Protocol tussen de EU, IJsland en Noorwegen inzake de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol tussen de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, wat betreft de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden (15791/2018 – C9-0155/2019 – 2018/0419(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (15791/2018),
– gezien het ontwerpprotocol tussen de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, wat betreft de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden (15792/2018),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 87, lid 2, onder a), artikel 88, lid 2, onder a), en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0155/2019),
– gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9-0053/2019),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen.