Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2058(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0027/2020

Ingediende teksten :

A9-0027/2020

Debatten :

Stemmingen :

PV 13/05/2020 - 20
PV 14/05/2020 - 10
PV 14/05/2020 - 17
CRE 14/05/2020 - 10
CRE 14/05/2020 - 17

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0085

Aangenomen teksten
PDF 158kWORD 60k
Donderdag 14 mei 2020 - Brussel
Kwijting 2018: Algemene begroting EU – Hof van Justitie van de Europese Unie
P9_TA(2020)0085A9-0027/2020
Besluit
 Resolutie

1. Besluit van het Europees Parlement van 13 mei 2020 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling IV – Hof van Justitie van de Europese Unie (2019/2058(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018(1),

–  gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018 (COM(2019)0316 – C9‑0053/2019)(2),

–  gezien het jaarverslag van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2018 uitgevoerde interne controles,

–  gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2018, vergezeld van de antwoorden van de instellingen(3),

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2018(4) waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(5), en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(6), en met name de artikelen 59, 118, 260, 261 en 262,

–  gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0027/2020),

1.  verleent de griffier van het Hof van Justitie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).

(1) PB L 57 van 28.2.2018.
(2) PB C 327 van 30.9.2019, blz. 1.
(3) PB C 340 van 8.10.2019, blz. 1.
(4) PB C 340 van 8.10.2019, blz. 9.
(5) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(6) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.


2. Resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 2020 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling IV – Hof van Justitie van de Europese Unie (2019/2058(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling IV – Hof van Justitie van de Europese Unie,

–  gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Commissie juridische zaken,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0027/2020),

A.  overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure wenst te benadrukken dat het bijzonder belangrijk is de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie verder te versterken door de transparantie en de verantwoordingsplicht te verbeteren en door het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer ten uitvoer te leggen;

1.  stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer in haar jaarverslag voor 2018 geen significante tekortkomingen heeft vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten in verband met personele middelen en aanbestedingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJ-EU”);

2.  is ingenomen met de conclusie van de Rekenkamer dat de betalingen als geheel over het op 31 december 2018 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van het HvJ-EU geen materiële fouten vertonen en dat de onderzochte toezicht- en controlesystemen doeltreffend waren;

3.  betreurt dat de reikwijdte en conclusies van hoofdstuk 10 betreffende administratie van het jaarverslag van de Rekenkamer over 2018 nogal beperkt zijn, ook al wordt rubriek 5 van het meerjarig financieel kader inzake administratie beschouwd als een rubriek met een laag risico;

4.  stelt vast dat de Rekenkamer een steekproef heeft onderzocht van 45 verrichtingen binnen rubriek 5 “Administratie” van het meerjarig financieel kader, voor alle instellingen en organen van de Unie; stelt vast dat de steekproef zodanig was opgezet dat deze representatief was voor de uiteenlopende uitgaven binnen rubriek 5, die 6,3 % van de begroting van de Unie vertegenwoordigt; stelt vast dat uit deze exercitie van de Rekenkamer naar voren kwam dat administratieve uitgaven een laag risico vormen; is evenwel van mening dat het aantal transacties dat voor de “andere instellingen” is geselecteerd ontoereikend is, en verzoekt de Rekenkamer het aantal te controleren transacties met ten minste 10 % te verhogen;

5.  merkt op dat de begroting voor 2018 van het HvJ-EU 410 025 089 EUR bedroeg, tegenover 399 344 000 EUR in 2017, wat een verhoging inhoudt van 2,67 %; stelt vast dat het algemene uitvoeringspercentage 99,18 % bedroeg (in 2017 was dat 98,69 %);

6.  is ingenomen met het over het algemeen zorgvuldige en gezonde financieel beheer van het HvJ-EU in de begrotingsperiode 2018; wijst op het hoge uitvoeringspercentage van de begroting voor titel 1 (personen die voor het HvJ-EU werken, goed voor 75 % van de uitgevoerde begroting) en titel 2 (gebouwen, meubilair, uitrusting en diverse huishoudelijke uitgaven, die de rest van de uitgevoerde begroting vormen), ten belope van 99,0 % resp. 99,8 % (vergeleken met 98,6 % resp. 99,1 % in 2017);

