Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2844(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B9-0355/2020

Debatten :

PV 24/11/2020 - 13
CRE 24/11/2020 - 13

Stemmingen :

PV 26/11/2020 - 2
PV 26/11/2020 - 16

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0332

Aangenomen teksten
PDF 132kWORD 47k
Donderdag 26 november 2020 - Brussel
Escalerende spanningen in Varosha na de illegale acties van Turkije en de dringende noodzaak om de gesprekken te hervatten
P9_TA(2020)0332RC-B9-0355/2020

Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2020 over de escalerende spanningen in Varosha na de illegale acties van Turkije en de dringende noodzaak om de gesprekken te hervatten (2020/2844(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die van 13 maart 2019 over het Commissieverslag 2018 over Turkije(1) en van 17 september 2020 over de voorbereiding van de buitengewone top van de Europese Raad, met bijzondere aandacht voor de gevaarlijke escalatie en de rol van Turkije in het oostelijke Middellandse Zeegebied(2),

–  gezien zijn verklaring van 14 februari 2012 over de teruggave van het afgesloten deel van Famagusta aan de rechtmatige bewoners(3),

–  gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften van 17 juli 2008 naar aanleiding van het informatiebezoek aan Famagusta, Cyprus, van 25 tot en met 28 november 2007 en het verslag van 21 november 2018 naar aanleiding van het informatiebezoek aan Famagusta, Cyprus, van 7 en 8 mei 2018 in het kader van verzoekschrift nr. 0733/2004, ingediend door Loizos Afxentiou namens de vluchtelingenbeweging van Famagusta,

–  gezien zijn resoluties over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften van 23 september 2008(4), 22 april 2009(5) en 13 februari 2018(6),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2020 inzake het uitbreidingsbeleid van de EU (COM(2020)0660) en het bijbehorende verslag 2020 over Turkije,

–  gezien het onderhandelingskader voor Turkije van 3 oktober 2005,

–  gezien de conclusies van de Raad van 15 en 16 oktober 2020, en eerdere conclusies van de Raad en de Europese Raad over deze kwestie,

–  gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 13 oktober 2020 over de ontwikkelingen met betrekking tot Varosha,

–  gezien de verklaringen van de VV/HV namens de Europese Unie van 6 oktober 2020 over de ontwikkelingen met betrekking tot Varosha en van 15 november 2020 over Varosha,

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de VV/HV en commissaris Ferreira van 20 oktober 2020 over het verkiezingsproces in de Turks-Cypriotische gemeenschap,

–  gezien de kernbeginselen van het internationaal recht en het Handvest van de VN, de overeenkomst op hoog niveau van 1979 tussen de leiders van de twee gemeenschappen, en de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Cyprus, waaronder de resoluties 541 (1983), 550 (1984), 789 (1992) en 2537 (2020),

–  gezien de verklaringen van de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad van 9 oktober 2019 en 9 oktober 2020 over de situatie in Cyprus,

–  gezien de verklaring van de secretaris-generaal van de VN naar aanleiding van zijn ontmoeting met de twee leiders in november 2019 in Berlijn,

–  gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Turkije een kandidaat-lidstaat en een belangrijke partner van de EU is; overwegende dat van Turkije als kandidaat-lidstaat wordt verwacht dat het de hoogste normen op het gebied van democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat handhaaft en zijn verplichtingen uit hoofde van internationale verdragen nakomt;

B.  overwegende dat Turkije een NAVO-bondgenoot is en eraan moet worden herinnerd dat het de verantwoordelijkheid heeft een constructieve rol te spelen bij de de-escalatie van spanningen;

C.  overwegende dat Turkije op de door de Griekse junta gesteunde, mislukte staatsgreep van 1974 reageerde door met zijn strijdkrachten Cyprus binnen te vallen en in augustus 1974 ook de stad Famagusta, die tot op de dag van vandaag illegaal wordt bezet;

D.  overwegende dat een deel van Famagusta vervolgens werd afgesloten en sindsdien onder rechtstreekse controle van het Turkse leger staat en nog altijd onbewoond is;

E.  overwegende dat de VN van oordeel is dat de verantwoordelijkheid voor de status quo in Varosha bij Turkije ligt en dat Turkije dus ook de verantwoordelijkheid draagt voor alle pogingen om de status quo te wijzigen die in strijd zijn met de overeenkomst op hoog niveau van 1979 en de resoluties 550 (1984) en 789 (1992) van de VN-Veiligheidsraad;

F.  overwegende dat pogingen om enig deel van Varosha te bevolken met anderen dan de oorspronkelijke bewoners van het stadsdeel in resolutie 550 (1984) van de VN-Veiligheidsraad als onaanvaardbaar worden beschouwd en dat er in de resolutie toe wordt opgeroepen het gebied in kwestie onder bestuur van de VN te plaatsen; overwegende dat er in resolutie 789 (1992) van de VN-Veiligheidsraad met het oog op de uitvoering van resolutie 550 (1984) met klem toe wordt opgeroepen Varosha onder toezicht van de VN-Vredesmacht op Cyprus over te dragen aan de rechtmatige bewoners om vertrouwen te winnen;

G.  overwegende dat de teruggave van het afgesloten deel van Famagusta aan de rechtmatige bewoners de inspanningen in het kader van de integrale regeling van de kwestie-Cyprus zou vergemakkelijken;

H.  overwegende dat Varosha op 8 oktober 2020 gedeeltelijk werd opengesteld in samenwerking met de huidige Turks-Cypriotische leider, Ersin Tatar, nadat dit op 6 oktober 2020 in Ankara was aangekondigd, wat haaks staat op de eerder gemaakte afspraken en de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad;

I.  overwegende dat de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Mevlüt Çavuşoğlu, Varosha in september 2019 heeft bezocht en de “opening” van een “consulaat-generaal” van Turkije in het ruimere gebied van Varosha heeft aangekondigd, en overwegende dat de vicepresident van Turkije, Fuat Oktay, Varosha begin februari 2020 heeft bezocht om een “conferentie” te houden over de “juridische, politieke en economische aspecten van de heropening van het verlaten stadsdeel Varosha”;

J.  overwegende dat Turkije heeft laten weten voornemens te zijn unilateraal meerdere projecten in Varosha ten uitvoer te leggen, en dreigt het gebied voor te bereiden op illegale vestiging;

K.  overwegende dat de Turks-Cypriotische gemeenschap sinds 18 oktober 2020 een nieuwe leider heeft, namelijk Ersin Tatar; overwegende dat voormalig Turks-Cypriotisch leider Mustafa Akinci een belangrijke, positieve en historische rol heeft gespeeld bij het bevorderen van vrede en dialoog tussen de twee gemeenschappen op het eiland;

L.  overwegende dat duizenden Turks-Cyprioten op 10 november 2020 in recordaantallen in Noord-Cyprus hebben geprotesteerd tegen de Turkse inmenging op Cyprus, waaronder in Varosha, en hebben opgeroepen tot vrijheid, democratie en eerbiediging van de rechten van Cyprioten uit Varosha; overwegende dat ook de belangrijkste oppositieleiders, waaronder voormalig Turks-Cypriotisch leider Mustafa Akinci, bij de protesten betrokken waren;

M.  overwegende dat het bezoek van de president van Turkije, Recep Tayyip Erdogan, van 15 november 2020 aan het bezette deel van Cyprus voor een “picknick” in Varosha provocerend was en extreme reacties onder Turks-Cyprioten heeft uitgelokt;

N.  overwegende dat Varosha tijdens alle voorgaande onderhandelingen, waaronder tijdens de laatste conferentie over Cyprus van 2017 in Crans-Montana, geacht werd deel uit te maken van de gebieden die in het kader van de integrale regeling van de kwestie-Cyprus op basis van een onderling overeengekomen federatie van twee gemeenschappen en twee zones weer onder Grieks-Cypriotisch bestuur zouden komen te vallen;

O.  . overwegende dat Turks-Cypriotisch leider Ersin Tatar zich verzet tegen de integrale regeling van de kwestie-Cyprus op basis van een federatie van twee gemeenschappen en twee zones, in overeenstemming met de door de VN vastgestelde parameters; overwegende dat president Erdogan op 15 november 2020 heeft opgeroepen tot besprekingen met het oog op de oprichting van “twee afzonderlijke staten” op Cyprus;

P.  overwegende dat Turkije zijn huidige illegale, unilaterale militaire optreden in het oostelijke Middellandse Zeegebied voortzet, hoewel dit indruist tegen de soevereiniteit van de EU-lidstaten Griekenland en Cyprus; overwegende dat de rechtstreekse steunbetuigingen van Turkije aan Azerbeidzjan in het kader van het conflict over Nagorno-Karabach verdergaan dan puur geo-economische belangen, waaruit blijkt dat Turkije een ambitieuzere geopolitieke agenda nastreeft; overwegende dat hetzelfde geldt voor het optreden van Turkije in Libië en Syrië; overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Turkije door het stelselmatig en steeds vaker niet eerbiedigen van de Europese waarden en normen door Turkije een historisch dieptepunt hebben bereikt;

1.  veroordeelt de illegale activiteiten van Turkije in Varosha, en met name de gedeeltelijke “openstelling” van Varosha; benadrukt dat het tot stand brengen van nieuwe voldongen feiten het wederzijds vertrouwen en de vooruitzichten op een integrale regeling van de kwestie-Cyprus ondermijnt, omdat daardoor de situatie ter plaatse verder verslechtert, de verdeeldheid op het eiland wordt vergroot en de permanente opdeling van Cyprus dichterbij wordt gebracht; waarschuwt voor wijzigingen van de status quo in Varosha die in strijd zijn met bovengenoemde resoluties van de VN-Veiligheidsraad;

2.  verzoekt de regering van Turkije met klem dit besluit ongedaan te maken en zich te onthouden van unilaterale acties die de spanningen op het eiland verder kunnen doen oplopen, in overeenstemming met de recente oproep van de VN-Veiligheidsraad; verzoekt Turkije zijn troepen terug te trekken van Cyprus, Varosha in overeenstemming met resolutie 550 (1984) van de VN-Veiligheidsraad over te dragen aan de rechtmatige bewoners van het stadsdeel en onder het tijdelijke bestuur van de VN te plaatsen, en zich te onthouden van acties die het demografisch evenwicht op het eiland veranderen door middel van een beleid van illegale nederzettingen; benadrukt dat het EU-acquis na de beslechting van de kwestie-Cyprus op het hele eiland ten uitvoer moet worden gelegd;

3.  is er stellig van overtuigd dat er alleen een duurzame oplossing voor het conflict kan worden gevonden via dialoog, diplomatie en onderhandelingen in een geest van goede wil en in overeenstemming met het internationaal recht; bevestigt opnieuw zijn overtuiging dat een duurzame oplossing van de kwestie-Cyprus alle landen in de regio, en in de eerste plaats Cyprus, Griekenland en Turkije, ten goede zou komen; verzoekt de Europese Raad zijn eensgezinde standpunt ten aanzien van de unilaterale en illegale acties van Turkije te handhaven, actie te ondernemen en als antwoord op de illegale acties van Turkije zware sancties op te leggen; wijst erop dat aanvullende sancties alleen aan de hand van dialoog, loyale samenwerking en concrete vooruitgang ter plaatse kunnen worden voorkomen;

4.  vestigt de aandacht op de oproep van de secretaris-generaal van de VN om de onderhandelingen te hervatten op het punt waar ze in 2017 in Crans-Montana zijn afgebroken en onderstreept dat dit moet gebeuren overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van de twee leiders van 11 februari 2014, het uit zes punten bestaande kader van de secretaris-generaal van de VN van 30 juni 2017 en de aan het eind van de conferentie bereikte punten van overeenstemming; betreurt dat de hoogste Turkse autoriteiten hebben aangegeven voorstander te zijn van een tweestatenoplossing en verzoekt Turkije met klem de oproep van de secretaris-generaal van de VN concreet op te volgen;

5.  geeft opnieuw aan voorstander te zijn van een eerlijke, omvattende en uitvoerbare regeling die berust op een federatie van twee gemeenschappen en twee zones met één internationale rechtspersoonlijkheid, één soevereiniteit, één burgerschap en politieke gelijkwaardigheid van de twee gemeenschappen, als omschreven in de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over deze kwestie, in overeenstemming met het internationaal recht en het EU-acquis en met inachtneming van de beginselen waarop de Unie is gegrondvest;

6.  geeft aan bezorgd te zijn dat de illegale “openstelling” van Varosha tot doel heeft de status van eigendom in het gebied te veranderen en daarmee het vooruitzicht op de teruggave van Varosha overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad of met behulp van een integrale regeling van de kwestie-Cyprus te ondermijnen; verzoekt Turkije met klem af te zien van plannen om Varosha illegaal te bevolken met anderen dan de rechtmatige bewoners van het stadsdeel, of plannen om de rechtmatige bewoners op te roepen naar hun eigendommen terug te keren onder omstandigheden van militaire bezetting;

7.  benadrukt dat rechtstreekse gesprekken onder auspiciën van de VN overeenkomstig de gemaakte afspraken nog altijd de enige manier zijn om tot een oplossing te komen die het eiland en zijn bewoners verenigt en onder meer leidt tot de normalisatie van de betrekkingen tussen Cyprus en Turkije, betere vooruitzichten wat betreft de afbakening van de exclusieve economische zone tussen Cyprus en Turkije en de verbetering van de betrekkingen tussen de EU en Turkije; dringt erop aan dat de onderhandelingen over de hereniging van Cyprus onder auspiciën van de secretaris-generaal van de VN zo spoedig mogelijk worden hervat overeenkomstig de gemaakte afspraken;

8.  staat zowel de Turks-Cypriotische gemeenschap als de Grieks-Cypriotische gemeenschap bij in hun streven naar vrede en stabiliteit en verzoekt de Commissie onverwijld het tweede jaarlijkse actieprogramma voor steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap ten uitvoer te leggen, dat gericht is op de ondersteuning van projecten ter bevordering van verzoening en ter verbetering van infrastructuur, milieubescherming en economische ontwikkeling; pleit met name voor de verlening van doorlopende en aanvullende steun voor het maatschappelijk middenveld van beide gemeenschappen, zowel via het EU-hulpprogramma als op structurelere wijze, als onderdeel van het nieuwe meerjarig financieel kader, en in het bijzonder via het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden;

9.  verzoekt de EU en haar lidstaten zich er actiever voor in te zetten dat de onderhandelingen onder auspiciën van de VN tot een goed einde worden gebracht, onder meer door een vertegenwoordiger aan te wijzen voor de VN-missie van goede diensten, en hun inspanningen die erop gericht zijn Turkije te overtuigen zijn illegale activiteiten in Varosha terug te draaien met het Europees Parlement te coördineren;

10.  benadrukt voorstander te zijn van de territoriale integriteit van Cyprus en verzoekt de EU-lidstaten zich te verzetten tegen pogingen van derde landen om andere staten op het eiland Cyprus dan de Republiek Cyprus te erkennen;

11.  betreurt de verklaringen die de president van Turkije tijdens zijn bezoek aan Varosha van 15 november 2020 heeft afgelegd, waaruit overduidelijk het stappenplan bleek dat Ankara heeft voor de illegale vestiging van Turkse burgers in de afgesloten stad, alsook de steun van de president voor de permanente opdeling van Cyprus;

12.  verzoekt Turkije zich te onthouden van unilaterale activiteiten, zoals illegale boorwerkzaamheden, die de soevereiniteit en de soevereine rechten van de Republiek Cyprus nader schenden, dreigen nieuwe voldongen feiten tot stand te brengen die in strijd zijn met het recht van de zee, de hervatting van inhoudelijke onderhandelingen en de hereniging van Cyprus overeenkomstig de gemaakte afspraken ondermijnen, en niet bevorderlijk zijn voor de betrekkingen van goed nabuurschap in de regio;

13.  vraagt de VN-missie op Cyprus haar inspanningen met betrekking tot de monitoring van de ontwikkelingen in Varosha op te voeren;

14.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, alsmede aan de president, de regering en het parlement van Turkije.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0200.
(2) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0230.
(3) PB C 249 E van 30.8.2013, blz. 1.
(4) PB C 8 E van 14.1.2010, blz. 41.
(5) PB C 184 E van 8.7.2010, blz. 12.
(6) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0114.

Laatst bijgewerkt op: 26 februari 2021Juridische mededeling - Privacybeleid