Genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde mais die twee, drie, vier of vijf van de afzonderlijke transformatiestappen Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21 combineert
Resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie, vier of vijf van de “events” Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D063846/02 – 2019/2860(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie, vier of vijf van de “events” Bt11, MIR162, MIR604, 1507, 5307 en GA21, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D063846/02),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 16 september 2019 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 11 oktober 2019 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(2),
– gezien het advies dat op 27 februari 2019 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd goedgekeurd en op 5 april 2019 werd gepubliceerd(3),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(4),
– gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Syngenta Crop Protection AG (hierna “de aanvrager” genoemd) op 16 december 2011 een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoerders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 (hierna “de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen” genoemd) en bepaalde subcombinaties, overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003; overwegende dat de aanvraag ook betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen voortkomt uit de kruising van zes genetisch gemodificeerde maislijnen en tolerant is voor herbiciden die glufosinaat en glyfosaat bevatten, en dat hij zes insectendodende eiwitten produceert (“Bt” of “Cry”-eiwitten): Cry1Ab, Vip3Aa20, mCry3A, Cry1F en eCry3.1Ab, die toxisch zijn voor de larven van bepaalde schubvleugeligen of schildvleugeligen(5);
C. overwegende dat er al een vergunning is verleend voor 22 subcombinaties van de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen; overwegende dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betrekking heeft op de overige 34 subcombinaties(6);
D. overwegende dat de EFSA op 27 februari 2019 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 5 april 2019 is gepubliceerd(7);
E. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 wordt bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen of diervoeders geen negatieve effecten op de menselijke gezondheid, op de diergezondheid of op het milieu mogen hebben en wordt vereist dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit alle desbetreffende bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren in aanmerking neemt;
Opmerkingen van de lidstaten en aanvullende punten
F. overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden tal van kritische opmerkingen hebben ingediend bij de EFSA(8); overwegende dat in deze kritische opmerkingen onder meer wordt gesteld dat met de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen geen onderzoek is gedaan naar de toxiciteit van de gehele plant, dat er niet specifiek is getest op mogelijke combinatorische effecten van alle transgenen die de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen bevat, dat er nog steeds onzekerheden zijn over de effecten van Cry-toxinen op zoogdieren en mensen, dat de vergelijkende evaluatie geen bewijs levert voor de veiligheid, dat het monitoringplan niet waarborgt dat de relevante informatie wordt verzameld en niet voldoet aan Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad(9) en dat de mogelijkheid van interactie tussen de residuen van herbiciden en de metabolieten daarvan niet is onderzocht en de niveaus ervan niet zijn gemeten;
G. overwegende dat in een onafhankelijke studie(10) onder meer wordt geconcludeerd dat de toxicologische beoordeling die door de EFSA is verricht niet acceptabel is omdat de veiligheid van het gewas voor invoer niet is aangetoond, dat niet gezegd kan worden dat de beoordeling voldoet aan de vereisten voor het beoordelen van de risico’s voor het menselijk immuunsysteem en dat de beoordeling van de milieurisico’s niet overtuigend is;
H. overwegende dat de aanvrager voor slechts drie van de 34 door EFSA onderzochte subcombinaties studies heeft aangeleverd(11); overwegende dat door de aanvrager geen gegevens zijn verstrekt voor de overige 31 subcombinaties;
Gebrek aan een passende beoordeling van residuen van herbiciden, metabolieten en cocktaileffecten
I. overwegende dat in meerdere studies is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een toename van het gebruik van “complementaire” herbiciden in de hand werkt, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(12); overwegende dat er bijgevolg van moet worden uitgegaan dat de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen zal worden blootgesteld aan zowel hogere als herhaalde doses glufosinaat en glyfosaat, met als gevolg dat een grotere hoeveelheid residuen aanwezig kan zijn in de oogst;
J. overwegende dat er nog altijd onduidelijkheid is over de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat; overwegende dat de EFSA in november 2015 tot de conclusie is gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze stof kankerverwekkend is, en dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) in maart 2017 heeft geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd is de stof als zodanig in te delen; overwegende dat het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek (IARC), het gespecialiseerde kankeragentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie, daarentegen glyfosaat in 2015 heeft ingedeeld als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens;
K. overwegende dat er volgens de EFSA geen toxicologische gegevens beschikbaar zijn op grond waarvan een beoordeling van de risico’s voor de consument kan worden uitgevoerd voor diverse afbraakproducten van glyfosaat die relevant zijn voor glyfosaattolerante genetisch gemodificeerde gewassen(13);
L. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als toxisch voor de voortplanting, categorie 1B, en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(14); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken(15);
M. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en hun afbraakproducten in genetisch gemodificeerde planten wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen (“EFSA-panel voor ggo’s”) valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s; overwegende dat dit problematisch is, aangezien de genetische modificatie zelf bepalend kan zijn voor de manier waarop complementaire herbiciden door de genetisch gemodificeerde plant worden afgebroken en voor de samenstelling en dus de toxiciteit van de afbraakproducten (metabolieten)(16);
N. overwegende dat er vanwege de specifieke landbouwpraktijken bij de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen specifieke patronen zijn wat betreft de toepassingen, blootstelling en het voorkomen van specifieke metabolieten en het ontstaan van combinatorische effecten die bijzondere aandacht vereisen; overwegende dat deze niet in aanmerking zijn genomen door de EFSA;
O. overwegende dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat de consumptie van genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen of subcombinaties daarvan veilig is voor de gezondheid van mensen en dieren.;
Het ontbreken van maximumresidugehalten en daarmee samenhangende controles
P. overwegende dat op grond van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad(17), die tot doel heeft een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, specifieke maximumresidugehalten moeten worden vastgesteld voor in derde landen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders, wanneer het gebruik van bestrijdingsmiddelen resulteert in residugehalten die afwijken van die welke het gevolg zijn van de landbouwpraktijken in de Unie; overwegende dat dit inderdaad het geval is voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen die worden ingevoerd, aangezien daarbij grotere volumes herbiciden worden gebruikt dan bij niet-genetisch gemodificeerde gewassen;
Q. overwegende dat, volgens een evaluatie van de EFSA uit 2018 van de bestaande maximumresidugehalten voor glyfosaat, de beschikbare gegevens met betrekking tot genetisch gemodificeerde mais met een EPSPS-modificatie echter niet toereikend waren om er maximumresidugehalten en risicobeoordelingswaarden voor glyfosaat uit af te leiden(18); overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen de EPSPS-modificatie heeft(19);
R. overwegende dat op grond van Verordening (EG) nr. 396/2005 de residuen op ingevoerde gewassen voor levensmiddelen en diervoeders van werkzame stoffen die niet zijn toegelaten voor gebruik in de Unie, zoals glufosinaat, zorgvuldig moeten worden gecontroleerd en gemonitord(20);
S. overwegende dat de lidstaten overeenkomstig het recentste gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie (voor 2020, 2021 en 2022) bij de invoer van (al dan niet genetisch gemodificeerde) mais geen verplichte metingen naar glyfosaat en glufosinaat hoeven uit te voeren(21); overwegende dat niet kan worden uitgesloten dat de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen, de subcombinaties ervan of levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met deze gewassen, de maximumresidugehalten overschrijden die door de Unie moeten worden vastgesteld en gecontroleerd om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen;
Bt-eiwitten
T. overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-eiwitten een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-eiwitten wellicht adjuvans-eigenschappen hebben(22), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen;
U. overwegende dat in een minderheidsstandpunt dat een lid van het EFSA-panel voor ggo’s heeft geformuleerd in het kader van de beoordeling van een andere genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen en de subcombinaties ervan, is opgemerkt dat weliswaar nooit onbedoelde effecten op het immuunsysteem zijn vastgesteld in een toepassing waarbij Bt-eiwitten worden uitgedrukt, maar dat deze niet konden worden waargenomen door de toxicologische studies die momenteel worden aanbevolen en uitgevoerd voor de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde gewassen bij de EFSA, omdat geen passende tests voor dit doel worden uitgevoerd(23);
V. overwegende dat uit een recente studie blijkt dat een snelle toename van het behandelen van zaden met neonicotinoïden in de Verenigde Staten samenvalt met een toename van de aanplanting van genetisch gemodificeerde Bt-maïs(24); overwegende dat de Unie het gebruik van drie neonicotinoïden in open lucht heeft verboden, inclusief als zaadomhulsel, wegens de impact ervan op bijen en andere bestuivers(25);
W. overwegende dat de beoordeling van de mogelijke interactie van residuen van herbiciden en de metabolieten ervan met Bt-eiwitten wordt beschouwd als kwestie die niet onder de bevoegdheid van het EFSA-panel voor ggo’s valt en daarom geen deel uitmaakt van de risicobeoordeling;
Ondemocratische besluitvorming
X. overwegende dat de stemming van 16 september 2019 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming van 11 oktober 2019 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