7.  waardeert de inspanningen van het HvJ-EU om aanzienlijke discrepanties tussen vastleggingen (99,18 %) en betalingen te vermijden (94,04 %); is ingenomen met het feit dat het HvJ-EU de uitvoering van de begroting het hele jaar door zeer nauwlettend bewaakt door te werken met maandelijkse dashboards om een optimaal gebruik van de beschikbare middelen te waarborgen;

8.  benadrukt dat het HvJ-EU de beginselen van resultaatgericht begroten toepast op al zijn administratieve diensten; neemt kennis van de vaststelling van specifieke doelstellingen die vergezeld gaan van een of meer meetbare indicatoren, hetgeen van essentieel belang is voor de opstelling van de jaarlijkse begroting; waardeert dat er met alle diensten workshops zijn belegd om de begrotingsaanpak te harmoniseren en beste praktijken uit te wisselen;

9.  betreurt echter de stijging van de uitgaven met 11,81 % tussen 2017 en 2018 voor begrotingspost 2022 “Schoonmaak en onderhoud” als gevolg van een nieuw contract voor het onderhoud van gebouwen en andere factoren, die niet geraamd waren en die in de loop van 2018 tot een verhoging van deze begrotingslijn hebben geleid; verzoekt het HvJ-EU zich te blijven inspannen om degelijke begrotingsramingen op te stellen;

10.  is ingenomen met het feit dat het uitvoeringspercentage van de definitieve kredieten voor vergaderingen en conferenties in 2018 is gestegen tot 98,83 % (tegenover 81,40 % in 2017); beseft dat deze begrotingspost gedeeltelijk bestemd is voor de financiering van officiële bezoeken en ceremoniële evenementen, waarvoor geldt dat de begrotingsplanning minder voorspelbaar, omdat zich onvoorziene gebeurtenissen kunnen voordoen;

11.  is ingenomen met de inspanningen van het HvJ-EU om zijn jaarlijks activiteitenverslag op 29 april te publiceren; merkt op dat het HvJ-EU, in samenwerking met andere instellingen, de mogelijkheid blijft onderzoeken om zijn tijdschema verder te versnellen, zodat de kwijtingsautoriteit meer tijd krijgt om dieper op de materie in te gaan en de kwijtingsprocedure uit te voeren;

12.  neemt kennis van de toezegging van het HvJ-EU om toe te werken naar de uitvoering van de aanbevelingen van de Rekenkamer, met name wat betreft de proactieve afhandeling van zaken met aangepaste tijdschema’s, afhankelijk van de aard en de complexiteit van de verschillende zaken; onderkent de zorgvuldige planning en monitoring van het HvJ-EU om een soepele voortgang van de gerechtelijke activiteiten te waarborgen; neemt kennis van de gemiddelde duur van procedures in 2018 die bij het Hof van Justitie van 15,7 maanden bedroeg (ten opzichte van 16,4 maanden in 2017) en bij het Gerecht van 20 maanden (ten opzichte van 20,6 maanden in 2015 en 16 maanden in 2017); spoort het HvJ-EU aan om zich te blijven inspannen om de duur van de procedures waar mogelijk te verkorten;

13.  onderkent dat een redelijke termijn voor de behandeling van zaken die bij de twee rechtbanken aanhangig zijn gemaakt en het behoud van de kwaliteit van de besluiten de belangrijkste prioriteiten van het HvJ-EU zijn; merkt op dat een streng controlesysteem en een hoge mate van waakzaamheid het mogelijk hebben gemaakt de gemiddelde duur van de procedures de afgelopen jaren te verkorten; merkt echter op dat dit onderwerp voortdurende aandacht vereist, met name in de context van een toenemende werklast;

14.  is verheugd dat de gebruikers tevreden zijn over de applicatie e-Curia (die met ingang van 1 december 2018 verplicht is geworden voor de uitwisseling van processtukken tussen advocaten en het Gerecht); merkt op dat het gebruik van e-Curia niet verplicht is bij het Hof van Justitie; spoort het Hof van Justitie aan om het goede voorbeeld van het Gerecht te volgen en de verplichte invoering van e-Curia te overwegen; vindt het verheugend dat deze ontwikkeling heeft bijgedragen aan zowel de veiligheid als de snelheid van de uitwisseling van processtukken en aan de verbetering van het milieu (door het gebruik van minder papier) en het terugdringen van de kosten voor postdiensten; spoort het HvJ-EU aan om zich te blijven inspannen voor een digitalisering van alle fasen van het justitiële proces;

15.  is van mening dat er verdere organisatorische en procedurele maatregelen nodig zijn om het HvJ-EU in staat te stellen het hoofd te bieden aan een steeds verder toenemende werklast en toch zijn doelstellingen te halen; merkt op dat het HvJ-EU (overeenkomstig artikel 281, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)) op 26 maart 2018 een verzoek heeft ingediend tot wijziging van Protocol nr. 3 bij het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en dat deze wetgevingsprocedure tot een einde kwam met de vaststelling en inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2019/629(1);

16.  stelt vast dat het HvJ-EU in 2018 beschikte over 2 217 posten, waarvan 1 413 ambtenaren in vaste dienst (oftewel 64 %), 650 tijdelijke functionarissen (oftewel 29 %) en 154 arbeidscontractanten (oftewel 7 %) (tegenover in totaal 2 180 posten in 2017);

17.  wijst erop dat de verdeling van het personeel per activiteitensector vergelijkbaar blijft met die van de voorgaande jaren, waarbij ten minste 85 % van de posten bezet wordt door personeelsleden die gerechtelijke en linguïstische activiteiten verrichten; merkt op dat de bezettingsgraad van de ambten in 2018 nog steeds zeer hoog is (97 %) als gevolg van de aanhoudende gerechtelijke werkzaamheden, die een snelle en optimale aanwerving voor alle vacatures nodig maakt;

18.  herhaalt in de context van de voortdurende toename van het aantal zaken dat een flexibele toewijzing van middelen, met name in het geval van de huidige referendarissen, de doeltreffendheid van het HvJ-EU zou kunnen vergroten; verzoekt het HvJ-EU verslag uit te brengen over concrete maatregelen die in dit kader zijn genomen;

19.  uit zijn bezorgdheid over het feit dat er in 2018 274 stagiairs bij het HvJ-EU werkten en dat slechts 87 stagiairs recht hadden op een maandelijkse toelage van 1 120 EUR; is ingenomen met het feit dat het HvJ-EU nieuwe regels voor stagiairs heeft vastgesteld en extra kredieten heeft aangevraagd om vanaf 2019 stages voor stagiairs bij de kabinetten van leden te kunnen financieren; merkt echter op dat nog steeds niet voor alle aangeboden stages een billijke vergoeding beschikbaar is; verzoekt het HvJ-EU (met het oog op niet-discriminerende praktijken en billijke vergoedingen) met spoed het besluit te nemen om alle stagiars te betalen; verzoekt het HvJ-EU te zorgen voor een billijke beloning van al zijn personeelsleden;

20.  is ingenomen met de hervorming van het Gerecht, die heeft geleid tot het inlopen van de achterstand bij de behandeling van zaken en een kortere gemiddelde duur van de procedures; merkt op dat het Gerecht in 2018 13 % meer zaken heeft afgesloten dan in 2017 en het aantal aanhangige zaken met 12 % heeft verminderd;

21.  is ingenomen met het feit dat de twee rechtbanken van het HvJ-EU in 2018 tezamen 1769 rechtszaken hebben afgesloten (wat een recordproductiviteit is), en stelt vast dat dit een voortzetting is van de tendens die tussen 2012 en 2018 zichtbaar werd, namelijk dat er sprake is van een sterke toename van de gerechtelijke activiteit;

