Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2987(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0192/2020

Ingediende teksten :

B9-0192/2020

Debatten :

Stemmingen :

PV 18/06/2020 - 17
PV 18/06/2020 - 20

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0164

Aangenomen teksten
PDF 223kWORD 56k
Vrijdag 19 juni 2020 - Brussel
De heropening van de vervolging van de premier van Tsjechië vanwege het misbruik van EU-fondsen en mogelijke belangenconflicten
P9_TA(2020)0164B9-0192/2020

Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2020 over de heropening van het onderzoek tegen de premier van de Tsjechische Republiek inzake het misbruik van EU-middelen en potentiële belangenconflicten (2019/2987(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 13, lid 2, en artikel 17, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien zijn vorige besluiten en resoluties over het verlenen van kwijting aan de Commissie voor de jaren 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018,

–  gezien de administratieve onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) naar het project dat in de Tsjechische Republiek bekendstaat als het “ooievaarsnest”, waarin “ernstige onregelmatigheden” werden vastgesteld,

–  gezien het informatiebezoek dat de Commissie begrotingscontrole op 26 en 27 maart 2014 aan Tsjechië heeft gebracht,

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2018 over belangenconflicten en de bescherming van de EU-begroting in de Tsjechische Republiek(1),

–  gezien de Tsjechische wet nr. 159/2006 van 16 maart 2006 inzake belangenconflicten, en met name artikel 4 quater dat in februari 2017 in werking is getreden,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie(2) (hierna “het Financieel Reglement”), die op 2 augustus 2018 in werking is getreden, en met name artikel 61,

–  gezien de artikelen 144 en 145 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij(3),

–  gezien de aan de Commissie gestuurde vragen en klacht over het potentiële belangenconflict in de Tsjechische Republiek(4),

–  gezien het advies van de Juridische Dienst van de Commissie van 19 november 2018 over de impact van artikel 61 van het nieuwe Financieel Reglement (belangenconflicten) op betalingen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) (“Impact of Article 61 of the new Financial Regulation (conflict of interests) on payments from the European Structural and Investment (ESI) Funds”),

–  gezien de persconferentie van de hoofdaanklager op 4 december 2019 over de heropening van het onderzoek naar de premier van de Tsjechische Republiek inzake het misbruik van EU-middelen,

–  gezien zijn debat in de plenaire vergadering van 18 december 2019 over belangenconflicten en corruptie die de bescherming van de financiële belangen van de EU in de lidstaten schaden,

–  gezien zijn debat in de plenaire vergadering van 15 januari 2020 over de heropening van de vervolging van de premier van de Tsjechische Republiek voor het misbruik van EU‑middelen en potentiële belangenconflicten,

–  gezien het informatiebezoek dat de Commissie begrotingscontrole van 26 tot en met 28 februari 2020 aan de Tsjechische Republiek heeft gebracht,

–  gezien Besluit Pl. ÚS 4/17 van het Tsjechische grondwettelijk hof van 18 februari 2020,

–  gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het strafrechtelijk onderzoek naar de Tsjechische premier Andrej Babiš, dat volgde op het verslag van OLAF over het onregelmatige gebruik van EU‑subsidies voor kleine ondernemingen en dat twee jaar later werd opgeschort, onlangs door de Tsjechische hoofdaanklager werd heropend; herinnert eraan dat in het kader van het project “ooievaarsnest” Agrofert kunstmatig een middelgrote onderneming in het leven heeft geroepen, die nog steeds in handen is van Agrofert, teneinde voor in totaal circa 2 miljoen EUR aan middelen te verkrijgen voor kleine en middelgrote ondernemingen;

B.  overwegende dat de Tsjechische hoofdaanklager het stopzetten van het strafrechtelijk onderzoek als “onrechtmatig en voorbarig” heeft aangemerkt, aangezien er geen rekening was gehouden met het EU-recht, en ook heeft gesteld dat het proces voor het toewijzen van subsidies onvoldoende was gecontroleerd;

C.  overwegende dat in artikel 61, lid 1, van het Financieel Reglement (juncto artikel 61, lid 3) het volgende wordt bepaald:

   a) een negatieve verplichting voor financiële actoren om belangenconflicten met betrekking tot de EU-begroting te voorkomen;
   b) een positieve verplichting voor financiële actoren om passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat een belangenconflict ontstaat in de functies onder hun verantwoordelijkheid en situaties te verhelpen die objectief als belangenconflict kunnen worden gezien;

D.  overwegende dat de lidstaten overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement beheers- en controlesystemen moeten opzetten die, zoals bepaald in artikel 36, lid 3, belangenconflicten moeten kunnen vermijden;

E.  overwegende dat in februari 2017 de Tsjechische wet nr. 159/2006 inzake belangenconflicten is gewijzigd door middel van een uitgebreide lijst van verboden activiteiten, met inbegrip van bepalingen die bepaalde ondernemingen beletten betrokken te raken bij overheidsopdrachten, zelfs als onderaannemer of als ontvanger van subsidies; overwegende dat de wet tot doel heeft alle mogelijke vormen van belangenconflicten te voorkomen;

F.  overwegende dat de regels inzake openbare aanbestedingen de lidstaten verplichten belangenconflicten te vermijden (artikel 24 van Richtlijn 2014/24/EU(5)), inclusief directe of indirecte persoonlijke belangen, en dat voor de aanpak van situaties die als belangenconflicten kunnen worden gezien en voor specifieke verplichtingen bij gedeeld beheer, al regels bestaan (bijvoorbeeld Verordening (EU) nr. 1303/2013);

G.  overwegende dat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie(6) “belangenverstrengeling [...] als zodanig en objectief een ernstige dysfunctie [is], zonder dat voor de kwalificatie ervan rekening moet worden gehouden met de bedoelingen van de betrokkenen en met hun goede of kwade trouw”;

H.  overwegende dat de Commissie verplicht is de betalingen van EU-middelen op te schorten in gevallen waarin sprake is van een ernstige tekortkoming in de werking van de beheers- en controlesystemen en waarin onontdekte, niet gemelde en niet gecorrigeerde ernstige onregelmatigheden met betrekking tot het belangenconflict aan het licht zijn gekomen;

I.  overwegende dat Agrofert een door de Tsjechische premier opgericht conglomeraat is, dat bestaat uit meer dan 230 ondernemingen en meer dan 34 000 werknemers (2017); overwegende dat de heer Babiš de uiteindelijke begunstigde van Agrofert blijkt te zijn, de controlerende vennootschap van de Agrofert-groep, die onder andere een aantal belangrijke Tsjechische mediakanalen omvat, via de trustfondsen AB I en AB II, waarvan hij de oprichter en tegelijk de enige begunstigde is; overwegende dat wanneer de heer Babiš besluit deze trustfondsen te ontbinden, hij volledig eigenaar wordt van alle activa in deze fondsen;

J.  overwegende dat in januari en februari 2019 een gecoördineerde, alomvattende audit is uitgevoerd door verschillende diensten van de Commissie (DG REGIO/DG EMPL, DG AGRI (geassocieerd DG)) over de toepassing van het EU-recht en het nationale recht; overwegende dat in een lopende AGRI-audit vermeende belangenconflicten met betrekking tot de Tsjechische minister van Landbouw worden onderzocht;

K.  overwegende dat de Commissie in november 2019 het definitieve auditverslag van DG REGIO naar de Tsjechische autoriteiten heeft gestuurd naar aanleiding van de beschuldigingen van belangenconflicten in de Tsjechische Republiek op basis van artikel 61 van het Financieel Reglement, dat naar de Tsjechische media is gelekt;

L.  overwegende dat de Commissie begrotingscontrole op 16 december 2019 een vergadering achter gesloten deuren heeft gehouden met commissaris voor Begroting en Administratie, Johannes Hahn;

M.  overwegende dat commissaris Hahn de Commissie begrotingscontrole ervan in kennis heeft gesteld dat de Commissie haar conclusies van de audit pas openbaar zal maken als alle bewijzen naar behoren zijn overwogen en grondig zijn geanalyseerd; overwegende dat de Tsjechische autoriteiten hun antwoorden op het definitieve auditverslag van DGREGIO op 29 mei 2020 hebben ingediend;

N.  overwegende dat de audit van de Commissie nog gaande is en dat, bij wijze van voorzorgsmaatregel en totdat de situatie is opgehelderd, geen betalingen uit de EU‑begroting in het kader van de ESI-fondsen worden verricht aan ondernemingen die direct of indirect eigendom zijn van de heer Babiš en die betrokken zouden kunnen zijn bij het vermeende belangenconflict;

