Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2131(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0022/2020

Ingediende teksten :

A9-0022/2020

Debatten :

Stemmingen :

PV 18/06/2020 - 8
PV 18/06/2020 - 20

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0158

Aangenomen teksten
PDF 206kWORD 64k
Donderdag 18 juni 2020 - Brussel
Mededingingsbeleid - jaarverslag 2019
P9_TA(2020)0158A9-0022/2020

Resolutie van het Europees Parlement van 18 juni 2020 over het mededingingsbeleid - jaarverslag 2019 (2019/2131(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 101 tot en met 109,

–  gezien de relevante regels, richtsnoeren, resoluties, openbare raadplegingen, mededelingen en documenten van de Commissie over mededinging,

–  gezien het verslag van de Commissie van 15 juli 2019 over het mededingingsbeleid 2018 (COM(2019)0339) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie van dezelfde datum,

–  gezien zijn resolutie van 31 januari 2019 over het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU(1),

–  gezien de opdrachtbrief van 10 september 2019 van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, aan Margrethe Vestager,

–  gezien de schriftelijke en mondelinge antwoorden van voorgedragen commissaris Margrethe Vestager tijdens de hoorzitting voor het Europees Parlement op 8 oktober 2019,

–  gezien de mededeling van de Commissie betreffende de terugvordering van onrechtmatige en onverenigbare staatssteun(2),

—  gezien Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt(3),

–   gezien Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten(4),

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2019 inzake het verslag van de Commissie van 15 juli 2019 over het mededingingsbeleid 2018,

—  gezien het ontwerpadvies van het Comité van de Regio’s van 5 december 2019 inzake het verslag van de Commissie van 15 juli 2019 over het mededingingsbeleid 2018,

—  gezien het verslag van de deskundigen op hoog niveau van de Commissie van 4 april 2019 over het mededingingsbeleid in het digitale tijdperk,

—  gezien het voorlopig advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 26 maart 2014 getiteld “Privacy and competitiveness in the age of big data: The interplay between data protection, competition law and consumer protection in the Digital Economy”, en advies nr. 8/2016 van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 23 september 2016 getiteld “Coherent enforcement of fundamental rights in the age of big data”,

—  gezien de verklaring van het Europees Comité voor gegevensbescherming van 29 augustus 2018 over de gevolgen van economische concentratie voor gegevensbescherming,

—  gezien de brief van 4 februari 2020 van de ministers van Economie en Financiën van Frankrijk, Duitsland, Italië en Polen aan commissaris Margrethe Vestager, alsook de gezamenlijke bijdrage van Estland, Finland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië en Zweden die in voorbereiding op de komende bijeenkomst van de Europese Raad van maart 2020 is opgesteld,

—  gezien het voorstel van Frankrijk, Duitsland en Polen van 4 juli 2019 voor een gemoderniseerd Europees mededingingsbeleid,

—  gezien het verslag van het Europees Bureau van Consumentenverenigingen (BEUC) van 2019 over de rol van het mededingingsbeleid bij de bescherming van het welzijn van de consument in het digitale tijdperk,

—  gezien het besluit van de Europese Commissie van 7 januari 2019 om zeven sets van EU-staatssteunregels (initiatief voor de modernisering van het staatssteunbeleid voor 2014-2020) te verlengen tot eind 2022 en intussen evaluaties uit te voeren,

—  gezien de conclusies van de Europese Raad van 22 maart en 27 mei 2019,

—  gezien de verklaring van 18 lidstaten op de zesde ministeriële bijeenkomst van de “Vrienden van de industrie” op 18 december 2018,

—  gezien het verslag van het Strategisch Forum voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang getiteld “Strengthening strategic value chains for a future-ready EU industry”,

—  gezien de lopende herziening van de richtsnoeren voor horizontale samenwerking,

—  gezien de openbare raadpleging over horizontale groepsvrijstellingsverordeningen,

—  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 19 juni 2019 getiteld “Naar een aangepast Europees rechtskader voor ondernemingen in de sociale economie”,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien de adviezen van de Commissie internationale handel en van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

–  gezien de brief van de Commissie interne markt en consumentenbescherming,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0022/2020),

A.  overwegende dat mededinging en de doeltreffende handhaving van het mededingingsbeleid alle EU-burgers, en in het bijzonder kwetsbare consumenten, ten goede moeten komen en tegelijkertijd innovatie en eerlijke mededinging tussen de bedrijven die actief zijn op de eengemaakte markt moeten bevorderen, in het bijzonder door te verzekeren dat kmo’s de kans krijgen om op eerlijke basis te concurreren;

B.  overwegende dat het mededingingsbeleid moet worden aangepast om de digitale, ecologische, geopolitieke, industriële en sociale uitdagingen aan te gaan, en dat het moet stroken met de in de Europese Green Deal uiteengezette prioriteiten en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, teneinde te zorgen voor een gelijk speelveld in alle sectoren als hoeksteen van de sociale markteconomie van de EU, en dat tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met ondernemingen van de sociale economie;

C.  overwegende dat mondiale samenwerking op het gebied van handhaving van mededingingsregels helpt om tegenstrijdigheden in corrigerende maatregelen en resultaten van handhavingsacties te voorkomen, en bedrijven helpt om hun nalevingskosten te drukken;

D.  overwegende dat op de snel evoluerende digitale markten het mededingingsbeleid in sommige gevallen te traag en dus ondoeltreffend kan zijn bij het verhelpen van systemisch marktfalen en het herstellen van de mededinging; overwegende dat aanvullende ex-anteregelgeving en -monitoring nuttig zouden kunnen zijn om doeltreffender toezicht te waarborgen;

E.  overwegende dat de Europese mededingingsautoriteiten op hun hoede moeten zijn om ontoereikende handhaving op digitale markten te voorkomen, in dezelfde mate als digitale markten zich verzetten tegen overmatige handhaving;

F.  overwegende dat het mededingingsbeleid van de EU in de eerste plaats tot doel heeft de verstoring van de mededinging te voorkomen om de integriteit van de interne markt te bewaren en de consument te beschermen;

G.  overwegende dat uit recente gegevensschandalen, onderzoeken en bewijsmateriaal is gebleken hoe persoonlijke gegevens door platforms worden verzameld, gebruikt en verkocht aan derden en hoe dominante technologiebedrijven en platforms consumenten systematisch volgen op het internet;

De rol van het mededingingsbeleid op gemondialiseerde markten

1.  wijst erop dat in een gemondialiseerde wereld internationale samenwerking van essentieel belang is voor een doeltreffende handhaving van de mededingingsregels; verzoekt de Commissie om de invloed van het mededingingsbeleid in de wereld verder te ontwikkelen, met name door relevante dialogen te blijven voeren en nauwer samen te werken met de VS, China, Japan en andere derde landen, indien mogelijk via samenwerkingsovereenkomsten van de tweede generatie waarin is voorzien in een doeltreffendere uitwisseling van informatie tussen mededingingsautoriteiten; is voorstander van de actieve deelname van de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten aan het International Competition Network; spoort de Commissie aan om te allen tijde ernaar te streven mededingingsregels (met inbegrip van staatssteun) in de vrijhandelsovereenkomsten van de EU en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) op te nemen, om te zorgen voor de wederzijdse eerbiediging van eerlijke mededinging; betreurt het negatieve effect op de Commissie van de verlamming van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO;

2.  roept de Commissie op om instrumenten te ontwikkelen ter verbetering van de monitoring van buitenlandse directe investeringen (BDI) in alle lidstaten, te zorgen voor de snelle uitvoering van het screeningmechanisme voor BDI, een instrument voor te stellen ter versterking van het huidige mechanisme en te waarborgen dat de Europese Unie open en aantrekkelijk blijft voor BDI; vestigt de aandacht van de Commissie op het feit dat bedrijven in derde landen een gunstige behandeling genieten op hun thuismarkt, wat de mededinging kan verstoren als zij investeren in de eengemaakte markt;