22.  wijst erop dat bij HvJ-EU in 2018 een recordaantal nieuwe zaken werd ingeleid (namelijk 849, hetgeen een stijging is van 15 % ten opzichte van 2017); is ingenomen met het recordaantal afgesloten zaken (namelijk 760 zaken, hetgeen een stijging is van 10 % ten opzichte van 2017);

23.  is ingenomen met het feit dat het Gerecht in 2018 voor het eerst in de geschiedenis de drempel heeft overschreden van 1 000 afgesloten zaken (1 009 afgehandelde zaken); wijst tegelijkertijd op het feit dat het aantal aanhangige zaken aanzienlijk (namelijk met 12 %) is verminderd ten opzichte van 2017 (op 31 december 2018 waren er 1 333 aanhangige zaken, terwijl dat er een jaar daarvoor nog 1 508 waren);

24.  wijst op de gestage toename van het aantal vrouwen in leidinggevende functies, van 30 % in 2013 en 35 % in 2016 tot 37,7 % in 2018; merkt op dat er in 2018 27 vrouwelijke managers waren (21 posten in het middenkader en 6 posten in het hoger management) tegenover 45 mannelijke managers; is ingenomen met de inspanningen van het HvJ-EU om zijn beleid inzake gelijke kansen en diversiteit te versterken door een speciale entiteit op te zetten voor de invoering en opvolging van concrete programma’s, maatregelen en bewustmakingsbijeenkomsten; verzoekt het HvJ-EU zijn inspanningen voort te zetten;

25.  stelt echter vast dat er onder de rechters van het Hof van Justitie en van het Gerecht nog lang geen sprake is van genderevenwicht; spoort de leden van de Raad er nogmaals toe aan deze situatie aan te pakken door bij de benoeming van rechters te streven naar een evenwichtige genderverdeling, overeenkomstig de beginselen van artikel 8 van het VWEU en artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van Verordeningen (EU, Euratom) 2015/2422(2) en (EU, Euratom) 2019/629;

26.  herhaalt dat het geografische evenwicht van het personeel, met name in managementfuncties, nauwlettend in het oog moet worden gehouden; wijst erop dat slechts 15 van de 57 afdelingshoofden van het HvJ-EU en 2 van de 13 directeuren afkomstig zijn uit lidstaten die na mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden; spoort het HvJ-EU nogmaals aan beleid te ontwikkelen om het geografisch evenwicht te verbeteren en hierover verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;

27.  is ingenomen met de toezegging van het HvJ-EU om maatregelen voor het evenwicht tussen werk en privéleven te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van de vaststelling van een besluit op grond waarvan occasioneel telewerken mogelijk wordt en dat een aanvulling vormt op de regelingen voor structureel telewerken; wijst tevens op de resultaten die op het gebied van IT zijn geboekt voor een betere toegang op afstand tot werktoepassingen; neemt voorts met voldoening kennis van de inspanningen om de psychologische gezondheid van het personeel te beschermen door het personeel de mogelijkheid te bieden om zich tot een psycholoog te wenden die deeltijds werkt;

28.  uit zijn bezorgdheid over het aantal gevallen van burn-out bij het HvJ-EU, namelijk 12 in zowel 2017 als 2018; vraagt het HvJ-EU daarom om te onderzoeken of de werklast evenredig verdeeld is over de verschillende teams en personeelsleden;

29.  verzoekt het HvJ-EU jaarlijks een tabel openbaar te maken met gedetailleerde gegevens over vergoedingen, diensten en aanverwante zaken in het kader van zijn interinstitutionele samenwerkingsovereenkomsten; wijst nogmaals op het belang van interinstitutionele samenwerking via overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau op verschillende domeinen, zoals personeelsbeleid, beveiliging en IT; is het eens met de aanbevelingen van de dienst Interne Audit om de uitwisseling van goede praktijken met andere instellingen te verbeteren en de mogelijkheden van nauwere samenwerking voor contractvoorbereiding en -beheer te onderzoeken, bijvoorbeeld op het gebied van IT; betreurt het gebrek aan informatie over de vraag van het Parlement over de samenwerking van het HvJ-EU met het Europees Bureau voor fraudebestrijding; spoort het HvJ-EU aan om na te gaan hoe de samenwerking met het Europees Bureau voor fraudebestrijding kan worden versterkt;

30.  merkt op dat het HvJ-EU zijn gegevensverwerkingsactiviteiten heeft bijgestuurd naar aanleiding van de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 2018/1725(3); merkt met waardering op dat er een specifieke procedure voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens is ingesteld;

31.  Is ingenomen met de inspanningen van het HvJ-EU om de cyberbeveiliging van de instelling te verbeteren; merkt op dat activiteiten gecoördineerd worden met het computercrisisresponsteam voor de instellingen, organen en instanties van de EU (CERT-EU) en de subgroep beveiliging van het Interinstitutioneel Comité informatica;

32.  is ingenomen met de interne controle m.b.t. de goede werking van de personeelsselectie- en aanwervingsprocedures, die bedoeld was om synergieën in kaart te brengen en gebruik te maken van mogelijkheden om deze procedures doeltreffender te maken; merkt op dat er in 2016 een actieplan op touw werd gezet dat in 2018 werd voltooid en dat bestond uit het invoeren van maatregelen zoals een nieuw handboek voor aanwervingen, bijgewerkte en nieuwe modules van het informatiesysteem voor personeelsbeheer, de vereenvoudiging van administratieve procedures en de stroomlijning van het opstellen van vacatures; neemt kennis van de maatregelen die zijn genomen om de aantrekkelijkheid van het HvJ-EU en Luxemburg als standplaats in een interinstitutionele context te verbeteren;

33.  wijst op de follow-up die de intern controleur heeft verricht om te bepalen of de door de gecontroleerde diensten ondernomen actie passend, doeltreffend en tijdig is, en om de aangebrachte verbeteringen in kaart te brengen en te registreren; stelt met tevredenheid vast dat alle uitgevoerde controles zijn afgesloten, onverminderd eventuele aanvullende onderzoeken;

34.  neemt kennis van de fraudebestrijdingsstrategie van het HvJ-EU voor de bestrijding van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de belangen van de Unie schaden; merkt op dat deze strategie gebaseerd is op de relevante bepalingen van het Financieel Reglement en het Statuut, en is aangevuld met een reeks interne besluiten en regels; stelt vast dat de strategie integraal deel uitmaakt van het risicobeheerbeleid van het HvJ-EU in het kader van het internecontrolesysteem;

35.  neemt kennis van het milieubeheersysteem van het HvJ-EU op basis van Verordening (EG) nr. 1221/2009(4); merkt op dat het HvJ-EU zijn milieuprestaties in 2018 heeft verbeterd ten opzichte van het basisjaar 2015, en wel als volgt: een vermindering van het papierverbruik met 15,5 %, een vermindering van het elektriciteitsverbruik met 8,3 % en een toename van het aantal videoconferenties met 52,9 %; is ingenomen met diverse andere projecten die in dit kader zijn opgezet, zoals een project om het gebruik van wegwerpplastic terug te dringen, het project om het aantal individuele printers te verminderen en het project (dat in samenwerking met de andere in Luxemburg gevestigde instellingen werd uitgevoerd) om de deelname aan het leenfietsensysteem “vel’OH” te bevorderen;

36.  is ingenomen met de toezegging van het HvJ-EU om de begroting voor de werkzaamheden in verband met de vijfde uitbreiding van de gebouwen van het HvJ-EU (de bouw van een derde toren die 50 000 m2 extra vloeroppervlak zal bieden) volledig te eerbiedigen en om zich aan het voor de bouw opgestelde tijdschema te houden, zodat alle personeelsleden van het HvJ-EU uiteindelijk op één locatie werkzaam zullen zijn; neemt kennis van het feit dat de veiligheidsmaatregelen worden aangescherpt en is verheugd dat de gebouwen van het HvJ-EU ook goed toegankelijk zullen zijn voor mensen met een handicap;

