Resolutie van het Europees Parlement van 19 december 2019 over de Russische wet inzake buitenlandse agenten (2019/2982(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Rusland en de betrekkingen tussen de EU en Rusland,
– gezien de verklaringen van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 23 november 2019 over wijzigingen op de wet inzake buitenlandse agenten in de Russische Federatie, en van 26 november 2017 over de Russische wet die het mogelijk maakt buitenlandse media te registreren als “buitenlandse agent”,
– gezien de verklaring van 11 december 2019 van de EU-delegatie bij de Raad van Europa over wijzigingen op de wet inzake buitenlandse agenten in de Russische Federatie,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en met name artikel 19 over het recht op vrijheid van mening en meningsuiting en artikel 20 over het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging,
– gezien de verklaring van de Verenigde Naties over mensenrechtenverdedigers, en met name artikel 13 over de vrijheid van vereniging,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR), en met name artikel 22 over het recht op vrijheid van vereniging,
– gezien het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het Europees Verdrag voor de rechten van de mens),
– gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de bijbehorende protocollen, en met name artikel 10 over het recht op vrijheid van meningsuiting en artikel 11 over het recht op vrijheid van vereniging en vergadering,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake verdedigers van de mensenrechten,
– gezien de grondwet van de Russische Federatie, met name hoofdstuk 2 over de rechten en vrijheden van burgers,
– gezien de verklaring van 20 november 2019 van de vertegenwoordiger van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) voor mediavrijheid,
– gezien het advies van 15 juli 2013 van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa inzake de “Wetgeving van de Russische Federatie betreffende niet-commerciële organisaties in het licht van de normen van de Raad van Europa”, en het herziene advies inzake de “Wetgeving en praktijk in de Russische Federatie betreffende niet-commerciële organisaties in het licht van de normen van de Raad van Europa: huidige stand van zaken” van 9 juli 2015,
– gezien het advies van 27 juni 2014 van de Europese Commissie voor democratie middels het recht (Commissie van Venetië) inzake de federale wet betreffende niet-commerciële organisaties (de wet inzake buitenlandse agenten), haar advies van 13 juni 2016 inzake de Russische Federale Wet nr. 129-FZ (betreffende onwenselijke activiteiten van buitenlandse en internationale niet-gouvernementele organisaties), en haar verslag van 18 maart 2019 over de financiering van verenigingen,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het recht op vrijheid van gedachte, meningsuiting, vreedzame vergadering en vereniging is verankerd in de grondwet van de Russische Federatie;
B. overwegende dat de Russische Federatie ondertekenaar is van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en lid van de Raad van Europa, en zich derhalve heeft verplicht tot eerbiediging van de internationale normen en beginselen van de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden;
C. overwegende dat het Russisch Parlement in juli 2012 een wet inzake buitenlandse agenten heeft aangenomen op grond waarvan Russische ngo’s ertoe verplicht worden zich bij het Ministerie van Justitie van de Russische Federatie te registreren als “organisaties die de functie vervullen van buitenlands agent” indien zij buitenlandse financiering ontvangen en zich bezighouden met vaag omschreven “politieke activiteiten”; overwegende dat de wet in juni 2014 is gewijzigd om het Ministerie van Justitie toe te staan ngo’s op eigen initiatief als “buitenlands agent” te registreren; overwegende dat de werkingssfeer van de wet in november 2017 is uitgebreid om het etiket “buitenlands agent” verplicht toe te passen op alle buitenlandse media die direct of indirect buitenlandse financiering ontvangen;
D. overwegende dat de laatste wijzigingen op de wet inzake buitenlandse agenten, waarmee de status van buitenlands agent kan worden uitgebreid naar particulieren – met inbegrip van bloggers en onafhankelijke journalisten – op 21 november 2019 door het Russische Parlement zijn goedgekeurd en op 2 december 2019 wettelijk zijn bekrachtigd door president Vladimir Poetin; overwegende dat in de wet specifieke vereisten worden vastgesteld voor registratie, boekhouding en de etikettering van publicaties, en niet-naleving een strafbaar feit wordt, waarop sancties kunnen staan die variëren van een hoge administratieve boete tot een gevangenisstraf van maximaal twee jaar;
