Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2017/0332(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0241/2020

Ingediende teksten :

A9-0241/2020

Debatten :

PV 15/12/2020 - 3
CRE 15/12/2020 - 3

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0344

Aangenomen teksten
PDF 126kWORD 43k
Dinsdag 15 december 2020 - Brussel
Kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water ***II
P9_TA(2020)0344A9-0241/2020
Resolutie
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 december 2020 over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) (06230/3/2020 – C9-0354/2020 – 2017/0332(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (06230/3/2020 – C9‑0354/2020),

–  gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden, het Ierse parlement, de Oostenrijkse Bondsraad en het Britse Lagerhuis, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 juli 2018(1),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 16 mei 2018(2),

–  gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(3) inzake het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2017)0753),

–  gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord,

–  gezien artikel 67 van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9‑0241/2020),

1.  keurt het standpunt van de Raad in eerste lezing goed;

2.  neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte verklaringen van de Commissie;

3.  constateert dat de handeling is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;

4.  verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen;

5.  verzoekt zijn secretaris-generaal de handeling te ondertekenen, nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

6.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB C 367 van 10.10.2018, blz. 107.
(2) PB C 361 van 5.10.2018, blz. 46.
(3) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0320.


BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

VERKLARING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE GEDELEGEERDE HANDELINGEN IN DE DRINKWATERRICHTLIJN

De Commissie betreurt het besluit van de twee wetgevers om haar bevoegdheid om de bijlagen van de herziene drinkwaterrichtlijn te wijzigen te beperken tot bijlage III, terwijl de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel verzocht had om bevoegdheid om de bijlagen I tot en met IV te wijzigen(1).

De Commissie betreurt het met name dat de twee wetgevers het niet eens werden over een bevoegdheid om bijlage II te wijzigen, hetgeen bijzonder nodig is aangezien de controlevereisten in bijlage II moeten worden aangepast aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

VERKLARING VAN DE COMMISSIE INZAKE DE PROCEDURE VOOR HET VASTSTELLEN VAN UITVOERINGSHANDELINGEN

De Commissie benadrukt dat het tegen de letter en de geest van Verordening (EU) nr. 182/2011(2) indruist om zonder gedegen onderbouwing gebruik te maken van artikel 5, lid 4, tweede alinea, punt b). Een beroep op deze bepaling moet gegrond zijn op een specifieke behoefte om af te wijken van de basisregel die inhoudt dat de Commissie een ontwerpuitvoeringshandeling kan aannemen indien geen advies is uitgebracht. Aangezien het hier gaat om een uitzondering op de algemene regel die is vastgesteld in artikel 5, lid 4, kan een beroep op de tweede alinea, onder b), niet gewoon als “discretionaire bevoegdheid” van de wetgever worden gezien, maar moet het restrictief worden uitgelegd en dus worden gemotiveerd.

(1) COM(2017)0753.
(2) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

Laatst bijgewerkt op: 16 maart 2021Juridische mededeling - Privacybeleid