37.  is ingenomen met het feit dat er met deze vijfde uitbreiding over de afschrijvingsperiode van 25 jaar ongeveer 100 miljoen EUR kan worden bespaard ten opzichte van een situatie waarin het leasebeleid zou worden voortgezet, waarmee duidelijk aangetoond wordt dat het besluit om een eigen gebouw te bouwen een juist besluit is geweest; wijst op de conclusies van Speciaal verslag nr. 34/2018 van de Rekenkamer over kantoorruimte van de EU-instellingen, waarin zeer positieve bevindingen staan met betrekking tot de efficiëntie van het gebouwenbeleid van het HvJ-EU;

38.  merkt met belangstelling op dat het personeelscomité van het HvJ-EU in 2017 een enquête over kantoortuinen heeft georganiseerd en de bevindingen op 30 januari 2018 aan de directeuren-generaal heeft voorgelegd; is verheugd over het initiatief van het HvJ-EU om een werkgroep op te richten met de directeur voor gebouwen en veiligheid, de voorzitter van het personeelscomité en personeelsleden die in kantoortuinen werken; stelt vast dat het directoraat Informatietechnologie naar aanleiding van de aanbevelingen van deze werkgroep een deel van zijn kantoorruimte heeft omgevormd tot individuele kantoren; verzoekt het HvJ-EU deze ervaring te delen met andere instellingen en in het bijzonder met de Commissie;

39.  feliciteert het HvJ-EU met de nominatie door de Europese ombudsman als een van de drie finalisten voor de Prijs voor goed bestuur (categorie: “topkwaliteit via samenwerking”), en wel vanwege de oprichting van het justitieel netwerk van de Europese Unie; beschouwt de lancering van het beveiligde platform in januari 2018 (waar niet eerder openbaar gemaakte documenten ter beschikking worden gesteld van de deelnemende rechtbanken) een belangrijke stap in de goede richting als het gaat om transparantie en samenwerking;

40.  neemt nota van het opstarten van de vernieuwde website van het HvJ-EU in juni 2018 en van de belangrijke stappen en werkzaamheden die zijn ondernomen om de informatie die verstrekt wordt aan het publiek te verbeteren, te verduidelijken en te vereenvoudigen; is ingenomen met het nieuwe onderdeel “themafiches” op de website van het HvJ-EU, waarin de rechtspraak met betrekking tot bepaalde onderwerpen in alle officiële talen van de Unie wordt toegelicht; merkt op dat uit een recente enquête is gebleken dat gebruikers van dit onderdeel op de website veelal zeer tevreden zijn en dat 80 % van de gebruikers de site een score geeft van 4 of 5 (waarbij 5 de hoogste score is);

41.  is ingenomen met de communicatiestrategie van het HvJ-EU, die erop gericht is de afstand tussen het HvJ-EU en de burgers te verkleinen; neemt kennis van de ruimere begroting van het HvJ-EU voor communicatie, te weten 429 000 EUR in 2018 (tegenover 330 500 EUR in 2013); wijst op de animatiefilmpjes die in 23 officiële talen beschikbaar zijn op het YouTube-kanaal van het HvJ-EU (82 800 views in 2018), de aanwezigheid van het HvJ-EU op Twitter met meer dan 74 000 volgers (tegenover 42 000 in 2017), de voorlichtingsevenementen van het HvJ-EU, waaronder seminars voor journalisten, en de open dagen;

42.  moedigt het HvJ-EU ertoe aan zijn openbare hoorzittingen uit te zenden en de opnamen hiervan online ter beschikking te stellen; is van mening dat hiermee de transparantie kan worden verbeterd, hetgeen in overeenstemming zou zijn met artikel 15 van het VWEU en ten goede zou komen aan iedereen die een juridische baan heeft of een juridische studie doet in de Unie;

