Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13484/2019 – C9-0178/2019 – 2019/0226M(NLE))
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (13484/2019),
– gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal, die op 20 november 2014 in werking is getreden,
– gezien het retrospectieve en prospectieve evaluatieverslag betreffende het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en Senegal,
– gezien het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal (13483/2019),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (C9-0178/2019),
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 11 november 2020(1) over het ontwerpbesluit,
– gezien artikel 31, lid 4, van het gemeenschappelijk visserijbeleid(2),
– gezien zijn resolutie van 12 april 2016 over gemeenschappelijke regels met het oog op de toepassing van de externe dimensie van het GVB, met inbegrip van de visserijovereenkomsten(3),
– gezien het strategisch landenplan voor Senegal (2019-2023),
– gezien de nationale strategie voor de bevordering van groene banen van Senegal (2015-2020),
– gezien het feit dat er steeds meer Aziatische schepen in de Senegalese wateren actief zijn,
– gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0182/2020),
A. overwegende dat de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal op 20 november 2014 in werking is getreden; overwegende dat het huidige protocol tot uitvoering van de overeenkomst op 19 november 2019 is verstreken en dat op 19 juli 2019 een nieuw protocol is geparafeerd;
B. overwegende dat in het prospectieve beoordelingsverslag van het meest recente protocol (2014-2019) wordt geconcludeerd dat het in het algemeen doeltreffend is gebleken om bij te dragen tot de duurzame exploitatie van de visbestanden in de Senegalese visserijzone, en dat erin wordt aanbevolen het protocol te verlengen om tegemoet te komen aan de behoeften van beide partijen;
C. overwegende dat de doeltreffendheid van het meest recente protocol bevredigend is wat de tonijnvisserij betreft, maar dat de vaartuigen van de Unie een deel van de vangstmogelijkheden voor de exploitatie van demersale diepzeesoorten niet hebben opgebruikt; overwegende dat de vangsten van zwarte heek in de Senegalese wateren minder dan 10 % van de EU-vangsten in de subregio uitmaken;
D. overwegende dat de ontwikkeling van de demersale diepzeevisserij op zwarte heek alsook extra vangsten van zwarte heek in de Senegalese visserijzone en in de visserijzones van de buurlanden de visserijdruk op deze bestanden hebben doen toenemen;
E. overwegende dat de vissersvaartuigen van de Unie alleen in visserijgebieden op volle zee komen, zodat ze zo veel mogelijk uit het vaarwater van de Senegalese ambachtelijke visserijsector blijven en het voortbestaan daarvan niet in het gedrang brengen;
F. overwegende dat het nieuwe protocol een periode van vijf jaar bestrijkt en voorziet in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie (28 vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, 10 vaartuigen voor de hengelvisserij, 5 vaartuigen voor de beugvisserij en 2 trawlers) voor een referentiehoeveelheid van 10 000 ton tonijn per jaar en een toegestane vangsthoeveelheid zwarte heek van 1 750 ton per jaar;
G. overwegende dat de financiële tegenprestatie 3 050 750 EUR per jaar bedraagt, uitgesplitst als volgt: een bedrag van 800 000 EUR per jaar voor de toegang tot de visbestanden, een bedrag van 900 000 EUR per jaar voor de uitvoering van het sectorale beleid en een bedrag van 1 350 750 EUR per jaar voor de geraamde door de reders te betalen visrechten;
H. overwegende dat het nieuwe protocol vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden biedt in de wateren van Senegal op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en met inachtneming van de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat);
I. overwegende dat de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid een hoofdstuk over de externe dimensie omvat, dat tot doel heeft de beginselen van duurzame visserij te bevorderen; overwegende dat de bilaterale overeenkomsten een stabiel juridisch, economisch en milieukader voor de toegang van de EU-vloot tot de wateren van derde landen creëren en voorzien in “sectorale steun” om de lokale bestuurlijke capaciteit te versterken en de normen voor duurzaam visserijbeheer in het partnerland te verbeteren;
J. overwegende dat de Europese vloot in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid alleen het overschot aan toegestane vangsten zal vangen, in overeenstemming met artikel 62 van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982;
K. overwegende dat Senegal de meeste internationale instrumenten inzake internationale visserijgovernance heeft geratificeerd en samenwerkt met de regionale instanties voor visserijbeheer die bevoegd zijn voor de visserij door Senegalese vaartuigen;
