurrampen, indien relevant voor stabiliteit, vrede en veiligheid; [Am. 517]

b)  een situatie die een gevaar betekent voor de vrede, de democratie, de rechtsstaat en de openbare orde, de bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, of de beveiliging en de veiligheid van personen, in het bijzonder personen die blootstaan aan gendergerelateerd geweld in onstabiele situaties; [Am. 518]

c)  een situatie die dreigt te ontaarden in een gewapend conflict of die het derde land of de derde landen in kwestie ernstig dreigt te destabiliseren.

1 bis.  De in punt 1 bedoelde technische en financiële bijstand kan de volgende terreinen bestrijken:

a)  steun, door middel van technische en logistieke bijstand, voor de inspanningen van internationale, regionale en lokale organisaties, statelijke actoren en actoren uit het maatschappelijk middenveld ter bevordering van vertrouwenscheppende maatregelen, bemiddeling, dialoog en verzoening, overgangsjustitie en empowerment van vrouwen en kinderen, met name met betrekking tot spanningen binnen de samenleving en aanslepende conflicten;

b)  steun voor de uitvoering van de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, in het bijzonder met betrekking tot vrouwen, vrede, veiligheid en jongeren, met name in fragiele landen of landen die zich in een conflict- of postconflictsituatie bevinden;

c)  steun voor het tot stand komen en doen functioneren van interim-regeringen met een mandaat overeenkomstig het internationaal recht;

d)  steun voor de ontwikkeling van democratische en pluralistische staatsinstellingen, waaronder maatregelen om de rol van vrouwen in zulke instellingen te versterken, alsmede voor doelmatig burgerlijk bestuur en burgerlijk toezicht op het veiligheidsapparaat, en maatregelen ter versterking van de capaciteit van de rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten die zijn betrokken bij de bestrijding van terrorisme, georganiseerde misdaad en alle vormen van illegale handel;

e)  steun voor internationale strafhoven en nationale ad-hoctribunalen, waarheids- en verzoeningscommissies, overgangsrechtspraak en andere mechanismen voor de juridische afdoening van mensenrechtenklachten en voor de vaststelling en toekenning van eigendomsrechten, ingesteld volgens internationale normen op het gebied van de mensenrechten en de rechtsstaat;

f)  steun voor de versterking van de capaciteit van staten waar aanzienlijke druk bestaat om bepaalde kerntaken snel op te bouwen, te behouden of te herstellen, met het oog op de fundamentele sociale en politieke samenhang;

g)  steun voor de maatregelen die nodig zijn om een begin te maken met het herstel en de wederopbouw van belangrijke infrastructuur, huisvesting, openbare gebouwen, economische goederen en fundamentele productiefaciliteiten, alsmede andere maatregelen voor het weer op gang brengen van de economische activiteit, het scheppen van werkgelegenheid en de verwezenlijking van de minimumvoorwaarden die noodzakelijk zijn voor duurzame maatschappelijke ontwikkeling;

h)  steun voor civiele maatregelen in verband met de demobilisatie en herintegratie van voormalige strijders en hun gezin in de burgermaatschappij en, indien passend, hun repatriëring, alsmede maatregelen om het probleem van kindsoldaten en vrouwelijke strijders aan te pakken;

i)  steun voor maatregelen om de maatschappelijke gevolgen van herstructurering van de strijdkrachten op te vangen;

j)  steun voor maatregelen om, binnen het bestek van het samenwerkingsbeleid van de Unie en de doelstellingen daarvan, de sociaaleconomische gevolgen voor de burgerbevolking van antipersoonsmijnen, niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie of ontplofbare oorlogsresten, aan te pakken. Tot de op grond van deze verordening gefinancierde activiteiten kunnen onder meer voorlichting over risico's, mijndetectie en -opruiming en, in samenhang daarmee, vernietiging van voorraden behoren;

k)  steun voor maatregelen voor het tegengaan, binnen het bestek van het samenwerkingsbeleid van de Unie en de doelstellingen daarvan, van het illegaal bezit en gebruik van vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens;