Y. overwegende dat de Commissie het feit dat vergunningsbesluiten voor ggo’s nog steeds worden goedgekeurd door de Commissie zonder de steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten – hetgeen voor productautorisaties als geheel eerder uitzonderlijk is, maar de norm is geworden voor de besluitvorming over vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders – als problematisch erkent(26); overwegende dat de voorzitter van de Commissie meermaals zijn ongenoegen heeft geuit over het povere democratisch gehalte van die werkwijze(27);
Z. overwegende dat het Europees Parlement gedurende zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het op de markt brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) of tegen de teelt van ggo’s in de Unie (3 resoluties); overwegende dat er voor geen van deze ggo’s een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden voor het verlenen van een vergunning; overwegende dat de Commissie enerzijds de democratische tekortkomingen erkent, maar toch vergunningen blijft verlenen voor ggo’s, ondanks het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement;
AA. overwegende dat er geen wetswijziging nodig is om de Commissie in staat te stellen geen vergunning te verlenen voor ggo’s wanneer er in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten wordt gevonden(28);
1. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, doordat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(29) zijn vastgesteld de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken;
4. herhaalt zich te willen inzetten om vooruitgang te boeken met betrekking tot het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011; vraagt de Raad dringend werk te maken van zijn behandeling van dit voorstel van de Commissie;
5. verzoekt de Commissie ondertussen geen vergunningen voor ggo’s meer te verlenen indien in het comité van beroep geen advies wordt geformuleerd door de lidstaten, of het nu om teelt of gebruik in levensmiddelen en diervoeders gaat, in overeenstemming met artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011;
6. verzoekt de Commissie geen vergunningen meer te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen tot uitgebreid en per geval is onderzocht welke gezondheidsrisico’s de residuen met zich meebrengen, hetgeen een volledige beoordeling inhoudt van de residuen afkomstig van besproeiing van de genetisch gemodificeerde gewassen met complementaire herbiciden, de metabolieten hiervan en eventuele combinatorische effecten;
7. verzoekt de Commissie de risicobeoordeling van de toepassing van complementaire herbiciden en de residuen daarvan volledig op te nemen in de risicobeoordeling van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, ongeacht of het genetisch gemodificeerde gewas bestemd is voor teelt in de Unie of bedoeld is voor de invoer in de Unie voor gebruik als levensmiddel en diervoeder;
8. verzoekt de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor de invoer voor gebruik als levensmiddel of diervoeder van genetisch gemodificeerde gewassen die tolerant zijn gemaakt voor een werkzame stof van een herbicide die niet is toegestaan voor gebruik binnen de Unie;
9. verzoekt de Commissie geen enkele vergunning te verlenen voor subcombinaties van transformanten met gestapelde genen, tenzij de subcombinaties grondig zijn geëvalueerd door de EFSA op basis van door de aanvrager ingediende volledige gegevens;
10. is meer bepaald van mening dat de goedkeuring van variëteiten waarvoor geen veiligheidsgegevens zijn verstrekt of die nog niet eens zijn getest of gecreëerd, in strijd is met de beginselen van de algemene levensmiddelenwetgeving, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 178/2002;
11. verzoekt de EFSA verder te gaan met de ontwikkeling en systematisch gebruik te maken van methoden om de onbedoelde gevolgen van transformanten met gestapelde genen te identificeren, onder meer wat de adjuvans-eigenschappen van Bt-toxinen betreft;
12. dringt er bij de Commissie op aan om de verplichtingen van de Unie uit hoofde van internationale overeenkomsten als de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de VN-duurzameontwikkelingsdoelstellingen te beschouwen als “relevante bepalingen” van het Unierecht en/of “ter zake dienende factoren” als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1829/2003, en er een passend gewicht aan te geven, alsook om te communiceren over de wijze waarop hiermee rekening is gehouden in de besluitvorming;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies inzake de beoordeling van de genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en subcombinaties in levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 (aanvraag EFSA‐GMO‐DE‐2011‐103), EFSA Journal 2019; 17(4):5635, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/5635
––– Tijdens de achtste zittingsperiode nam het Europees Parlement 36 resoluties aan waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s. Bovendien heeft het Parlement tijdens de negende zittingsperiode de volgende resoluties aangenomen:resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MZHG0JG (SYN-ØØØJG-2), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0028);resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde sojabonen A2704-12 (ACS-GMØØ5-3) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0029);resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2019 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 × DAS-40278-9, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 89034, 1507, MON 88017, 59122 en DAS-40278-9, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0030).
Wetenschappelijk advies inzake de beoordeling van de genetisch gemodificeerde mais Bt11 × MIR162 × MIR604 × 1507 × 5307 × GA21 en subcombinaties in levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 (aanvraag EFSA‐GMO‐DE‐2011‐103), EFSA Journal 2019; 17(4):5635,https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/5635
De opmerkingen van de lidstaten in verband met de genetisch gemodificeerde mais met transformanten met gestapelde genen kunnen worden geraadpleegd in het vragenregister van de EFSA: http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/login?
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
Zie bijvoorbeeld Bonny, S.: “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016, 57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738, en Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24
Conclusie van de EFSA over de intercollegiale toetsing van de pesticiderisicobeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, EFSA Journal, 2015, 13(11):4302, blz. 3,https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/4302
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
Dit is inderdaad het geval voor glyfosaat, zoals de EFSA vermeldt in “Review of the existing maximum residue levels for glyphosate according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005”, EFSA Journal 2018;16(5):5263, blz. 12, https://www.efsa.europa.eu/fr/efsajournal/pub/5263
Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1). Zie overweging 26.
Met redenen omkleed advies over de evaluatie van de bestaande maximumresidugehalten voor glyfosaat overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 396/2005, EFSA Journal 2018; 16(5):5263, blz. 4. https://doi.org/10.2903/j.efsa.2018.5263
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/533 van de Commissie van 28 maart 2019 inzake een in 2020, 2021 en 2022 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong (PB L 88 van 29.3.2019, blz. 28).
Voor een overzicht zie Rubio-Infante, N. & Moreno-Fierros, L.: “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36(5), blz. 630-648. http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/jat.3252/full
Aanvraag EFSA-GMO-DE-2010-86 (mais Bt11 x3 MIR162 x3 1507 x3 GA21 en drie subcombinaties ongeacht hun oorsprong), minderheidsstandpunt van J.M. Wal, lid van het EFSA-panel voor ggo’s, EFSA Journal 2018; 16(7):5309, https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.2903/j.efsa.2018.5309, blz. 34.
“Large-Scale Deployment of Seed Treatments Has Driven Rapid Increase in Use of Neonicotinoid Insecticides and Preemptive Pest Management in U.S. Field Crops”, Douglas, M.R., en Tooker, J.F., Environmental Science and Technology 2015, 49, 8, 5088-5097, publicatiedatum op het internet: 20 maart 2015, https://pubs.acs.org/doi/10.1021/es506141g
Zie bijvoorbeeld de toelichting van de Commissie bij haar wetgevingsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden, alsook haar toelichting bij het wetgevingsvoorstel van 14 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011.
Zie bijvoorbeeld de openingstoespraak van de voorzitter van de Commissie in de plenaire zitting van het Europees Parlement, gevoegd bij de politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie (Straatsburg, 15 juli 2014), of de State of the Union-toespraak van 2016 (Straatsburg, 14 september 2016).
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij “moet” dit niet doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).