E. overwegende dat op grond van deze wet Russen en buitenlanders die samenwerken met of inhoud verspreiden van nieuwskanalen die zijn aangemerkt als buitenlandse agent, zelf ook tot buitenlandse agent worden benoemd, wat niet alleen journalisten en hun bronnen kan blootstellen aan stigmatisering, maar ook mensen die inhoud delen op sociale netwerken, en zo kan leiden tot zelfcensuur, en publicatie of het delen van publicaties kan ontmoedigen;
F. overwegende dat de Russische wet inzake buitenlandse agenten een schending vormt van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de internationale overeenkomst van de Raad van Europa, waarin onder meer de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid zijn verankerd; overwegende dat Rusland derhalve niet voldoet aan zijn verplichtingen als lid van de Raad van Europa; overwegende dat de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa deze wet onverenigbaar acht met internationale en Europese mensenrechtennormen; overwegende dat de wet inzake buitenlandse agenten een schending vormt van Ruslands verbintenissen als OVSE-lid en ondertekenaar van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; overwegende dat de EU verwacht dat Rusland, als permanent lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zich volledig houdt aan de internationale verplichtingen die het is aangegaan;
G. overwegende dat een aantal mensenrechtenorganisaties en ngo’s, zoals Amnesty International en Human Rights Watch, van oordeel zijn dat de aangepaste wet een nadelig effect zal hebben op het reeds restrictieve klimaat voor onafhankelijke journalistiek in Rusland, waardoor de vrijheid van meningsuiting verder wordt ondermijnd; overwegende dat kwaliteitsvolle media die onafhankelijk zijn van regerings- of regeringsgezinde structuren, samenwerken met vele Russische correspondenten in het hele land en in afgelegen regio’s vaak de enige bron van betrouwbare informatie en een alternatief voor de staatsmedia zijn, het doelwit vormen van de wet, die een belemmering vormt voor hun werkzaamheden en voor de toegang tot onpartijdige verslaggeving;
H. overwegende dat juridische beperkingen en gerichte vervolgingen in het kader van de wet inzake buitenlandse agenten de afgelopen maanden in Rusland repressievere vormen heeft aangenomen, waardoor de toegang van de media en het maatschappelijk middenveld tot onafhankelijke financiering wordt beperkt, hun reputatie wordt bezoedeld en hun activiteiten worden belemmerd; overwegende dat dit leidt tot een beperking van de uitoefening van fundamentele vrijheden en de speelmarge voor onafhankelijke en dissidente spelers op het Russische toneel verkleint;
I. overwegende dat de wet inzake buitenlandse agenten deel uitmaakt van een bredere campagne om afwijkende meningen, de oppositie en het maatschappelijk middenveld in heel Rusland de mond te snoeren; overwegende dat de steeds kleiner wordende speelmarge voor Ruslands onafhankelijke maatschappelijke middenveld meer ruimte laat voor niet-onafhankelijke, door de regering georganiseerde non-gouvernementele organisaties (gongo’s); overwegende dat de Russische regering gongo’s gebruikt om haar eigen beleid te promoten en de schijn op te houden van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld;
J. overwegende dat de wet tot dusver voornamelijk gericht is tegen ngo’s; overwegende dat in totaal zo’n tachtig ngo’s in het kader van deze wet zijn aangemerkt als buitenlandse agent, waaronder praktisch alle vooraanstaande mensenrechten-ngo’s in Rusland; overwegende dat 49 Russische ngo’s in beroep zijn gegaan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met als argument dat de wet inzake buitenlandse agenten in strijd is met meerdere mensenrechten, waaronder die betreffende de vrijheid van meningsuiting en vereniging, waarbij zij protest aantekenen tegen de kwaliteit van de wet, het feit dat zij vervolgd worden omdat zij weigeren zich als buitenlandse agent te registreren, en buitensporige staatscontrole;
K. overwegende dat sinds 2014 tientallen organisaties die zich bezighouden met milieukwesties onder dwang op de lijst van buitenlandse agenten zijn geplaatst, ondanks de uitspraak van het Russische Grondwettelijk Hof dat milieuorganisaties uitdrukkelijk van de werkingssfeer van deze wet zijn uitgesloten; overwegende dat veel van de getroffenen de deuren hebben moeten sluiten om te vermijden dat zij als buitenlandse agent zouden worden aangemerkt of omdat zij de boetes niet konden betalen;
L. overwegende dat het afgelopen decennium een alarmerende mondiale tendens is ontstaan, waarbij een toenemend aantal landen wetten invoert en handhaaft om afbreuk te doen aan het recht op de vrijheid van meningsuiting, wat ook raakt aan de vrijheid om informatie en ideeën te ontvangen en te delen zonder inmenging van publieke autoriteiten en ongeacht grenzen, en aan de vrijheid van vereniging en vergadering; overwegende dat dergelijke wetten het werk van organisaties en personen uit het maatschappelijk middenveld belemmeren;
M. overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in verschillende uitspraken heeft benadrukt dat de rol van ngo’s als publieke waakhond essentieel is voor een democratische samenleving, van even groot belang als de rol van de media;
N. overwegende dat de legitieme doelstelling om te zorgen voor transparantie van ngo’s die buitenlandse financiering ontvangen geen rechtvaardiging is voor maatregelen die een belemmering vormen voor de werkzaamheden van ngo’s die actief zijn op het gebied van de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat;
1. verzoekt de Russische autoriteiten de wet inzake buitenlandse agenten onmiddellijk in te trekken en de bestaande wetgeving in overeenstemming te brengen met de Russische grondwet en de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht; dringt er bij de Russische Federatie op aan te stoppen met het opzettelijk creëren van een voor het maatschappelijk middenveld vijandig klimaat en veroordeelt de toepassing van de wet inzake buitenlandse agenten met het oog op de onderdrukking en intimidatie van maatschappelijke organisaties die samenwerken met buitenlandse donoren of politieke standpunten uiten;
2. veroordeelt de onlangs goedgekeurde wijzigingen op de wet inzake buitenlandse agenten, waardoor de werkingssfeer van de wet aanzienlijk wordt uitgebreid en ook particulieren kunnen worden gestigmatiseerd als buitenlandse agent; overwegende dat dit een schending inhoudt van hun mensenrechten, met name op de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, dat hun engagement en bijdrage aan het Russische maatschappelijk middenveld hierdoor worden beperkt en dat hun persoonlijke veiligheid door het opgelegde stigma in het gedrang komt;
3. veroordeelt de aanhoudende inspanningen van de Russische autoriteiten om online en offline debat en onafhankelijke journalistiek in te perken; brengt in herinnering dat de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel mensenrecht is dat ten grondslag ligt aan alle andere mensenrechten en maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang mogelijk maakt; verzoekt de Russische Federatie te erkennen dat een levendig en actief maatschappelijk middenveld een gunstige bijdrage levert aan de democratie en de samenleving;
4. meent dat deze wet en de buitensporige oplegging van boetes aan de media, mensenrechtenorganisaties en het maatschappelijk middenveld erop gericht zijn ze te dwingen hun middelen te besteden aan het betalen van boetes en juridische bijstand, en zo hun vrijheid van meningsuiting te beperken; maakt zich ernstige zorgen over het feit dat mensenrechtenorganisaties en -activisten stelselmatig het doelwit zijn, waardoor de situatie van de mensenrechten in Rusland verder verslechtert; veroordeelt onder meer de opheffing van de historisch belangrijke beweging “For Human Rights”;
5. maakt zich zorgen over het risico op selectieve toepassing van de wet om zich te richten op concrete personen, in het bijzonder onafhankelijke journalisten en leden van de politieke oppositie, vanwege het gebrek aan duidelijke criteria en rechtsonzekerheid over de gronden en gevolgen van toepassing van de wet op gewone burgers; verzoekt de Russische autoriteiten een kader vast te stellen voor activiteiten van niet-commerciële organisaties (ngo’s) dat duidelijk, samenhangend en consistent is en in overeenstemming met de Europese en internationale normen, met name door duidelijke definities te hanteren, het gebruik van stigmatiserende termen zoals “buitenlandse agent” of discriminerende wettelijke bepalingen met betrekking tot de bronnen van financiering te vermijden, en door te voorkomen dat ngo’s, media en bloggers of particulieren die activiteiten verrichten voor ngo’s of de media strafrechtelijk worden vervolgd; uit zijn zorgen over de verdringing van onafhankelijke maatschappelijke organisaties door door de regering georganiseerde ngo’s; is met name verontrust over de situatie rondom Anastasiya Shevchenko in Rostov-on-Don;
6. is sterk gekant tegen de methoden van de Russische autoriteiten om de staatsmacht te gebruiken voor het onderdrukken van de vrijheid van meningsuiting en daarbij angst te zaaien in de samenleving; verzoekt de Russische autoriteiten om de onpartijdigheid van mediakanalen te ondersteunen, met inbegrip van de kanalen die in handen zijn van Russische overheidsbedrijven, en om de veiligheid en arbeidsomstandigheden van journalisten in Rusland te verbeteren, onder meer door hun professionele vaardigheden aan te scherpen door gebruik te maken van bestaande internationale programma’s; onderstreept dat efficiënte rechtsmiddelen moeten worden gewaarborgd voor journalisten van wie de professionele vrijheid wordt bedreigd, om zelfcensuur te voorkomen;
7. looft en betuigt zijn steun aan alle personen en organisaties die hun legitieme en vreedzame werkzaamheden voor de mensenrechten blijven voortzetten, ondanks de aanhoudende onderdrukking; verzoekt de Russische autoriteiten met klem een einde te maken aan de intimidatie en aanvallen die gericht zijn tegen het maatschappelijk middenveld, de media, mensenrechtenorganisaties en -verdedigers; veroordeelt het feit dat de Russische autoriteiten het nalaten deze spelers te beschermen tegen aanvallen en intimidatie door derden of deze aanvallen onpartijdig te onderzoeken;
8. merkt op dat het Russische register van buitenlandse agenten tien mediakanalen bevat, die allen verband houden met Radio Free Europe of Voice of America; brengt in herinnering dat de Russische regering andere buitenlandse media heeft bekritiseerd voor het berichten over de betogingen in het land;
9. verwacht van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), de Raad en de Commissie dat zij in hun contacten, bijeenkomsten en communicatie met de Russische vertegenwoordigers, ook op het hoogste niveau, uiting geven aan hun zorgen over de wet inzake buitenlandse agenten, en vraagt hun verslag uit te brengen aan het Parlement over hun uitwisselingen met de Russische autoriteiten;
10. verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten opnieuw om de mensenrechtensituatie in de Russische Federatie nauwlettend te blijven volgen, en vraagt de EU-delegatie in Rusland en de ambassades van de lidstaten rechtszaken van maatschappelijke organisaties en activisten in het oog te houden; verzoekt de VV/HV en de EDEO daarnaast erop toe te zien dat de zaken van personen die om politieke redenen worden vervolgd in hun contacten met de Russische autoriteiten worden aangekaart en dat de Russische vertegenwoordigers daarbij formeel om een reactie worden verzocht; verzoekt de VV/HV en de EDEO verslag uit te brengen aan het Parlement over hun uitwisselingen met de Russische autoriteiten;
11. verzoekt de VV/HV iedere mogelijkheid te benutten om steun te bieden aan het maatschappelijk middenveld, dat ijvert voor democratische waarden, de rechtsstaat, fundamentele vrijheden en mensenrechten in Rusland, en om de interpersoonlijke contacten met Russische burgers te versterken;
12. vraagt de EU-lidstaten de kwestie van de wet inzake buitenlandse agenten aan te kaarten bij de instellingen van de Raad van Europa, in het bijzonder binnen het Comité van ministers en binnen de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE); verzoekt de Commissie van Venetië zich over de gewijzigde wet inzake buitenlandse agenten te buigen om een juridisch advies en passende aanbevelingen uit te brengen; verzoekt de Russische autoriteiten alle aanbevelingen van de Commissie van Venetië van Raad van Europa volledig ten uitvoer te leggen, in overeenstemming met Ruslands internationale verplichtingen in dit verband; verzoekt de EU-lidstaten binnen de OVSE-fora permanent druk uit te oefenen op de Russische autoriteiten om te voldoen aan de OVSE-normen op het gebied van mensenrechten, democratie, de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;
13. moedigt de EU aan om Rusland te blijven vragen alle wetten en verordeningen die niet stroken met internationale normen in te trekken of aan te passen; verzoekt de VV/HV een nieuwe alomvattende strategie EU-Rusland uit te werken die gericht is op het consolideren van vrede en stabiliteit; herhaalt dat elke vorm van dialoog gebaseerd moet zijn op resolute beginselen, waaronder de eerbiediging van het internationaal recht en de territoriale integriteit van de buurlanden van Rusland; onderstreept dat de sancties tegen Rusland alleen kunnen worden opgeheven wanneer het land volledig aan zijn verplichtingen voldoet;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, de OVSE, alsook de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.