Resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over de financiële activiteiten van de Europese Investeringsbank – jaarlijks verslag 2019 (2019/2126(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 15, 126, 174, 175, 177, 208, 209, 271, 308 en 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank (EIB),
– gezien het activiteitenplan 2019 van de EIB, zoals gepubliceerd op de website van de EIB,
– gezien het activiteitenverslag 2018 van de EIB, getiteld “Aangeboord potentieel” (“Opportunity Delivered”),
– gezien het financieel verslag en het statistisch verslag van de EIB voor 2018,
– gezien het verslag van de EIB getiteld “EIB operations inside the European Union – Annual report 2018”, gepubliceerd in 2019,
– gezien het verslag van de EIB getiteld “The EIB outside the European Union – Financing with global impact – Annual report 2018”, gepubliceerd in 2019,
– gezien het verslag van de EIB getiteld “Annual Report 2018: European Investment Advisory Hub”, gepubliceerd in 2019,
– gezien de nieuwe klimaatstrategie en het nieuwe leningenbeleid in de energiesector, zoals door de EIB vastgesteld in november 2019,
– gezien Verordening (EU) 2017/2396 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub(1),
– gezien de aanbeveling van de Europese Ombudsman in zaak 146/2017/DR over de manier waarop de Europese Investeringsbank een klacht heeft behandeld over inbreuken op milieu-, gezondheids- en veiligheidsvoorschriften in een door haar gefinancierd project,
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 januari 2020 getiteld “Sustainable Europe Investment Plan, European Green Deal Investment Plan” (COM(2020)0021),
– gezien het voorstel voor een verordening van de Commissie van 14 januari 2020 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (COM(2020)0022),
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2018 getiteld “Actieplan: duurzame groei financieren” (COM(2018)0097),
– gezien het EIB-initiatief voor economische veerkracht,
– gezien de goedkeuring door de EIB van de ratificatie van de Overeenkomst van Parijs door de Europese Unie op 7 oktober 2016,
– gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties,
– gezien de openingstoespraak van de kandidaat-voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, op 16 juli 2019 tijdens de voltallige vergadering van het Parlement in Straatsburg,
– gezien de toespraak van de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, op 11 december 2019 tijdens de voltallige vergadering van het Parlement in Brussel,
– gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0081/2020),
A. overwegende dat in artikel 309 VWEU en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie staat dat de EIB een bijdrage moet leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, en dat in artikel 18 van de statuten van de EIB staat dat zij haar middelen op rationele wijze moet gebruiken ten behoeve van de Unie; overwegende dat dit mede betrekking heeft op inachtneming van de klimaatovereenkomst van Parijs en op de verplichtingen van de Unie op het gebied van milieubescherming zoals bedoeld in de artikelen 11 en 191 VWEU;
B. overwegende dat de belangrijkste creditratingsbureaus de obligaties van de EIB de AAA-rating geven vanwege – onder andere – het feit dat de bank de lidstaten toebehoort en vanwege haar prudentiële beheer van risico’s;
C. overwegende dat de EIB in 2018 haar rentabiliteit heeft behouden, met een netto overschot van 2,3 miljard EUR; overwegende dat de EIB verplicht is een hoog niveau van solvabiliteit te handhaven, en een robuuste en kwalitatief hoogwaardige activaportefeuille moet aanhouden;
D. overwegende dat de EIB, als grootste multilaterale leningverstrekker en geldschieter ter wereld, en als gezamenlijk eigendom van de lidstaten, de natuurlijke partner van de Unie is voor de implementatie van financiële instrumenten, in nauwe samenwerking met nationale en multilaterale financiële instellingen;
E. overwegende dat de EIB-groep uit hoofde van het Verdrag verplicht is bij te dragen aan de integratie, de economische en sociale cohesie en de regionale ontwikkeling in de EU door middel van verschillende investeringsinstrumenten zoals leningen, aandelen, garanties, risicodelingsfaciliteiten en adviesdiensten;
F. overwegende dat de Commissie denkt jaarlijks 1 115 miljard EUR aan investeringen nodig te hebben voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie voor 2030(2); overwegende dat de Commissie voornemens is de komende tien jaar met haar investeringsplan voor een duurzaam Europa 1 biljoen EUR aan financiering voor investeringen vrij te maken;
G. overwegende dat duurzame investeringen normaal gesproken een hoger rendement hebben dan standaardinvesteringen, en dat de volumes daardoor in de regel geringer zijn en de aan deze investeringen verbonden risico´s hoger; overwegende dat de liquiditeit van de markten voor duurzame financiële producten moet worden verdiept en dat dit alleen maar mogelijk is door het aantal producten op de markt te verhogen; overwegende dat niet mag worden verwacht dat de particuliere sector alléén de kritieke massa bereikt en dat de overheidssector sterker aanwezig moet zijn op de markten voor duurzame financiële activa en zijn marktaandeel moet vergroten om lagere risico’s, lagere rendementen, een grotere marktparticipatie en een sterkere liquiditeit mogelijk te maken;
H. overwegende dat de EIB een belangrijke rol speelt in de EU-strategie voor het aanpakken van aan het klimaat en het milieu verbonden uitdagingen, die de opgave bij uitstek van deze generatie vormen, zoals aangegeven door de Commissie, en dat jaarlijks aanvullende investeringen ten belope van 260 miljard EUR nodig zullen zijn om de huidige klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 te verwezenlijken;
I. overwegende dat er voortdurend aandacht moet gaan naar de ontwikkeling van beste praktijken in verband met het prestatiebeleid en -beheer, de governance en transparantie van de EIB-groep;
Algemene adviezen
1. benadrukt het belang van de activiteiten van de (EIB), als bank van de Unie, voor het verhogen van de huidige investeringsniveaus in de EU, die onder de historische gemiddelden liggen en ontoereikend zijn om te voldoen aan de ambities van de EU op het gebied van duurzaamheid, economie, sociale zaken en werkgelegenheid, en voor het verwezenlijken van regionale cohesie, innovatie en competitiviteit op EU-niveau en van financiering op lokaal niveau, waaronder door gemeenten die inspelen op de behoeften van de burgers;
2. erkent dat de EU en de lidstaten meer moeten investeren in de strijd tegen de klimaatverandering, in de digitale revolutie en in overheidsdiensten;
3. verwelkomt de gecoördineerde reactie van de EU op de COVID-19-pandemie en herhaalt dat snel werk moet worden gemaakt van de transformatie van onze economieën en van het opvangen van de sociale en economische gevolgen van de crisis; verwelkomt in het bijzonder de rol die de EIB wordt toegedicht bij de ondersteuning van de economie van de EU middels het Europees Garantiefonds, het herziene InvestEU-programma, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie en het instrument voor solvabiliteitssteun; onderstreept dat deze rol met name belangrijk is voor kmo´s en de zwaarst getroffen sectoren; verzoekt de EIB tegelijkertijd vast te houden aan de toezegging om al haar acties af te stemmen op de EU-doelstelling van het - tegen ten laatste 2050 - verwezenlijken van klimaatneutraliteit; neemt kennis van het ‘position paper’ van de EIB van 15 juni 2020 over haar Climate Bank Roadmap, en herhaalt zijn oproep voor ambitieuze maatregelen en duidelijke doelstellingen, met name wat betreft de afhankelijkstelling van ondersteuning van uitfaseringsmaatregelen in overeenstemming met de EU-doelstellingen inzake decarbonisatie tegen 2050;
4. wijst op het verslechterende mondiale economische klimaat, met vertraagde bbp-groei en wereldwijde uitdagingen die onzekerheid teweegbrengen; wijst op de zwakke investeringsniveaus in de EU tijdens de afgelopen tien jaar; dringt aan op meer publieke en private investeringen in de EU op nationaal, regionaal en lokaal niveau;
5. neemt kennis van het investeringsverslag van de EIB voor 2019-2020, waarin wordt gewezen op de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd op het gebied van concurrentievermogen, zoals de toenemende ongelijkheid en ontoereikende investeringsniveaus, vooral in klimaatgerelateerde O&O en digitalisering, waardoor de economische toekomst van Europa wordt bedreigd; dringt er bij de EIB op aan alles in het werk te stellen om deze kwesties aan te pakken tijdens haar activiteiten;
6. neemt er nota van dat de EIB in 2018 64 miljard EUR heeft geïnvesteerd in 854 projecten; merkt op dat de EIB zich aan het prudentiële beginsel houdt, met slechts 0,3 % niet-presterende leningen;
7. herhaalt dat voor een evenwichtigere geografische verdeling van de door de EIB verstrekte financiering moet worden gezorgd; roept de EIB op iets te doen aan de stelselmatige tekortkomingen die tot gevolg hebben dat bepaalde regio´s en landen niet ten volle kunnen profiteren van haar financiële activiteiten, waaronder door zich meer inspanningen te getroosten om haar leningactiviteiten uit te breiden middels het bieden van technische bijstand en adviesdiensten, in het bijzonder in regio´s met een lage investeringscapaciteit, en middels advisering over het ontwikkelen van projecten, teneinde inclusieve groei en economische, sociale en territoriale convergentie en cohesie te bevorderen, met inachtneming van de vraaggestuurde aard van de EIB-financiering;
8. verzoekt de EIB een belangrijke rol te vervullen in het bevorderen van duurzame financiering, zowel binnen en buiten Europa, en middels haar kredietverleningsactiviteiten prioriteit te geven aan de uitvoering van de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties door verdere financiering voor investeringen in sociale, groene en duurzame projecten vrij te maken;
9. vraagt passende steun om de regelingen voor de verlening van technische bijstand, financiële deskundigheid en capaciteitsopbouw aan lokale en regionale overheden in de fase voorafgaand aan de goedkeuring van projecten uit te breiden, met het oog op betere toegankelijkheid en betrokkenheid van alle lidstaten; dringt in dit verband ook aan op meer steun voor adviesdiensten, zoals de InvestEU Advisory Hub, Jaspers, Elena en Fi-compass; pleit voor intensievere samenwerking met nationale stimuleringsbanken en -instellingen;
10. is verheugd over de gerichte inspanningen van de EIB om in de uitvoeringsfase bijstand te verlenen aan de door haar gefinancierde projecten (terbeschikkingstelling van deskundigen, steuninstrumenten en opstelling van voorbereidende studies); verzoekt de EIB en de Commissie om samen voorstellen te formuleren om de teams van de EIB systematischer te betrekken bij de uitvoering van projecten in de lidstaten die daarom verzoeken, met name in domeinen die geavanceerde expertise vergen of voor de EU van strategisch belang zijn, zoals de strijd tegen de klimaatverandering;
11. verwelkomt het dat de EIB tussen 2009 en 2018 alleen al voor cohesiedoelstellingen steun heeft verstrekt ten bedrage van meer dan 200 miljard EUR;
12. verzoekt de EIB in het bijzonder aandacht te besteden aan overleg met alle belanghebbenden die bij haar projecten betrokken zijn, met name lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld en de het grote publiek;
13. is van mening dat innovatie en vaardigheden fundamentele elementen zijn om tot duurzame groei te komen, hoogwaardige banen te scheppen en het concurrentievermogen op lange termijn te versterken; verwelkomt het dat de EIB in 2018 innovatie en vaardigheden heeft ondersteund met een bedrag van 13,5 miljard EUR; verwacht dat de EIB haar steun voor innovatie en vaardigheden zal voortzetten;
14. is van mening dat Europa de invoering van digitale technologieën moet versnellen, evenals de investeringen in digitale infrastructuur en vaardigheden om zijn concurrentiekracht te behouden; verzoekt de EIB de technologische transitie te benaderen met een sterkere ondersteuning van de digitalisering;
15. beschouwt de tien normen zoals bedoeld in het sociaal en milieuhandvest van de EIB van cruciaal belang, en de inachtneming ervan een conditio sine qua non om voor de verstrekking van een lening in aanmerking te komen, onder meer op het gebied van preventie en vermindering van verontreiniging, biodiversiteit en ecosystemen, klimaatgerelateerde normen, cultureel erfgoed, onvrijwillige hervestiging, rechten en belangen van kwetsbare groepen, arbeidsnormen, gezondheid op het werk en volksgezondheid, veiligheid en beveiliging, en betrokkenheid van belanghebbenden;
16. verzoekt de Commissie er met name voor te zorgen dat de begrotingsregels van de EU de toekomstige inspanningen ter verhoging van het niveau van de overheidsinvesteringen in de EU ondersteunen, zodat de EIB deze investeringen kan benutten;
17. is van mening dat bij de evaluatiecriteria voor sociale projecten rekening moet worden gehouden met de beginselen van de Europese Pijler van sociale rechten; benadrukt in dit verband dat het belangrijk is zowel vooraf als achteraf te beoordelen in welke mate de projecten duurzaam zijn en de concurrentiekracht versterken en welke economische, sociale en milieueffecten ze sorteren;
18. is ingenomen met de stappen die de EIB tot dusver al heeft gezet; verzoekt de EIB om haar rapportage en evaluatie van de werkelijk behaalde resultaten en haar analyse van de werkelijke gevolgen van haar investeringen voor economie, maatschappij en milieu te verbeteren;
19. verzoekt de EIB gevolg te geven aan de conclusies van Speciaal Verslag nr. 3/2019 van de Rekenkamer, waarin wordt beoordeeld of het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) daadwerkelijk heeft bijgedragen tot het aantrekken van meer financiering ter ondersteuning van aanvullende investeringen in de hele EU; merkt op dat in het verslag werd geconstateerd dat sommige EFSI-financiering andere EIB-financiering simpelweg heeft vervangen en dat een deel van de financiering naar projecten ging waarvoor andere bronnen van publieke of particuliere financiering hadden kunnen worden aangesproken, en dat de door het EFSI aangetrokken aanvullende investeringen soms te rooskleurig waren voorgesteld;
20. benadrukt dat de belangrijkste kwantitatieve doelstelling van het EFSI, namelijk de mobilisering van 500 miljard EUR aan extra private en publieke investeringen, niet de belangrijkste succesfactor voor het EFSI mag zijn en dat meetbare doelstellingen inzake duurzaamheid, additionaliteit, geografische dekking en sociale impact in toekomstige investeringsstrategieën minstens even belangrijk moeten zijn;