O.  overwegende dat de Commissie betalingen in het kader van het Fonds voor plattelandsontwikkeling voor projecten van de Agrofert-groep die betrokken zouden kunnen zijn bij het vermeende belangenconflict niet vergoedt aan de Tsjechische autoriteiten;

P.  overwegende dat het Tsjechische parlement geen toezicht houdt op mogelijke openbare aanbestedingen, Tsjechische nationale subsidies of door de staat gesteunde overheidsinvesteringen waarvan de Agrofert-groep mogelijk nog steeds profiteert;

Q.  overwegende dat de Agrofert-groep eigenaar is van twee van de grootste Tsjechische dagbladen, Mladá fronta Dnes en Lidové Noviny, en zeggenschap heeft over televisiestation Óčko en de radiostations Impuls en Rockzone; overwegende dat de heer Babiš volgens een rapport van de Europese Federatie van Journalisten de facto eigenaar is van 30 % van de particuliere media in de Tsjechische Republiek(7);

R.  overwegende dat de inkomsten van de Agrofert-groep tijdens de ambtstermijn van de heer Babiš aanzienlijk zijn toegenomen, terwijl de Agrofert-groep tegelijkertijd alleen al in de Tsjechische Republiek landbouwsubsidies van de EU heeft ontvangen voor een totaalbedrag van 970 414 000 CZK in 2016, 1 048 685 000 CZK in 2017 en 973 284 000 CZK in 2018; overwegende dat de Agrofert-groep in de Tsjechische Republiek naar verluidt 427 385 000 CZK aan subsidies uit het Cohesiefonds van de EU heeft ontvangen voor de periode 2014-2020; overwegende dat de Agrofert-groep waarschijnlijk nog meer subsidies heeft ontvangen in andere lidstaten, zoals Slowakije en Duitsland;

S.  overwegende dat het Tsjechische grondwettelijk hof in Besluit Pl. ÚS 4/17 van februari 2020 de door de president en parlementsleden van de Tsjechische Republiek ingestelde rechtsvordering betreffende de intrekking van de Tsjechische wet waarin de belangenconflicten onder ambtenaren worden omschreven, heeft afgewezen; overwegende dat het grondwettelijk hof in hetzelfde besluit heeft verduidelijkt dat verkiezingen niet mogen worden gebruikt als middel om greep te krijgen op de staat teneinde gebruik te kunnen maken van de capaciteiten en middelen ervan of er zelfs misbruik van te maken;

1.  is ingenomen met het heropende strafrechtelijk onderzoek naar de Tsjechische premier vanwege zijn betrokkenheid bij het “ooievaarsnest”-project; vertrouwt erop dat het nationale rechtsstelsel dit proces onafhankelijk zal voortzetten en vrij zal zijn van elke mogelijke politieke invloed;

2.  veroordeelt alle potentiële situaties waarin zich belangenconflicten kunnen voordoen waardoor de uitvoering van de EU-begroting in het gedrang kan komen en het vertrouwen van de EU-burgers in een goed beheer van het geld van de belastingbetalers in de EU kan worden ondermijnd;

3.  vraagt de Commissie, als hoedster van de Verdragen, alle vormen van belangenconflicten te bestrijden en de preventieve maatregelen te beoordelen die de lidstaten hebben getroffen om ze te voorkomen;

4.  verzoekt de Commissie een controlemechanisme op te zetten om de kwestie van belangenconflicten in de lidstaten aan te pakken en om een actieve vermijding van belangenconflicten vast te stellen, met inbegrip van de identificatie van eindbegunstigden van EU-subsidies, als een van haar prioriteiten;

5.  verzoekt de Commissie te zorgen voor een nultolerantiebeleid ten aanzien van belangenconflicten en voor een snelle terugvordering van eventueel onregelmatig betaalde subsidies, met inachtneming van de beginselen van de rechtsstaat en de procedurele vereisten, en doortastend op te treden, met name wanneer de nationale autoriteiten nalaten belangenconflicten bij hun hoogste vertegenwoordigers te voorkomen;

