De wet inzake de nationale veiligheid van de Volksrepubliek China voor Hongkong en de noodzaak voor de EU om de hoge mate van autonomie van Hongkong te verdedigen
Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2020 over de wet inzake de nationale veiligheid die de Volksrepubliek China heeft uitgevaardigd voor Hongkong en het feit dat de EU de hoge mate van autonomie van Hongkong moet verdedigen (2020/2665(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resolutie van 18 juli 2019 over de situatie in Hongkong(1), zijn resolutie van 24 november 2016 over de in China gevangengezette uitgever Gui Minhai(2), zijn resolutie van 4 februari 2016 over de zaak van de vermiste boekhandelaars in Hongkong(3), en zijn eerdere aanbevelingen inzake Hongkong, met name die van 13 december 2017 over Hongkong, 20 jaar na de machtsoverdracht(4),
– gezien zijn eerdere resoluties over China, in het bijzonder die van 12 september 2018(5) en van 16 december 2015(6) over de betrekkingen tussen de EU en China,
– gezien de goedkeuring op 28 mei 2020 van de resolutie van het Nationaal Volkscongres van China over de wet inzake de nationale veiligheid voor Hongkong,
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (VV/HV) namens de Europese Unie van 22 en 29 mei 2020 over Hongkong,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de 21e top EU-China van 9 april 2019,
– gezien de basiswet van de Speciale Administratieve Regio (SAR) Hongkong, die op 4 april 1990 werd aangenomen en op 1 juli 1997 in werking is getreden,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 22 juni 2016 getiteld “Nieuwe EU-strategie ten aanzien van China” (JOIN(2016)0030), de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 12 maart 2019 getiteld “EU‑China – Een strategische visie” (JOIN(2019)0005) en de conclusies van de Raad van 18 juli 2016 over de EU-strategie ten aanzien van China,
– gezien de gezamenlijke verslagen van de Commissie en de VV/HV van 8 mei 2019 (JOIN(2019)008), 26 april 2017 (JOIN(2016)0016) en 25 april 2016 (JOIN(2016)0010) over de Speciale Administratieve Regio Hongkong: jaarverslag 2015, en de 20 vergelijkbare verslagen die hieraan voorafgingen,
– gezien de 13e jaarlijkse gestructureerde dialoog die plaatsvond in Hongkong op 28 november 2019, en gezien de 37e mensenrechtendialoog EU-China die werd gehouden in Brussel op 1 en 2 april 2019,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de regering van het Verenigd Koninkrijk en de regering van de Volksrepubliek China over de kwestie Hongkong van 19 december 1984, de zogeheten Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring,
– gezien het “één-China-beleid” van de EU,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966,
– gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring van 1984 is gewaarborgd en in de basiswet van de SAR Hongkong van 1990 is bepaald dat in Hongkong de autonomie en de onafhankelijkheid van de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht, alsook de grondrechten en vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en vergadering, en de persvrijheid, gedurende 50 jaar na overdracht van de soevereiniteit worden gehandhaafd; overwegende dat de basiswet van de SAR Hongkong bepalingen bevat ter waarborging van haar autonomie bij de handhaving van orde en veiligheid en bij de uitvaardiging van wetten inzake elke vorm van verraad, afscheiding, opruiing of subversie tegen de Centrale Volksregering; overwegende dat in de Gezamenlijke Verklaring en in de basiswet het beginsel “één land, twee systemen” is vastgelegd, zoals overeengekomen tussen China en het Verenigd Koninkrijk; overwegende dat de Volksrepubliek China ook internationale overeenkomsten over deze rechten heeft ondertekend en geratificeerd, en daarmee het belang en het universele karakter van de mensenrechten heeft erkend; overwegende dat Hongkong partij is bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR);
