Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2990(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0036/2020

Ingediende teksten :

B9-0036/2020

Debatten :

PV 15/01/2020 - 6
CRE 15/01/2020 - 6

Stemmingen :

PV 15/01/2020 - 10.10
CRE 15/01/2020 - 10.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0010

Aangenomen teksten
PDF 144kWORD 48k
Woensdag 15 januari 2020 - Straatsburg
Standpunt van het Europees Parlement over de conferentie over de toekomst van Europa
P9_TA(2020)0010B9-0036/2020

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over het standpunt van het Europees Parlement over de conferentie over de toekomst van Europa (2019/2990(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 over de verbetering van de werking van de Europese Unie, voortbouwend op het potentieel van het Verdrag van Lissabon(1), zijn resolutie van 16 februari 2017 over mogelijke ontwikkelingen en aanpassingen van het huidige institutionele bestel van de Europese Unie(2) zijn resolutie van 16 februari 2017 over de begrotingscapaciteit voor de eurozone(3) en zijn resolutie van 13 februari 2019 over de stand van het debat over de toekomst van Europa(4),

–  gezien het voorstel van de voorgedragen voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, van 16 juli 2019 in het kader van de politieke richtsnoeren voor de volgende Europese Commissie 20192024 en de organisatie van een conferentie over de toekomst van Europa,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 12 december 2019 met betrekking tot de algemene aanpak van de conferentie over de toekomst van Europa,

–  gezien het advies in briefvorm van de Commissie constitutionele zaken van 9 december 2019 inzake de organisatie van de conferentie over de toekomst van Europa,

–  gezien het resultaat van de vergadering van 19 december 2019 van de werkgroep van de Conferentie van voorzitters over de conferentie over de toekomst van Europa,

–  gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2019 hoger lag, hetgeen aantoont dat de burgers meer betrokken zijn bij en meer belangstelling hebben voor het Europese integratieproces, waarbij zij verwachten dat Europa zijn huidige en toekomstige uitdagingen aanpakt;

B.  overwegende dat zowel de interne als de externe uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, moeten worden aangepakt, alsmede de nieuwe maatschappelijke en transnationale uitdagingen die niet volledig te voorzien waren ten tijde van de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon; overwegende dat het aantal grote crises dat de Unie heeft doorgemaakt, aantoont dat hervormingsprocessen nodig zijn op diverse bestuursgebieden;

C.  overwegende dat het beginsel van Europese integratie sinds de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1957, dat vervolgens bevestigd is door alle staatshoofden en regeringsleiders en alle nationale parlementen van de lidstaten tijdens elke ronde van opeenvolgende integratie en wijzigingen van de verdragen, altijd de totstandbrenging geweest is van een “een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa”;

D.  overwegende dat er consensus bestaat over het feit dat het mandaat van een conferentie over de toekomst van Europa betrekking moet hebben op een proces met een duur van twee jaar, met werkzaamheden die bij voorkeur van start gaan op Schumandag, 9 mei 2020 (de 70e verjaardag van de Schumanverklaring), en uiterlijk worden afgerond in de zomer van 2022;

E.  overwegende dat dit conferentieproces de gelegenheid moet bieden om de EU-burgers nauw te betrekken bij een bottom-upexercitie, waarbij zij worden gehoord en hun stem bijdraagt aan de debatten over de toekomst van Europa;

F.  overwegende dat het Europees Parlement de enige Europese instelling is die rechtstreeks wordt verkozen door de Europese burgers en een leidende rol in dit conferentieproces moet spelen;

Doel en reikwijdte van de conferentie

1.  is ingenomen met het voorstel voor een conferentie over de toekomst van Europa en is van mening dat het tien jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een passend moment is om de EU-burgers opnieuw de mogelijkheid te bieden een grondig debat over de toekomst van Europa te houden, om vorm te geven aan de Unie waarin we samen willen leven;

2.  is van mening dat de conferentie een gelegenheid is om te bepalen wat de EU goed doet en welke nieuwe maatregelen zij moet nemen om beter te doen, teneinde haar vermogen tot handelen te vergroten en haar democratischer te maken; is van mening dat het doel van de conferentie moet zijn om via een bottom-upaanpak rechtstreeks met de burgers samen te werken in het kader van een zinvolle dialoog en is de mening toegedaan dat op lange termijn een permanent mechanisme moet worden gepland om samen met de burgers na te denken over de toekomst van Europa;

3.  is van mening dat voorafgaand aan de start van het conferentieproces een luisterfase moet worden geïnitieerd om de burgers in de hele Europese Unie in staat te stellen hun ideeën te formuleren, suggesties te doen en hun eigen visie voor te stellen van wat Europa voor hen betekent; stelt voor dat de methoden die worden gebruikt om de input van burgers te verzamelen en te verwerken, uniform en consistent zijn in alle lidstaten en op EU-niveau;