21. verzoekt de EIB de financiering via het EFSI en InvestEU voor projecten die een wezenlijke bijdrage leveren aan de sociale doelstellingen en de doelstellingen inzake duurzaamheid van de EU te verhogen, overeenkomstig de relevante EU-regelgeving; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat de methoden voor duurzaamheidstoetsing in het kader van InvestEU volledig in overeenstemming zijn met de duurzaamheidsdoelstellingen van de EU en dat in de evaluatiecriteria voor sociale projecten rekening wordt gehouden met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten; benadrukt in dit verband dat het belangrijk is zowel vooraf als achteraf te beoordelen in welke mate de projecten duurzaam zijn en de concurrentiekracht versterken en welke economische, sociale en milieueffecten ze sorteren;
22. is van mening dat een verdere externe evaluatie van de additionele aard van het kredietverleningsbeleid van de EIB noodzakelijk is en dat de resultaten van deze evaluatie openbaar moeten worden gemaakt;
23. acht het noodzakelijk dat na de bekendmaking van de resultaten van de externe evaluatie wordt nagegaan of de algemene kapitalisatie van de EIB moet worden verhoogd om meer langetermijnleningen en het gebruik van innovatieve instrumenten mogelijk te maken bij de financiering van projecten met aanzienlijke potentiële voordelen op het gebied van duurzaamheid, sociale kwesties en innovatie, onder meer projecten die duurzame groei creëren en de ongelijkheid terugdringen;
24. verzoekt de EIB te zorgen voor een goede coördinatie, coherentie en consistentie tussen het EU-beleid, financieringsinstrumenten en investeringen, om overlappingen te voorkomen en de synergie van haar financiering te verbeteren;
Meer aandacht van de EIB voor klimaat en een rechtvaardige transitie
25. juicht het toe dat de raad van bestuur van de EIB op 14 november 2019 heeft besloten het beleid van de bank af te stemmen op een maximale stijging van de temperatuur met 1,5°C ten opzichte van de pre-industriële niveaus;
26. onderkent dat de EIB mogelijkerwijs meer risico´s moet nemen, in het bijzonder in sectoren en regio´s die minder investeringen aantrekken, teneinde de hierboven en in de Green Deal genoemde ambities te verwezenlijken, op voorwaarde dat die leningen aan de subsidiabiliteitscriteria van de EIB voldoen en de EIB haar AAA-rating behoudt;
27. juicht het toe dat de EIB de grootste emittent van groene obligaties in de wereld is en een voorloper wat betreft het lanceren van de succesvolle groene obligaties die in elf jaar meer dan 23 miljard EUR hebben gegenereerd, in de wetenschap dat de mondiale markt voor groene obligaties nu meer dan 400 miljard EUR bedraagt; merkt op dat het een grote uitdaging is geweest om gezamenlijke normen vast te stellen om groenwassen te voorkomen; is ingenomen met de nieuwe, in 2018 gelanceerde duurzaamheidsobligaties van de EIB, bedoeld om investeringen in de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te ondersteunen; onderstreept dat het belangrijk is om in verband met deze obligaties gemeenschappelijke normen vast te leggen die ervoor zorgen dat de projecten transparant, verifieerbaar en meetbaar zijn; verzoekt de EIB de uitgifte van groene obligaties voort te zetten en uit te breiden, gericht op het ondersteunen van de uitvoering van de Europese Green Deal, en op te kopen door de Europese Centrale Bank, en te helpen bij het uitbouwen van een markt voor groene obligaties op basis van de werkzaamheden in het kader van het EU-Actieplan duurzame groei financieren, inclusief de EU-taxonomie voor duurzame financiering;
28. dringt erop aan het Europees Investeringsfonds (EIF) volledig te integreren in alle klimaatgerelateerde maatregelen van de EIB; verzoekt het EIF grotere prioriteit toe te kennen aan investeringen gericht op de transitie naar een klimaatneutraal Europa; verzoekt het EIF ervoor te zorgen dat het in al zijn investeringen actief betrokken blijft bij de vennootschappen waarin is belegd en contacten te onderhouden met betrekking tot de verbetering van hun klimaatgerelateerde bekendmakingen, de vermindering van hun uitstoot, en het naar kostenefficiënte alternatieven richten van hun investeringen (bijvoorbeeld in energie-efficiëntie, of in grotere klimaatbestendigheid (en daarmee veerkracht));
29. juicht het feit toe dat in 2018 29 % van de door de EIB verstrekte leningen klimaatgerelateerd waren;
30. verzoekt de ECB in het kader van haar lopende strategische toetsing te zoeken naar instrumenten voor ondersteuning van en coördinatie met de EIB, in het bijzonder in haar rol van klimaatbank van de EU, met name wat het financieren van de groene transitie en de duurzaamheid van de economie betreft;
31. herinnert eraan dat de klimaatstrategie van de EIB in 2015 werd aangenomen samen met haar subsidiabele sectoren en subsidiabiliteitscriteria voor klimaatactie en het uitvoeringsplan voor de klimaatstrategie; dringt erop aan in 2020 de afstemming van het uitvoeringsplan op de Overeenkomst van Parijs te beoordelen, en daarin een concrete routekaart op te nemen voor het verwezenlijken van de specifieke doelstelling(3) van 50 % in 2025, alsook garanties betreffende de klimaatneutraliteit van de overige leningen, voorafgegaan door een proces van open en transparante publieke raadplegingen; verzoekt de EIB de belanghebbende partijen en het grote publiek uitgebreid te informeren zodra de documenten zijn aangenomen; herinnert de EIB eraan dat groene investeringen rendabel moeten zijn en cohesie tussen de lidstaten moeten bevorderen;
32. is van oordeel dat de subsidiabiliteitscriteria voor klimaatactie moeten worden aangescherpt, teneinde het risico te vermijden dat investeringen niet zouden leiden tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, door te zorgen voor samenhang met de relevante EU-wetgeving en door de activiteiten van de EIB af te stemmen op het nieuwe kader voor taxonomieën; is van oordeel dat voor alle activiteiten van de EIB een algemene bepaling inzake het vermijden van enigerlei negatieve gevolgen (‘do no harm’) zou moeten gelden, en dat zo’n bepaling onderdeel zou moeten uitmaken van haar verklaring betreffende milieu- en sociale normen, wetend dat deze verklaring in 2020 aan herziening toe is en moet worden afgestemd op de doelstelling van een maximale stijging van de mondiale temperatuur met 1,5°C;
33. is verheugd over de herziene methode van de EIB voor het beoordelen van de koolstofvoetafdruk en vraagt dat deze stelselmatig wordt toegepast, met bijzondere aandacht voor emissies in verband met de marginale vraag en indirecte emissies (zogenoemde “type 3”-emissies); dringt erop aan de projecten aan een volledige beoordeling te onderwerpen en niet slechts aan een economische analyse van de levenscyclus van hun emissies; dringt aan op het bijhouden van een nauwkeurige klimaatboekhouding, in het bijzonder in het kader van de economische en financiële beoordeling van projecten voor het traceren van voor klimaatactie gereserveerde middelen en de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven; dringt in dit verband aan op actualisering van de ramingen van benuttingspercentages;