B. overwegende dat de EU pleit voor de bevordering en de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat als kernwaarden die dienen als leidraad voor onze langdurige betrekkingen met de Volksrepubliek China, overeenkomstig het engagement van de EU om deze waarden in het kader van haar externe optreden te handhaven; overwegende dat de Europese Unie er sterk aan hecht dat Hongkong stabiel en welvarend blijft op grond van het beginsel “één land, twee systemen”, en het van groot belang acht dat Hongkong een hoge mate van autonomie behoudt, in overeenstemming met de basiswet en internationale toezeggingen, en dat dit beginsel wordt geëerbiedigd; overwegende dat met name sinds het “Occupy”-protest het beginsel van “één land, twee systemen” wordt uitgehold door de inmenging van de Chinese autoriteiten, politieke leiders gevangengezet zijn, de vrijheid van meningsuiting is uitgehold, de gedwongen verdwijningen zijn toegenomen en boekhandels en mediakanalen zijn opgekocht door eigenaren die Peking gunstig gezind zijn;
C. overwegende dat het Nationaal Volkscongres van China op 28 mei 2020 een resolutie heeft aangenomen waarmee het Permanent Comité van het Nationaal Volkscongres in staat wordt gesteld wetgeving vast te stellen tegen separatisme, ondermijning van de staatsmacht, terrorisme en buitenlandse inmenging in Hongkong, en dat in de resolutie nog andere te nemen maatregelen worden genoemd, waaronder educatie over nationale veiligheid, de oprichting van organen voor nationale veiligheid van de Centrale Volksregering in Hongkong en regelmatige verslaglegging door de Chief Executive aan de Centrale Volksregering over de prestaties van Hongkong wat betreft zijn plicht om de nationale veiligheid te waarborgen;
D. overwegende dat de internationale gemeenschap dit besluit ziet als een bedreiging voor het beginsel “één land, twee systemen” en van mening is dat dit besluit de bepalingen van de basiswet en de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring negeert, dat het indruist tegen de toezeggingen inzake mensenrechten, dat het volkomen voorbijgaat aan het eigen wetgevingsproces van Hongkong en de meest recente en flagrantste van de jarenlang aanhoudende pogingen van Peking vormt om de vrijheid en autonomie van Hongkong en de burgerlijke vrijheden van zijn burgers in te perken;
E. overwegende dat de burgers van Hongkong in de afgelopen jaren ongekend talrijk de straat zijn opgegaan om hun grondrechten op vrije vergadering en betoging uit te oefenen; overwegende dat deze wet de aanhoudende spanningen in de politiek en de maatschappij van Hongkong niet doet afnemen, maar veeleer de bestaande onrust aanwakkert; overwegende dat het bestuur van de SAR Hongkong in februari 2019 de wet inzake voortvluchtige delinquenten en wederzijdse rechtshulp in strafzaken heeft voorgesteld tot wijziging van de verordening inzake voortvluchtige delinquenten, als maatregel tegen de massale oppositie van burgers van Hongkong, waardoor de massaprotesten in Hongkong van 2019 en 2020 zijn ontketend, maar dat deze wet na 20 weken protesten weer is ingetrokken;
F. overwegende dat Peking sedert april en mei 2020 zijn inspanningen heeft verdubbeld om zijn heerschappij aan Hongkong op te leggen en daarbij aan honderden prodemocratische activisten en oppositiegroeperingen het zwijgen heeft opgelegd, en hen heeft gearresteerd en vervolgd; overwegende dat de politie van Hongkong straffeloosheid geniet voor alle wreedheden die zij in 2019 en 2020 tegen demonstranten heeft begaan; overwegende dat op 27 mei 2020 meer dan 360 prodemocratische activisten uit Hongkong zijn gearresteerd tijdens betogingen tegen de Chinese wet tegen opruiing; overwegende dat de politie van Hongkong maatregelen inzake sociale afstand in verband met COVID-19 als voorwendsel heeft gebruikt om onnodig en buitensporig geweld te gebruiken tegen de overgrote vreedzame meerderheid van de betogers, en daarbij gebruikgemaakt heeft van traangas, rubberen kogels, beanbags en pepperspray;
G. overwegende dat leden van het Europees Parlement op 20 april 2020 bij de Chief Executive erop hebben aangedrongen ervoor te zorgen dat de aanklachten tegen 15 prodemocratische activisten die in 2019 aan vreedzame protesten in Hongkong hebben deelgenomen, worden ingetrokken; overwegende dat mensenrechtendeskundigen van de Verenigde Naties op 13 mei 2020 bij de autoriteiten van de SAR Hongkong erop hebben aangedrongen de strafrechtelijke vervolging van de 15 prodemocratische activisten onmiddellijk te staken;
H. overwegende dat activistische groeperingen kunnen worden verboden en vervolgd op grond van het voorgestelde plan inzake de nationale veiligheid en dat rechters lange gevangenisstraffen kunnen opleggen wegens schending van de nationale veiligheid; overwegende dat de Chinese veiligheidsinstanties in de stad openlijk actief kunnen zijn en dat een nieuw verbod op terrorisme de Chinese autoriteiten, veiligheidstroepen en strijdkrachten ruime en ongecontroleerde bevoegdheden geeft om in Hongkong te opereren; overwegende dat de wetshandhavingsinstanties van het Chinese vasteland naar verluidt reeds illegaal hebben geopereerd in Hongkong; overwegende dat elke operatie van wetshandhavingsinstanties van de Volksrepubliek China in Hongkong een ernstige schending is van het beginsel “één land, twee systemen”;
I. overwegende dat Carrie Lam, de regeringsleider van Hongkong, de door Peking voorgestelde wetgeving heeft verdedigd en daarbij heeft toegegeven dat in Hongkong geen openbare raadpleging over het veiligheidsplan zal plaatsvinden, en dat zij tevens heeft verkondigd dat rechten en vrijheden niet absoluut zijn; overwegende dat de Chief Executive de burgers van Hongkong in een op 29 mei 2020 in kranten gepubliceerde brief heeft gevraagd om hun volledige begrip en krachtige steun voor het besluit van het Nationaal Volkscongres;
J. overwegende dat de staatsraad van de Volksrepubliek China op 10 juni 2014 een witboek heeft uitgebracht over de praktijk van het “één land, twee systemen”-beleid in Hongkong, waarin wordt benadrukt dat de autonomie van de SAR Hongkong uiteindelijk afhankelijk is van de toestemming van de centrale regering van de Volksrepubliek China; overwegende dat de Chinese regering de regering van de SAR Hongkong heeft aangemoedigd een nieuw nultolerantiebeleid te voeren ten aanzien van elke vermelding van “zelfbeschikking” of “onafhankelijkheid” om redenen in verband met de nationale veiligheid, hetgeen in strijd is met de basiswet;
K. overwegende dat de rechterlijke macht op het Chinese vasteland niet onafhankelijk van de regering en de Chinese Communistische Partij functioneert, en dat het gerechtelijk apparaat wordt gekenmerkt door willekeurige opsluitingen, foltering en andere vormen van mishandeling, ernstige schendingen van het recht op een eerlijk proces, gedwongen verdwijningen en verschillende vormen van opsluiting zonder contact met de buitenwereld en zonder proces;
L. overwegende dat een partij-overschrijdende internationale coalitie onder leiding van voormalig gouverneur van Hongkong Lord Patten, waartoe tot dusver rond 900 parlementsleden en besluitvormers uit meer dan 40 landen zijn toegetreden, een verklaring heeft afgegeven waarin de “unilaterale invoering door Peking van wetgeving inzake de nationale veiligheid in Hongkong” wordt bekritiseerd en sympathiserende regeringen ertoe worden opgeroepen zich te verenigen tegen deze “flagrante schending van de Chinees-Britse Gemeenschappelijke Verklaring”;
M. overwegende dat het Pan-democratiekamp een overweldigende overwinning heeft behaald bij de verkiezingen voor het district Hongkong op 24 november 2019; overwegende dat in september 2020 verkiezingen voor de Wetgevende Vergadering van Hongkong op de rol staan;
N. overwegende dat de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Dominic Raab, op 2 juni 2020 in het Lagerhuis heeft verklaard dat als China zijn wetsvoorstel ten uitvoer legt, de Britse regering nieuwe regelingen zal invoeren om houders van een paspoort van Brits onderdaan overzee in Hongkong in staat te stellen langer dan de huidige maximale periode van zes maanden naar het Verenigd Koninkrijk te komen en een verblijfsvergunning voor een verlengbare periode van twaalf maanden aan te vragen om er te studeren en te werken, waarmee ook in een traject naar het staatsburgerschap wordt voorzien;
O. overwegende dat in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) het volgende is bepaald: “Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen”;
1. betreurt de unilaterale vaststelling van wetgeving inzake de nationale veiligheid door Peking in Hongkong, aangezien dit een algehele aanval is op de autonomie, de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden van de stad; benadrukt dat de integriteit van het beginsel “één land, twee systemen” ernstig wordt bedreigd; benadrukt dat de invoering van de geplande wetgeving inzake de nationale veiligheid wordt beschouwd als een schending van de toezeggingen en verplichtingen van de Volksrepubliek China uit hoofde van het internationaal recht, met name de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring, ernstige schade dreigt toe te brengen aan de vertrouwensrelatie tussen China en de EU, en de toekomstige samenwerking, alsmede het vertrouwen van het bedrijfsleven in Hongkong als een belangrijk mondiaal financieel centrum dreigt aan te tasten;