l)  steun voor maatregelen om ervoor te zorgen dat er adequaat wordt ingespeeld op de specifieke behoeften van vrouwen en kinderen in crisis- en conflictsituaties, waaronder het voorkomen dat zij worden blootgesteld aan gendergerelateerd geweld;

m)  steun voor de revalidatie en herintegratie van de slachtoffers van gewapende geschillen, waaronder ook maatregelen om in de specifieke behoeften van vrouwen en kinderen te voorzien;

n)  steun voor maatregelen om de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, democratische beginselen en de rechtsstaat en van de daarmee verbonden internationale instrumenten te bevorderen en te handhaven;

o)  steun voor sociaaleconomische maatregelen ter bevordering van een eerlijke toegang tot en een transparant beheer van natuurlijke rijkdommen in een situatie van crisis of dreigende crisis, met inbegrip van vredesopbouw;

p)  steun voor maatregelen ter ondervanging van de mogelijke gevolgen van plotselinge bevolkingsstromen die van belang zijn voor de politieke en veiligheidssituatie, waaronder ook maatregelen om in de behoeften van de gastgemeenschappen te voorzien in een situatie van crisis of dreigende crisis, met inbegrip van vredesopbouw;

q)  steun voor maatregelen om de ontwikkeling en de organisatie van het maatschappelijke middenveld en zijn participatie in het politieke proces te bevorderen, waaronder maatregelen ter versterking van de rol van vrouwen in dergelijke processen en ter bevordering van onafhankelijke pluralistische, professionele media;

r)  capaciteitsopbouw van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling. [Am. 519]

2.  Acties die bijdragen tot de versterking van de weerbaarheid en de koppeling van humanitaire en ontwikkelingsmaatregelen

Acties voor snelle respons als bedoeld in artikel 4, lid 4, onder b), worden opgezet om de weerbaarheid doeltreffend te versterken en humanitaire steun te koppelen aan ontwikkelingsmaatregelen, als dat niet snel via geografische en thematische programma's kan worden bewerkstelligd, met waarborging van de samenhang, consistentie en complementariteit met de humanitaire steun als bepaald in artikel 5. [Am. 520]

Deze acties kunnen het volgende omvatten:

a)  versterking van de weerbaarheid, door individuen, gemeenschappen, instellingen en landen te helpen zich beter voor te bereiden op, bestand te zijn tegen, zich aan te passen aan en snel te herstellen van politieke, economische en maatschappelijke spanningen en schokken, door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen, conflicten en mondiale gevaren; inclusief door de versterking van de capaciteit van een staat - met name waar aanzienlijke druk bestaat om bepaalde kerntaken snel op te bouwen, te behouden of te herstellen, met het oog op de fundamentele sociale en politieke samenhang van samenlevingen, gemeenschappen en individuen, om kansen en risico's op een vreedzame, conflictbewuste en stabiele wijze te beheren en om bestaansmiddelen die onder grote druk staan, op te bouwen, te behouden of te herstellen, en door het ondersteunen van individuen, gemeenschappen en samenlevingen om hun bestaande inheemse capaciteiten te identificeren en te versterken om weerstand te bieden aan, zich aan te passen aan en snel te herstellen van deze druk en schokken, waaronder ook degene die kunnen leiden tot een escalatie van geweld; [Am. 521]

b)  verzachting van de nadelige effecten op korte termijn die het gevolg zijn van exogene schokken en die leiden tot macro-economische instabiliteit, ter bescherming van sociaal-economische hervormingen en prioritaire overheidsuitgaven voor sociaal-economische ontwikkeling en het terugdringen van de armoede;

c)  tenuitvoerlegging van kortetermijnmaatregelen voor herstel en wederopbouw om de slachtoffers van door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen, conflicten en mondiale gevaren in staat te stellen te profiteren van een minimum aan sociaal-economische integratie en zo snel mogelijk de voorwaarden te scheppen voor hervatting van de ontwikkeling overeenkomstig de doelstellingen voor de lange termijn die door de betrokken landen en regio's zijn vastgesteld; dit omvat het aanpakken van de dringende en onmiddellijke behoeften die zijn ontstaan door de gedwongen ontheemding van personen (vluchtelingen, ontheemden en repatrianten) als gevolg van door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen; en [Am. 522]

d)  hulp bieden aan de staat, regio, lokale overheden of regio relevante niet-gouvernementele organisaties bij het opzetten van mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, teneinde de gevolgen van dergelijke rampen te beperken. [Am. 523]