3.  vraagt de Commissie wederkerigheid met derde landen te garanderen wat overheidsopdrachten, staatssteun en investeringsbeleid betreft, en ook rekening te houden met sociale en milieudumping; herinnert eraan dat de aanbestedingsmarkten van derde landen waartoe er nog geen toegang is, moeten worden opgesteld; spoort de Commissie aan te werken aan de toetreding van belangrijke derde landen zoals China tot de WTO-Overeenkomst inzake overheidsopdrachten aan de hand van een aanvaardbaar openingsbod; benadrukt dat instrumenten die erop gericht zijn de internationale openstelling van markten te verbeteren, zoals het EU-instrument voor internationale overheidsopdrachten, dat tegen 2021 moet zijn afgerond, administratieve rompslomp en nieuwe verstoringen van de markt met nadelige gevolgen voor EU‑bedrijven moeten voorkomen;

4.  roept de Commissie op om na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU eerlijke mededinging te garanderen tussen dat land en de Europese Unie, teneinde een gelijk speelveld tot stand te brengen en dumping te voorkomen;

5.  staat volledig achter de tenuitvoerlegging van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, zoals de Europese alliantie voor batterijen; verzoekt de Commissie dergelijke projecten op het gebied van disruptieve technologieën verder aan te moedigen, de relevante bepalingen te vereenvoudigen en de vereisten te stroomlijnen, zodat ook kleinschaligere industriële onderzoeksprojecten kunnen worden goedgekeurd;

6.   herinnert eraan dat de Commissie evenveel staatssteuntoezicht moet houden op EU‑bedrijven als op bedrijven uit derde landen, teneinde asymmetrieën met buitenlandse concurrenten te vermijden, en dat ze meer aandacht moet besteden aan in het buitenland gevestigde overheidsbedrijven die door hun overheid worden gesubsidieerd op een manier die uit hoofde van de regels van de eengemaakte markt verboden is voor EU-bedrijven; verzoekt de Commissie het recente voorstel van de Nederlandse regering te bekijken en de mogelijkheid te onderzoeken om een pijler toe te voegen aan het EU-mededingingsrecht, waarin aan de Commissie passende onderzoeksmiddelen worden gegeven ingeval een bedrijf verstorend gedrag zou hebben vertoond ten gevolge van overheidssubsidies of buitensporige winst zou hebben gemaakt dankzij een dominante marktpositie in eigen land (bijvoorbeeld door in de Europese regels inzake overheidsopdrachten staatssteuntoezicht op bedrijven uit derde landen op te nemen);

7.  herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om te onderzoeken of het aankoopprogramma bedrijfssector mogelijk kan leiden tot de verstoring van de mededinging, met name tussen kmo’s en multinationale ondernemingen;

8.  roept de Commissie ertoe op een gunstigere aanpak te hanteren met betrekking tot een sterk EU-industriebeleid, om een groot concurrentievermogen op de mondiale markten te verzekeren en te behouden; benadrukt dat de Commissie en de lidstaten EU-projecten van strategisch belang moeten bevorderen en ondersteunen en belemmeringen en obstakels moeten wegnemen om de opkomst van innovatieve EU-leiders mogelijk te maken in specifieke prioritaire sectoren voor de EU, met inachtneming van de onafhankelijke toepassing van de mededingingsregels om een gelijk speelveld te waarborgen; verduidelijkt dat deze aanpak niet ten koste mag gaan van de belangen van kmo’s en consumenten en gericht moet zijn op de transitie naar een duurzamere economie en een concurrerende datasector en digitale infrastructuur in de EU, zoals de ontwikkeling van 5G;

9.   roept de Commissie ertoe op om van de herziening van de richtsnoeren inzake horizontale samenwerkingsovereenkomsten gebruik te maken om een flexibeler kader te creëren en de rechtszekerheid voor bedrijven te vergroten; dringt er bij de Commissie op aan tijdiger en efficiënter te communiceren met de verantwoordelijken van samenwerkingsprojecten van een zekere omvang en hen de mogelijkheid te geven vragen te stellen in het kader van een vrijwillige versnelde kennisgevingsprocedure;

10.  is ingenomen met de toezegging van de Commissie in de bekendmaking van de Commissie van 9 december 1997(5) om de definitie van “relevante markt” te herzien zodat rekening wordt gehouden met een visie op langere termijn die de mondiale dimensie, digitalisering en mogelijke toekomstige concurrentie omvat; verzoekt de Commissie om bij het onderzoeken van nieuwe soorten markten te blijven steunen op degelijke economische en juridische beginselen, door zich te houden aan de beginselen van evenredigheid en eerlijke rechtsbedeling;

11.  benadrukt dat een internationaal gelijk speelveld in een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem dat de politieke ruimte van de staten eerbiedigt, van cruciaal belang is voor Europa, voor Europese ondernemingen, in het bijzonder kmo’s, en voor de Europese werknemers en consumenten; meent dat dit bijdraagt tot het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling, het verzekeren van een stabiel en voorspelbaar klimaat, het streven naar meer concurrentievermogen en wederkerigheid, het creëren en veiligstellen van fatsoenlijke banen in de EU en derde landen en het verzekeren van strikte arbeids- en milieunormen, aangezien een toenemend aantal banen afhankelijk is van mondiale waardeketens; benadrukt in deze context de noodzaak van meer transparantie, duurzaamheid en bedrijfsverantwoordelijkheid in mondiale waardeketens, en roept de EU ertoe op om, naast andere maatregelen, een wettelijk kader in te voeren voor bindende zorgvuldigheidsverplichtingen in mondiale waardeketens, als een noodzakelijke stap om deze doelstellingen te bereiken;

12.  verzoekt de Commissie, in het licht van het groeiende debat, de mededingingsregels van de EU, het industriebeleid en de internationale handel, die hand in hand moeten gaan met duurzaamheid en respect voor het milieu, met elkaar in overeenstemming te brengen; beklemtoont de specifieke noodzaak van onderzoeksfinanciering als de grondslag voor innovatie en ontwikkeling voor Europese ondernemingen en als een belangrijke aandrijfkracht voor handel en concurrentievermogen;

13.  wijst erop dat kmo’s een essentiële rol spelen in de internationale handel en goed zijn voor naar schatting 30 % van de goederenuitvoer van de EU naar de rest van de wereld(6); is van mening dat de interne markt veruit de belangrijkste markt blijft voor kmo’s; herinnert eraan dat het handels- en mededingingsbeleid van de EU moet bijdragen tot economische diversiteit en een kmo-vriendelijk handelsklimaat, om kmo’s te helpen het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen om nieuwe markten te betreden en hen in staat te stellen op eigen kracht te concurreren; meent dat ook moet worden overwogen om de Europese definitie van kmo te moderniseren, met name door kwalitatieve criteria in aanmerking te nemen;

14.  staat volledig achter de inspanningen van de Commissie in het kader van de lopende hervorming van de WTO, inclusief de Beroepsinstantie, om de multilaterale regels inzake subsidies en sectorale initiatieven te actualiseren en werkelijk bindend te maken, teneinde de kwestie van subsidies op internationaal niveau aan te pakken, in het bijzonder voor wat betreft industriële subsidies, overheidsbedrijven en de gedwongen overdracht van technologie, en op te treden tegen niet-marktgericht beleid en praktijken van derde landen; verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de lidstaten hier ten volle bij te betrekken;

15.  beklemtoont dat de effectieve handhaving van de bepalingen inzake duurzame ontwikkeling in handelsovereenkomsten van belang is om eerlijke mededinging en de naleving van sociale en milieunormen te verzekeren; is in dit verband ingenomen met het feit dat er bij de hervorming van de antisubsidie- en antidumpingmaatregelen milieucriteria en sociale criteria worden opgenomen; is van mening dat er in de context van de lopende hervorming van de WTO ook kan worden overwogen om gerichte, relevante fundamentele normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in de WTO-regelgeving op te nemen, om een mondiaal gelijk speelveld te helpen creëren;

16.  is in dit verband verheugd over de lopende multilaterale WTO-onderhandelingen over e-handel, en pleit voor een omvattend en ambitieus voorschriftenpakket om obstakels voor de digitale handel aan te pakken, ervoor te zorgen dat bedrijven wereldwijd kunnen concurreren op een gelijk speelveld, en het vertrouwen van de consument in de onlineomgeving te vergroten zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de Europese normen inzake gegevensbescherming; benadrukt dat de EU in deze internationale onderhandelingen het voortouw moet nemen, in nauw overleg met het Europees Parlement, de lidstaten en belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld;

17.  is van mening dat toegang tot de interne EU-markt moet afhangen van de naleving van de gezondheids-, fytosanitaire en milieunormen; roept de Commissie ertoe op te waarborgen dat het handels- en mededingingsbeleid van de EU de eerbiediging van de sociale en milieunormen van de EU en de ontwikkeling van ambitieuzere normen niet ondermijnt;

18.  verzoekt de Commissie om de markten voor overheidsopdrachten van derde landen waarmee zij een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten of waarmee zij over een dergelijke overeenkomst aan het onderhandelen is, naar behoren te analyseren en te bestuderen, met als doel optimale toegangsvoorwaarden te verkrijgen voor Europese bedrijven;

19.  roept de Commissie op om het optreden van de betrokken directoraten-generaal (DG Handel en DG Concurrentie) te coördineren, zodat de mededingingsregels en de toepassing ervan garanderen dat Europese bedrijven op de markten van derde landen aan eerlijke mededinging worden blootgesteld, en omgekeerd;

20.  verzoekt de Commissie om bijzondere aandacht te besteden aan de rol van het vaststellen van internationale normen voor eerlijke mededinging; dringt erop aan dat de EU haar multilaterale benadering van het vaststellen van normen versterkt, met name in de context van de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO) en de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC); waarschuwt voor het vastleggen van normen op nationaal niveau, in het bijzonder in het kader van China’s “Nieuwe Zijderoute”-initiatief en andere connectiviteitverbeterende initiatieven; vraagt de Commissie om in dit verband een coördinator op hoog niveau voor standaardisering aan te wijzen;

21.  benadrukt het belang van de invoering van een op gender gebaseerd perspectief op zowel multilateraal als bilateraal niveau, en van de opname van genderhoofdstukken in handelsovereenkomsten alsook van de uitwerking van gendergevoelige maatregelen (bij de effectbeoordeling vooraf en achteraf van het handelsbeleid en de handelsovereenkomsten van de EU moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de genderimpact) om de mededinging te stimuleren en inclusieve economische ontwikkeling te bevorderen;

Mededinging aanpassen aan het digitale tijdperk

22.  verzoekt de Commissie de regels betreffende fusies en overnames te herzien, de antitrustmaatregelen te versterken en rekening te houden met de effecten van markt- en netwerkmacht die verband houden met persoonsgegevens en financiële gegevens; roept de Commissie er met name toe op de controle over dergelijke gegevens te beschouwen als indicator voor het bestaan van marktmacht in de zin van haar richtsnoeren inzake artikel 102 VWEU; verzoekt de Commissie om lessen te trekken uit de fusie van Facebook en Whatsapp en haar criteria dienovereenkomstig aan te passen; stelt daarom voor dat elke fusie op de markt voor dergelijke gegevens aan een voorafgaande informele verklaring wordt onderworpen;

23.  verzoekt de Commissie om het begrip “misbruik van machtspositie” en het beginsel van de “essentiële faciliteiten” te herzien om ervoor te zorgen dat zij geschikt zijn voor gebruik in het digitale tijdperk; stelt voor een uitgebreidere analyse uit te voeren van markmacht met betrekking tot de impact van conglomeraten en poortwachters, om te vermijden dat grote bedrijven hun machtspositie misbruiken en het gebrek aan interoperabiliteit tegen te gaan; verzoekt de Commissie belanghebbenden te raadplegen om rekening te houden met de ontwikkeling van de digitale economie, met inbegrip van de veelzijdige aard ervan;

24.  verzoekt de Commissie om in het kader van haar lopende evaluatie van de concentratieverordening te overwegen om de drempels voor een concentratieonderzoek te herzien om er factoren zoals het aantal betrokken consumenten en de waarde van de bijbehorende transacties in op te nemen(7);

25.  verzoekt de Commissie om in haar lopende evaluatie van de concentratieverordening ook hogere concentratieniveaus te beoordelen die het gevolg zijn van de horizontale eigendom van grote vermogensbeheerders, en om in dit verband te overwegen richtsnoeren betreffende de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU te verstrekken;

26.  merkt op dat op verscheidene specifieke markten voor financiële gegevens (bijv. aandelenhandel, ratings en benchmarks) oligopolistische concentratie ertoe kan leiden dat leveranciers misbruik maken van hun machtspositie ten opzichte van beleggers en consumenten van financiële gegevens; verzoekt de Commissie krachtdadig op te treden tegen dergelijke gevallen van misbruik van machtsposities, die de doorstroming op de financiële markten schaden en indruisen tegen duurzame ontwikkeling;

27.  benadrukt dat hoewel een aantal start-ups wordt opgezet in de hoop om overgenomen te worden door een groter bedrijf, het opkopen van start-ups door dominante spelers, waaronder grote technologiebedrijven en platformen, innovatie in de kiem kan smoren en een bedreiging kan vormen voor de soevereiniteit; roept de Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten ertoe op de praktijken van dergelijke overnames en de gevolgen ervan voor de mededinging te onderzoeken, in het bijzonder wat zogenaamde “killer acquisitions” betreft, zoals gedefinieerd in het deskundigenverslag van de Commissie van 4 april 2019 getiteld “Competition policy for the digital era”; roept de Commissie ertoe op de omkering van de bewijslast te onderzoeken overeenkomstig de in oktober 2019 bekendgemaakte wet inzake digitalisering van het Duitse mededingingsrecht (“GWB-Digitalisierungsgesetz”);

28.  vraagt de Commissie te beoordelen hoe strengere regelingen voor de toegang tot gegevens, met inbegrip van de interoperabiliteit van gegevens, kunnen worden opgelegd, met name wanneer de toegang tot gegevens secundaire markten voor aanvullende diensten openstelt of wanneer gegevens beperkt blijven tot dominante bedrijven;

29.  wijst erop dat sommige bedrijven, die profiteren van een dubbele status als platform en leverancier, misbruik maken van hun positie en concurrenten oneerlijke voorwaarden opleggen, ongeacht of zij actief zijn op het internet of niet; roept de Commissie op de kwestie van bedrijven die hun eigen producten of diensten een voorkeursbehandeling geven te onderzoeken, en om de nodige wetgeving te handhaven en de nodige instrumenten te gebruiken met betrekking tot bedrijven die dit doen; vraagt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om regelgevingsverplichtingen ex ante op te leggen wanneer het mededingingsrecht niet volstaat om de concurrentiedruk op deze markten te waarborgen, waardoor wordt voorkomen dat concurrenten worden afgeschermd en dat nieuwe knelpunten worden bestendigd door toekomstige innovaties te monopoliseren;

30.  merkt op dat de Commissie zich buigt over de noodzaak van gerichte voorafgaande regelgeving over specifieke systemische problemen die zich kunnen voordoen op digitale markten; vraagt de Commissie een gecentraliseerd systeem voor voorafgaand markttoezicht in te voeren (rekening houdend met de resultaten van een effectbeoordeling) om de Europese en nationale mededingings- en regelgevingsautoriteiten te voorzien van de nodige middelen om anoniem gegevens te verzamelen om gevallen van marktfalen beter en tijdig op te kunnen sporen en indien nodig gerichte regelgeving in te voeren wanneer praktijken systemisch worden;

31.  verzoekt de Commissie daarom de belangrijkste digitale spelers te identificeren en een reeks indicatoren vast te stellen om het “systemische” karakter ervan te definiëren; benadrukt dat de volgende indicatoren kunnen worden overwogen: misbruik van praktijken van bepaalde uitgebreide netwerken, controle over een aanzienlijk volume niet-reproduceerbare gegevens, onvermijdelijke omstandigheden op een veelzijdige markt of het vermogen van spelers om zelf de regels van de markt vast te stellen;

32.  vestigt de aandacht van de Commissie op het feit dat buitenlandse monopolies bedrijven hebben overgenomen die over digitale gegevens beschikken, waaronder gezondheids-, financiële en onderwijsgegevens, en dat dit risico’s inhoudt voor de privacy die verder reiken dan de bestaande schadelijke gevolgen van dit soort transacties voor de mededinging; roept de Commissie ertoe op om in de toekomstige Europese datastrategie rekening te houden met deze aspecten en om het gekruist gebruik van gegevens, waarbij gegevens die via een dienst zijn verkregen worden gebruikt om het aanbod van het platform naar nieuwe diensten uit te breiden, te onderzoeken;

33.  is ingenomen met de Europese datastrategie van de Commissie die op 19 februari 2020 is voorgesteld en die tot doel heeft het gebruik van gegevens te verbeteren ten gunste van consumenten en bedrijven; steunt het voornemen van de Commissie om wetgeving vast te stellen over het gebruik van en de toegang tot gegevens; onderstreept het belang van de bescherming van de persoonsgegevens van consumenten en de manier waarop deze gegevens worden gedeeld, teneinde de veiligheid en het vertrouwen van consumenten te vergroten; benadrukt dat de consument er zeker van moet kunnen zijn dat zijn gegevens te allen tijde beveiligd zijn, en dat transversale samenwerking op het gebied van gegevensbeveiliging bijgevolg prioriteit moet krijgen; benadrukt dat een clausule over het niet verkopen van persoonsgegevens aan derden zonder toestemming van de betrokkene in kwestie eveneens een centraal element van de strategie moet vormen;

34.  benadrukt dat bemiddelingsplatforms weliswaar een belangrijke rol spelen bij het bieden van toegang tot onlinediensten aan consumenten, maar dat sommige van die platforms misbruik maken van hun bevoorrechte positie door op te treden als poortwachters, waaronder in gesloten ecosystemen en online marktplaatsen; vraagt de Commissie in haar mededingingsbeleid nadrukkelijk aandacht te besteden aan deze poortwachters en haar lopende onderzoeken zo spoedig mogelijk af te ronden;

35.  spoort de Commissie ertoe aan consumenten meer keuzevrijheid te bieden, de rol van het netwerk van Europese consumentencentra te versterken en een studie uit te voeren naar de vraag of er een Europese consumentenautoriteit nodig is; merkt in deze context op dat het mededingingsbeleid er niet alleen om draait eerlijke prijzen voor de consument te waarborgen, maar ook om kwaliteit, verscheidenheid en innovatie te bieden;

36.  benadrukt dat het in het belang van de Europese Unie is om over pan-Europese betalingssystemen te beschikken; verzoekt de Commissie initiatieven te steunen die aan deze doelstelling voldoen en te erkennen dat hun succes afhangt van zowel de innovatieve aard van het systeem voor consumenten en bedrijven als de levensvatbaarheid van het economische model ervan;

Doeltreffendheid van de instrumenten van het mededingingsbeleid

37.  benadrukt dat boetes een impact kunnen hebben op de reputatie van de betrokken bedrijven; wijst er echter op dat zelfs als er zware boetes worden opgelegd, die vaak niet afschrikkend genoeg zijn en uiteindelijk kunnen worden doorberekend aan de consument; verzoekt de Commissie gebruik te maken van alternatieve gedragscorrigerende en indien nodig structurele maatregelen om de doeltreffendheid van het EU-mededingingsbeleid volledig te waarborgen; meent dat met name het stakingsbevel veel dwingender moet zijn in toekomstige maatregelen;

38.  herinnert eraan dat misbruik van marktmacht ook kan voorkomen als producten of diensten gratis worden geleverd; is van mening dat privégegevens vaak voor marketing- of commerciële doeleinden aan derden worden doorgegeven zonder dat de consument daar echt toestemming voor geeft, aangezien er vaak geen alternatieven worden geboden voor het delen van gegevens; is van mening dat in de digitale economie de concentratie van gegevens in een klein aantal bedrijven leidt tot marktfalen, het najagen van woekerwinsten en het belemmeren van nieuwe marktdeelnemers;

39.  herinnert eraan dat de markt voor online zoeken van bijzonder belang is bij het waarborgen van mededingingsvoorwaarden op de digitale eengemaakte markt; betreurt dat in de meeste Europese lidstaten één zoekmachine met meer dan 92 % marktaandeel op de markt voor online zoeken een poortwachter van het internet is geworden; verzoekt dat de input van alle belanghebbenden van de afgelopen negen jaar antitrustgeschiedenis wordt gebruikt om dringend te beoordelen of de voorgestelde corrigerende maatregelen consumenten, internetgebruikers en onlinebedrijven daadwerkelijk ten goede komen op de lange termijn; vraagt de Commissie om, zoals uiteengezet in de resolutie van het Europees Parlement van 27 november 2014 over ondersteuning van de consumentenrechten op de digitale interne markt(8), een voorstel in overweging te nemen voor de ontvlechting van zoekmachines van hun commerciële diensten om een einde te maken aan de huidige toestand en als een manier om op lange termijn eerlijke en daadwerkelijke concurrentie op de Europese digitale markt te bewerkstelligen;

40.  benadrukt dat antitrustonderzoeken, zoals de zaak over Google Shopping, traag verlopen in vergelijking met de snel evoluerende digitale markten; wijst op de schadelijke gevolgen van deze situatie en op de financiële en structurele risico’s waaraan sommige actoren worden blootgesteld als zij lange en dure procedures inleiden; benadrukt dat eerlijke rechtsbedeling moet worden geëerbiedigd, maar roept de Commissie er ook toe op gebruik te maken van versnelde antitrustprocedures en nieuwe stimulansen te vinden, zoals de clementieregeling, om ervoor te zorgen dat bedrijven zich coöperatiever opstellen bij het opsporen van kartels in de EU;

41.  benadrukt dat regelmatig moet worden bekeken of het mogelijk is tijdelijke maatregelen in te voeren om praktijken die schadelijk zijn voor de mededinging een halt toe te roepen; vraagt de Commissie de criteria voor dergelijke maatregelen met inachtneming van rechtsstatelijke garanties te versoepelen teneinde onomkeerbare schade te voorkomen; verzoekt de Commissie haar mededeling over corrigerende maatregelen(9) te herzien en rekening te houden met de ontwikkelingen en evolutie van de digitale sector in de afgelopen jaren;

42.  is ingenomen met de aanhoudende inspanningen van de Europese Commissie om misbruik door grote platforms aan te pakken; roept de Commissie op zich opnieuw te buigen over zaken waarin de genomen corrigerende maatregelen duidelijk niet doeltreffend zijn geweest in het herstellen van de mededinging op de markt, zoals het geval was bij Google Shopping; wijst erop dat het, bij gebrek aan gerichte, doeltreffende en vooraf met het betrokken bedrijf getoetste gedragscorrigerende maatregelen, noodzakelijk kan zijn om een volledige structurele scheiding tussen algemene en gespecialiseerde zoekdiensten, waaronder lokale zoekopdrachten, tot stand te brengen; onderstreept dat gedragscorrigerende maatregelen, in vergelijking met structurele corrigerende maatregelen, een snelle en efficiënte oplossing zouden kunnen bieden doordat deze maatregelen het risico beperken dat concurrenten uit de markt worden gedrukt tijdens langdurige discussies over desinvestering;

43.  wijst erop dat de Commissie voldoende middelen moet toewijzen om de EU-mededingingsregels doeltreffend te kunnen handhaven; wijst op de noodzaak te zorgen voor specifieke expertise, met name ten aanzien van steeds belangrijker wordende kwesties zoals de machtsposities van onlineplatforms of kunstmatige intelligentie;

44.  verzoekt de Commissie richtsnoeren te verschaffen met betrekking tot de uitlegging van het begrip “aanzienlijke verhindering van de effectieve mededinging” zoals vastgesteld in de concentratieverordening, zodat de Commissie bij fusies niet alleen aandacht besteedt aan prijzen, output en innovatie, maar ook aan de sociale en milieukosten van dergelijke transacties in het licht van de VWEU-beginselen, en in het bijzonder aan milieubescherming;

45.  roept de Commissie op onderzoek te doen naar de nieuwe bankrekeningdiensten die de komende jaren aan consumenten zullen worden aangeboden door een aantal van de grootste technologieconcerns; spoort de Commissie aan om bijzondere aandacht te besteden aan hun toetreding tot deze nieuwe digitale financiële markt en de enorme hoeveelheid gegevens van consumenten die zij zullen verzamelen en de manier waarop zij deze mogelijk zullen gebruiken;

Mededingingsregels ter ondersteuning van de Europese Green Deal

46.  is ingenomen met de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal en de hierin opgenomen doelstellingen om een kostenefficiënte transitie naar klimaatneutraliteit in 2050 te ondersteunen en fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen; steunt de verbintenis om de EU-richtsnoeren inzake staatsteun uiterlijk in 2021 te herzien om rekening te houden met die doelstellingen;

47.  is voorstander van de herziening door de Commissie van de richtsnoeren inzake staatssteun in alle relevante sectoren, zoals vervoer, waaronder lucht- en zeevervoer, in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal, door het beginsel van een rechtvaardige transitie toe te passen en de aanvullende rol van de regeringen van de lidstaten te erkennen, teneinde investeringen in decarbonisatie en schone energie te ondersteunen, een gelijke speelveld te waarborgen en ervoor te zorgen dat de markt niet wordt verstoord; roept de Commissie ertoe op om in het kader van de herziening van de energiebelastingrichtlijn(10) te onderzoeken of de huidige belastingvrijstellingen tot oneerlijke mededingingsvoorwaarden tussen sectoren leiden; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de belastingvrijstelling voor kerosine tot een verstoring van de concurrentie ten voordele van de luchtvaartsector leidt;

48.  verzoekt de Commissie om, als onderdeel van de komende herziening van de richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en energie, te voorzien in een grotere flexibiliteit voor steun die wordt toegekend aan door particulieren opgewekte hernieuwbare energie, in overeenstemming met de klimaatverbintenissen van de EU;

49.  benadrukt dat de Commissie ook potentiële negatieve neveneffecten moet vermijden, waarbij bepaalde grote bedrijven staatssteun die wordt toegekend om hun bedrijfsmodel te “vergroenen”, gebruiken voor andere doeleinden, bijvoorbeeld om hun dominante positie in een bepaalde sector te versterken;

50.  roept de Commissie ertoe op in meer richtsnoeren te voorzien, alsook in een faciliterend kader voor verdere investeringen in energie-efficiëntie, de renovatie van gebouwen, capaciteitsverhoging, hybride projecten en de opslag van elektriciteit;

51.  wijst er in dit verband op dat de Europese Green Deal alleen kans op slagen heeft als de Europese producenten van duurzame goederen en diensten de voordelen ervan ervaren en niet worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentie van bedrijven uit derde landen;

52.  merkt op dat de Europese Green Deal moet zorgen voor samenhang tussen het landbouw-, klimaat-, milieu- en handelsbeleid;

Sectoraal beleid

53.  verzoekt de Commissie systematischer gebruik te maken van onderzoeken in sectoren die in het digitale tijdperk van essentieel belang zijn voor het dagelijks leven van de burgers, zoals gezondheid, mobiliteit, onlinereclame, energie, toerisme, met inbegrip van het monitoren van prijsplafonds bij onlineplatforms voor huisvesting, cultuur, financiële en betaaldiensten en de media, en tegelijkertijd de hoge normen van de EU te handhaven;

54.  verzoekt de Commissie het bestaan van nationale monopolies en oligopolies te beschouwen als mogelijke aanwijzing voor tekortkomingen op de eengemaakte markt of belemmeringen voor eerlijke mededinging;

55.  verzoekt de Commissie een voorstudie uit te voeren inzake de concentratie van media-eigendom in Europa, ook in het kader van de overname van Europese media-aanbieders door multinationals;

56.  herhaalt dat het belastingsysteem soms wordt gebruikt om indirecte staatssteun toe te kennen, waardoor ongelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt worden gecreëerd; verzoekt de Commissie de bestaande richtsnoeren inzake staatssteun bij te werken om te garanderen dat de lidstaten geen staatssteun verstrekken in de vorm van een belastingvoordeel; betreurt het misbruik van fiscale rulings en is ingenomen met de recente arresten van het Gerecht van de Europese Unie, waarin wordt bevestigd dat het onderzoek door de Commissie van een fiscale ruling vanuit een perspectief van de regels inzake staatssteun geen “belastingharmonisatie” vormt; merkt op dat beslissingen van de Commissie vaak in de rechtbank worden aangevochten en daarom grondig moeten worden voorbereid; dringt erop aan dat de Commissie toegang krijgt tot de tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten uitgewisselde informatie zodat ze schendingen van de mededingingsregels beter kan opsporen; roept op tot de goedkeuring van het voorstel inzake de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en de openbare verslaglegging per land;

57.  verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om boetes op te leggen aan landen die de regels inzake staatssteun schenden;

58.  verzoekt de Commissie om zich spoedig te buigen over de tegenstrijdigheden tussen de staatssteunregels op het gebied van liquidatiesteun en de afwikkelingsregeling van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken(11) (“BHA-richtlijn”), en om haar Bankenmededeling van 30 juli 2013(12) dienovereenkomstig te herzien, ook in het licht van recente zaken, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak om de belastingbetaler te beschermen;

59.  dringt er bij de Commissie op aan zaken in de banksector met mogelijke gevolgen voor de mededinging te onderzoeken in sommige lidstaten waar de consumenten momenteel worden geconfronteerd met hoge rentetarieven(13) en een gebrek aan transparantie op het gebied van leningen, mogelijk als gevolg van de concentratie van eigendom in de banksector, hetgeen kan leiden tot misleidende praktijken bij de verkoop van leningen;

60.  roept de Commissie op jaarlijks opnieuw te evalueren of nog wordt voldaan aan de vereisten voor de toepassing van artikel 107, lid 3, onder b), van het VWEU in de financiële sector;

61.  verzoekt de Commissie bovendien het quasimonopolie van de vier grote accountantskantoren die de grootste beursgenoteerde bedrijven auditen grondig te onderzoeken en verdere maatregelen voor te stellen om dit aan te pakken, onder andere door de auditdiensten te scheiden van de adviesdiensten en een verplichte “gezamenlijke audit” op te zetten om andere bedrijven dan de “grote vier” in staat te stellen de capaciteiten te ontwikkelen om de grootste bedrijven te controleren;

62.  roept de Commissie ertoe op eerlijke mededinging en meer transparantie te waarborgen met betrekking tot de commerciële praktijken van offlineplatforms, waaronder super- en hypermarkten, zodat EU-producenten eerlijke voorwaarden en prijzen krijgen voor hun producten; verzoekt de Commissie werk te blijven maken van haar grondige analyse van de omvang van inkoopallianties, op het gebied van zowel prijsstrategieën als andere strategieën, en de gevolgen ervan voor de economische werking van de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor kleine leveranciers en landbouwers; betreurt dat verkoop met verlies niet op de lijst van praktijken staat die op EU-niveau verboden zijn; benadrukt dat in de “van boer tot bord”-strategie en het EU-mededingingsrecht de belangrijke bijdrage moet worden erkend die primaire producenten leveren om hoogwaardige levensmiddelen en collectieve goederen aan de samenleving te leveren;

63.  dringt aan op een duidelijkere, flexibelere en voorspelbaardere toepassing van de mededingingsregels op producenten en producentenorganisatie’s (PO’s) om de rechtszekerheid te vergroten; roept de Commissie er daarom toe op de tenuitvoerlegging van de verordening integrale gemeenschappelijke marktordening (de integrale-GMO-verordening)(14) te beoordelen en de bepalingen ervan te verduidelijken, met name ten aanzien van de vrijstellingen op de mededingingsregels die worden verleend voor bepaalde overeenkomsten en praktijken van landbouwers in verenigingen; moedigt de oprichting van meer PO’s aan als een manier voor landbouwers om hun positie te versterken en doeltreffende prijsonderhandelingen te kunnen voeren en om de machtsverschillen in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken;