2. veroordeelt krachtig de voortdurende en toenemende inmenging van China in de interne aangelegenheden van Hongkong, alsook de recente verklaring van China dat de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring van 1984 een historisch document is, en bijgevolg niet langer geldig is; benadrukt dat de Chinese regering gehouden is aan de Gezamenlijke Verklaring, die als wettelijk bindend verdrag bij de VN geregistreerd is, en dat zij de hoge mate van autonomie van Hongkong en zijn rechten en vrijheden in stand moet houden; is ernstig bezorgd dat een permanente schending van het autonome regeringskader van Hongkong een serieuze domper op zijn economie zal zetten; doet een beroep op de centrale regering van de Volksrepubliek China zich te onthouden van het uitoefenen van druk op het bedrijfsleven om de wetgeving inzake de nationale veiligheid te ondersteunen, en ervan af te zien de internationale steun voor de autonomie en de vrijheden van Hongkong aan te merken als “inmenging in interne aangelegenheden” en daden van subversie en afscheiding, aangezien de geuite bezorgdheid betrekking heeft op bindende internationale verplichtingen van de Volksrepubliek China;
3. verzoekt de Chinese autoriteiten de internationale verplichtingen die China uit hoofde van de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring is aangegaan, te respecteren; onderstreept dat China zich volledig moet houden aan de basiswet en het beginsel “één land, twee systemen”, mede door eindelijk algemene verkiezingen in te voeren; onderstreept dat China de hoge mate van autonomie van de SAR Hongkong niet mag ondermijnen;
4. steunt de inschatting van de VV/HV dat een nieuwe en doortastendere strategie voor de omgang met een assertiever China nodig is, alsmede een open en eerlijke dialoog; roept de Raad en de EDEO nadrukkelijk ertoe op een krachtiger standpunt in te nemen ter ondersteuning van het behoud van de wettelijke autonomie van Hongkong; benadrukt dat dit cruciaal is om de ondersteuners van de democratie in Hongkong en de ruimere internationale gemeenschap te laten weten dat de EU vasthoudt aan haar grondwaarden van vrijheid, democratie, en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;
5. vraagt de Raad en de VV/HV met klem ervoor te zorgen dat alle aspecten van de betrekkingen van de EU met de Volksrepubliek China afgestemd zijn op de in artikel 21 VEU vastgelegde beginselen en waarden, en de kwestie van de voor Hongkong uitgevaardigde wet inzake de nationale veiligheid als topprioriteit op de agenda van de komende top EU-China en de geplande bijeenkomst van de leiders van de EU en China te plaatsen, alsmede andere mensenrechtenkwesties, zoals de situatie van de Oeigoeren;
6. onderstreept dat de EU de grootste uitvoerbestemming van China is; is van mening dat de EU haar economische gewicht in de schaal moet leggen om de harde campagne van China tegen de mensenrechten met economische middelen aan te vechten; onderstreept dat de huidige situatie zijn overtuiging versterkt dat de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden een belangrijke rol moet spelen in de onderhandelingen over een investeringsovereenkomst tussen de EU en China; verzoekt de Commissie alle middelen aan te grijpen die zij tot haar beschikking heeft, waaronder de lopende onderhandelingen over een bilaterale investeringsovereenkomst, om druk uit te oefenen op de Chinese autoriteiten, opdat zij de hoge mate van autonomie van Hongkong handhaven, alsook de grondrechten en vrijheden van zijn burgers en van onafhankelijke maatschappelijke organisaties, en de mensenrechtensituatie op het vasteland en in Hongkong verbeteren; herhaalt zijn oproep om een bindend en afdwingbaar hoofdstuk inzake duurzame ontwikkeling in de overeenkomst op te nemen; dringt er bij de EU op aan om, overeenkomstig artikel 21 van het VEU, een mensenrechtenclausule op te nemen in alle toekomstige handelsovereenkomsten met de Volksrepubliek China; draagt de Commissie op de Chinese zijde mee te delen dat het Parlement rekening zal houden met de mensenrechtensituatie in China, inclusief in Hongkong, wanneer het wordt verzocht zijn goedkeuring te hechten aan een brede investeringsovereenkomst of toekomstige handelsakkoorden met de Volksrepubliek China;
7. benadrukt dat de internationale gemeenschap nauw moet samenwerken om druk uit te oefenen op Peking, zodat zijn maatregelen stroken met de internationale toezeggingen die het land heeft gedaan in het kader van de Chinees-Britse Verklaring van 1984;