34. is van oordeel dat de EIB van haar klanten/tussenpersonen moet verlangen dat zij hun blootstelling aan fossiele brandstoffen openbaar maken, en gaandeweg beperkingen zou moeten toepassen ten aanzien van tussenpersonen met een grote blootstelling; hoopt dat alle tussenpersonen vóór het eind van 2025 een decarbonisatieplan opstellen, aangezien dit een “must” is om voor financiering in aanmerking te kunnen blijven komen; beklemtoont dat deze nieuwe eisen niet negatief mogen uitwerken op de toegang tot financiering voor kmo’s;
35. juicht het toe dat de EIB al in 2013 effectief is gestopt met het verlenen van steun aan de steenkoolsector middels de vaststelling van de versie van 2013 van haar beleid voor leningen aan de energiesector; is van oordeel dat de financiering van de EIB afhankelijk moet zijn van een wetenschappelijk onderbouwd transitieplan met duidelijke streefcijfers en aan termijnen gebonden verbintenissen om in overeenstemming te komen met de Overeenkomst van Parijs, teneinde geleidelijk te stoppen met de toekenning van steun aan projecten waarvan de activiteiten een grote uitstoot van broeikasgassen met zich meebrengen, overeenkomstig de goede praktijken van de sector commerciële banken(4); verzoekt de EIB adviezen te geven over de manier waarop ondernemingen kunnen decarboniseren;
36. verzoekt de EIB in de financieringsdocumenten clausules op te nemen die bepalen dat de begunstigden van EIB-leningen moeten toezeggen elke decarbonisatiedoelstelling die eventueel in de kredietaanvraag is opgenomen te zullen verwezenlijken; is van oordeel dat in dergelijke clausules ook moet worden bepaald dat uitbetalingen uitsluitend zullen gebeuren als deze toezeggingen zijn gerespecteerd en dat, als de uitbetalingen moeten plaatsvinden voordat de decarbonisatiedoelstellingen zijn verwezenlijkt, een doeltreffende regeling voor schadevergoeding achteraf moet worden opgenomen;
37. juicht het nieuwe leningbeleid van de EIB voor de sector energie toe, vooral omdat het de mogelijkheid in zich draagt om bij de financiële instellingen de bakens te verzetten, gezien het domino-effect ervan op andere banken; juicht het toe dat het beleid betrekking heeft op financiële tussenpersonen en prioriteit toekent aan energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, met een positieve verwijzing naar energie-gemeenschappen en micro-netwerken, alsook het feit dat het potentie heeft voor meer financiële steun voor plaatselijke energiebronnen, teneinde Europa´s grote afhankelijkheid van externe energiebronnen te beëindigen en de bevoorrading zeker te stellen; stelt vast dat er tot eind 2021 nog uitzonderingen bestaan voor de goedkeuring van bepaalde gasprojecten en dat de steun voor projecten voor gasnetwerken voor het vervoer van gassen met een laag koolstofgehalte mogelijk wordt gehandhaafd; wijst op het risico dat er wordt geïnvesteerd in gestrande activa via leningen voor fossielebrandstofinfrastructuur; verzoekt de EIB te verduidelijken dat zij aanvragen voor leningen voor fossielebrandstofprojecten die na 14 november 2019 zijn ingediend, niet meer in overweging zal nemen; dringt aan op regelmatige herziening van dit beleid, waarbij voortdurend moet worden gezorgd voor conformiteit met de Europese taxonomie inzake duurzame financiering, alsook op gebruikmaking van de taxonomie, zodra deze officieel is vastgesteld, als benchmark voor haar klimaat- en milieu-investeringen, teneinde op koers te blijven voor beperking van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5°C, alsook voor conformiteit met de ontwikkeling van nieuwe passende externe acties in de EU;
38. verzoekt de EIB met klem het beginsel van energie-efficiëntie toe te passen en de doelstelling van het aanpakken van energie-armoede te hanteren bij al haar leningen voor de sector energie, rekening houdend met de effecten van energie-efficiëntie op de toekomstige vraag en met de bijdrage ervan aan de energiebevoorradingszekerheid;
39. is van mening dat de herziening van het leningbeleid van de EIB ten aanzien van de sector vervoer een topprioriteit is; verzoekt om de snelle goedkeuring van een nieuw beleid voor het financieren van de sector vervoer, waarbij het doel moet zijn de sector vervoer in de EU tussen nu en 2050 volledig koolstofvrij te maken; onderstreept dat de EIB zich moet blijven inzetten voor de financiering van innovatie en groene technologie voor de luchtvaart, met onder meer de ontwikkeling van duurzame biobrandstoffen, elektrificatie en hybride technologie, teneinde de luchtvaart koolstofvrij te maken en de primaire doelstelling van de Overeenkomst van Parijs te behalen;
40. dringt aan op de implementatie van nieuw beleid in de koolstofintensieve sectoren waarin de EIB actief is, zoals de cement-, de petrochemische en de staalindustrie, waarbij de nadruk moet liggen op de duurzaamheid van deze sectoren en op het bevorderen van een circulaire economie op basis van niet-toxische materiaalcycli, teneinde middels alle sectorale leningen te werken aan klimaatneutraliteit tussen nu en ten laatste 2050; herinnert eraan dat een grootschalige verandering alleen mogelijk is indien ook de industrie meedoet;
41. herinnert de EIB eraan dat de bescherming van de biodiversiteit een sleutelelement is van de aanpassing aan de klimaatverandering en dat het herstel van ecosystemen de enige beproefde technologie is wat negatieve emissies aangaat; verzoekt de EIB in haar financiële instrumenten op grotere schaal onderdelen op te nemen waarmee de gevolgen voor de biodiversiteit kunnen worden getoetst, teneinde negatieve gevolgen voor de biodiversiteit te voorkomen; verzoekt de EIB verder toe te zeggen te zullen stoppen met het financieren van projecten die bijdragen aan het verlies en de achteruitgang van de biodiversiteit en ecosystemen, alsook aan illegale ontbossing, veel meer financiering ter beschikking te stellen voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de EU op dit gebied, met name de doelstellingen van nul netto-ontbossing en van bescherming van de zeeën en kustgebieden, en steun te geven aan biodiversiteitsbevorderende en aanpassingsmaatregelen, essentiële ecosysteemdiensten zoals bestuiving, en groene infrastructuur;
42. verwelkomt de in 2018 vastgestelde richtsnoeren inzake hydro-elektriciteit(5), en dringt erop aan de vereisten inzake transparantie van toepassing te maken op alle infrastructuurprojecten, ook als ze worden gefinancierd door financiële tussenpersonen;
43. roept de EIB ertoe op samen te werken met kleine marktdeelnemers en gemeenschappelijke coöperaties ter consolidatie van kleine projecten voor hernieuwbare energie en hen op die manier in staat te stellen te voldoen aan de voorwaarden voor EIB-financiering;
De rol van de EIB bij de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie
44. onderstreept de onmisbare rol van de EIB bij het verwezenlijken van de doelstellingen zoals geformuleerd in het investeringsplan voor een duurzaam Europa, de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, en onderkent het belang van zowel de particuliere als de publieke sector voor het halen van de investeringsdoelstellingen van 1 biljoen EUR en 100 miljard EUR over de komende zeven jaar in het kader van de Europese Green Deal, respectievelijk het mechanisme voor een rechtvaardige transitie;