3.  Acties betreffende behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid

Acties voor snelle respons ter ondersteuning van de doelstellingen van artikel 4, lid 4, onder c), worden opgezet voor steun aan het buitenlands beleid van de Unie, in verband met politieke, economische en veiligheidsvraagstukken. Deze acties stellen de Unie in staat om op te treden indien er sprake is van een dringend of dwingend belang van buitenlands beleid of een kans om de doelstellingen ervan te bereiken, en waarvoor een snelle respons is vereist die moeilijk op een andere manier kan worden bewerkstelligd.

Deze acties kunnen het volgende omvatten:

a)  steun voor de bilaterale, regionale en interregionale samenwerking en strategieën van de Unie, bevordering van beleidsdialogen en ontwikkeling van collectieve benaderingen van en antwoorden op uitdagingen van mondiaal belang, zoals migratie en veiligheid, en het benutten van mogelijkheden op dit gebied;

b)  steun voor het handelsbeleid en de handelsovereenkomsten van de Unie en de uitvoering daarvan; verbetering van de toegang tot de markten van partnerlanden en meer kansen voor bedrijven uit de Unie, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, om handel te drijven, te investeren en zaken te doen, waarbij door middel van economische diplomatie en samenwerking op zakelijk en regelgevingsgebied tegelijk belemmeringen voor de markttoegang en investeringen worden weggenomen;

c)  bijdragen tot de uitvoering van de internationale dimensie van het interne beleid van de Unie, onder meer inzake milieu, klimaatverandering, energie, en samenwerking op het gebied van het beheer en het bestuur van de oceanen;

d)  bevordering van groter inzicht in en grotere zichtbaarheid van de Unie en van haar rol op het wereldtoneel door middel van strategische communicatie, publieksdiplomatie, contacten tussen burgers, culturele diplomatie, samenwerking op onderwijskundig en universitair gebied, en door pr-activiteiten om de waarden en belangen van de Unie te bevorderen.

Deze maatregelen geven uitvoering aan innovatief beleid of innovatieve initiatieven die aansluiten op de huidige of opkomende behoeften, mogelijkheden en prioriteiten op korte en middellange termijn, met inbegrip van de mogelijkheid om maatregelen in het kader van de geografische en thematische programma's op te zetten. Zij zijn gericht op het verdiepen van de betrekkingen van de Unie en op dialoog en de opbouw van partnerschappen en allianties met de belangrijkste landen van strategisch belang, met name opkomende economieën en middeninkomenslanden die een steeds belangrijkere rol spelen in de wereldpolitiek, op het vlak van het mondiale bestuur, het buitenlands beleid, de internationale economie en in multilaterale fora. [Am. 524]

BIJLAGE V

PRIORITAIRE GEBIEDEN VAN DE EFDO+-ACTIES DIE WORDEN GEDEKT DOOR DE GARANTIE VOOR EXTERN OPTREDEN

De EFDO+-acties die in aanmerking komen voor steun via de garantie voor extern optreden, zijn met name gericht op dragen bij tot de verwezenlijking van de volgende prioritaire gebieden: [Am. 525]

