Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2020 Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten (2020/2021(INI))
Het Europees Parlement,
— gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 114,
— gezien de artikelen 169, 191, 192 en 193 VWEU,
— gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt(1),
— gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten(2),
— gezien Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen(3),
— gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 2018 tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en Europese statistieken (COM(2018)0441),
— gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten(4),
— gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),
— gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020, getiteld “Een Europese datastrategie” (COM(2020)0066),
— gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020 getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa” (COM(2020)0098),
— gezien zijn resolutie van 4 juli 2017 over een langere levensduur voor producten: voordelen voor consumenten en bedrijven(5),
— gezien zijn resolutie van 13 september 2018 over de tenuitvoerlegging van het pakket circulaire economie: opties om te werken aan het snijvlak van chemicaliën-, product- en afvalwetgeving(6),
— gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal(7),
— gezien de publicatie van de Commissie van oktober 2018, getiteld “Behavioural Study on Consumers’ Engagement in the Circular Economy”,
— gezien het verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van 2019, getiteld “Analysis and development of a scoring system for repair and upgrade of products”,
— gezien het verslag van het Europees Milieuagentschap van 4 december 2019 getiteld “Het milieu in Europa: toestand en vooruitzichten 2020”,
— gezien de studie die in maart 2020 werd verricht op verzoek van zijn Commissie interne markt en consumentenbescherming met als titel “Promoting product longevity”,
— gezien de diepgaande analyse die in april 2020 werd verricht op verzoek van zijn Commissie interne markt en consumentenbescherming met als titel “Sustainable Consumption and Consumer Protection Legislation”,
— gezien het verslag van het Europees Bureau van Consumentenverenigingen (BEUC) van 18 augustus 2015 getiteld “Durable goods: More sustainable products, better consumer rights – Consumer expectations from the EU’s resource efficiency and circular economy agenda”,
— gezien artikel 54 van zijn Reglement,
— gezien het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
— gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9‑0209/2020),
A. overwegende dat het gezien de schaarste van natuurlijke hulpbronnen en de toename van afval absoluut noodzakelijk is om duurzame productie- en consumptiepatronen tot stand te brengen waarin rekening wordt gehouden met de beperkingen van onze planeet en de nadruk wordt gelegd op een doeltreffender en duurzamer gebruik van hulpbronnen;
B. overwegende dat de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis heeft aangetoond dat nieuwe en veerkrachtiger bedrijfsmodellen moeten worden ontwikkeld en dat Europese ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), micro-ondernemingen en zelfstandigen, moeten worden ondersteund;
C. overwegende dat de oproep van het Parlement(8) om een ambitieuze Europese Green Deal aan te nemen tot uitdrukking moet komen in een duurzame eengemaakte markt; overwegende dat het daarom van essentieel belang is een op onderzoek gebaseerde strategie te ontwikkelen om de duurzaamheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid en repareerbaarheid van producten te vergroten; overwegende dat deze strategie moet zorgen voor werkgelegenheid, groei en innovatiekansen voor Europese bedrijven, hun concurrentievermogen op wereldschaal moet ondersteunen en een hoog niveau van consumentenbescherming moet waarborgen;
D. overwegende dat een gemeenschappelijke en alomvattende strategie niet gelijkstaat met een uniforme aanpak; overwegende dat een gedifferentieerde aanpak op basis van de specifieke kenmerken van elke productcategorie en sector, alsook van de technologische en marktontwikkelingen, passender zou zijn; overwegende dat de doeltreffende toepassing en handhaving van de bestaande regels van cruciaal belang is voor een goed functionerende en duurzame eengemaakte markt;
E. overwegende dat het van essentieel belang is voldoende financiering aan te trekken via financiële programma’s zoals het programma voor de eengemaakte markt, met het oog op de overgang naar klimaatneutraliteit en de circulaire economie, teneinde onderzoek en ontwikkeling op het gebied van duurzame producten te financieren, evenals bewustmakingscampagnes gericht op bedrijven en consumenten;
F. overwegende dat volgens de gedragsstudie van de Commissie van 2018 consumenten bereid zijn de reis naar een circulaire economie aan te vatten en dat de kans dat zij een product kopen als het als duurzamer en repareerbaar wordt bestempeld, drie keer zo groot is, maar dat er nog steeds obstakels bestaan, waaronder informatieasymmetrie; overwegende dat duidelijke, betrouwbare en transparante informatie over de kenmerken van een product, met inbegrip van de geschatte levensduur en repareerbaarheid, nodig is voor consumentenbewustzijn en eerlijke concurrentie tussen bedrijven; overwegende dat de bestaande informatie daarom moet worden verbeterd en dat een overdaad aan informatie moet worden voorkomen;
G. overwegende dat de levensduur en de veroudering van een product afhankelijk zijn van verschillende natuurlijke en kunstmatige factoren, zoals de materiaalsamenstelling, functionaliteit, reparatiekosten, consumptiepatronen en het gebruik; overwegende dat de geraamde levensduur van een product moet worden gemeten aan de hand van objectieve tests en criteria die de werkelijke gebruiksomstandigheden weerspiegelen, en moet worden vastgesteld voordat het product in de handel wordt gebracht;
H. overwegende dat Richtlijn (EU) 2019/771 uiterlijk in 2024 moet worden herzien; overwegende dat een aantal maatregelen die erop gericht zijn de juiste voorwaarden te scheppen om de duurzaamheid van producten te vergroten en een hoog niveau van consumentenbescherming evenals een concurrerend ondernemingsklimaat te waarborgen, ter voorbereiding van deze herziening moeten worden beoordeeld; overwegende dat de wettelijke garantieperiode van twee jaar wellicht niet geschikt is voor alle productcategorieën met een hogere geschatte levensduur;
I. overwegende dat het Europees Parlement in een eerdere resolutie(9) heeft aangedrongen op maatregelen om het probleem van de geplande veroudering van goederen en software op te lossen, met inbegrip van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke definitie voor tests en het opsporen van problematische praktijken; overwegende dat er behoefte is aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor de eengemaakte markt en aan rechtszekerheid en vertrouwen voor zowel bedrijven als consumenten;
J. overwegende dat de levensduur van software van cruciaal belang is voor de levensduur van elektronische apparatuur; overwegende dat software steeds sneller verouderd raakt en dat elektronische apparatuur aanpasbaar moet zijn om gelijke tred te houden met de markt(10);
K. overwegende dat 79 % van de burgers in de EU van mening is dat van fabrikanten moet worden geëist dat zij het gemakkelijker maken om digitale apparaten te herstellen of individuele onderdelen ervan te vervangen(11); overwegende dat kwaliteitsproducten het concurrentievermogen van Europese bedrijven versterken;
L. overwegende dat uit een in december 2015(12) gehouden enquête blijkt dat 59 % van de consumenten niet wist dat de wettelijke garantieperiode in de EU ten minste 2 jaar bedraagt; overwegende dat de bekendheid van consumenten met de uitgebreide rechten die zij momenteel genieten met betrekking tot de wettelijke garantie zou kunnen worden vergroot, en dat dit zou bijdragen tot een duurzamer gebruik van goederen;
M. overwegende dat het als gevolg van de toename van de elektronische handel noodzakelijk is geworden beter toezicht te houden op de conformiteit van goederen en diensten uit derde landen met EU-milieu- en veiligheidsnormen alsook met consumentenrechten;
N. overwegende dat een duurzame eengemaakte markt een doeltreffend markttoezicht vereist om ervoor te zorgen dat deze regels naar behoren worden gehandhaafd, waarbij markttoezicht- en douaneautoriteiten een sleutelrol spelen;
O. overwegende dat het aanmoedigen van een cultuur van reparaties en hergebruik, en het bevorderen van het vertrouwen in de markt voor tweedehandsproducten een bron van economische en sociale kansen en werkgelegenheid kan zijn en in specifieke omstandigheden het concurrentievermogen van de industrie kan bevorderen; overwegende dat er in bepaalde gevallen obstakels zijn die de consument ervan weerhouden voor reparatie te kiezen, zoals een gebrek aan toegang tot reserveonderdelen, een gebrek aan standaardisering en interoperabiliteit, en het niet beschikbaar zijn van reparatiediensten; overwegende dat dit negatieve gevolgen heeft voor de reparatiesector;
P. overwegende dat volgens een verslag van Eurobarometer(13) 77 % van de EU-burgers apparaten liever repareert dan vervangt; overwegende dat reparatiebedrijven een bron van lokale banen en specifieke knowhow in Europa kunnen zijn;
Q. overwegende dat de verlenging van de levensduur van een producttype waarvan de milieuefficiëntie op dat moment nog wordt verbeterd, moet worden afgewogen tegen het gebruik van deze verbeterde producten, en dus niet mag leiden tot vertragingen bij de invoering van innovatieve technologieën die aanzienlijke milieuvoordelen kunnen opleveren;
R. overwegende dat de toenemende digitalisering onze samenlevingen nieuwe kanalen voor informatie-uitwisseling biedt en bijdraagt tot de totstandbrenging van een duurzame markt op basis van verantwoordelijkheid, transparantie, informatie-uitwisseling en een doeltreffender gebruik van hulpbronnen;