L. overwegende dat het nieuwe protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Senegal deel uitmaakt van het externe optreden van de EU ten aanzien van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) en met name rekening houdt met de doelstellingen van de Unie op het gebied van de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten;
M. overwegende dat de verplichtingen die de EU in het kader van internationale overeenkomsten is aangegaan, met name de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en in het bijzonder doelstelling 14, ook in het kader van deze overeenkomst moeten worden nagekomen en dat alle EU-maatregelen, zoals deze partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij, aan deze doelstellingen moeten bijdragen;
N. overwegende dat de Europese Unie en Senegal samenwerken binnen het algemene kader van de Overeenkomst van Cotonou en dat er financiële steun voor de visserij wordt verleend via het PESCAO-programma, dat erop gericht is het beheer van de visserijsector en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te verbeteren en voor de periode 2018-2024 over een begroting van 15 miljoen EUR beschikt;
O. overwegende dat IOO-visserij niet alleen het bestand van natuurlijke hulpbronnen uitput en de natuurlijke productiviteit verlaagt, maar ook negatieve gevolgen heeft voor de bestaansmiddelen van de vissers en het nationale inkomen;
P. overwegende dat het Europees Parlement onmiddellijk en volledig moet worden geïnformeerd over alle fasen van de procedures betreffende het protocol en de verlenging ervan;
Q. overwegende dat kleine pelagische bestanden worden gedeeld door een aantal buurlanden in de Noordwest-Afrikaanse regio waarmee de EU partnerschapsovereenkomsten inzake visserij heeft gesloten die toegang verlenen tot deze bestanden; overwegende dat de Commissie de Senegalese autoriteiten moet aanmoedigen met de buurlanden overleg te plegen over gemeenschappelijke, bindende beheersregels op basis van wetenschappelijk advies om duurzame visserij te waarborgen, met name voor de kleine pelagische bestanden, ook al verleent de overeenkomst tussen de EU en Senegal daar geen toegang toe;
R. overwegende dat de strategische doelstellingen van het strategische landenplan voor Senegal (2019-2023) het duurzame beheer en een betere productiviteit van de visserij, alsmede een algehele verbetering van de markttoegang en het concurrentievermogen van de visserijsector omvatten;
S. overwegende dat de visserijsector werk biedt aan meer dan 600 000 Senegalezen, wat neerkomt op ongeveer 17 % van de actieve bevolking;
1. stelt dat het protocol het voor de Europese Unie en Senegal mogelijk zal maken nauw te blijven samenwerken met het oog op een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Senegalese wateren, en dat het de inspanningen van Senegal zal ondersteunen om het duurzame beheer van de visbestanden verder te ontwikkelen en de mariene biodiversiteit te beschermen;
2. steunt de strategie van de Unie om in de regio een netwerk van overeenkomsten in stand te houden, ter aanvulling van de acties met het oog op de duurzaamheid van de bestanden binnen de regionale visserijorganisaties;
3. neemt ter kennis dat in het nieuwe protocol, overeenkomstig de conclusies van het evaluatieverslag, de vangsthoeveelheid zwarte heek is verminderd (van 2 000 tot 1 750 ton per jaar) en de financiële bijdrage voor sectorale steun (met 150 000 EUR) en het geraamde bedrag van de door de reders te betalen visrechten is verhoogd;
4. stelt vast dat de vangstmogelijkheden voor diepzeetrawlers (zwarte heek), overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf), zijn verlaagd om de sterfte te verminderen;
5. is ingenomen met het feit dat in het protocol rekening wordt gehouden met kwetsbare soorten die als bijvangst worden gevangen; onderstreept de noodzaak maatregelen ter bescherming van het mariene ecosysteem verder te intensiveren; onderstreept de centrale rol van opgeleide wetenschappelijke waarnemers bij de controle van bijvangsten;
6. benadrukt dat de overeenkomst een hoofdstuk over wetenschappelijke samenwerking bevat om te zorgen voor een beter toezicht op de toestand van de biologische rijkdommen van de zee in de Senegalese wateren; neemt kennis van de bestaande moeilijkheden bij de wetenschappelijke monitoring van de exploitatie van demersale diepzeebestanden en dringt erop aan dat bij de evaluatie ook rekening wordt gehouden met de visserijdruk van de vloot van derde landen in de wateren van andere kuststaten (Mauritanië, Marokko, Guinee-Bissau en Gambia), aangezien de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in de Senegalese wateren vrij beperkt zijn;
7. is van mening dat, om de toegang tot de bestaande overschotten in de Senegalese wateren te garanderen, kennis van de totale visserij-inspanning noodzakelijk is, met inbegrip van de Senegalese vloot en die van derde landen, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het artikel inzake transparantie wordt toegepast in de context van het huidige protocol, alsmede in de beraadslagingen binnen de bevoegde regionale visserijorganisaties;
8. neemt kennis van de mogelijkheid om de vangstmogelijkheden te herzien en experimentele visserij toe te staan in de Senegalese visserijgebieden; is ingenomen met de in het protocol opgenomen voorwaarden inzake duurzaamheid en inachtneming van wetenschappelijke aanbevelingen en verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden indien de gemengde commissie dergelijke wijzigingen goedkeurt; is verheugd over de opname van de monitoring van de vangsten via het ERS-systeem (Electronic Reporting System); verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het systeem zo snel mogelijk operationeel is;
9. is ingenomen met de vaststelling van nieuwe technische maatregelen ter vermindering van incidentele vangsten van beschermde soorten (zeevogels, schildpadden, haaien en zeezoogdieren) en dringt er bij de Commissie op aan toezicht te houden op de vaststelling van de nodige maatregelen om de selectiviteit van het vistuig te verbeteren overeenkomstig de wetenschappelijke aanbevelingen en de regelgeving die de regionale visserijorganisaties aandragen;
10. onderstreept dat de overeenkomst voorziet in een rechtskader voor samenwerking op het gebied van bewaking en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), en is verheugd dat Senegal in 2017 de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen heeft geratificeerd, wat positief is, gezien het belang van de haven van Dakar voor de aanvoer van visserijproducten die in verschillende gebieden van de subregio zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van derde landen voeren;
11. staat positief tegenover de aanmonstering van Senegalese zeelieden op de vaartuigen van de Europese Unie en onderstreept de goede resultaten die zijn bereikt bij de uitvoering van het vorige protocol; is verheugd dat Senegal IAO-Verdrag C188 betreffende werk in de visserijsector heeft geratificeerd, en verzoekt de Senegalese autoriteiten de bepalingen daarvan toe te passen; verzoekt de Commissie tijdens de vergaderingen van de gemengde commissie regelmatig te beoordelen of het daadwerkelijk wordt toegepast, met name wat de arbeidsomstandigheden en bezoldigingsvoorwaarden betreft, die eveneens in het protocol worden genoemd;
12. meent dat de lidstaten een belangrijke en actieve rol kunnen spelen bij de capaciteitsopbouw en bij het bieden van opleidingen om dit te bereiken;
13. beveelt – onverminderd andere activiteiten – de volgende prioritaire en strategische maatregelen aan om te zorgen voor de verwezenlijking van de in artikel 5 vermelde doelstellingen van de sectorale steun:
–
versterking van de monitoring, controle en bewaking door middel van de snelle modernisering van het visserijcontrolecentrum (VCC), en meer bepaald de nodige actualisering van de traceersoftware om vaartuigen in passende technische omstandigheden via satelliet te volgen in de visserijzone van Senegal (onder andere VMS) en om elektronische visserijlogboeken te ontvangen;
–
ondersteuning van de inspanningen van Senegal in de strijd tegen IOO-visserij door middel van een toezichtsmechanisme voor schepen die de haven van Dakar aandoen;
–
ontwikkeling van de wetenschappelijke capaciteit en de verzameling van wetenschappelijke gegevens om de Senegalese autoriteiten in staat te stellen besluiten te nemen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke evaluatie van de bestanden, alsmede de aanstaande start van geplande oceanografische onderzoeken om de wetenschappelijke monitoring van de demersale diepzeevisserij en de kennis van mariene en kustecosystemen te versterken;
–
ondersteuning van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor alle vissers en visserijgerelateerde activiteiten, met name voor vrouwen, door het verzamelen van gegevens te ontwikkelen om genderkloven vast te stellen, door hun empowerment te bevorderen en door hun rol en leiderschap in visserij- en aquacultuurorganisaties te verbeteren;
–
maatregelen ter ondersteuning van de valorisatie van visserijproducten door middel van een horizontaal programma voor capaciteitsopbouw voor actoren in de sector;
–
ondersteuning van kleinschalige kustvisserij en kustgemeenschappen in Senegal, met inbegrip van het scheppen van banen en de ontwikkeling van visserijgerelateerde infrastructuur ter ondersteuning van ambachtelijke visserijactiviteiten en ter bevordering van de ontwikkeling van de visserijsector;