a)  financiering en ondersteuning van de ontwikkeling van de particuliere, sociale-ondernemings- en coöperatieve sector in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 209, lid 2, van het Financieel Reglement, teneinde bij te dragen aan duurzame ontwikkeling in de economische, sociale en milieudimensie ervan en aan de uitvoering van de Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs en, in voorkomend geval, het Europees nabuurschapsbeleid en de doelstellingen van artikel 3 van de IPA III-verordening, de uitbanning van armoede, het bevorderen van vaardigheden en ondernemerschap, gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en jongeren, terwijl de rechtsstaat, goed bestuur en mensenrechten worden nagestreefd en versterkt, met een speciale focus op plaatselijke bedrijven, sociale ondernemingen en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, de bevordering van waardig werk in overeenstemming met de desbetreffende IAO-normen, leefbare lonen en economische kansen, en ter stimulering van bijdragen van Europese bedrijven aan het EFDO+; [Am. 526]

b)  aanpak van knelpunten voor particuliere investeringen door te voorzien in financieringsinstrumenten, die kunnen worden uitgedrukt in de plaatselijke valuta van het betrokken partnerland, met inbegrip van garanties voor eerste verliezen voor portfoliogaranties aan projecten in de particuliere sector zoals leninggaranties aan kleine en middelgrote ondernemingen en garanties voor specifieke risico's voor infrastructuurprojecten en ander risicokapitaal;

c)  aantrekken van financiering uit de particuliere sector, met een bijzondere nadruk op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, door het aanpakken van knelpunten en belemmeringen voor investeringen;

d)  versterking van sociaal-economische sectoren en gebieden en daaraan gerelateerde publieke en private infrastructuur en duurzame connectiviteit, met inbegrip van hernieuwbare en duurzame energie, water- en afvalbeheer, vervoer, informatie- en communicatietechnologie, alsook milieu, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, duurzame landbouw en blauwe groei, sociale infrastructuur, gezondheid en menselijk kapitaal, om het sociaal-economische klimaat te verbeteren;

e)  bijdragen aan klimaatactie en milieubescherming en -beheer en zo voordelen voor klimaat én milieu tot stand brengen, door 45 % van de financiële middelen toe te wijzen aan investeringen die bijdragen tot klimaatdoelstellingen, milieubeheer en -bescherming, biodiversiteit en het tegengaan van woestijnvorming, en waarbij 30 % van de totale financiële middelen moet worden besteed aan mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering; [Am. 527]

f)  bevordering van duurzame ontwikkeling, bijdragen tot het aanpakken van specifieke grondoorzaken armoede en ongelijkheid als oorzaken van migratie, met inbegrip van irreguliere migratie, alsmede en gedwongen verplaatsing van de bevolking, en bevordering van veilige, ordelijke en reguliere migratie, door vergroting van de weerbaarheid van doorreis- en gastgemeenschappen en bijdragen tot de duurzame re-integratie van migranten die terugkeren naar hun land van herkomst, waarbij naar behoren aandacht wordt besteed aan het versterken van de rechtsstaat, goed bestuur, gendergelijkheid, sociale rechtvaardigheid en mensenrechten. [Am. 528]

De volgende investeringsvensters worden tot stand gebracht:

–  duurzame energie en duurzame connectiviteit;

–  financiering van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

–  duurzame landbouw, plattelandsondernemers, met inbegrip van zelfvoorzienende en kleine landbouwbedrijven en nomadische veeteelt, en milieuvriendelijke agro-industrie;

–  duurzame steden;

–  digitalisering met het oog op duurzame ontwikkeling.

–  menselijke ontwikkeling [Am. 529]

BIJLAGE VI

BEHEER VAN HET EFDO+

1.  Structuur van het EFDO+

1.  Het EFDO+ wordt samengesteld uit regionale investeringsplatformen die worden opgezet op basis van de werkmethoden, procedures en structuren van de bestaande externe blendingfaciliteiten van de Unie, die kunnen worden gecombineerd met garanties voor het extern optreden in het kader van EFDO+.

2.  Het beheer van het EFDO+ wordt toevertrouwd aan de Commissie.

2.  Strategische raad van het EFDO+

1.  Bij het beheer van het EFDO+ wordt de Commissie geadviseerd door een strategische raad, behalve in het geval van maatregelen met betrekking tot het uitbreidingsbeleid van de EU die worden gefinancierd door [IPA III], waarvoor de strategische raad valt onder het investeringskader voor de Westelijke Balkan (WBIF).