8. merkt op dat het beleid van de Volksrepubliek China om de aanpak van “één land, twee systemen” op te geven de bevolking van Taiwan sterk heeft vervreemd, en benadrukt bereid te zijn met internationale partners samen te werken om de democratie in Taiwan te helpen versterken;
9. verzoekt de EU en haar lidstaten te overwegen om, indien de nieuwe veiligheidswet wordt toegepast, een zaak aanhangig te maken bij het Internationaal Gerechtshof, op basis van de stelling dat het besluit van China om wetgeving inzake de nationale veiligheid op te leggen aan Hongkong in strijd is met de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring en het ICCPR;
10. dringt er bij de lidstaten die lid zijn van de VN-Veiligheidsraad, op aan een “Arria-vergadering” bijeen te roepen om de situatie in Hongkong te bespreken met activisten, vertegenwoordigers van ngo’s en speciale rapporteurs van de VN; dringt in dit verband erop aan dat de EU zich actief ervoor inzet dat de secretaris-generaal van de VN of de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten een speciale gezant of speciale rapporteur van de VN voor de situatie in Hongkong benoemt, en zich zo aansluit bij het initiatief van de voorzitters van de commissies buitenlandse zaken van het VK, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland;
11. verzoekt de Raad en de VV/VH samen te werken met de internationale gemeenschap om een internationale contactgroep inzake Hongkong op te richten en acties met internationale partners, met name het Verenigd Koninkrijk, te coördineren;
12. verzoekt de Raad, en met name het komende voorzitterschap van de Raad, in 2020 de werkzaamheden af te ronden inzake een mondiaal sanctiemechanisme van de EU voor de mensenrechten, zoals ondersteund door het Parlement in zijn resolutie van 14 maart 2019(7), en verzoekt de Raad om vaststelling van gerichte sancties tegen en bevriezing van tegoeden van Chinese functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de uitwerking en uitvoering van beleidsmaatregelen waarmee de mensenrechten worden geschonden; is van mening dat dit mensenrechtenkader gebruikt kan worden om sancties op te leggen aan de leiders die verantwoordelijk zijn voor dit harde optreden tegen Hongkong en zijn bevolking en voor ernstige schendingen van de mensenrechten, sancties die vergelijkbaar zijn met de in de wet-Magnitsky voorziene sancties; benadrukt dat dergelijke sancties besproken en, indien mogelijk, afgestemd moeten worden met democratische partners als Australië, Canada, de VS, Japan en Zuid-Korea;
13. verzoekt de EU, haar lidstaten en de internationale gemeenschap te werken aan het opleggen van passende mechanismen voor de controle op de uitvoer, met inbegrip van cyberbewakingsproducten, teneinde China, en met name Hongkong, de toegang te ontzeggen tot technologieën die worden gebruikt om de grondrechten te schenden; verzoekt de medewetgevers in dit verband een gemeenschappelijk standpunt te bepalen inzake de hervorming van de verordening betreffende tweeërlei gebruik; benadrukt dat het Parlement het voorstel van de Commissie over strenge exportcontrole op al dan niet in de lijst opgenomen technologieën voor cyberbewaking verder heeft ontwikkeld en versterkt;
14. verzoekt de EU-lidstaten zorgvuldig na te gaan hoe economische, en met name technologische, afhankelijkheid van de Volksrepubliek China kan worden voorkomen, onder meer in hun besluiten over de ontwikkeling van 5G-netwerken;
15. verzoekt de Raad en de Commissie te overwegen een “reddingsbootregeling” voor de burgers van Hongkong in het leven te roepen ingeval de mensenrechten en de fundamentele vrijheden er nog verder op achteruit zouden gaan;
16. veroordeelt krachtig alle gevallen van mensenrechtenschendingen in Hongkong, in het bijzonder willekeurige arrestaties, uitleveringen, gedwongen bekentenissen, voorarrest zonder contact met de buitenwereld en schendingen van de vrijheid van publicatie en van meningsuiting; dringt aan op de onmiddellijke beëindiging van mensenrechtenschendingen en politieke intimidatie; is zeer bezorgd over de gemelde gevallen van geheime detentie, foltering en mishandeling, en van gedwongen bekentenissen; verzoekt de EU-lidstaten de desbetreffende richtsnoeren van de EU inzake de mensenrechten volledig toe te passen en alle diplomatiek personeel in te zetten om vastberaden te reageren op arrestaties en veroordelingen van activisten, onder meer door te zorgen voor waarneming van processen, het aanvragen van gevangenisbezoeken en het aanspreken van de betrokken autoriteiten om bij hen aan te dringen op de vrijlating van personen die zijn aangehouden en veroordeeld voor de vreedzame uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting;
