Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2154(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0036/2020

Ingediende teksten :

A9-0036/2020

Debatten :

Stemmingen :

PV 17/06/2020 - 27

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0132

Aangenomen teksten
PDF 121kWORD 43k
Woensdag 17 juni 2020 - Brussel
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Gunnar Beck
P9_TA(2020)0132A9-0036/2020

Besluit van het Europees Parlement van 17 juni 2020 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Gunnar Beck (2019/2154(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Gunnar Beck dat op 29 oktober 2019 werd ingediend door het Duitse Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming in verband met procedure nr. 80 AR 137/19 en van de ontvangst waarvan op 25 november 2019 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  na Gunnar Beck te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011, 17 januari 2013 en 30 april 2019(1),

–  gezien artikel 46 van de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9-0036/2020),

A.  overwegende dat de hoofdaanklager van de rechtbank van Düsseldorf heeft verzocht om opheffing van de immuniteit van Gunnar Beck, lid van het Europees Parlement, in verband met een mogelijk onderzoek naar het vermeende misbruik van titels, een feit dat strafbaar is gesteld in artikel 132a, lid 1, punt 1, van het Duitse Wetboek van Strafrecht;

B.  overwegende dat het onderzoek geen betrekking heeft op meningen of stemmen die Gunnar Beck in de uitoefening van zijn ambt heeft uitgebracht, overeenkomstig artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie;

C.  overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaald is dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied dezelfde immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

D.  overwegende dat op het stembiljet voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement op 26 mei 2019, Gunnar Beck stond vermeld als “Prof. Dr. Gunnar Beck, Hochschuldozent [universiteitsdocent], Barrister-at-Law für EU-Recht [voor EU-recht], Neuss (NW)”; overwegende dat Gunnar Beck in 1996 tot doctor in de filosofie is gepromoveerd in Oxford, Groot-Brittannië, terwijl hij in Duitsland noch de titel professor noch de titel doctor heeft verkregen; overwegende dat voor de constituerende vergadering van het Europees Parlement, de hoofdaanklager van de rechtbank van Düsseldorf op grond van berichten in de pers en aangiften een onderzoek heeft ingesteld naar vermeend misbruik van titels in de zin van artikel 132a, lid 1, punt 1, van het Duitse Wetboek van Strafrecht; overwegende dat het onderzoek kort na 5 juli 2019 en vermoedelijk op 9 juli 2019 is geschorst naar aanleiding van de verkiezing van Gunnar Beck tot het Europees Parlement; overwegende dat op 4 september 2019 de hoofdaanklager van de rechtbank van Düsseldorf een verzoek om opheffing van de immuniteit van Gunnar Beck bij het Duitse Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming heeft ingediend in verband met het hervatten van het onderzoek naar vermeend misbruik van titels in de zin van artikel 132a, lid 1, punt 1, van het Duitse Wetboek van Strafrecht;

E.  overwegende dat ingevolge artikel 9, lid 8, van het Reglement, de Commissie juridische zaken zich in geen geval uitspreekt over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de hem toegeschreven meningen of handelingen strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt;

F.  overwegende dat volgens artikel 5, lid 2, van het Reglement parlementaire immuniteit geen persoonlijk voorrecht van de leden is, doch een garantie voor de onafhankelijkheid van het Parlement als geheel en van zijn leden;

G.  overwegende dat de parlementaire immuniteit tot doel heeft het Parlement en zijn leden te beschermen tegen gerechtelijke procedures in verband met activiteiten die in de uitoefening van parlementaire taken zijn verricht en die niet van die taken kunnen worden gescheiden;

H.  overwegende dat het Parlement in dit geval geen bewijs heeft gevonden van fumus persecutionis, d.w.z. feitelijke elementen waaruit blijkt dat met de gerechtelijke procedure zou kunnen worden beoogd schade toe te brengen aan de politieke activiteit van een lid en dus aan de onafhankelijkheid van het Parlement;

1.  besluit de immuniteit van Gunnar Beck op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de Duitse autoriteiten en aan Gunnar Beck.

(1) Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23; arrest van het Gerecht van 30 april 2019, Briois/Parlement, T-214/18, ECLI:EU:T:2019:266.

Laatst bijgewerkt op: 8 september 2020Juridische mededeling - Privacybeleid