2.  De strategische raad adviseert de Commissie over de strategische oriëntaties en prioriteiten van de onder EFDO+ vallende investeringen van de garantie voor extern optreden, en draagt bij tot de afstemming daarvan op de richtsnoeren en doelstellingen van het externe optreden, het ontwikkelingsbeleid en het nabuurschapsbeleid van de Unie, alsmede op de doelstellingen van artikel 3 van deze verordening en de doelstellingen van EFDO+ als uiteengezet in artikel 26. De strategische raad verleent tevens steun aan de Commissie bij de vaststelling van de algemene investeringsdoeleinden wat betreft het gebruik van de garantie voor extern optreden voor steun aan EFDO+-acties en houdt toezicht op een passende en gediversifieerde geografische en thematische dekking van de investeringsvensters.

3.  De strategische raad ondersteunt ook de algehele coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de regionale investeringsplatformen, tussen de drie pijlers van het Europees investeringsplan, tussen het Europees investeringsplan en de andere inspanningen van de Unie inzake migratie en de uitvoering van de Agenda 2030, alsook met andere programma's die in deze verordening zijn vastgesteld.

4.  De strategische raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de hoge vertegenwoordiger, alle lidstaten en de Europese Investeringsbank. Het Europees Parlement heeft de status van waarnemer. Aan contribuanten, in aanmerking komende tegenpartijen, partnerlanden, betrokken regionale organisaties en andere belanghebbenden kan in voorkomend geval de status van waarnemer worden verleend. De strategische raad wordt voorafgaand aan de opneming van nieuwe waarnemers geraadpleegd. De strategische raad wordt gezamenlijk voorgezeten door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger.

5.  De strategische raad komt minstens tweemaal per jaar bijeen en neemt, indien mogelijk, adviezen bij consensus aan. Te allen tijde kunnen extra bijeenkomsten worden georganiseerd door de voorzitter of op verzoek van een derde van de leden van de raad. Indien geen consensus kan worden bereikt, worden de stemrechten toegepast zoals bepaald tijdens de eerste bijeenkomst van de strategische raad en vastgelegd in zijn reglement van orde. Deze stemrechten houden terdege rekening met de financieringsbron. In het reglement van orde wordt het kader voor de rol van waarnemers omschreven. De notulen en de agenda's van de vergaderingen van de strategische raad worden na de vaststelling ervan openbaar gemaakt.

6.  De Commissie brengt jaarlijks een voortgangsverslag over de uitvoering van het EFDO+ uit aan de strategische raad. De strategische raad van het WBIF brengt verslag uit over de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering van het garantie-instrument voor de uitbreidingsregio, ter aanvulling van het bovengenoemde verslag. De strategische raad organiseert regelmatig overleg met de betrokken belanghebbenden over de strategische oriëntatie en de uitvoering van het EFDO+.

7.  Het feit dat er twee strategische raden bestaan, doet geen afbreuk aan de noodzaak om over één kader voor risicobeheer van het EFDO+ te beschikken.

3.  Regionale operationele raden

De operationele raden van de regionale investeringsplatformen ondersteunen de Commissie op uitvoeringsniveau bij het vaststellen van regionale en sectorale investeringsdoelstellingen en regionale, sectorale en thematische investeringsvensters, en formuleren adviezen over blendingfinanciering en het gebruik van de garantie voor extern optreden ter dekking van EFDO+-acties. [Am. 530]

BIJLAGE VII

LIJST VAN ESSENTIËLE PRESTATIE-INDICATOREN

In samenhang met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen wordt de volgende lijst van essentiële prestatie-indicatoren gebruikt voor het meten van de bijdrage van de Unie aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen ervan.