64.  dringt bij de Commissie aan op vrijstelling van de staatssteunregels van de fiscale bepalingen die de lidstaten hebben ingevoerd om landbouwers aan te moedigen op vrijwillige basis spaargeld opzij te zetten om beter bestand te zijn tegen de toenemende klimaat- en gezondheidsrisico’s en tegen economische crises; is ingenomen met de voltooiing van de herziening van de de-minimisverordening(15), die landbouwers zal helpen de uitdagingen in verband met de klimaatverandering aan te gaan en tegelijkertijd verstoringen van de markt zal voorkomen; benadrukt dat er specifieke behoefte is aan duidelijke richtsnoeren voor de landbouwsector vanwege de milieu- en duurzaamheidsvereisten; is ingenomen met de lopende geschiktheidscontrole van het pakket voor de modernisering van het staatssteunbeleid uit 2012 en de lopende herziening van de groepsvrijstellingsverordening voor de landbouw(16);

65.  verzoekt de Commissie de toepassing te evalueren en het toepassingsgebied te verduidelijken van artikel 209 van de integrale-GMO-verordening, met name ten aanzien van de vrijstellingen op de mededingingsregels die worden verleend voor bepaalde overeenkomsten en praktijken van landbouwers in verenigingen, om de betrokkenen meer duidelijkheid en meer rechtszekerheid te verschaffen bij de toepassing van dit artikel, en de Commissie meer flexibiliteit toe te staan bij de toepassing van dit artikel;

66.  onderkent de rol die brancheorganisaties in de keten spelen als platforms voor dialoog, onderzoek en ontwikkeling, beste praktijken en markttransparantie;

67.  eist dat de rol van brancheorganisaties wordt versterkt om evenwichtigere verhoudingen in de voedselketen te bevorderen en steunt de uitbreiding van de clausule betreffende waardeverdeling zodat alle marktdeelnemers eronder vallen en niet alleen de eerste koper, in overeenstemming met het ontwerpverslag dat in april 2019 is aangenomen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling over de nieuwe gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten als onderdeel van de volgende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB);

68.  vraagt om de invoering van een uitdrukkelijke en automatische afwijking van artikel 101 VWEU uit hoofde van artikel 210 van de integrale-GMO-verordening, omkaderd door het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel, zodat brancheorganisaties in de landbouwsector de taken die hun in de integrale-GMO-verordening worden toegewezen tot een goed einde kunnen brengen, om daarmee bij te dragen aan de doeleinden van artikel 39 VWEU;

69.  dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de bepalingen van artikel 222 van de integrale-GMO-verordening spoedig worden geactiveerd om ernstige marktverstoringen tegen te gaan;

70.  is verheugd over het succes van de op verzoek van PO’s, brancheorganisaties en groepen marktdeelnemers ingevoerde beheermaatregelen voor het aanbod van ham en kaas van hoge kwaliteit; dringt erop aan dat de bepalingen van de integrale-GMO-verordening waarbij de invoering van regels voor de beheersing van het aanbod wordt toegestaan, worden uitgebreid tot alle producten met een beschermde oorsprongsbenaming of met een beschermde geografische aanduiding, teneinde een beter evenwicht tussen vraag en aanbod te creëren;

71.  verzoekt de Commissie een dialoog aan te gaan met alle belanghebbenden over de werking van de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, en het mededingingsbeleid van de EU af te stemmen op de meest recente ontwikkelingen in het handelsklimaat;

72.  is ingenomen met de goedkeuring van Richtlijn (EU) 2019/633 van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen(17), die een belangrijke eerste stap vormt om billijke verhoudingen tussen de marktdeelnemers te garanderen en de onevenwichtige onderhandelingspositie in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken; dringt er bij de lidstaten op aan de richtlijn onverwijld om te zetten en verzoekt de Commissie de vooruitgang bij de omzetting nauwlettend in het oog te houden en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen; spoort de lidstaten aan verdere oneerlijke praktijken te verbieden en hogere normen te stellen;

73.  wijst erop dat er ingrijpende horizontale en verticale herstructureringen hebben plaatsgevonden, die tot een nog grotere consolidatie hebben geleid in de sowieso al geconcentreerde sectoren van zaaigoed, agrochemicaliën, meststoffen, dierengenetica en landbouwmachines, en in de verwerkingsindustrie en detailhandel; verzoekt de Commissie bij de beoordeling van fusies in deze sectoren rekening te houden met andere effecten dan alleen consumentenprijzen; benadrukt dat de belangen van landbouwers, burgers en het milieu in de EU beschermd moeten worden door een uitgebreide en holistische beoordeling van de gevolgen voor landbouwbedrijven van fusies en overnames bij leveranciers van agrarische productiemiddelen, met inbegrip van producenten van gewasbeschermingsmiddelen;

74.  acht het van essentieel belang dat de Commissie haar gedetailleerde monitoring van de EU-markt voor bestrijdingsmiddelen, zaden en planteigenschappen voortzet, en daarnaast het effect van digitalisering op de landbouwsector monitort;

75.  dringt er bij de Commissie op aan op EU-niveau een permanent informatieplatform op te zetten over instrumenten voor risicobeheersing om landbouwers te helpen om te gaan met de onzekerheid van het klimaat, marktschommelingen en andere risico’s, en waar belanghebbenden beste praktijken kunnen uitwisselen, zoals uiteengezet in haar mededeling van november 2017 over de toekomst van voeding en landbouw;

76.  wijst erop dat grote verschillen in rechtstreekse betalingen duurzame initiatieven van landbouwers voor klimaat en milieu in de weg staan en de mededinging in de EU verstoren; herinnert aan de toezegging van de Europese Raad van 7-8 februari 2013 om de betalingen in de hele EU tegen 2020 te harmoniseren;

77.  vestigt de aandacht op de toenemende protesten van landbouwers en merkt op dat zij zich zorgen maken over onder meer het cumulatieve effect van vrijhandelsovereenkomsten op de agrovoedingssector van de EU; vraagt zich af of vrijhandelsovereenkomsten de agrovoedingsproducenten in de EU een concurrentienadeel bezorgen, gezien de afwijkende sociale normen en gezondheids-, arbeids-, milieu- en dierenwelzijnsnormen in derde landen; verzoekt de Commissie derhalve zo spoedig mogelijk haar meest recente verslag over het cumulatieve effect van lopende en toekomstige handelsovereenkomsten te presenteren en pleit voor de toepassing op landbouwproducten van de beginselen van wederkerigheid en naleving en voor de bescherming van kwetsbare sectoren in het kader van lopende en toekomstige handelsbesprekingen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle nodige inspecties worden uitgevoerd;

78.  is ingenomen met het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, en meer in het bijzonder met de acties voor de voedselketen die in het kader daarvan worden ondersteund, zoals veterinaire en fytosanitaire maatregelen om crises in verband met de gezondheid van dieren of planten te bezweren; dringt er bij de Raad en het Parlement op aan de onderhandelingen spoedig af te ronden en de verordening aan te nemen;

79.  onderstreept hoe belangrijk het is tijdig conclusies te trekken over de twee Commissievoorstellen voor overgangsverordeningen, om vertragingen en complicaties die tot instabiliteit van de markt kunnen leiden te voorkomen;

80.  acht het van essentieel belang dat DG AGRI alle bevoegdheden in verband met de toepassing van de artikelen 209 en 210 van de integrale-GMO-verordening en in verband met staatssteun ter bevordering van de ontwikkeling van de landbouw- en de bosbouwsector en van plattelandsgebieden behoudt, zodat de deskundigheid gewaarborgd blijft die nodig is om zaken op dit gebied aan te pakken en te coördineren, hetgeen noodzakelijk is gezien de specifieke aard van deze sectoren en hetgeen volledig in overeenstemming is met de doelstellingen en de steun die in het kader van het GLB wordt geboden;

81.  roept de Commissie op om bij het toepassen van de EU-staatssteunregels bijzondere aandacht te blijven besteden aan de verlening van diensten van algemeen economisch belang, met name in het geval van geïsoleerde, afgelegen of perifere regio’s en eilanden in de Unie; wijst op de moeilijkheden bij de toepassing van de regels van het Alumnia-pakket op bepaalde diensten van algemeen economisch belang, zoals de postsector, waarvan de openbare dienstverleningstaken op nationaal niveau kunnen worden vastgesteld en georganiseerd in overeenstemming met het EU-recht;

82.  herinnert aan de noodzaak van een routekaart voor beter gerichte staatssteun, met name voor de verlening van diensten van algemeen economisch belang, waaronder energie, vervoer of telecommunicatie;

83.  verzoekt nogmaals om steenkoolproducerende regio’s aan te merken als steungebieden, zodat de EU-staatssteunregels kunnen worden aangepast om de vaststelling van maatregelen mogelijk te maken die zorgen voor de noodzakelijke structurele veranderingen, in afwachting van duidelijke verbintenissen van de bedrijven die in deze regio’s actief zijn om concrete maatregelen te nemen om koolstofneutraliteit en de EU-klimaatdoelstellingen te verwezenlijken; wijst erop dat activiteiten die traditioneel deel uitmaken van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap op het gebied van staatssteun geen voorkeursbehandeling mogen krijgen;

84.  is verheugd dat de Commissie in haar gerichte herziening van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV)(18) deze regeling heeft uitgebreid naar projecten voor Europese territoriale samenwerking (ook Interreg genoemd);

85.  maakt zich zorgen over de asymmetrische behandeling van door de EU gefinancierde activiteiten, afhankelijk van de vraag of ze aan de EU-zijde worden gefinancierd met middelen van het cohesiebeleid of vanuit andere EU-fondsen of -programma’s zoals Horizon 2020/Horizon Europa of EFSI2.0/InvestEU, zoals de Commissie heeft voorgesteld in haar herziening van de AGVV; is van mening dat een gelijk speelveld moet worden gehandhaafd voor projecten die vergelijkbaar zijn van aard maar die uit verschillende bronnen worden gefinancierd, omdat anders bepaalde financieringsregelingen zouden worden bevoordeeld en andere zouden worden verdrongen;

Meer aandacht voor de burgers via het Parlement

86.  vraagt om in het kader van het mededingingsbeleid, zonder verdragswijziging, vaker gebruik te maken van de gewone wetgevingsprocedure, zoals bij de richtlijn schadevorderingen(19) en de ECN+‑richtlijn;

87.  verzoekt de Commissie regelmatig aan het Parlement verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van en het toezicht op de samenwerkingsovereenkomsten inzake mededinging, alsook over de screening van buitenlandse directe investeringen; roept de Commissie ertoe op hoge transparantienormen te handhaven;

88.  benadrukt dat het Parlement een grotere rol wenst te krijgen bij de vaststelling en ontwikkeling van het algemene kader voor het mededingingsbeleid; merkt op dat het Parlement meer als waarnemer moet worden betrokken bij de activiteiten van werkgroepen en deskundigengroepen, zoals het International Competition Network (ICN), om beter inzicht te krijgen in het onderwerp en op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen, teneinde beter voorbereid te zijn op zijn rol als medewetgever; roept de Commissie ertoe op het Parlement met name te betrekken bij het ontwerpen van zachte wetgeving zoals mededelingen en richtsnoeren;

89.  verzoekt de Commissie om multisectorale en interinstitutionele fora te organiseren waarbij de industrie, nationale regelgevende instanties, waaronder autoriteiten voor gegevensbescherming, consumentenorganisaties en andere relevante belanghebbenden worden betrokken, en het mededingingsbeleid te ontschotten;

90.  benadrukt dat in het huidige klachtenformulier voor staatssteun veel specifieke details worden gevraagd over wanneer de staatssteun is toegewezen, wat gewone burgers niet kunnen weten; dringt er daarom bij de Commissie op aan om het klachtenformulier te vereenvoudigen, zodat gewone burgers de kans krijgen een klacht in te dienen;

91.  betreurt dat er tijdens de onderzoeken van de Commissie naar de ingediende klachten onvoldoende informatie wordt verstrekt; verzoekt de Commissie om klagers een ontvangstbevestiging te verstrekken en hen een melding te doen toekomen wanneer het onderzoek aanvangt, waarin staat hoe lang het onderzoek naar verwachting zal duren;

92.  herinnert eraan hoe belangrijk coördinatie met de nationale mededingingsautoriteiten is en verzoekt de Commissie het Parlement een evaluatie voor te leggen van de tenuitvoerlegging van de ECN+-richtlijn; herinnert eraan dat de Commissie in de bijlage bij de ECN+-richtlijn aangeeft dat voorlopige maatregelen voor mededingingsautoriteiten “een cruciaal instrument” kunnen zijn “om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt geschaad terwijl een onderzoek gaande is”; herinnert eraan dat moet worden nagegaan of er manieren zijn om binnen twee jaar na de datum van de omzetting van deze richtlijn de vaststelling van voorlopige maatregelen in het kader van het ECN te vereenvoudigen, zodat de mededingingsautoriteiten doeltreffender kunnen inspelen op de ontwikkelingen op snel evoluerende markten;

93.  wijst erop dat de politieke onafhankelijkheid van mededingingsautoriteiten van cruciaal belang is om de onpartijdigheid en geloofwaardigheid van het mededingingsbeleid te waarborgen; erkent dat publiek toezicht op de lobby-inspanningen in alle EU-instellingen nodig is om verstoring van de mededinging te voorkomen; dringt daarom nogmaals aan op een verbeterd EU-transparantieregister; dringt aan op regelmatigere uitwisselingen met de Commissie, in overeenstemming met de interinstitutionele overeenkomst met het Parlement; roept de uitvoerend vicevoorzitter die belast is met mededinging ertoe op nauwe contacten te onderhouden met de commissie ECON en haar werkgroep inzake mededinging, wat de geschikte plaats is om een regelmatigere dialoog aan te gaan;

94.  herinnert eraan dat de uitvoerend vicevoorzitter van de Europese Commissie voor Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk tijdens de hoorzitting van 8 oktober 2019 heeft toegezegd haar portefeuilles digitaal beleid en mededinging strikt gescheiden te houden;

Reacties van het mededingingsbeleid op COVID-19

95.  is ingenomen met de snelle reactie van de Commissie om een tijdelijke kaderregeling van de Unie inzake staatssteun en de twee wijzigingen ervan vast te stellen, evenals met de voorwaarden waarin zijn voorzien voor bedrijven die getroffen zijn door de crisis; steunt de Commissie en de lidstaten bij de toepassing van de volledige flexibiliteit die door de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun wordt geboden tijdens de COVID-19-crisis;

96.  is er voorstander van dat de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun zo lang als nodig tijdens de herstelperiode wordt toegepast; roept de Commissie ertoe op tijdig te evalueren of het nodig is deze tijdelijke kaderregeling te verlengen tot na het einde van 2020;

97.  is ingenomen met de voorwaarden die in de tweede wijziging van de tijdelijke kaderregeling zijn vastgesteld in verband met de herkapitalisatie van steun aan bedrijven, met name met betrekking tot het verbod op de uitkering van dividenden, de terugkoop van aandelen en de uitbetaling van bonussen voor banken en andere bedrijven, evenals de waarborgen tegen vijandige acties van bedrijven die staatssteun hebben gekregen ten aanzien van andere EU-bedrijven;

98.  is ingenomen met het feit dat staatsteun die in het kader van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun aan banken wordt toegekend de financiering van de economie waarborgt en bijdraagt aan financiële stabiliteit, en dat deze staatssteun binnen het bestaande solide rechtskader van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en de afwikkelingsregels wordt verleend;

99.  benadrukt het risico van marktverstoringen en van het creëren van een ongelijk speelveld als gevolg van de toenemende verschillen in het niveau van door de lidstaten toegekende staatssteun; neemt kennis van het solvabiliteitsinstrument, dat deel uitmaakt van het Europees herstelinstrument “Next Generation EU” en dat tot doel heeft de risico’s die deze verschillen met zich meebrengen voor de integriteit van de eengemaakte markt aan te pakken;

100.  is ingenomen met de buitengewone financiële middelen en staatssteun die zijn verstrekt om bedrijven en werknemers te helpen de economische gevolgen van de pandemie tegen te gaan; verzoekt de Commissie gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen om te specificeren dat bedrijven die financiële steun ontvangen, aan ESG-criteria moeten voldoen en fiscale transparantie aan de dag moeten leggen, om te voorkomen dat verschillende nationale criteria aanleiding geven tot verdere discrepanties, en moeten aantonen hoe de ontvangen overheidssteun wordt gebruikt om hun activiteiten in overeenstemming te brengen met de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU en de Overeenkomst van Parijs; herinnert eraan dat er alleen steun mag worden verleend om de verliezen als gevolg van COVID-19 te dekken; onderstreept dat er alleen staatssteun mag worden toegekend aan bedrijven die met de onmiddellijke gevolgen van COVID-19 te kampen hebben, en niet aan bedrijven die vóór de crisis al in financiële moeilijkheden verkeerden; dringt erop aan dat bedrijven die in belastingparadijzen zijn geregistreerd geen toegang krijgen tot staatssteun of financiële steunpakketten als ze zich er niet toe verbinden hun gedrag te veranderen;

101.  is ingenomen met de mededeling van de Commissie getiteld “Tijdelijk raamwerk voor de beoordeling van mededingingskwesties met betrekking tot samenwerking tussen bedrijven in respons op noodsituaties voortvloeiend uit de huidige COVID-19-uitbraak”; benadrukt dat de Commissie haar eerste administratieve brief sinds 2003 heeft gepubliceerd; wijst erop dat deze crisis heeft aangetoond dat er snel en doeltreffend moet worden gereageerd in een snel veranderende omgeving en onderstreept de voordelen van participatieve antitrust en van het waarborgen van rechtszekerheid aan bedrijven wanneer zij in belangrijke strategische sectoren samenwerken;

102.  benadrukt dat het, wat de gevolgen van de pandemie betreft, noodzakelijk is de economische veerkracht van belangrijke Europese sectoren te versterken en het economisch herstel door middel van onderzoek en innovatie te stimuleren; dringt er bij de Commissie op aan om bij de herziening van de mededeling uit 1997 inzake marktbepaling een dynamischere aanpak te hanteren en van de innovatiecriteria een sleutelelement van de relevante marktanalyse te maken wanneer het gaat om Europese concentratiecontrole; roept de Commissie ertoe op om, als onderdeel van haar geschiktheidscontrole, te analyseren of het mogelijk is een gunstigere aanpak te hanteren ten aanzien van samenwerkingsovereenkomsten en overeenkomsten inzake onderzoek en ontwikkeling;

103.  onderstreept dat de pandemie bedrijven kwetsbaar heeft gemaakt voor buitenlandse biedingen; merkt op dat de COVID-19-crisis heeft aangetoond dat de toeleveringsketens van de EU tekortschieten en dat de EU geen strategische soevereiniteit heeft op gebieden als medische producten of levensmiddelen, en dat kritieke EU-bedrijven en ‑activa moeten worden beschermd tegen vijandige overnames door grote dominante spelers;

104.  benadrukt dat het van het allergrootste belang is dat de EU meer inspanningen levert om op krachtige wijze te reageren op oneerlijke mededinging en vijandig gedrag van buitenlandse staatsbedrijven of bedrijven met overheidsbanden ten aanzien van kwetsbare Europese bedrijven die moeten vechten om de economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie te overleven, aangezien dergelijk gedrag erop gericht is controle te krijgen over belangrijke Europese technologieën, infrastructuur en deskundigheid; roept de Commissie er daarom toe op onmiddellijk een tijdelijk verbod op buitenlandse overnames van Europese bedrijven door staatsbedrijven of bedrijven met overheidsbanden uit derde landen in te voeren;

105.  is ingenomen met de initiatieven van socialemediaplatforms om nepnieuws te bestrijden en de officiële informatie van de Wereldgezondheidsorganisatie over COVID-19 via hun platforms te verspreiden; waarschuwt echter voor deze platforms, die al vóór de crisis zeer aanzienlijke marktmacht hadden; steunt de oproep van de Commissie om een studie uit te voeren naar platforms met significante netwerkeffecten die fungeren als poortwachters, en wel in het kader van het op stapel staande voorstel voor een ex-anteregelgevingskader, op voorwaarde dat dit niet leidt tot verdere vertragingen; verzoekt de Commissie platforms te verbieden om microgerichte advertenties weer te geven en hen te verplichten om de transparantie voor de gebruikers te vergroten; schaart zich achter de medewerking van belangrijke niet-Europese spelers op de markt voor besturingssystemen voor smartphones aan de ontwikkeling van apps voor het traceren van contacten; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de verzameling van gegevens de marktmacht van enkele dominante spelers niet verder zal bestendigen;

106.  benadrukt dat de COVID-19-crisis een existentieel risico inhoudt voor een ongekend aantal bedrijven in de hele EU en heeft geleid tot een enorme stijging van de werkloosheid; verzoekt de Commissie te beoordelen of het concept van reddingsfusies dat momenteel wordt toegepast wel geschikt is voor de huidige crisis; is er stellig van overtuigd dat het mededingingsbeleid en het industriebeleid er samen toe kunnen bijdragen dat de Europese soevereiniteit op duurzame wijze wordt ingevuld; is verheugd over de strategie voor het industriebeleid van de Commissie;

107.  onderkent dat de Commissie tijdens de COVID-19-crisis efficiënt en doeltreffend werk heeft verricht; onderstreept dat een aanzienlijk aantal personeelsleden moest worden ingezet voor het toezicht op staatssteun, gezien de uitzonderlijke omstandigheden; verzoekt om meer informatie over de situatie van het personeelsbestand van het directoraat-generaal Mededinging en de ontwikkeling daarvan tijdens dit mandaat;

108.  dringt er bij de Commissie op aan het Parlement beter te informeren over haar lopende werkzaamheden, met name de herziening van de definitie van de relevante markt en de herziening van de richtsnoeren voor staatssteun; verzoekt de Commissie het Parlement een gedetailleerde evaluatie te doen toekomen van de verdeling van het totale bedrag aan staatssteun dat in het kader van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun is toegestaan per lidstaat, sector en soort toegestane steun (subsidies, garanties, enz.), en van alle aanvullende voorwaarden die door de lidstaten worden gehanteerd; is van mening dat een allesomvattende en gedetailleerde evaluatie de leden van het Europees Parlement een overzicht zou bieden van de op nationaal niveau genomen economische maatregelen, alsmede specifieke details over het soort steun, het type begunstigden en de eventuele goedkeuringsmethode; onderstreept dat het scorebord voor staatssteun, dat onder andere bestaat uit diverse tabellen en grafieken over staatssteun en de gevolgen daarvan voor de interne markt, tijdig moet worden geactualiseerd;

109.  verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad na de crisis een mededeling voor te leggen over de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de mededinging op de markt en de handhaving van het mededingingsrecht, de integriteit van de interne markt en de toekomst van het mededingingsbeleid;

110.  roept de Commissie ertoe op banken die staatssteun ontvangen te verplichten hun retailbankdiensten/bankdiensten voor consumenten volledig te behouden en ervoor te zorgen dat banken de COVID-19-crisis niet als excuus gebruiken om dergelijke diensten permanent te beperken;

o
o   o

111.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de nationale parlementen en de nationale mededingingsautoriteiten.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0062.
(2) PB C 247 van 23.7.2019, blz. 1.
(3) PB L 11 van 14.1.2019, blz. 3.
(4) PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57.
(5) PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5.
(6) https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/International_trade_in_goods_by_enterprise_size
(7) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(8) PB C 289 van 9.8.2016, blz. 65.
(9) PB C 267 van 22.10.2008, blz. 1.
(10) PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.
(11) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.
(12) PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1.
(13) https://data.worldbank.org/indicator/FR.INR.LNDP?locations=RO&most_recent_value_desc=false
(14) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(15) PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1.
(16) PB C 213 van 8.9.2009, blz. 9.
(17) PB L 111 van 25.4.2019, blz. 59.
(18) PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1.
(19) PB L 349 van 5.12.2014, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 22 augustus 2023Juridische mededeling - Privacybeleid