6.  benadrukt dat de nationale wetgeving ter voorkoming van belangenconflicten verenigbaar moet zijn met de letter en de geest van het nieuwe Financieel Reglement; verzoekt de Commissie gemeenschappelijke richtsnoeren voor te stellen om de lidstaten bij te staan in het voorkomen van belangenconflicten bij politici die grote bekendheid genieten;

7.  vraagt de Raad en de Europese Raad met klem gemeenschappelijke normen vast te stellen voor alle kwesties in verband met belangenconflicten en te streven naar een gemeenschappelijke opvatting in alle lidstaten;

8.  verzoekt de Commissie om in geval van niet-naleving van de regels passende maatregelen te nemen om de EU-begroting te beschermen, met inbegrip van corrigerende maatregelen om alle bedragen die illegaal of onregelmatig betaald zijn, terug te vorderen wanneer hierin is voorzien;

9.  verzoekt alle lidstaten zich meer in te zetten voor de verbetering van de budgettaire transparantie, door ervoor te zorgen dat relevante gegevens betreffende openbare-aanbestedingsprocedures en de gunning van uit openbare middelen gefinancierde opdrachten gemakkelijk en vrij toegankelijk zijn voor het publiek;

10.  is bezorgd over berichten uit verschillende delen van de EU over de toenemende politieke invloed van politici met gevestigde belangen, dicht bij of in de regering, op wetgeving en het gebruik van overheidsgeld, mogelijk ten dienste van het eigenbelang van bepaalde personen in plaats van het algemeen belang;

11.  betreurt het feit dat de Tsjechische premier actief betrokken was en blijft bij de uitvoering van de EU-begroting in de Tsjechische Republiek in zijn hoedanigheid van premier (en voormalig voorzitter van de Raad voor de Europese structuur- en investeringsfondsen), terwijl hij als oprichter en enige begunstigde van twee trustfondsen nog steeds aan het roer zit van de Agrofert-groep, hetgeen in strijd is met artikel 61, lid 1, van het Financieel Reglement, en vraagt zich daarom af of hij zijn taken onafhankelijk en objectief kan uitvoeren; is diep bezorgd over recente berichten in de media(8) dat de premier nog steeds controle uitoefent over bij Agrofert genomen zakelijke besluiten;

12.  merkt op dat volgens recente berichten in de media de heer Babiš en zijn vrouw kennelijk nog steeds deel uitmaken van de groep van zes actieve personen die een aanzienlijke invloed uitoefenen op of controle hebben over de trustees van een trust die gelieerd is aan de dochteronderneming van Agrofert, GreenChem Solutions Ltd in het Verenigd Koninkrijk;

13.  benadrukt het feit dat een belangenconflict op het hoogste niveau van de regering van een lidstaat, indien bevestigd, niet kan worden getolereerd en door de betrokken persoon of personen moet worden opgelost:

   a) door maatregelen te nemen om te garanderen dat deze persoon met betrekking tot een bedrijfseenheid geen economisch belang meer heeft, noch andere belangen die vallen binnen het toepassingsgebied van artikel 61 van het Financieel Reglement,
   b) doordat de bedrijfseenheden die onder hun toezicht staan, geen financiering met EU-middelen, overheidssubsidies of door de nationale overheid verstrekte financiering meer ontvangen;
   c) door zich te onthouden van deelneming aan besluiten die betrekking hebben op hun belangen; benadrukt evenwel dat het met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de premier en leden van zijn regering twijfelachtig lijkt dat deze maatregel het belangenconflict in de praktijk adequaat kan aanpakken, indien de betrokken personen hun openbare functies blijven uitoefenen, zodat ontslag uit de openbare dienst dus een geschiktere manier is om het belangenconflict aan te pakken;

14.  verzoekt de Commissie grondig toezicht te houden op het proces inzake de toewijzing van betalingen in de Tsjechische Republiek, in het bijzonder wat betalingen betreft van EU-middelen aan bedrijven die direct of indirect eigendom zijn van de premier of een ander lid van de regering dat betrokken is bij de uitvoering van de begroting;

15.  verzoekt de Commissie onverwijld te beoordelen of gevallen waarin ondernemingen die deel uitmaken van de Agrofert Group, nog steeds subsidies uit de nationale begroting ontvangen, in overeenstemming zijn met de staatssteunregels; wijst op het potentiële risico van financiële schade dat deze gevallen kunnen opleveren, en verzoekt de nationale autoriteiten deze situaties te beoordelen; is van mening dat de belastingbetalers van de Tsjechische Republiek en de EU naar behoren van deze situatie op de hoogte moeten worden gebracht;

16.  maakt zich grote zorgen over de berichten(9) dat de ondernemingen van de Agrofert Group activa kunstmatig kunnen verplaatsen tussen dochterondernemingen, zodat voldaan wordt aan de criteria om in aanmerking te komen voor subsidies aan kleine en middelgrote ondernemingen, of omgekeerd hun activiteiten kunnen samenvoegen om zich te presenteren als een grote onderneming en zo openbare aanbestedingen te winnen;

17.  betreurt de berichten dat de controleurs ernstige tekortkomingen hebben vastgesteld in de werking van de beheers- en controlesystemen op het gebied van het Regionaal Fonds en het Cohesiefonds in de Tsjechische Republiek, en daarom een financiële correctie hebben voorgesteld van bijna 20 %; verzoekt de Commissie kritisch te beoordelen of deze gevallen neerkomen op systemisch misbruik van EU-middelen;

18.  maakt zich zorgen over het financiële verlies dat het gevolg is van tekortkomingen bij de nationale betaalorganen en controlerende instanties; verzoekt de Raad in verband hiermee snel het voorstel goed te keuren voor een verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten;

19.  maakt zich ernstige zorgen over het feit dat het rechtskader in de Tsjechische Republiek de hoogste nationale controle-instantie het recht ontzegt om de regelmatigheid en de prestaties van de overheidsuitgaven op regionaal en lokaal niveau te controleren, zodat deze instantie belet wordt om inzicht te verkrijgen in de uiteindelijk begunstigden van de complexe bedrijfsstructuren; betreurt de berichten(10) dat de hoogste controle-instantie geen systematische controles ter plaatse van de eindbegunstigden verricht; is bezorgd over de laatdunkende opmerkingen van de Tsjechische premier met betrekking tot de werkzaamheden van de hoogste Tsjechische controle-instantie;

20.  benadrukt het feit dat een politiek onevenwichtige samenstelling van de raad van toezicht van het staatsinterventiefonds voor de landbouw (SZIF) het risico met zich meebrengt van politieke beïnvloeding, waardoor het vermogen om onafhankelijke audits uit te voeren wordt ondermijnd;

21.  maakt zich zorgen over de berichten dat ambtenaren(11) instructies hebben ontvangen en onder druk zijn gezet om beschuldigingen van vermeende belangenconflicten met betrekking tot de Agrofert Group niet te onderzoeken en opdracht zouden hebben gekregen om door Agrofert ontvangen commerciële aanbiedingen te beoordelen; maakt zich grote zorgen over de berichten dat ambtenaren aankeken tegen negatieve gevolgen, zoals ontslagen onder het voorwendsel van systematisering, als zij weigerden deze bevelen uit te voeren; onderstreept het feit dat deze maatregelen vragen doen rijzen over de onpartijdigheid van het staatsbestuur en de onafhankelijke uitoefening van de openbare functies;

22.  betreurt de indicaties van systeemgebreken bij de opsporing van belangenconflicten; betreurt het feit dat er geen kruiscontroles worden uitgevoerd en dat uiteenlopende verantwoordelijkheden leiden tot ondoorzichtige structuren die de doeltreffende preventie en opsporing van belangenconflicten in de Tsjechische Republiek belemmeren; herinnert eraan dat een positivistische benadering waarbij ambtenaren verplicht zijn eigen verklaringen over de afwezigheid van belangenconflicten in te dienen, niet volstaat om situaties van belangenconflicten doeltreffend te voorkomen; verzoekt de Tsjechische autoriteiten deze systemische tekortkomingen onverwijld aan te pakken, met name door een verifieerbare verklaring van belangenconflicten te verlangen, waarbij ambtenaren een lijst van hun respectieve financiële belangen verstrekken;

23.  betreurt dat EU-middelen waarop in verband met onregelmatigheden financiële correcties zijn doorgevoerd, opnieuw kunnen worden gebruikt zonder verdere gevolgen of beperkingen; is van mening dat een dergelijk systeem de financiële belangen van de EU in gevaar brengt; verzoekt de Commissie het hergebruik van EU-middelen nauwgezet te volgen en te overwegen een systeem te ontwikkelen waarbij correcties ook gepaard gaan met beperkingen op het verdere gebruik ervan;

24.  neemt nota van het besluit van de Commissie van 28 november 2019 om de door de Tsjechische autoriteiten in hun voorlopige uitgavendeclaraties voor het Tsjechische plattelandsontwikkelingsprogramma voor Q4-2018 en Q1-2019 opgenomen bedragen op te schorten;

25.  merkt op dat de Commissie heeft bevestigd betalingen uit hoofde van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor het jaar 2018 te hebben gedaan aan ondernemingen die deel uitmaken van de Agrofert Group, alsmede aan ondernemingen met dezelfde uiteindelijk begunstigde in diverse andere lidstaten buiten de Tsjechische Republiek; dringt erop aan dat de Commissie de kwijtingsautoriteit een volledig en betrouwbaar overzicht geeft van alle betalingen aan de Agrofert Group en aan ondernemingen met dezelfde uiteindelijk begunstigde in alle lidstaten voor de begrotingsjaren 2018 en 2019;

26.  verzoekt de Tsjechische autoriteiten te zorgen voor een eerlijke en evenwichtige verdeling van de EU-middelen, zodat het geld van de belastingbetalers van de EU ten goede komt aan de overgrote meerderheid van de bevolking, zowel in economisch als in sociaal opzicht;

27.  maakt zich zorgen over de gebrekkige tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2015/849(12) en Richtlijn (EU) 2018/843(13) inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (vierde en vijfde antiwitwasrichtlijn); wijst op de verplichting om beide richtlijnen volledig en correct om te zetten en ervoor te zorgen dat alle bepalingen, met inbegrip van de bepalingen betreffende transparantie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigden, volledig ten uitvoer worden gelegd;

28.  dringt er bij de Tsjechische eenheid Financiële Analyse op aan een meer proactieve benadering te volgen bij de bestrijding van fiscale misdrijven, fraude en corruptie, alsmede te zorgen voor doeltreffende controles van uiteindelijk begunstigden door de op grond van de antiwitwasregels verantwoordelijke entiteiten;

29.  betreurt het feit dat de toestemming, de distributie en de controle met betrekking tot EU‑middelen onder gedeeld beheer complexe en ondoorzichtige processen zijn waarbij alleen de lidstaten volledige toegang tot de gegevens hebben, zodat de Commissie niet tijdig een volledig overzicht kan verstrekken aan het Parlement wanneer zij om informatie wordt verzocht over betalingen aan bepaalde begunstigden in diverse lidstaten; benadrukt dat dit een ernstige belemmering vormt voor de efficiëntie van de Commissie begrotingscontrole en de Rekenkamer en voor hun vermogen om hun taken als controle-entiteiten uit te voeren;

30.  verzoekt de Commissie om met volledige aanvaarding van het beginsel van gedeeld beheer uniforme en gestandaardiseerde werkwijzen voor de lidstaten in te stellen om informatie te verstrekken over de eindbegunstigden van EU-middelen; benadrukt het feit dat de informatie over de eindbegunstigden een specificatie moet omvatten van de uiteindelijk begunstigden van ondernemingen (natuurlijke en rechtspersonen); verzoekt de Commissie een voorstel voor een verordening in te dienen voor de invoering van een IT-systeem dat uniforme en gestandaardiseerde verslaglegging in realtime door de autoriteiten van de lidstaten mogelijk maakt, teneinde te zorgen voor interoperabiliteit met de systemen in de lidstaten, meer transparantie en een betere samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten te waarborgen, de aflegging van verantwoording voor de betalingen verder te verbeteren en met name bij te dragen tot een snellere opsporing van systemische fouten en misbruik;

31.  betreurt het feit dat geen van de verordeningen betreffende het gebruik van landbouw- of cohesiemiddelen de nationale autoriteiten verplicht de uiteindelijk begunstigde eigenaar te publiceren voor een individu, rechtspersoon of trust die voordelen uit de middelen haalt; verzoekt de medewetgevers bijzondere aandacht te besteden aan deze kwestie en haar uitvoerig aan te pakken bij het nemen van een besluit over toekomstige regels voor de transparantie van EU-subsidies;

32.  benadrukt het feit dat het register van uiteindelijk begunstigden alleen volledig geverifieerde informatie over de controlerende persoon of personen mag bevatten en volledig toegankelijk moet zijn voor het publiek;

33.  keurt ten stelligste de instelling en totstandbrenging af van oligarchische structuren op basis van de landbouw- en cohesiemiddelen van de EU, waarbij een kleine minderheid van begunstigden de overgrote meerderheid van de EU-middelen ontvangt; verzoekt de Commissie samen met de lidstaten doeltreffende wettelijke instrumenten te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de rechtsstaat geëerbiedigd wordt en om de bevordering van deze structuren te voorkomen;

34.  spreekt opnieuw zijn bezorgdheid uit over het feit dat gevallen van belangenverstrengeling schadelijk zijn voor de doelstellingen van het cohesiebeleid en het GLB, die een aanzienlijke economische, sociale en milieudimensie hebben, en dit beleid in een slecht daglicht stellen;

35.  verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen tot wijziging van de GLB-regels met het oog op een eerlijkere toewijzing van de EU-middelen, om ervoor te zorgen dat de GLB-middelen eerlijk worden toegewezen aan actieve landbouwers die de grond bewerken en dat zij niet leiden tot grondafspraken die ten goede komen aan een selecte groep van politieke insiders of wanpraktijken stimuleren tijdens veilingen voor het privatiseren van grond in overheidsbezit; neemt kennis van het voorstel van de Commissie voor een nieuw uitvoeringsmodel, met inbegrip van een plafonnering in combinatie met een degressief mechanisme; is echter van mening dat een plafonnering, met invoering van een compensatie voor de arbeidskosten vóór de plafonnering, onvoldoende is om een eerlijkere verdeling van de rechtstreekse betalingen te garanderen; steunt de idee van een verplicht herverdelingsmechanisme;

36.  neemt kennis van het feit dat de eigendomsrechten voor grond vaak niet duidelijk gedefinieerd zijn en dat grond geklasseerd gebleven is als staatsgrond onder het toezicht van het staatskadaster, dat het vaak verhuurde aan grootschalige landbouwbedrijven; erkent de inspanningen van de Tsjechische autoriteiten om de rechtmatige eigenaren te identificeren tegen 2023; dringt erop aan dat de veiling van grond waarvan de rechtmatige eigenaren niet kunnen worden vastgesteld, moet worden gehouden op een eerlijke manier, met gelijke kansen voor kleine en middelgrote landbouwers en jonge landbouwers om de grond aan te kopen;

37.  dringt er bij de Commissie op aan een voorstel in te dienen voor een maximumbedrag van de rechtstreekse betaling per natuurlijke persoon als uiteindelijk begunstigde van een of meer ondernemingen, met een nultolerantiebeleid ten aanzien van personen die in een belangenconflict verkeren; onderstreept het feit dat het niet mogelijk mag zijn om honderden miljoenen EU-subsidies te ontvangen tijdens één MFK-periode (meerjarig financieel kader);

38.  dringt erop aan dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het misbruik van EU‑middelen, de gevolgen moeten ondervinden, en dat in het geval van financiële correcties de last niet mag worden verschoven naar de nationale belastingbetalers; dringt er bij de Tsjechische nationale autoriteiten op aan onterecht betaalde subsidies terug te vorderen van degenen die op er onrechtmatige wijze voordeel uit hebben gehaald; is van mening dat voor de volgende programmeringsperiode een randvoorwaarde voor het gebruik van EU-middelen moet worden ingevoerd, op grond waarvan de nationale wetgeving bepalingen moet omvatten om de verantwoordelijke begunstigde te verplichten de onterecht aangevraagde middelen terug te storten;

39.  krachtig het publieke gebruik door de premier tijdens zijn persconferentie van lasterlijke taal en haatzaaiende uitlatingen aan het adres van de deelnemers aan de onderzoeksmissie van 26-28 februari 2020; acht het onaanvaardbaar dat leden van het Europees Parlement die hebben deelgenomen aan de onderzoeksmissie van de Commissie begrotingscontrole in de Tsjechische Republiek, doodsbedreigingen hebben ontvangen en op andere manieren verbaal zijn aangevallen tijdens de uitoefening van hun functie als lid van het Europees Parlement;

40.  verzoekt de Commissie begrotingscontrole aan het Parlement verslag uit te brengen over alle relevante inzichten die tijdens de onderzoeksmissie zijn verworven en de Commissie en de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte te stellen;

41.  verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om de nog lopende auditprocedures zonder onnodige vertraging te voltooien en haar bevindingen openbaar te maken zodra alle gegevens naar behoren zijn geëvalueerd; moedigt de Raad en de Europese Raad aan de bevindingen van deze audits te bespreken en de nodige aandacht te schenken aan artikel 61 van het Financieel Reglement met betrekking tot de onderhandelingen over het volgende MFK;

42.  verzoekt de Commissie gevolg te geven aan beschuldigingen van niet-opgeloste belangenconflicten in andere lidstaten;

43.  betreurt eens te meer dat het landenrapport niet langer is opgenomen in het tweede EU‑corruptiebestrijdingsverslag van de Commissie (ARES(2017)455202); dringt er nogmaals bij de Commissie op aan, los van het Economisch Semester, opnieuw verslag uit te brengen over de stand van corruptie in de lidstaten, en daarbij ook de doeltreffendheid te beoordelen van door de EU ondersteunde corruptiebestrijdingsinspanningen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om corruptiebestrijdingsinspanningen niet uitsluitend in termen van economisch verlies te beoordelen;

44.  benadrukt het feit dat het belangrijk is de rechtsstaat, de scheiding der machten, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de onafhankelijkheid en pluriformiteit van de media te handhaven, als voorwaarde voor een geslaagd gebruik van EU‑middelen;

45.  benadrukt het feit dat onafhankelijke openbare media en de onderzoeksjournalisten en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de versterking van de rechtsstaat, belangrijk zijn; onderstreept in verband hiermee dat EU-steun voor onafhankelijke journalisten en organisaties van het maatschappelijk middenveld cruciaal is, inclusief in de context van het volgende MFK; maakt zich zorgen over de hoge concentratie van particuliere media in de handen van enkelen in de Tsjechische Republiek;

46.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de in deze resolutie geuite bezorgdheid bij het toezicht op de situatie in het kader van het rechtsstatelijkheidsmechanisme;

47.  verzoekt de Tsjechische autoriteiten de EU-instellingen zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de resultaten van het heropende onderzoek met betrekking tot Stork Nest;

48.  verzoekt de Raad en de Europese Raad alle noodzakelijke en passende maatregelen te treffen om belangenconflicten te voorkomen in het kader van de onderhandelingen over de toekomstige EU-begroting en het volgende MFK, overeenkomstig artikel 61, lid 1, van het Financieel Reglement;

49.  spreekt zijn solidariteit uit met de Tsjechische bevolking, die vraagt om eerlijkheid, rechtvaardigheid en de oplossing van de onverenigbaarheid van de zakelijke belangen van de Tsjechische premier met diens politieke rol en macht;

50.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regering en het parlement van de Tsjechische Republiek.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0530.
(2) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(4) https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/P-8-2019-001656_EN.html
(5) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(6) Ismeri Europa Srl tegen Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen, arrest van 15 juni 1999, T-277/97, ECLI:EU:T:1999:124.
(7) https://europeanjournalists.org/wp-content/uploads/2019/10/Czech-Republic-fact-finding-mission.pdf
(8) https://www.seznamzpravy.cz/clanek/babis-mu-zadal-praci-pro-agrofert-ja-jen-splnil-pokyn-rika-exnamestek-90945; https://www.seznamzpravy.cz/clanek/soukromy-obchod-agrofertu-na-stole-premiera-poslete-odpoved-napsal-babis-90494; https://www.seznamzpravy.cz/clanek/dukazy-z-e-mailu-babis-kvuli-agrofertu-ukoluje-vladou-placene-experty-90815
(9) Informatie ontvangen van de vereniging van particuliere landbouwbedrijven in de Tsjechische Republiek tijdens de onderzoeksmissie van 26-28 februari 2020.
(10) Informatie ontvangen van de hoogste controle-instantie van de Tsjechische Republiek tijdens de onderzoeksmissie van 26-28 februari 2020.
(11) Verslagen van ambtenaren en vertegenwoordigers van ngo’s, onder de aandacht gebracht van de leden van de onderzoeksmissie naar de Tsjechische Republiek van 26 -28 februari 2020.
(12) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(13) Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).

Laatst bijgewerkt op: 8 september 2020Juridische mededeling - Privacybeleid