43.  wijst op de oprichting door het HvJ-EU van het “justitieel netwerk van de Europese Unie”, dat de constitutionele hoven en de hoogste rechterlijke instanties van de lidstaten omvat en waarvan de coördinatie bij het HvJ-EU ligt;

44.  is ingenomen met het feit dat er, in overeenstemming met de herziene gedragscode van het HvJ-EU, op de website van het HvJ-EU een lijst van de werkbezoeken door leden (aanwezigheid van leden van het Hof bij een ceremonie of officiële bijeenkomst) wordt gepubliceerd, met daarin o.a. de naam van het deelnemende lid en het doel, de locatie en de organisator van het evenement; verzoekt het HvJ-EU ook de daaraan verbonden kosten openbaar te maken, zoals de andere instellingen van de Unie al doen; herhaalt zijn verzoek aan het HvJ-EU om meer gedetailleerde informatie te publiceren over de externe activiteiten van leden, met vermelding van het doel, de datum, de plaats en de reis- en verblijfkosten van de evenementen op de lijst, en of deze door het HvJ-EU of door een derde zijn betaald;

45.  vindt het een goede zaak dat de leden van het HvJ-EU onderworpen zijn aan een gedragscode waarin hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit, engagement, collegialiteit, verantwoordelijkheden en verplichtingen zijn vastgelegd; merkt op dat het HvJ-EU de verklaringen van financiële belangen van zijn leden beschouwt als een intern middel om onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen; verzoekt het HvJ-EU in het belang van publieke toetsing publicatie daarvan te overwegen;

46.  merkt op dat de verklaringen van financiële belangen per definitie worden opgesteld door de leden zelf en dat het HvJ-EU op grond van het huidige juridische kader niet de bevoegdheid heeft om de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens te controleren; verzoekt het HvJ-EU om het systeem in samenwerking met andere instellingen van de Unie te verbeteren;

47.  dringt er nogmaals bij het HvJ-EU op aan om cv's en belangenverklaringen van al zijn leden op zijn website te publiceren; wijst erop dat op de website beknopte biografieën van de leden worden gepubliceerd, die evenwel geen informatie bevatten over het lidmaatschap van eventuele andere organisaties; wijst erop dat de leden, overeenkomstig de nieuwe gedragscode voor leden verplicht zijn om bij hun indiensttreding een verklaring van hun financiële belangen te verstrekken aan de president van het gerecht van HvJ-EU waar zij lid van zijn; vraagt het HvJ-EU deze verklaringen op zijn website te publiceren;

48.  neemt kennis van de interne procedures volgens welke alvorens een zaak aan een lid wordt toegewezen op basis van de belangenverklaringen geverifieerd wordt of het betreffende lid een financieel belang heeft in de zaak; stelt vast dat de leden contact opnemen met de president van het gerecht van HvJ-EU waar zij lid van zijn wanneer zich een probleem voordoet in verband met de interpretatie van de gedragscode en dat het Raadgevend Comité slechts bij wijze van uitzondering bijeen wordt geroepen, bijvoorbeeld wanneer er een klacht tegen een lid is ingediend; verzoekt het HvJ-EU de Commissie begrotingscontrole van het Parlement te informeren over de robuustheid van dit mechanisme;

49.  betreurt dat het geen informatie heeft ontvangen over de resultaten die inmiddels zijn geboekt met betrekking tot de interne procedures ter voorkoming van draaideurconstructies in verband met leidinggevende functies; herinnert het HvJ-EU aan het strategisch initiatief van de Europese ombudsman uit 2018 dat betrekking had op de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan de bepalingen van het Statuut inzake “draaideurpromoties” van hooggeplaatste personeelsleden; dringt er bij het HvJ-EU op aan om op dit gebied snel strenge regels op te stellen en deze openbaar te maken;