45. spoort de EIB ertoe aan steun te geven aan projecten die bedoeld zijn om een rechtvaardige transitie in de lidstaten mogelijk te maken; is van oordeel dat de EIB zich, omdat de uitgangspositie van lidstaat tot lidstaat verschilt, moet concentreren op die de grootste achterstand hebben; onderstreept dat iedereen mee moet doen aan de transitie naar een koolstofneutrale economie; verzoekt de EIB dan ook te zorgen voor passende steun, waaronder technische bijstand, voor de meest getroffen regio´s, met inachtneming van de verschillende economische situaties en capaciteiten van de lidstaten; wijst in het bijzonder op het belang van het proactief verlenen van steun aan gebieden waar veel van de werkgelegenheid zich op dit moment in sectoren met een hoge uitstoot bevindt, in concreto door te investeren in opleiding en alternatieve economische kansen om de noodzakelijke particuliere en publieke financiële middelen aan te trekken en de transitie naar een groenere economie te bevorderen;
46. beklemtoont dat er een anticiperende en participerende aanpak moet worden gehanteerd, teneinde ervoor te zorgen dat alle delen van de samenleving profiteren van de transitie; vraagt steun te verlenen aan getroffen regio’s (zoals steenkoolregio’s en koolstofintensieve regio’s) en gemeenschappen, alsook aan werknemers van de sectoren die het meest getroffen zijn door de decarbonisatie, en vraagt tevens de ontwikkeling te bevorderen van nieuwe gezamenlijke projecten en technologieën voor en met die gemeenschappen en regio’s;
47. is van mening dat indien de EIB de klimaatbank van de EU wil worden en een rol in een rechtvaardige transitie wil spelen, zij mechanismen moet ontwikkelen voor een betere integratie van de bijdragen van diverse belanghebbenden, zoals lokale en regionale overheden, vakbonden, ngo’s en relevante deskundigen in haar investeringsstrategie;
48. verzoekt de EIB, in overleg met de lidstaten en de regio’s en volgens hun sociale en geografische omstandigheden, een billijk, coherent en inclusief plan voor te leggen en zich daartoe te verbinden, om doeltreffend de nodige particuliere en openbare middelen te mobiliseren en de transitie naar een groenere economie te bevorderen; beklemtoont in dit verband dat bijzondere aandacht moet gaan naar de bescherming van de burgers en de werknemers die het sterkst door de transitie zullen worden getroffen, onder meer door toegang te verschaffen tot omscholingsprogramma’s en door hee bevorderen van investeringen in nieuwe economische sectoren die nieuwe en hoogwaardige banen zullen creëren;
Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en midcaps
49. is verheugd over de bereidheid van de EIB-groep om het concurrentievermogen van de EU te versterken en steun te bieden voor groei en het scheppen van banen, met behulp van ondersteuning voor innovatie, kmo’s, infrastructuur, sociale cohesie, en klimaat en milieu;
50. onderstreept dat de EIB, ondanks haar actieve betrokkenheid bij de verwezenlijking van de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit, gericht moet blijven op de ondersteuning van projecten die regeneratieve groei opleveren en banen scheppen;
51. is verheugd over de sterke steun van de EIB voor kmo’s, met een totale investering van 23,27 miljard EUR in 2018, waarvan is geprofiteerd door 347 000 bedrijven met 5 miljoen werknemers; neemt kennis van de resultaten van het investeringsverslag 2019-2020 van de EIB ten aanzien van de financiering van kmo’s en midcaps; is van mening dat het ondersteunen van kmo’s en midcaps een fundamentele doelstelling moet blijven voor de EIB en dringt aan op meer inspanningen voor en een grotere nadruk op de financiering van kmo’s, met als doel de financieringskloof voor deze ondernemingen te verkleinen; is in dit verband verheugd over het kmo-onderdeel in het InvestEU-fonds; beklemtoont dat de nadruk moet komen te liggen op langetermijnfinanciering, in het bijzonder door steun te verlenen aan projecten die anders niet zouden worden gefinancierd, in het bijzonder van innovatieve startersbedrijven en kmo’s; benadrukt evenwel dat de financieringsactiviteiten van de EIB geen vervanging vormen voor een duurzaam begrotingsbeleid in de lidstaten;
52. merkt op dat kmo’s tweemaal zoveel als grote ondernemingen beperkt zijn in hun externe financieringsmogelijkheden en dat het aandeel van dergelijke ondernemingen in de hele EU 1 % tot wel 13 % bedraagt;
53. merkt op dat externe financiering voor alle ondernemingen in de hele EU iets meer dan een derde van hun middelen voor investeringen omvat;
54. is van mening dat de EIB, gezien de strategische rol van kmo’s, door moet gaan met haar financiële ondersteuning en haar administratieve en adviserende capaciteiten moet versterken om kmo’s informatie en technische ondersteuning te bieden met het oog op een eenvoudiger toegang tot financiering, met bijzondere aandacht voor minder ontwikkelde regio´s;
55. onderstreept dat de EIB – om haar ambities te realiseren – misschien meer risico’s zouden moeten nemen, en tegelijkertijd over meer eigen middelen zou moeten kunnen beschikken en meer deskundigheid zou moeten ontwikkelen met betrekking tot innoverende financieringsinstrumenten; verzoekt de aandeelhouders van de EIB voldoende middelen ter beschikking te stellen om haar in staat te stellen innoverende instrumenten te gebruiken bij het toekennen van financiering aan projecten met een aanzienlijk potentieel om op de gebieden duurzaamheid, sociale aspecten en innovatie winst te behalen; dringt derhalve aan op verhoging van de kapitalisatie van de EIB na de publicatie van de resultaten van de externe evaluatie, met het oog op meer langetermijnleningen en innovatieve instrumenten bij de financiering van projecten met een aanzienlijk potentieel om op de gebieden duurzaamheid, sociale aspecten en innovatie winst te behalen, zoals projecten voor het creëren van duurzame banen en voor het verminderen van ongelijkheid, alsmede groeikapitaal waarmee kmo´s hun activiteiten kunnen uitbreiden; benadrukt het belang van het aspect additionaliteit van de financiering die de EIB ter beschikking stelt voor investeringen in de hele EU, alsook van samenwerking met meerdere partners; wijst er voorts op dat de toegevoegde waarde van EIB-financiering onder meer ligt in het verstrekken van technisch advies en capaciteitsopbouw om te helpen projecten investeringsklaar te maken en voor een zo goed mogelijk geografisch evenwicht te zorgen;
56. stelt voor dat de EIB haar kmo-portefeuille verder vergroent, bijvoorbeeld door een hoger aandeel te bestemmen voor groenere projecten en door steun te verlenen aan intermediaire banken voor het opzetten van producten die energie-efficiëntie of hernieuwbare energie stimuleren; stelt verder voor dat de EIB steunt verleent voor de digitalisering van kmo´s om de digitale kloof te dichten;
57. stelt in dit verband vragen bij de aantrekkingskracht van investeringen van de EIB voor kleine ondernemingen en vraagt of deze aantrekkingskracht misschien te klein is door restricties op het financieren van projecten met een aanzienlijke risicocomponent;
Kredietverlening buiten de EU
58. is verheugd over het feit dat de EIB actief is in meer dan 130 landen buiten de EU en krediet verleent aan projecten die het EU-beleid voor externe samenwerking en ontwikkeling ondersteunen;
59. merkt op dat de EIB in 2018 financieringscontracten ondertekende voor 101 nieuwe projecten buiten de EU met een totaalbedrag van 9,05 miljard EUR aan goedgekeurde financiering bedoeld voor investeringen van in totaal 41 miljard EUR, met een recordbedrag aan leningen voor het klimaat en voor sociale en economische infrastructuur;
60. verzoekt de EIB, de grootste multilaterale verstrekker van lening ter wereld, met klem haar voortrekkersrol bij EU-financiering in de toekomst te handhaven en duurzame financiering buiten de EU te bevorderen, met behoud van een voorname rol bij de totstandbrenging van EU-financieringsmechanismen ten behoeve van derde landen;
61. stelt vast dat ongeveer 10 % van de door de EIB verstrekte leningen naar derde landen gaat en dat de meeste steun aan landen met een hoger middeninkomen wordt verstrekt, terwijl slechts enkele projecten worden gefinancierd in de minst ontwikkelde landen;
62. neemt kennis van de evaluatie van de Commissie betreffende de EU-garantie voor verliezen van de EIB op financieringsverrichtingen van investeringsprojecten buiten de Unie; is van mening dat de EIB de coherentie en afstemming van haar externe kredieten op de doelstellingen van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU en op de interventies van de lidstaten dient te verbeteren om de beleidsdoelstellingen van de EU optimaal te ondersteunen;
63. spoort de EIB aan haar deskundigheid op het gebied van ontwikkelingsprojecten te verbeteren, met name wanneer er sprake is van projecten met directe leningen aan de particuliere sector;
64. spoort de EIB aan de lokale samenwerking te verbeteren, zowel voor als tijdens de uitvoering van projecten, en de samenwerking met delegaties van de Unie te verbeteren;
65. is van mening dat de EIB de follow-up van projecten moet verbeteren, evenals de rapportage en evaluatie van de werkelijk behaalde resultaten, alsook de analyse van de werkelijke economische, sociale en ecologische gevolgen; stelt in dit verband voor in de partnerlanden op grotere schaal gebruik te maken van plaatselijk personeel;
66. stelt vast dat het bedrag van klimaatgerelateerde financiering in de periode 2014-2018 hoger was dan het streefcijfer van het mandaat voor externe leningen (25 %);
67. vraagt de EIB volop gebruik te maken van contractuele bepalingen die haar in staat stellen uitbetalingen te stoppen in geval projecten niet voldoen aan de milieu- en sociale normen, de mensenrechten, belasting- en transparantienormen;
68. neemt nota van het feit dat ongeveer 40 % van de verrichtingen in het kader van het mandaat voor externe leningen via financiële tussenpersonen verloopt en verzoekt de EIB op regelmatigere basis meer uitgebreide informatie te verstrekken over de herverdeling van de leningen door financiële tussenpersonen; verzoekt de EIB haar controle op via niet-lokale financiële tussenpersonen verstrekte leningen te versterken; beklemtoont wat de nationale stimuleringsbanken en -instellingen betreft dat het belangrijk is - enerzijds - dat zij hun band met de EIB, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de ontwikkelingsbanken opnieuw bekijken om voor samenhang tussen hun respectieve mandaten te zorgen, en - anderzijds - om hun samenwerking met de Commissie, de EIB en de nationale, regionale en lokale overheden te versterken, teneinde meer synergieën tot stand te brengen tussen de ESI-fondsen en de financiële instrumenten en de leningen van de EIB, de administratieve belasting te verlagen, de procedures te vereenvoudigen, de administratieve capaciteit te verhogen, territoriale ontwikkeling en cohesie te stimuleren, en de ESI-fondsen en financieringen van de EIB meer zichtbaarheid te geven;
69. neemt kennis van het evaluatieverslag van de EIB van juli 2017 over via tussenpersonen verstrekte leningen in ACS-landen (Afrika, Caraïbisch Gebied, Stille Oceaan)(6); maakt zich zorgen over het gebrek aan controle op door financiële tussenpersonen beheerde gelden, en over het feit dat het moeilijk is in kaart te brengen wie baat heeft bij de leningen; onderstreept in concreto dat er tussen 2015 en 2018 onvoldoende zicht was op 30 % van de via tussenpersonen verstrekte leningen(7);
70. stelt vast dat mensenrechten onderdeel uitmaken van de belangrijkste EIB-procedures en -normen inzake ‘due diligence’; spoort de EIB aan in het kader van de aanstaande toetsing van haar beleid inzake milieu- en sociale normen haar mensenrechtensstrategie te versterken, waaronder aangaande het risico van strafmaatregelen tegen mensenrechtenactivisten en klokkenluiders, en zich te houden aan het vereiste om plaatselijke gemeenschappen te informeren en naar behoren te raadplegen; is van mening dat dit beleid moet bestaan uit een beoordeling van de risico’s met betrekking tot mensenrechten en met name een methodologie moet bevatten om schadelijke gevolgen voor mensenrechtenactivisten te voorkomen, evenals passende reacties indien deze zich toch voordoen, door onder meer een garantie te bieden op het recht op toegang tot informatie en de vereiste dat vooraf degelijk overleg moet worden gepleegd met de inheemse bevolking die de gevolgen van de investering zal voelen; is van oordeel dat deze strategie ook moet bestaan uit een stelselmatige beoordeling van de risico’s met betrekking tot mensenrechten, inclusief een ex ante-evaluatie, alsook een permanente monitoring ter plaatse; verzoekt de EIB in haar contracten een clausule op te nemen die het mogelijk maakt uitbetalingen te stoppen in het geval van ernstige schendingen van de mensenrechten, of de milieu- en sociale normen, en erop toe te zien dat klachtenmechanismen zelfs voor verafgelegen en gemarginaliseerde gemeenschappen gemakkelijk toegankelijk zijn, en snel en doeltreffend werken;
71. juicht het toe dat de EIB reeds mensenrechtendeskundigen in dienst heeft en beveelt aan dat zij daarnaast ook dergelijke deskundigen uit partnerlanden aanwerft, teneinde een beter inzicht te verwerven in de plaatselijke situaties en eventuele gevallen van misbruik kan monitoren;
72. is ingenomen met de ondertekening van een memorandum van overeenstemming door de EIB en het Japans Agentschap voor internationale samenwerking (JICA) op 26 september 2019, op grond waarvan verdere cofinanciering en co-investering in ontwikkelingslanden mogelijk worden gemaakt; is van oordeel dat deze samenwerking een versterking is van het belangrijke strategische partnerschap tussen de EIB en het JICA voor het ondersteunen van projecten in derde landen die mondiale vraagstukken aanpakken;
73. merkt op dat EIB-voorzitter Werner Hoyer het in zijn recente verklaringen heeft over de aandacht van de EIB voor ontwikkeling; merkt verder op dat de EIB heeft voorgesteld ontwikkeling onder te brengen in een specifieke dochteronderneming, de Europese Bank voor duurzame ontwikkeling; verzoekt de EIB een dialoog met het Parlement te houden over haar voornemen om specifiek voor haar ontwikkelingsactiviteiten een dochteronderneming op te richten, in het bijzonder in de context van de gesprekken met de Raad naar aanleiding van het verslag van de Groep op hoog niveau van wijzen inzake de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling;