S. overwegende dat onlineplatforms hun verantwoordelijkheid om consumenten betrouwbare informatie te verschaffen over de producten en diensten die zij aanbieden, beter moeten nakomen;
T. verwegende dat de digitale sector bijdraagt tot innovatie en de bevordering van een duurzame economie; overwegende dat de gevolgen voor het milieu wat betreft energie- en hulpbronnenverbruik van de infrastructuur moeten worden aangepakt; overwegende dat duurzamere verpakkings- en leveringsmethoden van cruciaal belang zijn voor de totstandbrenging van een circulaire economie;
U. overwegende dat groene en duurzame overheidsopdrachten een strategisch instrument zijn dat kan worden gebruikt om, samen met ander belangrijk beleid, bij te dragen aan de industriële transitie van Europa en om haar veerkracht en haar open strategische autonomie te versterken; overwegende dat het strategische gebruik van duurzame aanbestedingen zowel ondernemingen als consumenten ten goede kan komen door de vraag naar en het aanbod van duurzame goederen te stimuleren en deze producten kostenefficiënt en aantrekkelijk te maken voor consumenten;
V. overwegende dat misleidende milieuclaims moeten worden aangepakt en dat “groenwaspraktijken” aan de kaak moeten worden gesteld door middel van doeltreffende methoden, met inbegrip van de wijze waarop dergelijke beweringen moeten worden onderbouwd;
W. overwegende dat reclame van invloed is op consumptieniveaus en -patronen; overwegende dat reclame bedrijven en consumenten kan helpen weloverwogen, duurzame keuzes te maken;
1. is ingenomen met het actieplan voor de circulaire economie van de Commissie en met de uitgesproken wens om duurzame producten te bevorderen die gemakkelijker te repareren, te hergebruiken en te recyclen zijn, en tegelijkertijd de consumenten bij deze transitie te ondersteunen;
2. benadrukt dat in elke strategie voor een duurzame eengemaakte markt de beginselen van duurzaamheid, consumentenbescherming en een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen op eerlijke, evenwichtige en evenredige wijze moeten worden gecombineerd; benadrukt dat mogelijke regelgevende maatregelen op deze beginselen gebaseerd moeten zijn, milieutechnisch kostenefficiënt moeten zijn en zowel ondernemingen als consumenten ten goede moeten komen, zodat zij de groene transitie binnen de interne markt kunnen omarmen; benadrukt dat regelgevingsmaatregelen concurrentievoordelen voor Europese bedrijven moeten opleveren, niet mogen leiden tot onevenredige financiële lasten voor hen, en innovatie moeten stimuleren, investeringen in duurzame technologieën moeten aanmoedigen en het Europese concurrentievermogen en uiteindelijk de consumentenbescherming moeten versterken; wijst erop dat alle geplande regelgevingsmaatregelen vergezeld moeten gaan van effectbeoordelingen en altijd rekening moeten houden met de marktontwikkelingen en de behoeften van de consumenten;
3. roept de Commissie op om sterke politieke ambitie aan de dag te leggen bij het ontwerpen, goedkeuren en uitvoeren van de desbetreffende komende voorstellen, zoals het voorstel over de positie van de consument in de groene transitie en een initiatief voor een duurzaam productbeleid, die volledig moeten worden afgestemd op de klimaatdoelstellingen van de EU en andere milieudoelstellingen, teneinde de circulariteit van waardeketens, de hulpbronnenefficiëntie en het gebruik van secundaire grondstoffen te verbeteren, de afvalproductie tot een minimum te beperken en een gifvrije circulaire economie tot stand te brengen; benadrukt het belang van tijdige tenuitvoerlegging en naleving van bestaande verplichtingen en normen; dringt er bij de Commissie op aan deze niet verder uit te stellen;
4. benadrukt dat een goed functionerende eengemaakte markt een krachtig instrument is voor de groene en digitale transitie van de EU, ook met betrekking tot haar rol in een geglobaliseerde economie; benadrukt dat de voltooiing en verdieping van de eengemaakte markt, onder meer door de effectieve handhaving van de bestaande wetgeving en het aanpakken van de resterende ongerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen, een voorwaarde is voor het bereiken van duurzamere productie en consumptie in de EU; verzoekt om een transparanter beheer van de eengemaakte markt en een doeltreffender en beter toezicht; is van mening dat het rechtskader voor een duurzamere eengemaakte markt innovatie en de ontwikkeling van duurzame technologie moet bevorderen, ondernemingen moet stimuleren om over te stappen op duurzamere bedrijfsmodellen en zo moet bijdragen aan een duurzaam economisch herstel;
5. wijst erop dat duurzame consumptie hand in hand gaat met duurzame productie en dat marktdeelnemers moeten worden aangemoedigd om rekening te houden met de duurzaamheid van producten en diensten vanaf het ontwerpstadium en wanneer zij op de interne markt worden gebracht of aangeboden, teneinde een veilige, duurzame, kostenefficiënte en aantrekkelijke keuze voor consumenten te waarborgen; verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen productcategorieën en sectoren met aanzienlijke milieueffecten, om de duurzaamheid van producten te verbeteren, met inbegrip van hun geschatte levensduur, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid, repareerbaarheid en recycleerbaarheid;
