Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2891(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0166/2019

Ingediende teksten :

B9-0166/2019

Debatten :

Stemmingen :

PV 14/11/2019 - 5.8
CRE 14/11/2019 - 5.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2019)0058

Aangenomen teksten
PDF 138kWORD 48k
Donderdag 14 november 2019 - Brussel
Criminalisering van seksuele voorlichting in Polen
P9_TA(2019)0058B9-0166/2019

Resolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over de criminalisering van seksuele voorlichting in Polen (2019/2891(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,

–  gezien de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties,

–  gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul), dat op 11 mei 2011 ter ondertekening werd opengesteld,

–  gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote) van 25 oktober 2007,

–  gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) van 18 december 1979,

–  gezien het Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”),

–  gezien de verklaring en het actieprogramma van Peking, die op 15 september 1995 tijdens de vierde wereldvrouwenconferentie werden aangenomen, en de latere slotdocumenten van de bijzondere zittingen van de Verenigde Naties Peking +5 (2000), Peking +15 (2010) en Peking +20 (2015),

–  gezien de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling van 1994 in Caïro en het bijbehorende actieprogramma,

–  gezien de internationale technische richtsnoeren inzake seksuele voorlichting van de Unesco van 2018,

–  gezien de praktische richtsnoeren inzake uitgebreide seksuele voorlichting van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) van 2014,

–  gezien de normen voor seksuele voorlichting in Europa die het Regionaal Bureau voor Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Duitse Federale Centrum voor Gezondheidsvoorlichting hebben ontwikkeld,

–  gezien het verslag van de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa van 4 december 2017 over de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen en de daarmee verbonden rechten in Europa,

–  gezien de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 20 juni 2017 in de zaak Bayev e.a. tegen Rusland,

–  gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie(1), en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie(2),

–  gezien het door het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie (FRA) gepubliceerde onderzoek “European Union lesbian, gay, bisexual and transgender survey” van 2019,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Polen en met name zijn resolutie van 15 november 2017 over rechtsstaat en democratie in Polen: stand van zaken(3),

–  gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van 10 juli 2017 over haar werkbezoek aan Polen van 22 t/m 24 mei 2017,

–  gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van 3 december 2018 na een naar Polen gestuurde ad-hocdelegatie in verband met de situatie van de rechtsstaat (19 t/m 21 september 2018),

–  gezien zijn resolutie van 13 februari 2019 over verslechteringen op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid in de EU(4),

–  gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het initiatief “Stop pedofilie” op 17 juli 2019 bij de Sejm een burgerinitiatief heeft ingediend om artikel 200b van het Poolse Strafwetboek te doen wijzigen;

B.  overwegende dat de Sejm op 15 oktober 2019, na de parlementsverkiezingen en de hervatting van een geschorste parlementaire zitting, het desbetreffende wetsvoorstel in eerste lezing heeft behandeld en op 16 oktober 2019 een voorstel tot verwerping van het wetsvoorstel heeft weggestemd; overwegende dat de behandeling van het wetsvoorstel naar verwachting zal worden voortgezet na de openingszitting van de nieuw gekozen Sejm op 12 november 2019;

C.  overwegende dat het wetsvoorstel ogenschijnlijk neerkomt op een wijziging van de bestaande wetgeving om pedofilie te voorkomen en aan te pakken; overwegende dat het alarmerend, misplaatst en nadelig is uitgebreide seksuele voorlichting van jongeren gelijk te stellen met het bevorderen van pedofilie;

D.  overwegende dat de nieuwe bepalingen van het wetsvoorstel inhouden dat al wie seks bij jongeren openlijk bevordert of goedkeurt, tot twee jaar gevangenisstraf kan oplopen;

E.  overwegende dat deze bepalingen ook gelden wanneer massacommunicatie wordt gebruikt om geslachtsverkeer en andere seksuele activiteit bij jongeren te bevorderen of goed te keuren, alsook in een professionele context op het vlak van onderwijs voor, opvang en verzorging van of voogdij over minderjarigen, waarop tot drie jaar gevangenisstraf kan staan; overwegende dat er voorstellen zijn gedaan om deze straf tot vijf jaar op te trekken;

F.  overwegende dat het verstrekken van uitgebreide seksuele voorlichting aan minderjarigen hierdoor daadwerkelijk strafbaar zou worden, onder het mom van het voorkomen van pedofilie, wat onder meer gevolgen zou hebben voor opvoeders, activisten, zorgverleners, psychologen, uitgevers en journalisten en zelfs ouders of wettelijke voogden;

G.  overwegende dat het grondwettelijke evenredigheidsbeginsel inhoudt dat wetgevers geen ongebreidelde discretionaire bevoegdheid hebben om strafrechtelijke bepalingen vast te stellen en dat het strafrecht slechts als laatste redmiddel (ultima ratio) mag worden gebruikt; overwegende dat dit wetsvoorstel in strijd zou zijn met dat beginsel;

H.  overwegende dat Polen het Verdrag van Istanbul, het Verdrag van Lanzarote, het CEDAW en het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft geratificeerd en krachtens het internationaal recht inzake de mensenrechten verplicht is toegang te verlenen tot uitgebreide seksuele opvoeding en voorlichting, ook over de risico’s van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, en genderstereotypen in de samenleving ter discussie te stellen;

I.  overwegende dat het in 20 lidstaten al verplicht is enige vorm van seksuele voorlichting en gezondheidsonderricht te verstrekken; overwegende dat sommige lidstaten, waaronder Polen, zich niet houden aan de door de WHO ontwikkelde normen voor seksuele voorlichting in Europa;

J.  overwegende dat uitgebreide seksuele voorlichting een in het leerplan vervat proces van onderwijzen en leren over de cognitieve, emotionele, fysieke en sociale aspecten van seksualiteit is en tot doel heeft kinderen en jongeren toe te rusten met kennis, vaardigheden, attitudes en waarden waarmee zij hun gezondheid, welzijn en waardigheid kunnen beschermen; overwegende dat uitgebreide seksuele voorlichting kinderen en jongeren in staat zou stellen respectvolle sociale en seksuele betrekkingen aan te knopen, daarbij voor ogen houdend hoe hun keuzes van invloed zijn op hun eigen welzijn en dat van anderen; overwegende dat kinderen en jongeren hierdoor ook hun rechten zouden gaan inzien en die in hun verdere leven zouden leren beschermen;

K.  overwegende dat het verstrekken van uitgebreide seksuele voorlichting een van de belangrijkste instrumenten is om de toezeggingen naar aanleiding van de 25e verjaardag van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD25) na te komen, namelijk volledige voorziening in de behoefte aan gezinsplanning, volledige uitbanning van vermijdbare moedersterfte, en volledige uitbanning van gendergerelateerd geweld en schadelijke praktijken ten aanzien van vrouwen, meisjes en jongeren;

L.  overwegende dat, volgens het Handvest, het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen verband houdt met diverse mensenrechten, inclusief het recht op leven en waardigheid, de vrijheid om niet te worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling, het recht op toegang tot gezondheidszorg, het recht op privacy, het recht op onderwijs en het verbod op discriminatie, zoals tevens verwoord in de Poolse grondwet;

M.  overwegende dat het wetsvoorstel kan worden beschouwd als een zoveelste poging de jongste jaren om seksuele en reproductieve rechten in Polen in te perken; overwegende dat de poging om het recht op abortus verder te beperken in 2018 spaak liep als gevolg van massaal verzet van Poolse burgers tijdens de “zwarte vrijdag”-marsen;

N.  overwegende dat het EHRM erop heeft gewezen dat autoriteiten bij heikele kwesties zoals openbare discussies over seksuele voorlichting, waarbij de zienswijzen van ouders, het onderwijsbeleid en het recht van derden op vrije meningsuiting met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht, geen andere keuze hebben dan hun toevlucht te nemen tot de criteria van objectiviteit, pluralisme, wetenschappelijke juistheid en, ten slotte, het nut van een bepaald soort informatie voor jongeren;

O.  overwegende dat veel kinderen en tieners hun eerste informatie over intieme relaties halen uit pornografie, met name online, en uit tegenstrijdige uitspraken van leeftijdsgenoten; overwegende dat seksuele voorlichting in deze context nog belangrijker wordt om jongeren de instrumenten te verschaffen die zij nodig hebben om veilig het internet en sociale media te gebruiken en niet ten prooi te vallen aan kinderlokking, om hen te helpen plaatsen wat ze hebben gezien, om op feiten gebaseerde informatie te onderscheiden en om genderstereotypen en seksisme te herkennen;

P.  overwegende dat minderjarigen, naast een gebrek aan kennis, moeilijkheden kunnen ondervinden om toegang te krijgen tot anticonceptie, waaronder restrictieve wetten en beleidsmaatregelen inzake de verstrekking van voorbehoedsmiddelen; overwegende dat zelfs wanneer adolescenten voorbehoedsmiddelen kunnen verkrijgen, zij mogelijk de stap niet durven te zetten als gevolg van het stigma dat rust op seksuele activiteit buiten het huwelijk en/of op het gebruik van voorbehoedsmiddelen, uit angst voor bijwerkingen of wegens een gebrek aan kennis over het correcte gebruik van voorbehoedsmiddelen; overwegende dat tieners krachtens het Poolse recht inzake seksuele meerderjarigheid vanaf de leeftijd van 15 jaar met seksuele handelingen mogen instemmen; overwegende dat zij nog steeds de toestemming van hun voogd nodig hebben om voorbehoedsmiddelen voorgeschreven te krijgen;

Q.  overwegende dat seksueel geweld wijdverbreid is, met name minderjarigen treft en moet worden uitgebannen; overwegende dat tienerzwangerschappen een groot maatschappelijk probleem blijven en tot moeder- en kindersterfte kunnen bijdragen; overwegende dat uitgebreide seksuele voorlichting genderstereotypen helpt te doorbreken en gendergerelateerd geweld helpt te voorkomen;

1.  wijst erop dat seksuele gezondheid van fundamenteel belang is voor de algehele gezondheid en het algehele welzijn van personen, stellen en gezinnen en voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van gemeenschappen en landen, en dat de toegang tot gezondheid, met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheid, een mensenrecht is;

2.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de uiterst vage, brede en buitensporige bepalingen in het wetsvoorstel, dat er de facto op gericht is het geven van seksuele voorlichting aan minderjarigen strafbaar te stellen en waarbij iedereen en met name seksuele voorlichters, met inbegrip van leerkrachten, zorgverleners, auteurs, uitgevers, maatschappelijke organisaties, journalisten en ouders of wettelijke voogden, tot drie jaar gevangenisstraf boven het hoofd hangt voor lesgeven over menselijke seksualiteit, gezondheid en intieme relaties; blijft bezorgd dat dit wetsvoorstel voorlichters dreigt af te schrikken en dat een van de grootste hinderpalen voor seksuele voorlichting erin bestaat dat voorlichters niet worden ondersteund;

3.  herhaalt met klem dat toegang tot uitgebreide en op leeftijd afgestemde informatie over seks en seksualiteit en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van seksuele voorlichting, gezinsplanning, voorbehoedsmiddelen en veilige en legale abortus, van essentieel belang is om een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en seksuele relaties tot stand te brengen, naast de mogelijkheid om veilige seksuele ervaringen te hebben, vrij van dwang, discriminatie en geweld; spoort alle lidstaten ertoe aan uitgebreide, op leeftijd afgestemde seksuele en relationele voorlichting voor jongeren op school in te voeren;