74. vraagt de EIB goede praktijken te hanteren en het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde instemming voor inheemse volkeren uit te breiden naar alle getroffen gemeenschappen wanneer er sprake is van investeringen in grond en natuurlijke rijkdommen;
Governance, transparantie en verantwoordingsplicht
75. wijst erop dat voor alle organen van de EU dezelfde beginselen van verantwoordelijkheid en transparantie gelden(8); wijst er met klem op dat de grotere economische rol van de EIB-groep en de toename van haar investeringscapaciteit en het gebruik van de begroting van de EU ter garandering van haar activiteiten hand in hand moeten gaan met transparantie, verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht met betrekking tot haar economische activiteiten, het gebruik - door de EIB - van de garantie met middelen van de EU-begroting, de additionaliteit van de EIB-activiteiten, en mogelijke toekomstige plannen voor een EIB-dochterondernemning voor ontwikkeling; dringt aan op transparante besluitvormingsprocessen en nauwe samenwerking met de instellingen van de EU, teneinde ervoor te zorgen dat de geformuleerde doelstellingen samenhang vertonen en geloofwaardig zijn; stelt vast dat het transparantiebeleid van de EIB-groep stoelt op een veronderstelling van openbaarmaking, en herinnert de EIB aan haar wettelijke verplichtingen in het kader van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden in de EU;
76. steunt de verbintenis die de EIB in het kader van de derde strategie inzake diversiteit en inclusie voor de periode 2018-2021 is aangegaan, met name om het aantal vrouwen in hogere functies tegen 2021 met 50 % te doen toenemen; vraagt de EIB erop toe te zien dat zij de doelstelling om in de loop van de komende twaalf maanden het certificaat Economic Dividends for Gender Equality (EDGE-certificaat) te behalen, verwezenlijkt;
77. juicht het toe dat voortaan notulen van de vergadering van de raad van bestuur openbaar zullen worden gemaakt, waar het Parlement in zijn recentste verslagen op had aangedrongen; beklemtoont dat de inhoud van de vergaderingen van alle bestuursorganen van de EIB stelselmatig openbaar moet worden gemaakt, en dringt aan op meer transparantie met betrekking tot de vergaderingen van de raad van bestuur en de resultaten daarvan;
78. verzoekt de EIB in overeenstemming met de EU-wetgeving informatie in verband met directe leningen waarvoor de raad van bestuur goedkeuring moet verlenen openbaar te maken, waaronder middels het voor elk project publiceren van het advies van de Commissie en van de projectlidstaat, alsmede, op verzoek, de resultaatmetingsoverzichten;
79. verzoekt de EIB haar beleid inzake transparantie in 2020 tegen het licht te houden, teneinde te komen tot een situatie waarin tijdig meer informatie over al haar financieringsactiviteiten openbaar wordt gemaakt, zodat toezicht mogelijk is op de inachtneming – door de bank – van haar toezeggingen inzake de samenleving, het klimaat en het milieu; onderstreept het belang van samenhang tussen de activiteiten van de EIB en het beleid van de EU;
80. verzoekt de EIB de transparantie en toegang tot informatie verder te verbeteren, met name informatie die betrekking heeft op het systeem van aanbesteding en onderaanbesteding, de resultaten van interne onderzoeken en de selectie, monitoring en evaluatie van haar activiteiten en programma's;
81. verzoekt de EIB erop toe te zien dat de financiële tussenpersonen met wie ze samenwerkt aan de hoogste normen inzake integriteit voldoen, en dat bij de leningen die zij verstrekken dezelfde transparantiecriteria gelden als bij de andere soorten leningen; verzoekt de EIB niet langer samen te werken met financiële tussenpersonen met een slechte reputatie op de gebieden transparantie, fraude, corruptie, georganiseerde criminaliteit en/of witwaspraktijken of de eerbiediging van de mensenrechten; beklemtoont dat deze nieuwe eisen niet negatief mogen uitwerken op de toegang tot financiering voor kmo’s;
82. dringt aan op herziening van de regels inzake de zorgvuldigheidsplicht van de EIB, waarbij in het bijzonder de clausules in de contracten met haar klanten, bijvoorbeeld in verband met fraude en corruptie, moeten worden aangescherpt;
83. verzoekt de EIB de betrokkenheid van belanghebbenden en de publieke raadplegingen in verband met de door haar gefinancierde projecten te verbeteren; vraagt de EIB om strenger toezicht te houden op en betere follow-up te geven aan de verschillende stadia in de betrokkenheid van belanghebbenden en ervoor te zorgen dat projectpromotoren beschikken over robuuste garanties aan de hand van bindende verplichtingen;
84. verzoekt de EIB haar zorgvuldigheidsverplichtingen overeenkomstig EU-wetgeving inzake bestrijding van witwassen aan te scherpen en te voorzien in een volledig regelgevend kader, zodat de bank betrokkenheid bij illegale activiteiten effectief kan voorkomen en voor een goede sanctieregeling voor inbreuken op de EU-wetgeving kan zorgen;
85. verzoekt de EIB haar interne beleid aan te passen om rekening te houden met het nieuwe wettelijke kader voor de bestrijding van niet alleen fiscale fraude, maar ook van belastingontduiking en -ontwijking, en beklemtoont het belang van de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van haar afdeling voor fraudeonderzoek; spoort de EIB aan nauwer samen te werken met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de nationale autoriteiten om fraude en het witwassen van geld te voorkomen, en erop toe te zien dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) wordt geïnformeerd en alle gevallen van potentiële fraude te melden aan de bevoegde autoriteiten; heeft een proactieve belangstelling voor de activiteiten van de EIB; is van mening dat het EOM in de toekomst het mandaat moet krijgen om criminaliteit ten aanzien van EIB-middelen in de bij het EOM aangesloten lidstaten te vervolgen; vraagt dat er voor die nieuwe opdracht voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld;
86. maakt zich grote zorgen over een recent verschenen artikel(9) over een interne controle van de EIB waarbij ernstige tekortkomingen bij de toepassing van de antiwitwasnormen van de bank aan het licht zijn gekomen; juicht het toe dat de EIB iets aan deze tekortkomingen doet, en spoort de bank aan de corrigerende maatregelen die zij in dit verband neemt ten laatste in juli 2020 af te ronden en hierover in detail verslag uit te brengen aan het Parlement, en daarbij met name in te gaan op de maatregelen ter versterking van de “due diligence” ten aanzien van cliënten van de EIB; verzoekt de EIB het verslag van de bedoelde interne controle aan het Parlement te doen toekomen, en een betekenisvolle samenvatting ervan en een beoordeling van de door haar genomen maatregelen te publiceren, en voor het grote publiek toegankelijk te maken, zodat de vooruitgang van de EIB op dit gebied kan worden beoordeeld; dringt er in dit verband op aan dat de EIB-groep haar beleid inzake klokkenluiders actualiseert om rekening te houden met Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden(10), die de lidstaten op dit moment ten uitvoer leggen;
87. stelt vast dat de EIB over een fraudebestrijdingsbeleid beschikt en over een onafhankelijk bureau dat interne en externe beschuldigingen van fraude onderzoekt; verzoekt de EIB te overwegen haar beleid te actualiseren en haar kader voor fraudebestrijding te verbeteren, en hiervoor voldoende middelen vrij te maken, in het bijzonder gezien de belangrijke rol van de EIB bij de uitvoering van het EU-beleid, zoals InvestEU en de Europese Green Deal; merkt op dat het fraudebestrijdingsbeleid van de EIB al sancties en verhaalmogelijkheden omvat, waarmee bijvoorbeeld betalingen kunnen worden opgeschort, terugbetaling kan worden geëist en projecten kunnen worden opgeschort of geannuleerd; verzoekt de EIB haar betalingen op te schorten in geval van aantijgingen van ernstig wanbeheer en/of corruptie;
88. verwelkomt het dat de EIB nieuw beleid heeft vastgesteld voor de contacten met jurisdicties met zwakke regelgeving, en met niet-transparante en niet-coöperatieve jurisdicties(11); verzoekt de andere Europese financiële instellingen dezelfde normen toe te passen; verwacht dat de EIB uitvoerige operationele procedures en zorgvuldigheidsmaatregelen zal goedkeuren voor de uitvoering van het nieuwe beleid in verband met rechtsgebieden die zich niet aan de regels houden; stelt vast dat de EIB op haar website voor elke verrichting details over haar klanten bekendmaakt en verifieert wie de eindbegunstigde is van door de EIB verstrekte en met middelen van de EU-begroting gegarandeerde leningen, in overeenstemming met de wetgeving van de EU; dringt er daarnaast op aan dat de EIB haar website koppelt aan de gegevensbanken van de lidstaten waar informatie over de eindbegunstigden beschikbaar is; wijst er, gezien de bestaande en de nieuwe manieren van belastingontwijking, zoals hybride mismatches, preferentiële behandeling van intellectuele-eigendomsrechten of het gebruikmaken van jurisdicties met lage of geen belastingen, nog maar eens op hoe belangrijk het is dat de EIB haar beleid inzake niet-transparante en niet-coöperatieve jurisdicties aanscherpt, in concreto door de verstrekking van directe en indirecte leningen afhankelijk te stellen van de landenspecifieke publicatie van belasting- en boekhoudkundige gegevens; verzoekt de EIB een lijst met uitstaande verrichtingen voor te leggen, met name die met betrekking tot internationale belastingparadijzen; dringt er bij de EIB op aan om tijdens haar fiscale zorgvuldigheidsonderzoek met betrekking tot risicogevoelige projecten maximaal gebruik te maken van de instrumenten voor de bestrijding van belastingontwijking die tot haar beschikking staan, en indien nodig gebruik te maken van hervestigingsvereisten; neemt kennis van het herziene AML/CTF-kader van de EIB-groep, en verzoekt de EIB haar beleid te actualiseren in het licht van de vijfde antiwitwasrichtlijn en samen met de betrokken autoriteiten passende sancties voor inbreuken op de wet en strenge normen voor financiële tussenpersonen uit te werken;
89. neemt er nota van dat de EIB haar mechanisme en procedures voor klachten tegen het licht houdt, teneinde ervoor te zorgen dat het mechanisme volledig operationeel is zodat mogelijke mensenrechtenschendingen in het kader van projecten waarbij de EIB betrokken is, opgespoord en verholpen worden; verzoekt de EIB in te staan voor de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van dit mechanisme; spoort ertoe aan de aanbevelingen van de Europese Ombudsman uit te voeren;
90. verzoekt de EIB haar samenwerking met de Europese Ombudsman te verbeteren;
91. is ingenomen met de strategie voor gendergelijkheid en het genderactieplan van de EIB-groep, en is benieuwd naar de tweede uitvoeringsfase van het actieplan;
92. verzoekt de EIB de participatie van vrouwen te bevorderen en actief te streven naar een evenwichtige gendervertegenwoordiging bij leidinggevende posities;
93. verzoekt de Commissie, de Rekenkamer en de EIB om de rol van de Rekenkamer bij de aanstaande verlenging van de tripartiete overeenkomst betreffende het reglement van orde te versterken; verzoekt de Rekenkamer te mandateren toezicht uit te oefenen op alle EIB-verrichtingen, inclusief het beoordelen van de kostenefficiëntie van haar investeringsactiviteiten en van de additionaliteit van haar projecten, en dringt erop aan de resultaten daarvan openbaar te maken; verzoekt de Rekenkamer ook aanbevelingen te formuleren met betrekking tot de resultaten van de EIB-activiteiten op het gebied van externe leningen en de mate waarin deze activiteiten aansluiten bij het beleid van de EU;
94. verlangt dat er een interinstitutioneel akkoord wordt gesloten tussen de EIB en het Parlement, teneinde de toegang tot de documenten en de gegevens van de EIB te verbeteren;
95. verlangt dat het Parlement op korte termijn meer bevoegdheden krijgt met betrekking tot de strategische oriëntatie en het beleid van de EIB, met het oog op het uitoefenen van democratisch toezicht op de investeringen, waaronder de mogelijkheid om bij de EIB vragen met verzoek om schriftelijk antwoord in te dienen, zoals reeds mogelijk is bij de ECB; roept de EIB-groep ertoe op haar verantwoordingsplicht over deze kwesties te verbeteren en suggereert een driemaandelijkse dialoog met de relevante commissies van het Parlement, zodat deze worden betrokken bij de investeringsstrategie van de EIB en adequaat toezicht kunnen uitoefenen; benadrukt hoe belangrijk het is dat het Parlement meer toezicht uitoefent op de besluiten van de Raad van Bewind van de EIB, en wijst erop dat het Parlement als waarnemer kan deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur, met het oog op een betere uitwisseling van informatie; eist dat de Commissie voor meer transparantie zorgt tegenover het Parlement met betrekking tot de standpunten die zij inneemt in de Raad van Bestuur van de EIB; dringt aan op een memorandum van overeenstemming tussen de EIB en het Parlement om de toegang tot documenten en gegevens van de EIB met betrekking tot strategische richtsnoeren en financieringsbeleid in de toekomst te verbeteren, teneinde de verantwoordingsplicht van de Bank te versterken;
96. verzoekt de voorzitter van de EIB deze resolutie voor te leggen aan de directeuren en gouverneurs van de EIB, en vraagt dat over deze resolutie wordt gedebatteerd in de raad van bestuur;
o o o
97. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
‘Specificiteit: waar mogelijk en relevant zal de EIB ernaar streven uitsluitend die onderdelen van klimaatactie te registreren die in grotere algemene projecten en/of programma´s geïntegreerd zijn. Deze benadering resulteert in grotere specificiteit en strookt met de geharmoniseerde MDB-methodologie’ (EIB: ‘Climate Action Lending – List of eligible sectors and eligibility criteria,’ 20 december 2017).
Crédit Agricole heeft toegezegd geen steun meer te geven aan bedrijven die hun activiteiten in de steenkoolsector ontwikkelen of dat van plan zijn. Het nultolerantiebeleid van Crédit Agricole geldt voor alle bedrijven die hun activiteiten in de steenkoolsector ontwikkelen of dat van plan zijn, of het nu gaat om winning, energieopwekking, handel of vervoer.
Verslag: ‘Cachez ces fossiles que l’on ne saurait voir: 3 institutions financières publiques à l’épreuve de l’Accord de Paris’, Les Amis de la Terre France, Oxfam France and Réseau Action Climat-France, juli 2019.