17. roept op tot een onafhankelijk, onpartijdig, doeltreffend en onverwijld onderzoek naar het gewelddadige optreden van de politie van Hongkong tegen betogers; vraagt de autoriteiten van de SAR Hongkong ervoor te zorgen dat de aanklachten tegen 15 prodemocratische activisten en politici en tegen vreedzame demonstranten worden ingetrokken en dat de vervolging wordt gestaakt, onder meer jegens Martin Lee, Margaret Ng, Lee Cheuk-yan, Benny Tai, Jimmy Lai, Albert Ho en Leung Kwok-hung;
18. toont zich uitermate bezorgd over de voortdurende verslechtering van de burgerrechten, politieke rechten en persvrijheid; is uitermate bezorgd over de afschaffing van de rechten van journalisten, de ongekende druk op journalisten en hun steeds grotere zelfcensuur, vooral met betrekking tot verslaggeving over onderwerpen die voor het Chinese vasteland gevoelig liggen of kwesties die verband houden met de regering van de SAR Hongkong;
19. uit zijn toenemende bezorgdheid over het verhoogde risico van de inwerkingtreding van de wet inzake de nationale veiligheid voor tienduizenden EU-burgers in Hongkong;
20. dringt er bij de VV/HV en de delegaties van de lidstaten op aan nauwlettend toe te zien op en regelmatig verslag uit te brengen over de aanloop naar de verkiezingen voor de Wetgevende Raad, die momenteel zijn gepland voor september, met bijzondere aandacht voor de vraag of personen op onrechtmatige wijze belet wordt om zich kandidaat te stellen, hetzij door procedurele belemmeringen, hetzij door ongegronde gerechtelijke procedures, waarbij tevens wordt nagegaan of iedereen de mogelijkheid heeft om te vergaderen voor campagnedoeleinden en of de kiezers hun stem vrij kunnen uitbrengen; verzoekt de regering van de SAR Hongkong te garanderen dat de verkiezingen voor de Wetgevende Raad in september 2020 vrij en eerlijk verlopen; dringt bij China erop aan zich te onthouden van inmenging in het verkiezingsproces in de SAR Hongkong; herhaalt zijn oproep tot structurele hervormingen om de rechtstreekse verkiezing van de Chief Executive en de Wetgevende Raad mogelijk te maken, zoals vastgelegd in de basiswet, en dringt aan op een akkoord over een kiesstelsel dat volledig democratisch, eerlijk, open en transparant is, en dat de bevolking van de SAR Hongkong het recht geeft kandidaten te kiezen en zich kandidaat te stellen voor alle leidinggevende functies;
21. verzoekt om onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de in China gedetineerde Zweedse boekhandelaar Gui Minhai;
22. verzoekt de VV/HV, de EDEO en de lidstaten om al deze kwesties resoluut aan de orde te stellen en te zorgen voor een dialoog met de regeringen van de SAR Hongkong en China; herinnert eraan hoe belangrijk het is dat de EU de kwestie van mensenrechtenschendingen in China tijdens elke politieke en mensenrechtendialoog met de Chinese autoriteiten ter sprake brengt, in het bijzonder het geval van de minderheden in Tibet en Xinjiang, in overeenstemming met de belofte van de EU om met één sterke, duidelijke stem te spreken in haar benadering van China; brengt voorts in herinnering dat China in de context van zijn permanente hervormingsproces en steeds prominentere rol op het wereldtoneel ervoor heeft gekozen aan het internationale mensenrechtenkader deel te nemen door zijn handtekening te zetten onder een breed scala van internationale mensenrechtenverdragen; dringt erop aan de dialoog met China voort te zetten om ervoor te zorgen dat het land zijn verplichtingen nakomt;
23. betuigt zijn respect aan de moedige Chinezen die in juni 1989 op het Tiananmen-plein in Peking bijeen zijn gekomen om op te roepen tot beëindiging van de corruptie, en tot politieke hervormingen en burgerlijke vrijheden; verzoekt de Chinese autoriteiten toe te staan dat het bloedbad op het Tiananmen-plein niet alleen in Hongkong, maar op het gehele grondgebied van de Volksrepubliek China kan worden herdacht;
24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China en de Chief Executive en de Wetgevende Vergadering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong.