Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2020 over de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor het buitenlands beleid (2020/2111(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 8 april 2020 over de wereldwijde EU-respons op COVID-19 (JOIN(2020)0011),
– gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad van 22 april 2020 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de crisis van de COVID-19-pandemie (COM(2020)0163),
– gezien de mededeling van de Commissie van 29 april 2020 getiteld “Steun aan de Westelijke Balkan voor de bestrijding van COVID-19 en het herstel na de pandemie, bijdrage van de Commissie in de aanloop naar de top van de regeringsleiders van de EU en de Westelijke Balkan op 6 mei 2020” (COM(2020)0315),
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger Josep Borrell, namens de Europese Unie, van 5 mei 2020 over de mensenrechten tijdens de coronaviruspandemie,
– gezien resolutie 2532 (2020) van de VN-Veiligheidsraad over staking van de vijandelijkheden in het kader van de COVID-19-pandemie en de steun voor de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres,
– gezien de oproep van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Michelle Bachelet, tot herbeoordeling van de gevolgen van brede economische sancties in het kader van de COVID-19-pandemie,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 juni 2020 getiteld “Desinformatie in verband met COVID-19 aanpakken: feiten onderscheiden van fictie” (JOIN(2020)0008),
– gezien de update met betrekking tot het speciaal verslag van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO): “Short assessment of narratives and disinformation around the Covid-19 pandemic” van 1 april 2020 en 20 mei 2020,
– gezien de toespraak over de staat van de Unie van de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, van 16 september 2020,
– gezien de richtsnoeren van de Commissie inzake de bescherming in de huidige crisis van kritieke Europese bedrijven en technologie van 25 maart 2020,
– gezien de raadplegingsnota van de Commissie van 16 juni 2020, getiteld “Een vernieuwd handelsbeleid voor een sterker Europa”,
– gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2020 over de wereldwijde respons van Team Europa op COVID-19,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 17-21 juli 2020 over het herstelplan en het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027,
– gezien de integrale strategie van de EU voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van 28 juni 2016,
– gezien de conclusies van de Raad van 13 juli 2020 over de EU-prioriteiten voor de Verenigde Naties en de 75e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met als thema “IJveren voor multilateralisme en een sterke en doeltreffende VN die resultaten neerzet voor iedereen”,
– gezien de mededeling van 30 maart 2020 van de covoorzitters van de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering (EuroLat) inzake de COVID-19-pandemie,
– gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden(1),
– gezien de op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering van de VN aangenomen Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s),
– gezien zijn resolutie van 11 december 2018 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende humanitaire visa(2),
– gezien de EU-richtsnoeren van 8 december 2008 inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van deze groepen,
– gezien de Gedragscode in verkiezingsaangelegenheden van de Commissie van Venetië,
– gezien de jaarverslagen van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0204/2020),
A. overwegende dat COVID-19 een wereldwijde pandemie heeft veroorzaakt, die miljoenen mensenlevens treft en tot een ongekende wereldwijde gezondheids-, economische, sociale en humanitaire crisis heeft geleid, met systemische spanningen op het gebied van mondiaal bestuur tot gevolg, die verstrekkende gevolgen op de lange termijn zullen hebben voor de internationale betrekkingen en die de belangrijkste aspecten van het buitenlands beleid en de veiligheid en defensie van de EU betreffen, zowel binnen als buiten de Europese Unie; overwegende dat de EU het doelwit is geweest van desinformatie, cyberaanvallen en andere inmenging van derden, gericht op destabilisering van de EU-instellingen en de lidstaten;
B. overwegende dat de pandemie de meest kwetsbare landen onevenredig zwaar treft, en overwegende dat er over de hele wereld landen zijn die niet hebben gereageerd of die niet voldoende snel adequate veiligheidsmaatregelen hebben genomen om de pandemie in te dammen; overwegende dat de Chinese overheid de initiële COVID-19-uitbraak heeft geminimaliseerd; overwegende dat berichtgeving over COVID-19 waarin de nadruk wordt gelegd op geografie in plaats van op medische terminologie, een stigmatiserend effect heeft; overwegende dat het virus wereldwijd ongeveer een miljoen mensenlevens heeft geëist en dat is aangetoond dat het virus enkel kan worden beheerst en bestreden door middel van coördinatie en solidariteit tussen landen;
C. overwegende dat de EU een verantwoordelijkheid draagt om op te treden als mondiale speler en om haar prioriteiten en beleid, met inbegrip van haar buitenlands beleid, af te stemmen op de veranderende wereldwijde geopolitieke situatie en de mondiale strijd tegen COVID-19; overwegende dat de EU op voorspelbare wijze en met inachtneming van de eerbiediging van de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, het voortouw moet nemen bij de multilaterale en internationale inspanningen, in overeenstemming met haar positie in de wereldeconomie; overwegende dat uit de COVID-19-crisis wederom is gebleken dat het zaak is het multilateralisme en de op regels gebaseerde orde te versterken teneinde de mondiale uitdagingen beter het hoofd te kunnen bieden;
D. overwegende dat de pandemie en de economische en maatschappelijke gevolgen ervan de politieke grieven als gevolg van vermeende ongelijkheid en marginalisering kunnen verergeren; overwegende dat de mondiale economische achteruitgang de meest kwetsbare economieën erg zwaar heeft getroffen; overwegende dat de COVID-19-uitbraak het aanhoudende probleem van mondiale geneesmiddelentekorten heeft doen toenemen, met acute gevolgen voor de ontwikkelingslanden;
E. overwegende dat de pandemie de kritieke humanitaire situatie van kwetsbare groepen heeft verslechterd, met name in conflictgebieden, vluchtelingenkampen en kwetsbare staten, en onder inheemse volkeren; overwegende dat de EU zich heeft aangesloten bij de oproep van de VN tot een onmiddellijk wereldwijd staakt-het-vuren en tot een versoepeling van sancties in het licht van de pandemie, om de levering van de voor de bestrijding van het coronavirus noodzakelijke uitrusting en benodigdheden te kunnen waarborgen; overwegende dat er op mondiaal niveau sprake is van een achteruitgang van de wereldwijde vrijheden en democratie, waardoor de multilaterale orde, die al in crisis verkeerde, nog meer onder druk is komen te staan;
F. overwegende dat vrouwen in gewelddadige relaties overal ter wereld gedwongen werden thuis te blijven en daardoor gedurende langere perioden werden blootgesteld aan hun gewelddadige partner; overwegende dat over de hele wereld hulplijnen en opvangcentra voor slachtoffers van huiselijk geweld melding maken van een toenemende vraag om hulp, en dat in sommige landen de meldingen van huiselijk geweld en noodoproepen met meer dan 25 % zijn gestegen sinds de invoering van de maatregelen inzake social distancing;
1. stelt dat de uitbraak van de COVID-19-pandemie een ingrijpende verandering in het internationale klimaat teweegbrengt, voor aanvullende risico’s zorgt en een katalysator voor verandering in de wereldorde is; benadrukt het fundamentele belang van de versterking van de interne veerkracht van de EU, de ontwikkeling van nieuwe partnerschappen en de versterking van haar multilateralistische visie op wereldschaal, met een assertieve en gecoördineerde respons van het buitenlands beleid;
2. is ingenomen met de ondersteuningsinitiatieven Team Europa en Coronavirus Global Response, die de partnerlanden helpen de gevolgen van het coronavirus voor de grensoverschrijdende coördinatie te beperken; is ingenomen met de coördinatie van de EU met de G7, de G20, de VN, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het Wereldvoedselprogramma en andere internationale partners, die tot doel heeft een coherente en inclusieve mondiale respons op de pandemie te bevorderen, de bredere impact op samenlevingen en economieën te beperken, en het risico op destabilisatie te helpen verkleinen;
3. betreurt het gebrek aan mondiaal leiderschap en de afwezigheid van een gecoördineerde internationale respons in de beginfase van de COVID-19-crisis; veroordeelt het achterhouden van kritieke informatie; verwerpt de tendens om voor isolationistische oplossingen te kiezen; is sterk gekant tegen de opkomst van autoritair nationalisme, door de overheid gesteunde desinformatiecampagnes en de promotie van foutieve berichtgeving die wantrouwen creëert, democratische samenlevingen en internationale samenwerking ondermijnt, en de rol van de EU op wereldniveau in vraag stelt; benadrukt dat mondiale samenwerking, een inclusieve globale benadering en coördinatie van essentieel belang zijn om de mondiale gezondheidscrisis en andere wereldwijde bedreigingen effectief aan te pakken;
4. onderstreept dat de EU-partnerlanden in het kader van het wetgevingsproces ook tijdens de COVID-19-pandemie het pad van de hervormingen moeten blijven volgen, de strijd tegen corruptie serieus moeten nemen, en zich in moeten zetten voor de eerbiediging en naleving van de fundamentele mensenrechten en rechten van minderheden overeenkomstig hun internationale verplichtingen en verbintenissen;
5. betreurt het feit dat een aantal regeringen en politieke leiders wereldwijd de crisis aanwenden om zichzelf buitensporige bevoegdheden toe te kennen en hun eigen politieke agenda na te streven door de mensenrechten in te perken, de democratische normen te ondermijnen, de rechtsstaat en de rol van de parlementen te verzwakken, de persvrijheid te beknotten, tot haatcampagnes tegen minderheden aan te sporen, desinformatiecampagnes tegen pro-Europese hervormingen en waarden te lanceren, en de internationale samenwerking schade toe te brengen; benadrukt dat noodtoestanden een wettelijke aflooptermijn moeten hebben; is bezorgd over het feit dat de protesten tegen de beperkingen naar aanleiding van het coronavirus, die in verschillende steden over de hele wereld plaatsvinden, vaak worden geïnfiltreerd en gemanipuleerd door extremistische groeperingen, waarbij de demonstranten het virus als hoax bestempelen;
6. betreurt het feit dat de sociaal-economische ongelijkheid als gevolg van de COVID-19-pandemie wereldwijd is verergerd en dat de armste en de meest achtergestelde, gemarginaliseerde en minst beschermde bevolkingsgroepen, waaronder migranten, onevenredig zwaar zijn getroffen; veroordeelt alle vormen van uitsluiting en discriminatie ten aanzien van personen die met COVID-19 zijn besmet, en roept derde landen en de EU-lidstaten op de sociale gevolgen van de pandemie te verzachten;
7. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) de integrale strategie van 2016 te herzien in het licht van de mondiale impact van de crisis, en daarbij rekening te houden met deze geopolitieke verschuivingen, te garanderen dat de EU haar rol speelt in de verdediging, bevordering en ontwikkeling van de op regels gebaseerde multilaterale wereldorde die na de Tweede Wereldoorlog tot stand is gekomen, de ondersteuning van de democratie en de bescherming van de rechten van de mens op te nemen als prioriteit van Team Europa, en het Europees Parlement bij dit proces te betrekken door middel van zijn bestaande instrumenten en mechanismen ter ondersteuning van de democratie en de rechtsstaat;