4.  wijst erop dat dergelijke voorlichting deel van het onderwijsprogramma moet uitmaken om te voldoen aan de WHO-normen inzake voorlichting en bescherming van jongeren in Europa; stelt dat dergelijke voorlichting onderwerpen zoals seksuele gerichtheid en genderidentiteit, seksuele expressie, relaties en uitdrukkelijke toestemming moet omvatten, alsook informatie over negatieve gevolgen of aspecten zoals seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en hiv, onbedoelde zwangerschap, seksueel geweld en schadelijke praktijken zoals kinderlokking en vrouwelijke genitale verminking;

5.  wijst erop dat voorlichting niet alleen een grondrecht op zich is maar ook een basisvoorwaarde om andere grondrechten en fundamentele vrijheden te kunnen genieten zoals gewaarborgd bij artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), de Poolse grondwet en het Handvest; benadrukt dat een gebrek aan informatie en voorlichting over seks en seksualiteit jongeren niet beschermt maar hun veiligheid en welzijn veeleer in gevaar brengt doordat ze kwetsbaarder zijn en minder toegerust om seksuele uitbuiting, misbruik en geweld te onderkennen, met inbegrip van huiselijk geweld en vormen van misbruik op internet zoals cybergeweld, cyberpesten en wraakporno; is van mening dat uitgebreide seksuele voorlichting ook een positieve invloed uitoefent op gendergelijkheid doordat zij schadelijke gendernormen en houdingen tegenover gendergerelateerd geweld kan bijstellen, huiselijk geweld en seksuele dwang helpt te voorkomen, de stilte rond seksueel geweld, seksuele uitbuiting of seksueel misbruik doorbreekt en jongeren in staat stelt hulp te zoeken;

6.  benadrukt het belang van gezondheids- en seksuele voorlichting, met name voor meisjes en jonge LGBTI's, die bijzonder sterk onder onrechtvaardige gendernormen te lijden hebben; benadrukt dat jongeren bij dergelijke voorlichting ook moeten worden onderwezen over relaties op basis van gendergelijkheid, toestemming en wederzijds respect, teneinde genderstereotypen, homofobie, transfobie en gendergerelateerd geweld te voorkomen en tegen te gaan; merkt op dat seksuele voorlichting niet leidt tot seksuele activiteit op jongere leeftijd;

7.  wijst erop dat artikel 23 van Richtlijn 2011/93/EU de lidstaten, inclusief Polen, voorschrijft samen met relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld passende maatregelen te nemen om het bewustzijn te vergroten en het risico dat kinderen slachtoffer worden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, te beperken;

8.  erkent dat het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol speelt bij het verstrekken van seksuele voorlichting; dringt erop aan dat aan de betrokken organisaties adequate middelen ter beschikking worden gesteld via verschillende financieringsinstrumenten op EU-niveau, zoals het programma Rechten en waarden binnen het meerjarig financieel kader 2021-2027 en andere EU-proefprojecten die op dit vlak een effect zouden kunnen hebben;

9.  veroordeelt de recente ontwikkelingen in Polen die erop gericht zijn verkeerde informatie te verspreiden en seksuele voorlichting te stigmatiseren en te verbieden, en met name de harde, ongepaste en onjuiste inhoud van de motivering van het wetsvoorstel; verzoekt het Poolse parlement het wetsvoorstel niet aan te nemen en ervoor te zorgen dat jongeren toegang hebben tot uitgebreide seksuele voorlichting en dat de verstrekkers van deze voorlichting en informatie daarbij feitelijk en objectief worden ondersteund;

10.  verzoekt de Raad deze kwestie en andere vermeende schendingen van de grondrechten in Polen te behandelen in het kader van de lopende hoorzittingen over de situatie in Polen, overeenkomstig artikel 7, lid 1, VEU;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, aan de president, de regering en het parlement van Polen, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.
(2) PB L 13 van 20.1.2004, blz. 44.
(3) PB C 356 van 4.10.2018, blz. 44.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0111.

Laatst bijgewerkt op: 2 juni 2020Juridische mededeling - Privacybeleid