Consumentenrechten en de strijd tegen geplande veroudering
6. verzoekt de Commissie om in overleg met de relevante belanghebbenden een brede strategie uit te werken met maatregelen waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen productcategorieën en rekening wordt gehouden met markt- en technologische ontwikkelingen om bedrijven en consumenten te ondersteunen en te werken aan duurzame productie- en consumptiepatronen; merkt op dat deze strategie maatregelen moet omvatten om:
a)
de precontractuele informatie te specificeren die moet worden verstrekt over de geschatte levensduur (uitgedrukt in jaren en/of gebruikscycli en bepaald voordat het product in de handel wordt gebracht, aan de hand van een objectieve en gestandaardiseerde methode die, naast andere maatstaven, is gebaseerd op reële gebruiksomstandigheden, verschillen in gebruiksintensiteit en natuurlijke factoren) en de repareerbaarheid van een product, rekening houdend met het feit dat deze informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze moet worden verstrekt om verwarring bij de consument en een overdaad aan informatie te voorkomen, en dit tot een van de belangrijkste kenmerken van het product maken overeenkomstig Richtlijn 2011/83/EU en Richtlijn 2005/29/EG;
b)
verplichte etikettering te ontwikkelen en in te voeren om consumenten duidelijke, direct in het oog springende en begrijpelijke informatie te verstrekken over de geschatte levensduur en repareerbaarheid van een product op het moment van aankoop; benadrukt dat een dergelijk etiketteringssysteem moet worden ontwikkeld door alle relevante belanghebbenden erbij te betrekken, op basis van geharmoniseerde, op onderzoek gebaseerde en transparante normen, naar aanleiding van effectbeoordelingen die de relevantie, evenredigheid en doeltreffendheid aantonen bij het verminderen van negatieve milieueffecten en het beschermen van consumenten; is van mening dat deze etikettering met name informatie over duurzaamheid en repareerbaarheid moet omvatten, zoals een reparatiescore, en de vorm zou kunnen aannemen van een milieuprestatie-index, waarbij rekening wordt gehouden met meerdere criteria gedurende de levenscyclus van producten, afhankelijk van de productcategorie;
c)
de rol van het EU-milieukeurmerk te versterken door de acceptatie onder bedrijven en de bekendheid onder consumenten te vergroten;
d)
na te gaan welke categorieën goederen het meest geschikt zijn om te worden uitgerust met een gebruiksmeter, op basis van een kosten-milieuefficiëntie-analyse, met als doel de consumentenvoorlichting en het productonderhoud te verbeteren, het langetermijngebruik van producten te stimuleren door het faciliteren van hergebruik, en op hergebruik en tweedehandsproducten gebaseerde bedrijfsmodellen te stimuleren;
e)
bij de voorbereiding van de herziening van Richtlijn (EU) 2019/771 na te gaan hoe de duur van wettelijke garanties beter kan worden afgestemd op de geraamde levensduur van een productcategorie, en hoe een verlenging van de omgekeerde bewijslast voor non-conformiteit consumenten en bedrijven beter in staat zou stellen duurzame keuzes te maken; vraagt dat in deze effectbeoordeling rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van dergelijke eventuele verlengingen voor de prijzen, de verwachte levensduur van producten, commerciële garantiesystemen en onafhankelijke reparatiediensten;
f)
bij de voorbereiding van de herziening van Richtlijn (EU) 2019/771 onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een versterking van de positie van verkopers ten opzichte van fabrikanten door de invoering van een mechanisme voor gezamenlijke aansprakelijkheid van fabrikant en verkoper in het kader van de wettelijke garantieregeling;
g)
de voortijdige veroudering van producten aan te pakken door te overwegen de lijst in bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG aan te vullen met praktijken die de levensduur van een product daadwerkelijk verkorten om het vervangingspercentage ervan te verhogen en de repareerbaarheid van producten, waaronder software, onnodig te beperken; benadrukt dat deze praktijken duidelijk moeten worden omschreven op basis van een objectieve en gemeenschappelijke definitie, rekening houdend met de beoordeling van alle belanghebbenden, zoals onderzoeksinstellingen en consumenten-, bedrijfs- en milieuorganisaties;
7. benadrukt dat goederen met digitale elementen bijzondere aandacht verdienen en dat bij de uiterlijk in 2024 uit te voeren herziening van Richtlijn (EU) 2019/771 rekening moet worden gehouden met de volgende elementen:
a)
corrigerende updates, dat wil zeggen beveiligings- en conformiteitsupdates, moeten gedurende de geschatte levensduur van het apparaat worden voortgezet op basis van de productcategorie;
b)