–
vaststelling van basis- en beroepsopleidingsprogramma’s voor wetenschappelijke waarnemers en zeelieden (opleiding in visserijtechnieken, maar ook veiligheid aan boord, enz.), met bijzondere nadruk op de opleiding van jonge vissers en vrouwen, die een belangrijke rol spelen bij de afzet en verwerking en voor hun levensonderhoud en werk van de visserijsector afhankelijk zijn;
–
een jaarlijkse gezamenlijke evaluatie met de partners, waaronder de Unie, in het kader van de door Senegal goedgekeurde Verklaring over het sectoraal beleid inzake de ontwikkeling van de visserij en de aquacultuur voor de periode 2016-2023, om de uitvoering van de geplande hervormingen van het sectorale beleid te waarborgen;
–
grotere inspanningen om te voorkomen dat de uitvoering van de sectorale steun vertraging oploopt vanwege de moeilijkheden die Senegal ondervindt om de administratieve regelingen op te zetten om over de middelen te beschikken;
–
vergroting van de zichtbaarheid van de door de Unie gefinancierde acties en inspanningen om ervoor te zorgen dat de vissersgemeenschappen en het maatschappelijk middenveld zich bewust zijn van de concrete bijdrage van het protocol aan de ontwikkeling van de sector;
–
versterking van de maatregelen om jongeren warm te laten lopen voor een baan in de visserij;
14. verzoekt de Commissie een algemene studie te verrichten naar de impact van de bilaterale visserijovereenkomsten van de Unie en in het bijzonder naar de voordelen die de sectorale steun en de activiteiten van de Europese vloot in de wateren van derde landen opleveren voor de lokale economie (ontwikkeling van duurzame visserij, plaatselijke werkgelegenheid, infrastructuur, sociale verbeteringen, enz.), en daarbij een uniforme en consequente benadering ten aanzien van alle West-Afrikaanse landen te hanteren;
15. is bezorgd over het toenemend aantal vismeel- en visoliefabrieken aan de West-Afrikaanse kust die worden bevoorraad met kleine pelagische soorten uit de Senegalese wateren, maar ook uit buurlanden waar zij worden gevangen door buitenlandse (niet uit de EU afkomstige) vloten; uit in dit verband kritiek op de tegenstrijdigheid ten aanzien van de duurzaamheid wanneer het erom gaat de lokale bevolking te voorzien van waardevolle eiwitbronnen;
16. meent, met het oog op een mogelijke sluiting of beperking van de visserij op grond van de duurzaamheid van de bestanden, gestaafd door gegrond wetenschappelijk advies, dat eerst in de lokale visserijbehoeften moet worden voorzien;
17. waardeert de inspanningen die op EU-niveau zijn geleverd inzake transparantie, nu de protocollen en de teksten van de gezamenlijke wetenschappelijke comités beschikbaar zijn; onderstreept de noodzaak de transparantie en de inspraak van verenigingen van kustgemeenschappen in het beheer van de sectorale steun te vergroten; verzoekt de Commissie regelmatig openbare verslagen over het gebruik van sectorale steun over te leggen en het Parlement de conclusies van de vergaderingen van de gemengde commissie en de resultaten van haar jaarlijkse evaluaties te doen toekomen; verzoekt de Commissie de deelname van vertegenwoordigers van het Parlement als waarnemers aan de vergaderingen van de gemengde commissie te vergemakkelijken en de deelname van Senegalese vissersverenigingen en -gemeenschappen te verbeteren; benadrukt dat er transparantie van de regering van Senegal nodig is over visserijpartnerschappen met andere landen;
18. beveelt aan de belanghebbenden te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van operationele programma’s door de plaatselijke gemeenschappen van vissers te laten participeren en hen te raadplegen, overeenkomstig de Senegalese wet;
19. dringt aan op meer duidelijkheid en harmonisatie bij de verslaglegging over beschermde mariene gebieden, alsmede op een overeengekomen holistisch beheersplan waarin de taken worden verdeeld en wordt vastgelegd welk orgaan verantwoordelijk is voor de algehele coördinatie van de beheersactiviteiten;
20. merkt op dat niet aan zee grenzende landen zoals Mali afhankelijk zijn van de uitvoer van visserijproducten uit Senegal, dat goed is voor meer dan 40 % van hun invoer van visserijproducten; wijst erop dat de Senegalese uitvoer bijdraagt aan de voedselvoorziening van niet aan zee grenzende landen;
21. stelt vast dat meer dan een vijfde van de Senegalese uitvoer naar niet aan zee grenzende landen gaat, met name Mali, Burkina Faso en Niger, en bijdraagt tot de economische integratie van het Afrikaanse continent;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Senegal.
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).