50.  neemt kennis van de procedure in verband met de verklaring voorafgaand aan de aanwerving van nieuwe personeelsleden over de afwezigheid van belangenconflicten; merkt voorts op dat de aanwervingsprocedure gewijzigd is om ervoor te zorgen dat dergelijke verklaringen worden beoordeeld en er zo nodig specifieke maatregelen worden voorgesteld aan het tot aanstelling bevoegd gezag; merkt tevens op dat het HvJ-EU werkt aan regels inzake de uitoefening van externe activiteiten door personeelsleden; verzoekt het HvJ-EU hierover verslag uit te brengen aan de Commissie begrotingscontrole van het Parlement;

51.  neemt kennis van de procedures en interne regels van het HvJ-EU ter voorkoming van alle vormen van intimidatie op de werkplek, die op zijn website worden gepubliceerd; is ingenomen met de informatie die wordt verstrekt over de wijze waarop in geval van ongepast gedrag een formele of informele procedure kan worden ingeleid;

52.  is ingenomen met het interinstitutionele netwerk van adviseurs (waaraan wordt deelgenomen door alle in Luxemburg gevestigde instellingen van de Unie en dat is opgezet met het oog op de uitwisseling van optimale werkmethoden op het gebied van de voorkoming van intimidatie en het verstrekken van advies); is ingenomen met de intensieve trainingen die worden gegeven aan de adviseurs van het HvJ-EU;

53.  betreurt het door het HvJ-EU niet geïnformeerd te zijn over plannen om het controlesysteem voor het gebruik van dienstauto’s te verbeteren; benadrukt het voorschift dat chauffeurs alleen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen leden naar hun land mogen vergezellen; vraagt het HvJ-EU op korte termijn maatregelen vast te stellen om te voorkomen dat chauffeurs naar het thuisland van een lid gaan zonder het lid zelf; benadrukt dat dergelijke praktijken ethisch niet juist zijn en de reputatie van het HvJ-EU kunnen schaden; verzoekt het HvJ-EU uiterlijk in juni 2020 aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vooruitgang die in dit verband is geboekt;

54.  merkt op dat meer dan 40 % van de vertaalwerklast is uitbesteed en dat de kosten van een uitbestede vertaalde pagina in 2018 103,10 EUR bedroegen (in 2017 was dat 111,30 EUR); merkt op dat de kosten van een intern vertaalde pagina in 2018 128,07 EUR bedroegen (in 2017 was dat 136,70 EUR); merkt op dat de interne kosten alle bijbehorende kosten omvatten, zoals IT, kantoorruimte en dergelijke; merkt op dat het HvJ-EU in de huidige omstandigheden een verdere verhoging van het uitbestedingsniveau niet raadzaam acht en dat een deel van het vertaalwerk vanwege de gevoelige aard van de informatie die deze instelling behandelt, intern moet worden gedaan; verzoekt het HvJ-EU de gedachtegang hierachter aan de Commissie begrotingscontrole van het Parlement uit te leggen;

55.  stelt vast dat personeelsleden uit het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis zijn gesteld dat het tot aanstelling bevoegde gezag niet voornemens is het verplichte ontslag te eisen van ambtenaren die na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie geen onderdaan meer zijn van een lidstaat; merkt op dat ook tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten uit het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis zijn gesteld dat hun situatie in het belang van de dienst per geval wordt beoordeeld;

56.  legt de nadruk op al het werk dat de afgelopen jaren is verzet op gebieden als resultaatgericht begroten, het ethisch kader met zijn vele bijbehorende regels en procedures, de versterkte communicatieactiviteiten en het toenemende aantal maatregelen om de transparantie te verbeteren; is ingenomen met het aanzienlijke aantal interinstitutionele dienstverlenings- en samenwerkingsovereenkomsten; onderstreept het belang van samenwerking en het uitwisselen van ervaringen tussen de instellingen en organen van de Unie; stelt voor na te gaan of er op verschillende terreinen geformaliseerde netwerkactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, om zo optimale werkmethoden uit te wisselen en gemeenschappelijke oplossingen uit te werken.

(1) Verordening (EU, Euratom) 2019/629 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 1).
(2) Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 341 van 24.12.2015, blz. 14).
(3) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(4) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 31 juli 2020Juridische mededeling - Privacybeleid