corrigerende updates moeten gescheiden worden gehouden van vernieuwende updates, die omkeerbaar moeten zijn, en geen enkele update mag ooit de prestaties of het reactievermogen van de goederen aantasten;
c)
de consument moet door de verkoper op het moment van aankoop worden geïnformeerd over de periode waarin naar verwachting updates van de bij de aankoop van de goederen geleverde software zullen worden verstrekt, op een manier die verenigbaar is met innovatie en mogelijke toekomstige marktontwikkelingen, en over de specifieke kenmerken en effecten ervan op de prestaties van het apparaat, om ervoor te zorgen dat de conformiteit en veiligheid van de goederen behouden blijven;
8. benadrukt dat er behoefte is aan eenvoudige, doeltreffende en afdwingbare verhaalmogelijkheden voor zowel consumenten als bedrijven; herinnert eraan dat consumenten in de hele EU moet worden geïnformeerd over hun rechten en verhaalmogelijkheden; dringt aan op financiering in het kader van het programma voor de eengemaakte markt van het meerjarig financieel kader (MFK) van maatregelen om de informatiekloof te dichten en consumenten-, bedrijfs- en milieuorganisaties te ondersteunen bij hun initiatieven; is van mening dat de lidstaten voorlichtingscampagnes moeten opzetten om de bescherming en het vertrouwen van consumenten te vergroten, met name onder kwetsbare groepen, en verzoekt de Commissie consumenten via de centrale digitale toegangspoort voldoende te informeren over hun rechten; benadrukt dat kmo’s, micro-ondernemingen en zelfstandigen specifieke steun nodig hebben, met inbegrip van financiële steun, om hun wettelijke verplichtingen op het gebied van consumentenbescherming te begrijpen en na te komen;
9. merkt op dat veel producten die op de eengemaakte markt worden gebracht, met name producten die door onlinemarktplaatsen worden verkocht en van buiten de EU worden ingevoerd, niet voldoen aan de EU-wetgeving inzake productveiligheid en duurzaamheidsvereisten; verzoekt de Commissie en de lidstaten dringend actie te ondernemen om te zorgen voor een gelijk speelveld voor EU-bedrijven met internationale concurrenten, alsmede veilige en duurzame producten voor consumenten te waarborgen door middel van beter markttoezicht en gelijkwaardige douanecontrolenormen in de hele EU voor zowel traditionele als onlinebedrijven; herinnert eraan dat de markttoezichtautoriteiten voor de goede uitvoering van deze taak over voldoende financiële, technische, personele en informatiemiddelen moeten beschikken overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020, en verzoekt de lidstaten om in hun behoeften te voorzien en de Commissie om ervoor te zorgen dat de verordening naar behoren wordt uitgevoerd; onderstreept dat de interactie tussen het Rapex-systeem en onlinemarktplaatsen en -platforms aanzienlijk moet worden verbeterd;
Vergemakkelijken van reparaties
10. vraagt dat de volgende informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen, software-updates en de repareerbaarheid van een product op het moment van aankoop op duidelijke en gemakkelijk te lezen wijze beschikbaar wordt gesteld: geschatte beschikbaarheidsperiode vanaf de datum van aankoop, gemiddelde prijs van reserveonderdelen op het moment van aankoop, aanbevolen geschatte leverings- en reparatietijden, en informatie over reparatie- en onderhoudsdiensten, indien van toepassing; vraagt voorts dat deze informatie in de productdocumentatie wordt opgenomen, samen met een samenvatting van de meest voorkomende defecten en hoe deze kunnen worden verholpen;
11. verzoekt de Commissie een “recht op reparatie” voor consumenten vast te stellen om reparaties systematisch, kostenefficiënt en aantrekkelijk te maken, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de verschillende productcategorieën, naar analogie van de maatregelen die reeds zijn genomen voor verschillende huishoudelijke apparaten in het kader van de richtlijn ecologisch ontwerp:
a)
door spelers in de reparatie-industrie, met inbegrip van onafhankelijke reparateurs, en consumenten gratis toegang te verlenen tot de nodige reparatie- en onderhoudsinformatie, met inbegrip van informatie over diagnostische instrumenten, reserveonderdelen, software en updates, die nodig zijn om reparaties en onderhoud uit te voeren, met inachtneming van de vereisten van consumentenveiligheid, zonder afbreuk te doen aan Richtlijn (EU) 2016/943,
b)
door standaardisering van reserveonderdelen aan te moedigen, met het oog op de interoperabiliteit en innovatie en met inachtneming van de vereisten inzake productveiligheid,
c)
door een verplichte minimumtermijn vast te stellen voor de levering van reserveonderdelen die overeenstemt met de geraamde levensduur van het product nadat de definitieve eenheid in de handel is gebracht, alsmede redelijke maximale leveringstermijnen per productcategorie overeenkomstig de op 1 oktober 2019 vastgestelde uitvoeringsverordeningen inzake ecologisch ontwerp, die moeten worden uitgebreid tot een breder scala aan producten,
d)
door ervoor te zorgen dat de prijs van een reserveonderdeel redelijk en dus kostenefficiënt is in verhouding tot de prijs van het hele product en dat onafhankelijke en erkende reparateurs en consumenten zonder oneerlijke belemmeringen toegang hebben tot de noodzakelijke reserveonderdelen,
e)
door, bij de voorbereiding van de herziening van Richtlijn (EU) 2019/771 en in het licht van een kostenefficiëntieanalyse, voor zowel consumenten als bedrijven reparatie boven vervanging aan te moedigen door de garantieperiode te verlengen of de garantieperiode van voren af aan te laten beginnen voor consumenten die voor deze mogelijkheid kiezen, en door ervoor te zorgen dat verkopers de consument altijd informeren over de mogelijkheid van reparatie en de bijbehorende garantierechten;
f)
door bij de voorbereiding van de herziening van Richtlijn (EU) 2019/771 na te gaan hoe reparaties kunnen worden vergemakkelijkt door op EU-niveau een wettelijke garantie vast te stellen voor de onderdelen die door een professionele reparateur worden vervangen wanneer goederen niet langer onder een wettelijke of commerciële garantie vallen;
g)
door de lidstaten aan te moedigen stimuleringsmaatregelen, zoals een “vakmansbonus”, te ontwikkelen om reparaties, met name na afloop van de wettelijke garantie, te bevorderen bij consumenten die bepaalde reparatiewerkzaamheden via erkende/onafhankelijke reparateurs laten uitvoeren;
Een algemene strategie om een cultuur van hergebruik te bevorderen
12. is ingenomen met het feit dat de Commissie bindende maatregelen overweegt om te voorkomen dat onverkochte of niet aan bederf onderhevige goederen die in goede staat verkeren, worden vernietigd, zodat deze in plaats daarvan opnieuw kunnen worden gebruikt, en van gekwantificeerde doelstellingen voor hergebruik, onder meer door de invoering van statiegeldsystemen in overeenstemming met de kaderrichtlijn afvalstoffen en de richtlijn verpakking en verpakkingsafval; benadrukt dat nieuwe duurzame bedrijfsmodellen voorrang moet krijgen bij de toegang tot stortplaatsen en verzoekt de Commissie en de lidstaten om duurzaam afvalbeheer verder te stimuleren; benadrukt dat er een strategie moet komen om de juridische belemmeringen voor reparatie, wederverkoop, hergebruik en donatie te beoordelen en aan te pakken, teneinde een doeltreffender en duurzamer gebruik van hulpbronnen te waarborgen, en om de interne markt van secundaire grondstoffen te versterken, onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, onder meer door meer standaardisering;
13. benadrukt hoe belangrijk het is de circulaire economie en duurzame bedrijfsmodellen te bevorderen teneinde de vernietiging van producten tot een minimum beperken en herstelling en hergebruik te stimuleren; verzoekt de Commissie het gebruik van dergelijke modellen aan te moedigen en tegelijkertijd kostenefficiënt en aantrekkelijk te houden en een hoge mate van consumentenbescherming te waarborgen, en de lidstaten aan te moedigen deze modellen onder de aandacht te brengen door middel van voorlichtingscampagnes en opleidingen voor zowel consumenten als bedrijven; benadrukt het belang van O&O-investeringen op dit gebied;
14. wijst op het bestaan van praktijken van bedrijven om reparaties te ontmoedigen, die een beperking van het recht op reparatie vormen en de reparatiemogelijkheden van consumenten negatief beïnvloeden; roept op tot een benadering die zowel de handhaving van intellectuele eigendomsrechten waarborgt als doeltreffende steun voor onafhankelijke reparateurs garandeert, teneinde de consument keuzemogelijkheden te bieden en een in algemene termen duurzame eengemaakte markt te verwezenlijken;
15. benadrukt dat het noodzakelijk is stimuleringsmaatregelen te ontwikkelen om consumenten aan te moedigen tweedehandsproducten aan te schaffen; onderstreept dat de overdracht van de garantie in geval van wederverkoop van een product dat nog onder garantie is, de consument meer vertrouwen kan geven op die markt; verzoekt de Commissie in dit verband na te gaan in hoeverre de garantie van de eerste koper kan worden overgedragen aan extra kopers in geval van latere verkoop, met name in de context van een digitaal productpaspoort; dringt voorts aan op een beoordeling van de noodzaak om bij de herziening van de richtlijn de uitzonderingsclausule voor tweedehandsproducten in het kader van de wettelijke garantieregeling van Richtlijn (EU) 2019/771 te herzien, naar aanleiding van een effectbeoordeling van de mogelijke impact van bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op tweedehandsproducten en hergebruik;
16. dringt aan op duidelijke definities voor opnieuw in goede staat gebrachte en opgeknapte goederen en op de invoering op grote schaal van een vrijwillig systeem van uitgebreide handelsgaranties voor dergelijke goederen, teneinde de initiële wettelijke garanties aan te vullen en te voorkomen dat consumenten worden blootgesteld aan wanpraktijken;
17. benadrukt dat de voltooiing van de interne markt voor diensten in grote mate zal bijdragen aan de transitie naar een duurzamere digitale markt; verzoekt de Commissie verdere maatregelen te nemen voor een goed functionerende interne dienstenmarkt en de inspanningen voor een betere handhaving van de bestaande wetgeving op doeltreffende wijze op te voeren;
18. wijst op de rol van de dienstensector bij het verbeteren van de toegankelijkheid van reparaties en andere nieuwe bedrijfsmodellen; is met name ingenomen met de ontwikkeling van handelsmodellen waarin consumptie wordt losgekoppeld van materieel bezit waarbij de functie van het product wordt verkocht, en verzoekt om een gedegen evaluatie van de impact van de gebruikseconomie en de eventuele reboundeffecten daarvan, alsmede van de gevolgen van dergelijke modellen voor consumenten en hun financiële belangen, maar ook voor het milieu; benadrukt dat de ontwikkeling van internetdiensten, nieuwe marketingvormen (huur, leasing, product als dienst, enz.) en de beschikbaarheid van reparatievoorzieningen kunnen helpen om de levensduur van producten te verlengen en het bewustzijn van de consumenten en hun vertrouwen in dergelijke producten te vergroten; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van deze nieuwe bedrijfsmodellen te bevorderen door middel van gerichte financiële steun in het kader van het programma voor de eengemaakte markt en alle andere relevante MFK-programma’s;
19. pleit voor de ontwikkeling van nationale campagnes en relevante mechanismen om consumenten aan te moedigen de levensduur van producten te verlengen door middel van reparatie en gebruik van tweedehandsproducten en om het bewustzijn van de toegevoegde waarde van duurzame innovatieve technologieën te vergroten; verzoekt de Commissie en de nationale autoriteiten om de bevoegde autoriteiten op nationaal en lokaal niveau, alsook ondernemingen en verenigingen, zowel technisch als financieel, in het kader van het programma voor de eengemaakte markt van het MFK bij te staan en te ondersteunen bij het voeren van dergelijke bewustmakingscampagnes;
20. dringt er bij alle bedrijven en organisaties op aan zich te registreren in het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU (EMAS) om hun milieuprestaties te verbeteren; kijkt uit naar de aanstaande herziening van de richtlijn betreffende de openbaarmaking van niet-financiële informatie, die zou moeten leiden tot een substantiële verbetering van de beschikbaarheid van informatie over de milieuprestaties van bedrijven;
Een digitale strategie ten dienste van een duurzame markt
21. is ingenomen met de aankondiging van een gemeenschappelijke Europese dataruimte voor slimme circulaire toepassingen en met de ambitie van de Commissie om een digitaal “productpaspoort” te ontwikkelen om de traceerbaarheid van en de toegang tot informatie over de productievoorwaarden van een product, de duurzaamheid, samenstelling, het hergebruik, de reparatie, demontage en verwerking ervan aan het einde van de levensduur te verbeteren, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel en de kosten voor bedrijven en met bijzondere aandacht voor de behoeften van kmo’s, micro-ondernemingen en zelfstandigen; verzoekt om deze instrumenten te ontwikkelen in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en de belanghebbenden;
22. neemt nota van de bijdrage van digitale technologieën aan innovatie en aan de totstandbrenging van een meer circulaire economie; vraagt de Commissie normen en protocollen voor de toegang tot en het gebruik van interoperabele gegevens te ontwikkelen zodat bedrijven, investeerders en autoriteiten gegevens doeltreffend kunnen delen en er nieuwe, door data gedreven zakelijke kansen kunnen ontstaan; vraagt de Commissie en lidstaten in het nieuwe MFK de financiering voor onderzoek en innovatie op het gebied van duurzame technologieën te verhogen;
23. stelt vast dat de digitale sector en onlineconsumptie milieueffecten hebben, zowel voor de productie van goederen als voor de verlening van diensten, en dringt er bij de Commissie op aan na te gaan hoe een Europese digitale duurzaamheidsindex op basis van een analyse van de levenscyclus van producten de duurzame productie en consumptie van digitale technologieën zou mainstreamen; wijst erop dat praktijken om dergelijke milieueffecten te beperken, zoals het terugdringen van verpakkingen en de ontwikkeling van duurzamere verpakkingen, deel moeten uitmaken van een strategie voor een duurzame eengemaakte markt;
24. voegt eraan toe dat er meer bekendheid moet worden gegeven aan de potentiële ecologische voetafdruk van onnodige gegevens, zoals ongebruikte apps, bestanden, video’s, foto’s en spam; verzoekt de Commissie de impact van digitale praktijken en infrastructuur te beoordelen wat betreft hun koolstof- en milieuvoetafdruk en het effect ervan op consumentenpraktijken, en passende maatregelen te overwegen om deze te verminderen;
25. verzoekt de Commissie rekening te houden met de besluiten van het Europees Parlement betreffende de invoering van een gemeenschappelijk oplaadsysteem om de productievolumes en het elektronisch afval te verminderen;
Van overheidsinstanties vereiste veranderingen in de aanpak
26. is van mening dat overheidsopdrachten centraal moeten staan in het economisch herstelplan van de EU, in overeenstemming met de Europese Green Deal, door de innovatie-inspanningen van de particuliere sector en de digitaliseringsprocessen van openbare aanbestedingen te ondersteunen en de juiste stimulansen te bieden om duurzame productie en consumptie te stimuleren; vraagt om prioriteit te verlenen aan het stimuleren van de vraag naar milieuvriendelijke goederen en diensten met een kleinere milieuvoetafdruk en aan het bevorderen van sociale en milieucriteria;
27. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat bij de overgang naar een duurzame en klimaatneutrale economie gebruik wordt gemaakt van milieuvriendelijke, sociale en innovatieve overheidsopdrachten, door in openbare aanbestedingen duurzaamheidscriteria en -streefcijfers op te nemen; herinnert in dit verband aan de toezegging van de Commissie om actie te ondernemen door middel van sectorspecifieke maatregelen en richtsnoeren inzake groene overheidsopdrachten, met behoud van het huidige wetgevingskader inzake overheidsopdrachten, en verzoekt de Commissie ambitieus te zijn door van duurzame criteria voor overheidsopdrachten de standaardkeuze te maken; benadrukt dat het belangrijk is tweedehandsproducten, hergebruikte, gerecycleerde en opnieuw in goede staat gebrachte producten en softwareprogramma’s met een laag energieverbruik te ondersteunen door streefcijfers voor overheidsaankopen vast te stellen; onderstreept de potentiële voordelen van een instrument voor het screenen van de duurzaamheid van inschrijvingen om te waarborgen dat ze verenigbaar zijn met de klimaatverbintenissen van de EU en om groenwassen aan te pakken;
28. benadrukt de rol die groene en sociale aanbestedingen kunnen spelen bij het verkorten van toeleveringsketens, het verminderen van de afhankelijkheid van derde landen en het bevorderen van duurzaamheid in cruciale sectoren zoals de productie van geneesmiddelen, energie en voedsel; dringt aan op daadwerkelijke wederkerigheid bij overheidsopdrachten met derde landen en op adequate toegang voor kmo’s en sociale ondernemingen tot overheidsopdrachten, wat moet worden gewaarborgd door de invoering van onder meer preferentiële gunningscriteria;
29. verzoekt de lidstaten gebruik te maken van de bestaande EU-regelingen voor duurzame aanbestedingen en vraagt de Commissie in dit verband haar richtsnoeren te verbeteren en het goede voorbeeld te geven door streefcijfers en statistieken over de milieueffecten van hun aankopen te publiceren; dringt voorts aan op rapportageverplichtingen voor de EU-instellingen en de lidstaten met betrekking tot hun duurzame overheidsopdrachten, zonder ongerechtvaardigde administratieve lasten te creëren en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel;
Verantwoorde marketing en reclame
30. wijst erop dat consumenten geconfronteerd worden met misleidende beweringen over de milieukenmerken van producten en diensten, zowel online als offline; beveelt daarom aan dat er doeltreffende monitoring van de milieuclaims van fabrikanten en distributeurs plaatsvindt voordat een product of dienst in de handel wordt gebracht en dat de onlangs gewijzigde Richtlijn 2005/29/EG wordt gehandhaafd door middel van proactieve maatregelen om misleidende praktijken aan te pakken; verzoekt de Commissie om geactualiseerde richtsnoeren te ontwikkelen voor de uniforme uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot milieuclaims en om richtsnoeren te verschaffen voor activiteiten op het gebied van markttoezicht;
31. vraagt om de ontwikkeling van duidelijke richtsnoeren en normen voor groene claims en verbintenissen, die vertaald moeten worden in strengere milieukeurmerkcertificeringen, en is ingenomen met het aangekondigde wetgevingsvoorstel inzake de onderbouwing van groene claims; beveelt aan na te gaan of het nodig is een openbaar Europees register op te zetten met toegestane en verboden milieuclaims, alsook de voorwaarden en stappen die moeten worden genomen om een claim te doen gelden; voegt hieraan toe dat consumenten meer vertrouwen zullen hebben in producten en markten als zij op transparante, controleerbare en juiste wijze worden voorgelicht, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot duurzamere consumptie;
32. benadrukt dat reclame van invloed is op consumptieniveaus en -patronen en duurzame opties voor bedrijven en consumenten zou moeten bevorderen; benadrukt het belang van verantwoorde reclame waarin openbare normen inzake het milieu en de gezondheid van consumenten worden geëerbiedigd; onderstreept dat het huidige regelgevingskader voor de aanpak van misleidende reclame de consumentenbescherming kan versterken, met name voor bepaalde categorieën consumenten die als kwetsbaar worden beschouwd, en duurzame productie en consumptie kan aanmoedigen;
o o o
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Enquête in opdracht van de Commissie uit december 2015 getiteld “Consumer market study on the functioning of legal and commercial guarantees for consumers in the EU”.