Een gewijzigd geopolitiek evenwicht na COVID-19
8. stelt met bezorgdheid vast dat de geopolitieke concurrentie en spanningen als gevolg van de COVID-19-uitbraak zijn toegenomen, en erkent dat de Europese Unie haar plaats nog moet vinden in deze nieuwe wereldorde; is het eens met de stelling dat de wereld er na de COVID-19-crisis fundamenteel anders zal uitzien en dat dit verstrekkende gevolgen zal hebben voor het buitenlands beleid van de EU; is ervan overtuigd dat COVID-19 de noodzaak heeft bevestigd van een sterker en doeltreffender buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie;
9. stelt met klem dat het trans-Atlantisch partnerschap nieuw leven moet worden ingeblazen teneinde de pandemie en andere belangrijke internationale uitdagingen, zoals de klimaatverandering, beter te kunnen bestrijden; erkent dat er nood is aan een nieuwe basis van samenwerking tussen de EU en de VS die is toegespitst op wederzijds respect en een gezamenlijke agenda om multilateralisme, het internationaal recht, de rechtsstaat en de mensenrechten te verdedigen tegen nationalistische, autoritaire en hegemonische belangen;
10. is van mening dat de EU in deze gewijzigde context haar inspanningen moet opvoeren en het goede voorbeeld moet geven, door te ijveren voor multilaterale oplossingen, door samen te werken met internationale organisaties, met name de VN en haar agentschappen, de WHO, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en internationale regionale organisaties zoals de NAVO, door te streven naar nauwere samenwerking met gelijkgezinde landen, ook uit het zuidelijk halfrond, door samenwerking tussen democratische regimes te bevorderen en door de democratische waarden te versterken; herinnert eraan dat de pandemie duidelijk heeft gemaakt dat samenwerking noodzakelijk is om gemeenschappelijke oplossingen te vinden voor problemen die de hele mensheid aangaan;
Verenigde Staten
11. is bezorgd over het gebrek aan coöperatie dat de regering van de Verenigde Staten heeft getoond, de onwil van deze regering om het voortouw te nemen in de strijd tegen COVID-19 en haar gebrek aan medewerking aan gezamenlijke initiatieven met betrekking tot vaccins; is van mening dat alternatieve feiten, onjuiste informatie en de ontkenning van de ernst van de pandemie erg misleidend zijn geweest in de gezamenlijke strijd tegen het virus; dringt er bij zowel de EU als de VS op aan de samenwerking en solidariteit te versterken op basis van een wetenschappelijk georiënteerde benadering van de gezamenlijke strijd tegen de COVID-19-pandemie, met inbegrip van de tijdige uitwisseling van informatie, onderzoek en ontwikkeling van het vaccin en strategische medische uitrusting; vraagt om ook andere mondiale uitdagingen samen aan te pakken;
12. spoort de autoriteiten aan goede praktijken over te nemen uit de Gedragscode in verkiezingsaangelegenheden van de Commissie van Venetië, die onder meer richtsnoeren bevat met betrekking tot het organiseren van verkiezingen tijdens de pandemie;
13. herinnert eraan dat trans-Atlantische samenwerking een essentiële pijler van het buitenlands beleid van de EU blijft en van cruciaal belang is voor de wederzijdse veiligheids- en handelsbelangen van de EU en de VS; spreekt zijn aanhoudende steun uit voor de trans-Atlantische alliantie alsook voor nauwere strategische trans-Atlantische samenwerking; betreurt de unilaterale maatregelen die tijdens de COVID-19-crises zijn genomen, zoals de beperkingen op reizen uit het Schengengebied naar de VS, zonder voorafgaand overleg met de EU;
14. betreurt het feit dat de VS steeds minder betrokken zijn op wereldschaal, en dat de regering van de VS besloten heeft de financiering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in te trekken en zich uit het Verdrag inzake het open luchtruim terug te trekken; betreurt de algemene tendens van de huidige Amerikaanse regering om afstand te nemen van de verschillende multilaterale organisaties die zijn opgericht om een op regels gebaseerde wereldorde tot stand te brengen of deze organisaties te ondermijnen (zoals in het geval van het Internationaal Strafhof);
15. benadrukt dat er behoefte is aan consolidatie en versterking van de samenwerking tussen de EU en de VS, gebaseerd op wederzijds respect en een gezamenlijke agenda om multilateralisme, het internationaal recht, gedeelde democratische waarden, de rechtsstaat en de mensenrechten te verdedigen; merkt op dat, in een wereld die gekenmerkt wordt door concurrentie tussen grootmachten, de Europese Unie en de Verenigde Staten gemeenschappelijke waarden delen in verband met de bestaande internationale structuren, en dat zij essentiële partners blijven in het huidige onstabiele internationale klimaat;
China
16. wijst op de versterkte assertieve publieksdiplomatie van de Volksrepubliek China wereldwijd na de COVID-19-uitbraak, met als doel het politieke vacuüm te vullen dat wordt achtergelaten door een toenemend isolationisme van de VS, alsook zich als dominante speler met een alternatief bestuursmodel te positioneren op het wereldtoneel; is bezorgd over de inspanningen van China om zijn macht in de regio te vergroten, hetgeen tot grensconflicten met tal van buurlanden en de bevordering van nationale strategische belangen via multilaterale organisaties leidt; is bezorgd over de mogelijke machtsverschuiving op het mondiale politieke toneel in verband met de verandering van het leiderschap van China; maakt bezwaar tegen het feit dat de Chinese regering de uitbraak van de pandemie heeft aangegrepen om de wet inzake nationale veiligheid op te leggen, tegen de prodemocratische beweging in Hongkong op te treden, de bedreigingen tegen Taiwan op te voeren, de activiteiten in Tibet en de Zuid-Chinese Zee te intensiveren, en de wrede vervolging van de Oeigoeren in Xinyang op te drijven; veroordeelt de herhaalde aanvallen en door Chinese vertegenwoordigers uitgeoefende druk op de regeringen van de EU-lidstaten en democratisch verkozen politici in de EU, zoals de Tsjechische Senaatsvoorzitter en de Zweedse minister van Cultuur;
17. wijst erop dat China na de uitbraak van COVID-19 noodhulp ter bestrijding van het virus heeft geboden en betreurt dat een deel van het verstrekte materiaal defect of van gebrekkige kwaliteit was; neemt echter ook geopolitieke en geo-economisch gemotiveerde inspanningen waar, ondersteund door “virus- en wolf warrior-diplomatie”, desinformatiecampagnes en agressieve propaganda; veroordeelt de pogingen van China om deze “virusdiplomatie” tegen de EU in te zetten, vanuit de ambitie om een mondiaal imago als welvarende grootmacht te creëren; betreurt het feit dat China Taiwan weerhoudt van deelname aan de WHO; verzoekt de lidstaten te pleiten voor het lidmaatschap van Taiwan als waarnemer in de WHO en de Wereldgezondheidsorganisatie en andere internationale organisaties, aangezien Taiwan het virus op eigen bodem doeltreffend weet te bestrijden maar met deze expertise niet kan bijdragen aan de internationale respons op de huidige gezondheidscrisis; prijst de door de Taiwanese autoriteiten geboden steun;
18. is bezorgd over een aantal fouten en het gebrek aan transparantie in verband met de initiële reactie van China op de wereldwijde uitbraak van de COVID-19-pandemie, met inbegrip van het verdoezelen van de omvang van het probleem, pogingen om informatie te manipuleren en achter te houden, slechte communicatie met de WHO, censuur, onderdrukking, bedreiging, vervolging en gedwongen verdwijning van klokkenluiders, mensenrechtenactivisten en burgerjournalisten, en het zaaien van twijfel over de officiële dodentol van COVID-19; wijst erop dat al deze gedragingen funest waren voor het vermogen van de EU om de COVID-19-crisis te zien aankomen, zich erop voor te bereiden en erop te reageren, hetgeen levens heeft gekost; verzoekt de Chinese regering ten volle mee te werken aan een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de oorsprong van COVID-19, en roept de lidstaten op om een brede aanpak te ontwikkelen ten opzichte van een opkomend China en om de strategische autonomie van de EU te beschermen;
19. pleit voor een Europese respons op de sterkere expansie van China in de richting van de lidstaten die het meest zijn blootgesteld en de buurlanden van de EU; wijst erop dat de huidige wedloop om de economische gevolgen van de pandemie te beperken China kansen zal bieden voor strategische investeringen in essentiële sectoren zoals telecommunicatie, vervoer en technologie;
20. is bezorgd over de mogelijke “schuldenval” die Afrikaanse landen zou kunnen treffen als gevolg van COVID-19 en over de toenemende politieke en economische afhankelijkheid van derde landen ten opzichte van China, aangezien de economische neergang de terugbetaling van Chinese leningen in het kader van het “Nieuwe Zijderoute”-initiatief (“Belt and Road Initiative”) voor deze landen zal bemoeilijken; roept de EU en haar lidstaten op zich sterker in te zetten om via internationale fora haalbare oplossingen te vinden voor de schuldverlichting van derde landen; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan ervoor te zorgen dat vrijstelling van sancties op humanitaire gronden onmiddellijke en praktische gevolgen heeft in de zin van de snelle levering van medische uitrusting en materiaal en andere vormen van bijstand voor de getroffen landen;
21. roept de VV/HV op deze punten van zorg te erkennen, de betrekkingen tussen de EU en China te herzien en tegelijkertijd een klimaat van dialoog, betrokkenheid en echte samenwerking alsook mededinging tot stand te brengen, dat gebaseerd is op een nieuwe, coherente en assertievere strategie die is aangepast aan het gewijzigde geopolitieke en geo-economische landschap en op de langetermijnstrategie ten aanzien van China, waarbij de EU en de lidstaten waar mogelijk samenwerken, waar nodig concurreren en als het nodig is de confrontatie aangaan om de Europese waarden en belangen te verdedigen; is van mening dat de EU, in het kader van deze nieuwe strategie, moet streven naar nauwere samenwerking met gelijkgezinde landen in de regio en andere democratieën waaronder India, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zuid-Korea, en naar een Europese strategie voor de Indo-Pacifische regio, waarvoor de connectiviteitsstrategie van de EU ten volle moet worden benut;
India
22. stelt met bezorgdheid vast dat terwijl COVID-19 weer oplaait in India, waar tot dusver meer dan 90 000 bevestigde overlijdens zijn vastgesteld, de politieke repressie van verdedigers van mensenrechten en individuele vrijheden voortduurt, tegen de achtergrond van spanningen tussen de gemeenschappen, en acht het van cruciaal belang dat deze kwestie op de agenda komt van de volgende dialoog op hoog niveau tussen de EU en India;
23. benadrukt het belang van het strategisch partnerschap tussen de EU en India en de noodzaak om dit te bevorderen en samen te werken aan de stabiliteit en veiligheid, met name in de Indische en de Stille Oceaan;
Rusland
24. toont zich uitermate bezorgd over de systematische pogingen van de Russische Federatie om de eenheid van de EU en haar crisisrespons te ondermijnen en wantrouwen te creëren tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan en van het Oostelijk Partnerschap door de intensivering van desinformatiecampagnes sinds het begin van de COVID-19-pandemie en door cyberaanvallen tegen onderzoeksorganisaties, alsook door de politisering van humanitaire bijstand; prijst de EDEO en StratCom East voor hun inspanningen om in verschillende lidstaten desinformatiecampagnes op te sporen en te bestrijden van media die banden hebben met Rusland, en verzoekt de Commissie haar inspanningen en financiële middelen voor de bestrijding van Russisch nepnieuws op te voeren;
25. onderkent dat het Russische aanbod een duidelijke geopolitieke en geo-economische dimensie had, die werd ondersteund door “virusdiplomatie” en een discoursstrijd; stelt met bezorgdheid vast dat Rusland bepaalde assertieve stappen zet op het internationale toneel om zijn eigen geopolitieke agenda te bevorderen; dringt erop aan dat de EU niet wegkijkt en de conflicten waar Russische belangen spelen op de agenda houdt, zoals die in Belarus, Oekraïne, Georgië, de Krim, Syrië en Libië;
26. uit zijn diepe bezorgdheid over de pogingen van Rusland om de pandemie te gebruiken om de ruimte voor mensenrechten in het land verder in te krimpen, autoritaire regimes te ondersteunen en zijn agressieve buitenlands beleid voort te zetten; benadrukt dat wij het niet mogen laten gebeuren dat landen als Rusland de crisis aangrijpen om de aandacht af te leiden van de aanzienlijke eigen binnenlandse problemen; is bezorgd over het grondwetreferendum, waarbij de Russische president de huidige crisis heeft aangegrepen om cruciale grondwetswijzigingen door te voeren die zijn autoritaire heerschappij in Rusland verlengen en versterken;
27. veroordeelt de poging om Aleksej Navalny om te brengen en pleit ervoor onverwijld een onafhankelijk en transparant onderzoek in te stellen naar de vergiftiging van de heer Navalny;
28. roept Rusland op om te goeder trouw en in het kader van de op regels gebaseerde internationale orde op zinvolle wijze bij te dragen aan een mondiale respons op de crisis; is bezorgd over de werkzaamheid en veiligheid van het nieuwe Russische vaccin dat momenteel in gebruik is; herinnert eraan dat de door Rusland geleverde medische producten in sommige gevallen van zeer lage kwaliteit en dus onwerkzaam waren;
Een assertiever buitenlands beleid van de EU om de Europese belangen en waarden en de multilaterale wereldorde te verdedigen
29. onderkent de mondiale veiligheids-, sociaal-economische, politieke en milieurisico’s die kunnen ontstaan door de gevolgen van de COVID-19-pandemie en is er bezorgd over dat mondiale mogendheden zoals China en Rusland bereid zijn de crisis vakkundig te gebruiken om de op regels gebaseerde wereldorde die berust op multilaterale organisaties, te ontrafelen;
30. benadrukt dat de op regels gebaseerde multilaterale wereldorde cruciaal is voor de wereldvrede, de rechtsstaat en de democratie; is van mening dat een geopolitieke EU samen met gelijkgestemde partners een sterkere rol moet spelen bij de verdediging en wederopbouw daarvan; is van mening dat de EU op zoek moet gaan naar manieren om spanningen tussen grootmachten te verminderen, met name wanneer deze spanningen een belemmering voor multilateraal optreden vormen; stelt vast dat de COVID-19-crisis zowel de noodzaak van versterking van de multilaterale samenwerking heeft aangetoond, met name inzake de wereldwijde gezondheidszorg, als de noodzaak van hervorming van internationale instellingen; verzoekt de lidstaten van de EU en de VV/HV een “EU-routekaart voor multilateralisme” op te stellen om de structurele hervorming van multilaterale organisaties te bevorderen en in gang te zetten;
31. pleit ervoor de mogelijke oprichting van een nieuw forum voor multilaterale samenwerking tussen westerse bondgenoten te bestuderen, d.w.z. tussen de EU, de VS, Japan, Canada, Zuid-Korea, Australië en Nieuw-Zeeland, in navolging van het Coördinatiecomité voor multilaterale controle op de uitvoer van strategische technologieën; verlangt dat het mandaat van een nieuw comité het toezicht en de controle omvat op de uitvoer van technologieën en op de handelsstromen naar en gevoelige investeringen in landen van zorg;
32. merkt op dat de geopolitieke ambities van de EU moeten worden geschraagd met toereikende begrotingstoewijzingen binnen het komende MFK en betreurt dat de Europese Raad bezuinigingen op de begrotingslijnen voor de instrumenten voor extern beleid heeft voorgesteld; dringt erop aan dat de EU-begroting voor extern optreden in het MFK 2021-2027 wordt verhoogd en volstaat om ervoor te zorgen dat de EU over de noodzakelijke middelen beschikt om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen in haar buurlanden en aan de geopolitieke gevolgen van COVID-19, en dat zij haar ambitie waar kan maken om een verantwoordelijke geopolitieke speler te worden;
33. benadrukt dat alleen een sterke en meer verenigde EU met open strategische autonomie, ondersteund door voldoende en geloofwaardige militaire capaciteiten alsook instrumenten en mechanismen ter ondersteuning van de partners, een sterke rol zal kunnen spelen in het nieuwe geopolitieke klimaat en een sterk buitenlands beleid zal kunnen voeren, en is van mening dat de VV/HV van de lidstaten een sterker en welomschreven mandaat moet krijgen om namens de EU te spreken, bijvoorbeeld door een Europese zetel in multilaterale organen te creëren; is ingenomen met de conclusie van voorzitter Charles Michel dat het “van fundamenteel belang is dat de strategische autonomie van de EU wordt versterkt”;
34. is van mening dat de afschaffing van de unanimiteitsregel op bepaalde gebieden van het buitenlands beleid de EU zou helpen een effectiever en proactiever buitenlands beleid te voeren dat beter toelaat om snel te reageren op noodsituaties; verzoekt de Raad of de Europese Raad om gehoor te geven aan de oproep van de Commissie en het Parlement om meer gebruik te maken van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid door de overbruggingsclausule te activeren, ten minste als het gaat om de mensenrechten of sancties; benadrukt dat de invloed van de EU het grootst is wanneer de lidstaten eendrachtig handelen;
35. onderstreept de belangrijke rol van de strijdkrachten tijdens de COVID-19-pandemie; is verheugd over de militaire bijstand voor civiele ondersteuningsoperaties, met name voor het opzetten van veldhospitalen, het vervoer van patiënten en de levering en distributie van materieel, en is van mening dat verregaandere gezamenlijke operaties en coördinatie van de strijdkrachten van de lidstaten binnen de bestaande kaders – zoals het project van de permanente gestructureerde samenwerking (Pesco) en het Europees medisch commando – of binnen nieuwe kaders – zoals militaire ziekenhuistreinen – kunnen leiden tot meer efficiëntie en kunnen bijdragen tot de paraatheid van de EU om pandemieën te bestrijden; onderkent dat militair personeel op gepaste wijze moet worden opgeleid, voorbereid en uitgerust om dergelijke essentiële taken ter ondersteuning van de medeburgers te vervullen;
36. onderkent dat de veiligheids- en defensiestrategieën van de EU moeten worden herzien om strategische autonomie te ontwikkelen, onder meer in de gezondheidszorg, om beter voorbereid te zijn op en bestand te zijn tegen de nieuwe en hybride dreigingen en technologieën die de aard van oorlog voeren minder conventioneel hebben gemaakt en een uitdaging vormen voor de traditionele rol van de strijdkrachten, alsook voor een toekomst waarin Rusland en China steeds assertiever worden; onderstreept dat de militaire mobiliteit moet worden versterkt om de lidstaten te helpen sneller en doeltreffender op te treden in de context van een mogelijk toekomstig conflict; benadrukt dat het toekomstige strategisch kompas voor veiligheid en defensie deze ontwikkelingen moet weerspiegelen en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de bredere geopolitieke implicaties van COVID-19 en het volledige spectrum van dreigingen moet worden aangepakt, zoals een nieuwe pandemie, chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen en buitenlandse inmenging door onder meer desinformatie of cyberaanvallen; is van mening dat de defensiebegrotingen van de EU in het algemeen, en de begroting voor militaire mobiliteit in het bijzonder, niet mogen worden ingeperkt, gezien het nieuwe politieke evenwicht en de mogelijke verslechtering van het internationale veiligheidsklimaat als gevolg van COVID-19;
37. onderschrijft de noodzaak van verdere en versterkte samenwerking en waar nodig coördinatie tussen de EU en de NAVO, met inbegrip van het Euro-Atlantisch Coördinatiecentrum voor hulp bij rampen en het Kenniscentrum voor militaire geneeskunde van de NAVO, alsook de noodzaak om desinformatie met betrekking tot COVID-19 en cyberaanvallen tegen te gaan; dringt aan op een betere afstemming met en ondersteuning door het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa) en op samenwerking bij de planning en ontwikkeling van militaire capaciteiten;
38. dringt aan op een nieuwe institutionele aanpak van de strategische communicatie om het hoofd te bieden aan de uitdagingen en risico’s waarmee westerse liberale democratieën worden geconfronteerd, alsook op de uitbreiding en modernisering van de communicatiestrategieën van de EU om de waarden en de acties van de EU zowel binnen als buiten de EU, en met name in aangrenzende gebieden, voldoende zichtbaar te maken; dringt er bij de EDEO op aan zijn capaciteiten voor het tegengaan van kwaadwillige buitenlandse inmenging en desinformatie, hybride oorlogvoering, propaganda en spionage te versterken, onder meer door de oprichting van specifieke StratCom-taskforces die gericht zijn op activiteiten die uitgaan van (a) China en (b) het Midden-Oosten, waaronder Iran, en door het opleggen van kosten aan landen en niet-overheidsactoren die met opzet desinformatie verspreiden om verdeeldheid te zaaien en schade toe te brengen aan de EU en haar lidstaten; verklaart zich te blijven inzetten om wetgevings- en niet-wetgevingskaders voor coördinatie te ontwikkelen en de coördinatie-inspanningen en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten op EU-niveau te verbeteren om desinformatie tegen te gaan;
39. is ingenomen met de werkzaamheden van EUvsDisinfo en met de rol van het maatschappelijk middenveld, basisorganisaties, onafhankelijke journalisten en mediaorganisaties in de strijd tegen desinformatie; onderstreept dat de EU moet kiezen voor een principiële opstelling bij het bestrijden van desinformatie betreffende de verspreiding van het COVID-19-virus en cyberaanvallen op kritieke infrastructuur; spoort socialemediaplatforms aan om proactief op te treden en maatregelen te nemen ter voorkoming van de verspreiding van desinformatie en haatzaaiende uitlatingen in verband met het COVID-19-virus, ervoor te zorgen dat zij investeren in de bestrijding van cybercriminaliteit, en de bewustmaking met betrekking tot deze toenemende dreiging te bevorderen;
40. benadrukt dat haar grootste mondiale consumentenmarkt van bijna 500 miljoen mensen de EU aanzienlijke invloed op het wereldtoneel geeft en is van mening dat een geopolitieke Commissie deze invloed moet gebruiken, onder meer door middel van haar handelsbeleid, om de belangen van de EU te verdedigen wanneer andere landen niet bereid zijn de mensenrechten, de beginselen van de rechtsstaat of internationale verdragen te eerbiedigen;
41. wijst erop dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat de EU minder afhankelijk moet worden van derde landen in bepaalde strategische en existentiële sectoren zoals de gezondheidszorg, en is groot voorstander van de diversificatie en verplaatsing van de meest kritieke toeleveringsketens; wijst erop dat COVID-19 de kwetsbaarheid door onderlinge verwevenheid en onderlinge afhankelijkheid aan het licht heeft gebracht en tot toenemend protectionisme heeft geleid; onderstreept daarom dat een goed evenwicht nodig is tussen het verbeteren van de veerkracht van onze waardeketens met het oog op strategische autonomie, het versterken van het mondiale concurrentievermogen van de EU en het in stand houden van zo open mogelijke handelsbetrekkingen;
42. herinnert aan zijn dringende verzoek om een krachtige wereldwijde sanctieregeling teneinde uiterlijk eind 2020 ernstige schendingen van de mensenrechten aan te pakken, wat het EU-equivalent zou zijn van de zogeheten “Magnitsky-wet”; benadrukt dat corruptie op hoog niveau daarin een van de criteria voor het opleggen van sancties moet zijn; is ingenomen met de aankondiging van voorzitter von der Leyen dat de Commissie binnenkort met een voorstel zal komen en dringt er bij de Europese Raad op aan het mondiale EU-sanctiemechanisme voor de mensenrechten goed te keuren in de vorm van een besluit met betrekking tot de strategische belangen en doelstellingen van de Unie uit hoofde van artikel 22, lid 1, VEU;
43. is ernstig bezorgd over de onevenredig grote negatieve impact van de COVID-19-pandemie op migranten en vluchtelingen; dringt er bij de regeringen in het kader van hun buitenlands beleid op aan dat zij bij hun respons de mensenrechten en de menselijke waardigheid eerbiedigen en oplossingen zoeken om de kwetsbaarheid en behoefte aan bescherming van migranten en vluchtelingen aan te pakken, overeenkomstig de beginselen van solidariteit en partnerschap, waarbij adequate en toegankelijke legale routes voor migratie mogelijk moeten worden gemaakt; benadrukt het belang van de handhaving van het recht op asiel wereldwijd;
44. verzoekt de EU deel te nemen aan een wereldwijde campagne ter ondersteuning van de VN-aanbevelingen om de gevangenisbevolking te verkleinen door regelingen toe te passen voor vroegtijdige, voorlopige of tijdelijke vrijlating van gedetineerden met een laag risicoprofiel; dringt in het bijzonder aan op de vrijlating van alle personen die zijn gevangengenomen vanwege kritische of afwijkende standpunten of activiteiten ter verdediging van de mensenrechten, alsook op vermindering van het gebruik van detentiecentra voor immigranten en gesloten kampen voor vluchtelingen;
45. onderkent de beslissende rol die vrouwen hebben gespeeld bij het omgaan met de COVID-19-crisis, alsook de verschillende gevolgen van de pandemie voor vrouwen en mannen; blijft zich grote zorgen maken over de ongekende achteruitgang die de COVID-19-crisis heeft veroorzaakt in de vorderingen op het gebied van gendergelijkheid wereldwijd gezien de ongelijke verdeling van huishoudelijke en openbare zorgtaken, waarbij vrouwen wereldwijd ongeveer 70 % van alle gezondheidswerkers vertegenwoordigen, en dringt erop aan rekening te houden met de behoeften van vrouwen en gemarginaliseerde groepen bij de mondiale respons op de pandemie, aangezien zij tot nu toe zelden vertegenwoordigd zijn aan de onderhandelingstafels waar de aanpak van de crisis wordt besproken;
46. is ervan overtuigd dat een op de mensenrechten gebaseerde respons op de COVID-19-pandemie de meest doeltreffende, inclusieve en duurzame aanpak vormt om de huidige crisis te beheren; wijst erop dat de respons van derde landen op de COVID-19-crisis niet strijdig mag zijn met de mensenrechten of het internationaal recht, zich moet beperken tot strikt noodzakelijke en evenredige maatregelen en niet alleen regelmatig moet worden getoetst, maar ook in de tijd beperkt moet zijn; verzoekt de EU-delegaties om de wereldwijde situatie van de mensenrechten nauwlettend te volgen, trends te signaleren en steun te bieden aan internationale, regionale en lokale organisaties, burgers en het maatschappelijk middenveld bij hun pogingen om de negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis op de mensenrechten wereldwijd ongedaan te maken, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de gevolgen van de COVID-19-crisis geen afbreuk doen aan de vervulling van de waarden en verbintenissen van de EU inzake mensenrechten die reeds zijn vastgelegd in het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024;
47. onderstreept het strategische belang van de leidende rol van de EU en van haar steun aan de buurlanden, zowel in het oosten en zuiden als in het noordpoolgebied, door de buurlanden hulp te bieden in de strijd tegen de COVID-19-pandemie; dringt aan op meer steun voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en hervormingen in de buurlanden;
48. benadrukt dat de EU de landen van de Westelijke Balkan die nog geen deel uitmaken van de EU, een eerlijke kans moet geven om tot de EU toe te treden, en dat de EU haar inspanningen om in de regio te investeren, moet versterken; benadrukt dat de EU ondanks de huidige pandemie het uitbreidingsproces voortzet en aandacht blijft besteden aan de ondersteuning van de hervormingen in de Westelijke Balkan; prijst het initiatief voor financiële bijstand van de Commissie en de toegang tot deelname aan de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst van de EU voor medische uitrusting om de Westelijke Balkan te ondersteunen in de strijd tegen de COVID-19-pandemie; dringt erop aan dat alle landen van de Westelijke Balkan worden opgenomen in het Solidariteitsfonds van de EU en herhaalt dat hulp aan onze partners gepaard moet gaan met een krachtige communicatiecampagne;
49. benadrukt dat de COVID-19-crisis landen in Afrika kan destabiliseren, die vaak een zwakke gezondheidsinfrastructuur en hoge schulden hebben, wat het risico op conflicten verhoogt; roept ertoe op de samenwerking tussen de EU en Afrika te versterken en doeltreffender te coördineren, particuliere investeringen uit te breiden, financiële bijstand en herstelplannen te bevorderen en in een alternatief voor Chinese investeringen te voorzien; verzoekt de EU om te blijven werken aan een versterkte dialoog in de aanloop naar de topbijeenkomst van de EU en Afrika, en ernaar te blijven streven van Afrika een hechte, betrouwbare en naaste partner van de EU te maken;
50. onderstreept dat sancties geen belemmering mogen vormen voor een omvattende respons op de COVID-19-pandemie; benadrukt in het specifieke geval van Iran dat de werkingssfeer van het instrument ter ondersteuning van het handelsverkeer (Instex) moet worden verruimd en dat dit mechanisme moet worden gebruikt om onze humanitaire respons te versterken;
51. wijst erop dat de partners van de EU in de Sahel en de Sahara en de Hoorn van Afrika te kampen hebben met de ongekende gevolgen van de COVID-19-pandemie, boven op de strijd die zij al voerden met gewapende terroristische groeperingen, waaronder jihadisten;
52. is van mening dat de betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied van strategisch en cruciaal belang zijn; benadrukt dat Latijns-Amerika tot de regio’s behoort die het zwaarst door de COVID-19-pandemie zijn getroffen; verzoekt de Commissie de dialoog met Latijns-Amerikaanse landen gaande te houden, nauwere samenwerking tot stand te brengen om COVID-19 aan te pakken, hulp te bieden bij de herstelplannen en deze landen politiek te ondersteunen om te voorkomen dat zij buitensporig afhankelijk zijn van hulp van andere geopolitieke spelers; dringt er bij de Europese Unie en haar lidstaten op aan de Agenda 2030 en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te gebruiken als routekaart voor het herstel;
53. stelt vast dat de COVID-19-pandemie een negatief effect op de lopende missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) heeft gehad, met name op EU-opleidingsmissies op plaatsen als Mali, Somalië of de Centraal-Afrikaanse Republiek; wijst er nogmaals op dat de Europese aanwezigheid en geloofwaardige betrokkenheid bepalend is voor het verlichten van de humanitaire en sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie; verzoekt om een intensivering van de GVDB-missies die belast zijn met conflictpreventie of -beperking, met name die in de onmiddellijke nabijheid van de EU, om de reeds precaire situaties te stabiliseren en een terugval in conflicten en geweld als gevolg van bijkomende spanningen vanwege COVID-19 te voorkomen; verzoekt de lidstaten om meer civiel en militair personeel ter beschikking te stellen van dergelijke missies en operaties, en dringt in dit verband voorts aan op een snelle goedkeuring van de Europese Vredesfaciliteit; verzoekt de EDEO met klem zich in te zetten voor veerkrachtige en duurzame GVDB-missies en -operaties tijdens crises als de COVID-19-pandemie; benadrukt dat de continuïteit van de GVDB-missies en -operaties in dergelijke situaties moet worden gewaarborgd; dringt aan op een complete beoordeling van de gevolgen van COVID-19 voor de paraatheid, opbouw van de troepenmacht, veiligheid van het personeel en continuïteit van de GVDB-missies en -operaties;
54. verzoekt de EDEO, de Commissie en de lidstaten om gendergelijkheid, gendermainstreaming en een intersectioneel perspectief, met inbegrip van gelijke en diverse vertegenwoordiging, in het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie op te nemen, en om de verschillende ervaringen te erkennen van vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen voor wie deze pandemie schadelijke gevolgen heeft gehad;
55. is er vast van overtuigd dat de samenwerking op het gebied van de klimaatverandering kan dienen als basis om brede, wereldwijde samenwerking ter bestrijding van COVID-19 tot stand te brengen, het multilaterale stelsel te versterken en het vertrouwen te herstellen in de noodzaak van een op regels gebaseerd systeem;
56. is van mening dat de COVID-19-crisis bepaalde zwakke punten van onze Unie heeft blootgelegd en dat er dringend behoefte is aan een doeltreffende, efficiënte en autonome Unie, zowel intern als op het wereldtoneel, met mechanismen voor crisispreventie en ‑bestrijding, waaronder financieringsinstrumenten; is ervan overtuigd dat de conferentie over de toekomst van Europa een goed platform zal bieden om vooruitgang te boeken bij de totstandbrenging van efficiëntere besluitvorming in het buitenlands beleid van de EU; is daarom vastbesloten de conferentie zo spoedig mogelijk van start te laten gaan;
57. wijst op het effect dat COVID-19 heeft gehad op de kwetsbare regio’s, waaronder conflictgebieden en de minst ontwikkelde landen; verzoekt de VV/HV met klem zich in te zetten voor lokale en regionale bestanden, alsook steun te verlenen aan het initiatief van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres, voor een wereldwijd staakt‑het‑vuren; herinnert aan de noodzaak om te voldoen aan de humanitaire beginselen van onpartijdigheid en neutraliteit bij het verstrekken van hulp, ook als deze een respons is op behoeften die voortvloeien uit COVID-19; verzoekt de EU om zich in te zetten voor humanitaire toegang tot afgelegen conflictgebieden via humanitaire corridors, en onderstreept dat ieder extern optreden in door conflicten getroffen landen gebaseerd moet zijn op een conflictbewuste risico- en kwetsbaarheidsbeoordeling, met inachtneming van het perspectief van vrouwen en met bijzondere nadruk op vredesopbouw;
58. juicht toe dat de EU vaccinnationalisme afwijst; herhaalt dat de EU een leidende rol moet spelen in het bevorderen van billijke toegang tot vaccins voor alle mensen op de wereld; verzoekt de Commissie om met haar internationale partners samen te werken om te waarborgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten wanneer er een vaccin beschikbaar is;
o o o
59. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, alsook aan de lidstaten.