1)  Rechtsstaat-score

2)  Percentage van de bevolking onder de internationale armoedegrens

3)  Aantal vrouwen in de reproductieve leeftijd, huwbare meisjes, en kinderen onder de 5 jaar die vallen onder de voedingsprogramma's met EU-steun

4)  Aantal 1-jarigen dat met EU-steun volledig is ingeënt

5)  Aantal kinderen dat primair en/of secundair onderwijs volgt heeft afgerond en basisvaardigheden op het gebied van lezen en wiskunde heeft opgedaan met EU-steun steun van de Unie [Am. 531]

6)  Verminderde of vermeden uitstoot van broeikasgassen (kiloton CO2-eq.) met EU-steun

7)  Oppervlakte van mariene, terrestrische en zoetwaterecosystemen die worden beschermd en/of duurzaam beheerd met EU-steun

8)  Bereikt hefboomeffect voor investeringen en multiplicatoreffect

9)  Politieke stabiliteit en afwezigheid van geweld, gebaseerd op een basisevaluatie [Am. 532]

10)  Aantal processen met betrekking tot de praktijken van partnerlanden op het gebied van handel, investeringen en ondernemerschap, of met betrekking tot de bevordering van de externe dimensie van het interne beleid van de EU, waarop invloed is uitgeoefend

Alle Indicator (4) wordt uitgesplitst naar geslacht, en indicatoren worden waar mogelijk  (2), (3) en 5) worden uitgesplitst naar geslacht geslacht en leeftijd. [Am. 533]

Bijlage VII bis

Partnerlanden waarvoor de bijstand van de Unie is opgeschort.

[Op te stellen door de Commissie overeenkomstig artikel 15 bis] [Am. 534]

(1)PB C 45 van 4.2.2019, blz. 1.
(2)PB C 110 van 22.3.2019, blz. 163.
(3)PB C 86 van 7.3.2019, blz. 295.
(4) Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019.
(5)"Onze wereld transformeren: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling", goedgekeurd op de VN-top inzake duurzame ontwikkeling op 25 september 2015 (A/RES/70/1).
(6)Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 44).
(7)Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn (PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1).
(8)Verordening (EU) 2015/322 van de Raad van 2 maart 2015 inzake de uitvoering van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 1).
(9)Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).
(10)Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 1).
(11)Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 85).
(12)Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 77).
(13)Verordening (Euratom) nr. 237/2014 van de Raad van 13 december 2013 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 109).
(14)Verordening (EU) nr. 236/2014 het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 95).
(15)Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
(16)Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds.
(17)Ondertekend in New York op 22 april 2016.
(18)De actieagenda van Addis Abeba over de derde internationale conferentie over de financiering van ontwikkeling, goedgekeurd op 16 juni 2015 en aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 27 juli 2015 (A/RES/69/313).
(19)"Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: Een sterker Europa. Een integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie", juni 2016.
(20)"De nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling: onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst", Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Europese Commissie, 8 juni 2017.
(21)Kader van Sendai voor rampenrisicovermindering, goedgekeurd op 18 maart 2015 en aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 3 juni 2015 (A/RES/69/283).
(22)Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid, 18 november 2015.
(23) Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
(24)COM(2018)0465, voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III).
(25)Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).
(26)COM(2018)0461, voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (LGO-besluit).
(27)COM(2018)0462, voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een Europees instrument voor nucleaire veiligheid, ter aanvulling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking op basis van het Euratom-Verdrag.
(28)C(2018)3800, voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan de Raad voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese vredesfaciliteit.
(29)COM(2018)0367, voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van "Erasmus": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013.
(30) COM(2018)0366, voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013.
(31) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(32) Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende ... (PB ...).
(33)PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(34) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(35)Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds.
(36)Besluit 77/270/Euratom van de Raad van 29 maart 1977 waarbij de Commissie wordt gemachtigd tot het aangaan van Euratom-leningen teneinde een bijdrage te leveren tot de financiering van kerncentrales (PB L 88 van 6.4.1977, blz. 9).
(37) Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende ... (PB ...).
(38)Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(39)Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(40)Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(41)PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.
(42)Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(43)Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(44)Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven, PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1-14.
(45)Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
(46)Verordening [...] van het Europees Parlement en de Raad betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (PB L ...).
(47)COM(2018)0374, voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden.
(48)Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
(49)Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40).
(50) PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 20 april 2020Juridische mededeling - Privacybeleid