4.  is van mening dat de participatie van de burgers aan het conferentieproces zo moet worden georganiseerd dat de diversiteit van onze samenlevingen volledig weerspiegeld wordt; is van mening dat overleg moet worden georganiseerd met behulp van de meest efficiënte, innoverende en geschikte platforms, met inbegrip van online-instrumenten, en dat hierbij alle delen van de EU moeten worden bereikt, om te garanderen dat elke burger tijdens de werkzaamheden van de conferentie zijn zeg kan doen; is van mening dat het garanderen van de participatie van jongeren essentieel is om ervoor te zorgen dat de conferentie een effect heeft op lange termijn;

5.  onderstreept het feit dat het conferentieproces een open en transparant proces moet zijn met een inclusieve, participerende en evenwichtige benadering ten aanzien van burgers en belanghebbenden; benadrukt het feit dat de betrokkenheid van de burgers, maatschappelijke organisaties en diverse belanghebbenden op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau het centrale element van dit innoverende en oorspronkelijke proces moet zijn;

6.  stelt voor dat de conferentie een proces wordt dat bestuurd wordt door diverse organen met welomschreven/ad-hocbevoegdheden, met inbegrip van institutionele organen en rechtstreekse betrokkenheid van de burgers;

7.  stelt voor dat de plenaire vergadering van de conferentie een open forum mogelijk maakt voor besprekingen tussen de verschillende deelnemers, zonder vooraf bepaald resultaat, met input van de burgeragora’s en zonder beperking van de onderwerpen tot vooraf bepaalde beleidsterreinen of integratiemethoden; stelt voor dat hoogstens vooraf bepaalde beleidsprioriteiten kunnen worden geïdentificeerd, zonder dat de lijst ervan volledig is, bijvoorbeeld:

   Europese waarden, fundamentele rechten en vrijheden,
   democratische en institutionele aspecten van de EU,
   milieu-uitdagingen en de klimaatcrisis,
   sociale rechtvaardigheid en gelijkheid,
   economische en werkgelegenheidsaspecten, met inbegrip van belastingen,
   digitale transformatie,
   veiligheid en de mondiale rol van de EU;

onderstreept het feit dat dit een onvolledige reeks beleidsmaatregelen is die als leidraad voor de conferentie kan dienen; stelt voor gebruik te maken van speciale Eurobarometer-enquêtes om de opstelling van de agenda en de debatten in het kader van het conferentieproces te ondersteunen;

8.  is van mening dat de conferentie de balans moet opmaken van de initiatieven die genomen zijn in de aanloop naar de verkiezingen van 2019; is van mening dat, om de volgende Europese verkiezingen van 2024 tijdig voor te bereiden, tijdens het conferentieproces gekeken moet worden naar werkzaamheden met betrekking tot kwesties als het Spitzenkandidatensysteem en transnationale lijsten, rekening houdend met de momenteel geldende termijnen, waarbij gebruik moet worden gemaakt van alle beschikbare interinstitutionele, politieke en wetgevingsinstrumenten;

Organisatie, samenstelling en governance van het conferentieproces

9.  stelt voor dat de conferentie bestaat uit diverse organen met verschillende verantwoordelijkheden, zoals: een plenaire vergadering van de conferentie, burgeragora’s, jongerenagora’s en een coördinatieraad; vraagt dat alle organen op alle niveaus van de conferentie genderevenwichtig zijn;

10.  stelt voor dat gedurende het hele conferentieproces diverse thematische burgeragora’s worden gehouden die de beleidsprioriteiten weerspiegelen en dat deze bestaan uit maximum 200/300 burgers, met een minimum van drie per lidstaat, berekend volgens het beginsel van degressieve evenredigheid; benadrukt dat zij moeten worden gehouden op diverse locaties in de Unie en dat zij representatief moeten zijn (geografisch en uit het oogpunt van geslacht, leeftijd, sociaal-economische achtergrond en/of onderwijsniveau);

11.  stelt voorts voor dat de selectie van de deelnemende burgers uit alle EU-burgers op willekeurige wijze wordt gemaakt door onafhankelijke instellingen in de lidstaten aan de hand van de bovengenoemde criteria en dat criteria worden vastgesteld om te garanderen dat verkozen politici, hooggeplaatste vertegenwoordigers van de overheid en vertegenwoordigers van beroepsgroepen niet aan de burgeragora’s kunnen deelnemen; dringt erop aan dat de burgeragora’s op de diverse locaties verschillende deelnemers hebben, terwijl elk afzonderlijk thematisch burgeragora tijdens elk van zijn bijeenkomsten samengesteld moet zijn uit dezelfde deelnemers, om te zorgen voor samenhang en consistentie; dringt aan op minstens twee bijeenkomsten van elk thematisch burgeragora, om input te leveren voor de plenaire vergadering van de conferentie en algemene feedback over de beraadslagingen te ontvangen tijdens een andere bijeenkomst in dialoogvorm; onderstreept het feit dat de burgeragora’s moeten streven naar overeenstemming door middel van consensus en dat, wanneer dit niet mogelijk is, een minderheidsstandpunt kan worden vastgesteld;

12.  stelt voor om naast de burgeragora’s minstens twee jongerenagora’s te houden: één aan het begin van de conferentie en één tegen het einde, aangezien jongeren hun eigen forum verdienen, omdat de jonge generaties de toekomst van Europa zijn en zij degene zijn die het zwaarst getroffen zullen worden door de besluiten over de toekomstige koers van de EU die vandaag worden genomen; verlangt dat de leeftijd van de deelnemers wordt vastgesteld tussen 16 en 25 en dat de selectie, omvang, status en werkmethoden gebaseerd zijn op dezelfde criteria als degene die gelden voor de burgeragora’s;

13.  vraagt dat regelingen worden getroffen om ervoor te zorgen dat alle burgers (met inbegrip van jongeren) die aan het conferentieproces deelnemen, worden ondersteund met betrekking tot de vergoeding van hun reis- en verblijfkosten en, in voorkomend geval, toestemming voor verlof van hun werkplek en compensatie voor sociale kosten (bijvoorbeeld inkomensverlies, dagverpleging en speciale regelingen voor personen met en handicap);

14.  vraagt dat het lidmaatschap van de plenaire vergadering van de conferentie is samengesteld als volgt:

   het Europees Parlement, vertegenwoordiger van de burgers van de Unie, met maximum 135 leden;
   de Raad, vertegenwoordiger van de lidstaten, met 27 leden;
   de nationale parlementen, met 2 tot 4 leden per parlement van een lidstaat;
   de Commissie, vertegenwoordigd door de 3 bevoegde commissarissen;
   het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, elke partij met vier leden;
   de sociale partners op EU-niveau, met twee leden aan elke kant;

15.  benadrukt het feit dat om terugkoppeling te garanderen, vertegenwoordigers van de thematische burger- en jongerenagora’s zullen worden uitgenodigd tijdens de plenaire vergadering van de conferentie om hun conclusies te presenteren, met het oog op een debat hierover, zodat hiermee rekening kan worden gehouden bij de beraadslagingen in de plenaire vergadering van de conferentie;

16.  benadrukt het feit dat de Raad vertegenwoordigd moet zijn op ministerieel niveau en dat bij de vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de nationale parlementen moet worden gezorgd voor een evenwichtige politieke vertegenwoordiging die een weerspiegeling vormt van hun respectieve diversiteit; onderstreept het feit dat de institutionele partijen bij de conferentie zullen deelnemen als gelijkwaardige partners en dat een strikte pariteit zal worden gewaarborgd tussen het Europees Parlement enerzijds en de Raad en de nationale parlementen anderzijds; benadrukt het feit dat bij de aanbevelingen van de plenaire vergadering van de conferentie moet worden gestreefd naar consensus, dan wel dat de aanbevelingen minstens de standpunten moeten vertegenwoordigen van de meerderheid van de vertegenwoordigers van elk van de drie EU-instellingen en van de nationale parlementen;

17.  stelt voor dat de conferentie minstens twee keer per semester in plenaire vergadering bijeenkomt in het Europees Parlement; stelt voor dat de plenaire vergadering van de conferentie tijdens haar eerste zitting een werkplan opstelt en dat na elke zitting een verslag van de plenaire vergadering met conclusies en verslagen van de werkgroepen ter beschikking wordt gesteld van de deelnemers aan de conferentie en het publiek; is van mening dat tijdens de slotbijeenkomst van de plenaire vergadering slotconclusies moeten worden aangenomen, met een samenvatting van het resultaat van het conferentieproces als geheel;

18.  benadrukt dat ondersteuning moet worden verleend door middel van voorbereidende vergaderingen en door de inbreng van gevestigde en ervaren maatschappelijke organisaties en andere deskundigen; merkt op dat ngo’s, universiteiten, onderzoekscentra en denktanks in heel Europa bijzondere deskundigheid hebben en verzoekt hen het conferentieproces op de diverse niveaus en ten aanzien van de diverse organen te ondersteunen;

19.  is van mening dat de Conferentie moet zoeken naar manieren om vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten van de EU bij de besprekingen over de toekomst van Europa te betrekken;

20.  is van mening dat een beschermheerschap op hoog niveau op zich moet worden genomen door de drie belangrijkste EU-instellingen op het hoogste niveau, namelijk de voorzitters van het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie; is van mening dat dit beschermheerschap op hoog niveau voor het proces garant moet staan, dat het moet zorgen voor toezicht erop en dat het het startsein ervoor moet geven;

21.  is van mening dat, om een doeltreffende sturing te garanderen van het proces als geheel, alsmede voor alle betrokken organen, de governance van het conferentieproces moet berusten bij een stuurgroep en een coördinatieraad;

22.  stelt voor dat de stuurgroep bestaat uit:

   vertegenwoordigers van het Parlement (met vertegenwoordiging van alle fracties, alsmede een vertegenwoordiger van de Commissie constitutionele zaken en een vertegenwoordiger van het Bureau van het Europees Parlement),
   vertegenwoordigers van de Raad (EU-voorzitterschappen),
   vertegenwoordigers van de Commissie (de drie bevoegde commissarissen);

vraagt dat bij de samenstelling van de stuurgroep wordt gezorgd voor een politiek en institutioneel evenwicht en dat alle onderdelen van de stuurgroep even belangrijk zijn;

23.  is van mening dat de stuurgroep bevoegd moet zijn voor de voorbereiding van de zittingen van de plenaire vergadering van de conferentie (opstellen van de agenda’s, verslagen van de plenaire vergadering en conclusies) en de burger- en jongerenagora’s, alsmede voor het toezicht op de activiteiten en de organisatie van het conferentieproces;

24.  stelt voorts voor dat de coördinatieraad bestaat uit de drie belangrijkste EU-instellingen onder leiding van het Europees Parlement; dringt erop aan dat de leden van de coördinatieraad deel uitmaken van de stuurgroep; beveelt aan dat de coördinatieraad bevoegd is voor het dagelijks beheer van het conferentieproces, met name de praktische organisatie van de conferentie, de werkgroepen, de burgeragora’s en alle andere initiatieven die door de stuurgroep worden vastgesteld;

25.  stelt voor dat het conferentieproces wordt bijgestaan door een secretariaat waarvan de leden afkomstig zijn uit de drie belangrijkste EU-instellingen;

Communicatie en politiek memorandum van het conferentieproces

26.  is van mening dat de communicatie met de burgers, de participatie van de burgers in het conferentieproces en de werkzaamheden en resultaten van de conferentie van het allergrootste belang zijn; benadrukt dat alle bestaande en nieuwe communicatiemiddelen voor digitale en fysieke participatie moeten worden gecoördineerd tussen de drie instellingen, te beginnen met de bestaande middelen van het Parlement en de EPLO’s (liaisonbureaus van het Europees Parlement), zodat de burgers permanent op de hoogte van het conferentieproces kunnen blijven en de werkzaamheden kunnen volgen zodra de plenaire zittingen en de burger- en jongerenagora’s van start gaan;

27.  is van mening dat alle zittingen van de conferentie (zowel van de plenaire vergadering als van de burger- en jongerenagora’s) gewebstreamed moeten worden en toegankelijk moeten zijn voor het publiek; dringt erop aan dat alle documenten die betrekking hebben op de conferentie, openbaar worden gemaakt, met inbegrip van de bijdragen van belanghebbenden, en dat alle werkzaamheden plaatshebben in de officiële talen van de Unie;

28.  is van mening dat het conferentieproces, zowel wat het concept als wat de structuur, het tijdschema en het activiteitenterrein betreft, gezamenlijk moeten worden overeengekomen door het Parlement, de Commissie en de Raad in een memorandum van overeenstemming;

Output

29.  verzoekt de conferentie concrete aanbevelingen op te stellen die door de instellingen moeten worden aangepakt en omgezet in acties, om te voldoen aan de verwachtingen van de burgers en de belanghebbenden na een proces en debat van twee jaar;

30.  roept op tot een algemeen engagement van alle deelnemers aan de conferentie om te zorgen voor een behoorlijke follow-up van de resultaten ervan, elk overeenkomstig zijn respectieve rol en bevoegdheden;

31.  verplicht zich tot een daadwerkelijke, onmiddellijke follow-up van de conferentie, met wetgevingsvoorstellen, het initiëren van wijzigingen in de Verdragen of andere maatregelen; verzoekt de overige twee instellingen dezelfde verplichting aan te gaan;

o
o   o

32.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en het fungerend voorzitterschap van de Raad.

(1) PB C 252 van 18.7.2018, blz. 215.
(2) PB C 252 van 18.7.2018, blz. 201.
(3) PB C 252 van 18.7.2018, blz. 235.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0098.

Laatst bijgewerkt op: 24 april 2020Juridische mededeling - Privacybeleid