Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 december 2020 over het ontwerp van verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (09970/2020 – C9-0409/2020 – 2018/0166(APP))
(Bijzondere wetgevingsprocedure – goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel voor een verordening van de Raad (09970/2020),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (C9‑0409/2020),
– gezien zijn resolutie van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 – Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord(1),
– gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen(2),
– gezien zijn resolutie van 23 juli 2020 over de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020(3),
– gezien artikel 92 en artikel 105, leden 1 en 4, van zijn Reglement,
– gezien de brieven van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie constitutionele zaken,
– gezien de aanbeveling van de Begrotingscommissie (A9-0260/2020),
1. hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 zoals weergegeven in de bijlage bij deze resolutie;
2. hecht zijn goedkeuring aan de gezamenlijke verklaringen van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij de onderhavige resolutie zijn gevoegd;
3. hecht zijn goedkeuring aan zijn bij deze resolutie gevoegde verklaring;
4. neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte verklaringen van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter om tezamen met de voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake begrotingstoezicht op nieuwe voorstellen op basis van artikel 122 VWEU met mogelijk noemenswaardige implicaties voor de Uniebegroting te ondertekenen;
6. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
BIJLAGE 1: ONTWERP VAN VERORDENING VAN DE RAAD TOT BEPALING VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER VOOR DE JAREN 2021-2027
VERORDENING (EU, Euratom) 2020/… VAN DE RAAD
van …
tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 312,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement(1),
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Omdat er voldoende voorspelbaarheid nodig is met het oog op de voorbereiding en uitvoering van de investeringen voor de middellange termijn, dient de looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) te worden vastgesteld op zeven jaar met ingang van 1 januari 2021.
(2) De economische impact van de COVID-19-crisis noopt de Unie ertoe te zorgen voor een financieel langetermijnkader dat de weg vrijmaakt voor een eerlijke en inclusieve transitie naar een groene en digitale toekomst, de strategische autonomie van de Unie op langere termijn ondersteunt en haar bestand maakt tegen toekomstige schokken.
(3) De jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie en de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten die bij deze verordening worden vastgesteld, moeten de toepasselijke maxima voor vastleggingskredieten en eigen middelen in acht nemen die worden vastgesteld overeenkomstig het vigerende besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (het "eigenmiddelenbesluit").
(4) Indien gebruik moet worden gemaakt van de garanties die zijn verleend binnen de algemene begroting van de Unie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 220, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(2) (het "financieel reglement"), dient het noodzakelijke bedrag ter beschikking te worden gesteld boven de maxima voor de vastleggings- en betalingskredieten van het MFK met inachtneming van het maximum van de eigen middelen.
(5) In het MFK dient geen rekening te worden gehouden met de begrotingsonderdelen die worden gefinancierd met bestemmingsontvangsten in de zin van het financieel reglement.
(6) Het MFK dient te worden vastgesteld in prijzen van 2018. De regels inzake de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK voor het herberekenen van de maxima en de beschikbare marges dienen eveneens te worden vastgesteld.
(7) Er moeten regels worden opgesteld voor andere situaties die een aanpassing van het MFK kunnen vergen. Dergelijke aanpassingen kunnen verband houden met de vertraagde vaststelling van nieuwe regels of programma’s in gedeeld beheer, met maatregelen in verband met goed economisch bestuur of met maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting. Ook moeten er regels worden vastgesteld voor een mechanisme voor programmaspecifieke aanpassingen.
(8) Specifiek en maximale flexibiliteit moet worden gerealiseerd om de Unie in staat te stellen overeenkomstig artikel 323 van het VWEU aan haar verplichtingen te voldoen.
(9) De volgende thematische speciale instrumenten zijn nodig om de Unie in staat te stellen op specifieke onvoorziene omstandigheden of gevolgen te reageren en aldus de begrotingsprocedure vlot te laten verlopen: het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de reserve voor solidariteit en noodhulp en de reserve voor aanpassing aan de brexit. De reserve voor solidariteit en noodhulp is niet bedoeld voor het aanpakken van de gevolgen van marktgerelateerde crises die de landbouwproductie of -distributie treffen.
(10) De volgende niet-thematische speciale instrumenten zijn nodig om voor nog meer flexibiliteit te zorgen: het enkelvoudig marge-instrument en het flexibiliteitsinstrument. Het enkelvoudig marge-instrument moet het mogelijk maken beschikbare marges onder de maxima voor vastleggings- en betalingskredieten over te dragen tussen begrotingsjaren en, wat de vastleggingskredieten betreft, tussen MFK-rubrieken, zonder de totale bedragen van de MFK-maxima voor vastleggings- en betalingskredieten voor de gehele periode van het MFK te overschrijden. Het flexibiliteitsinstrument moet de financiering mogelijk maken van specifieke onvoorziene uitgaven voor een bepaald jaar.
(11) Er moet worden voorzien in een specifieke bepaling om vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten die de in het MFK vastgestelde maxima overschrijden, in de begroting te kunnen opvoeren indien speciale instrumenten moeten worden ingezet.
(12) Herziening van het MFK moet mogelijk worden gemaakt in geval van herziening van de Verdragen met budgettaire gevolgen, van hereniging van Cyprus of van uitbreiding van de Unie, alsmede naar aanleiding van de uitvoering van de begroting.
(13) Het kan wellicht ook nodig zijn deze verordening te herzien naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden die niet kunnen worden verholpen binnen de in het MFK vastgestelde grenzen. Daarom moet in dergelijke gevallen een herziening van het MFK mogelijk worden gemaakt.
(14) Verder zijn specifieke regels nodig in verband met grootschalige projecten waarvan de looptijd de periode die voor het MFK is vastgesteld, ruim overschrijdt. Er dienen maximumbedragen te worden vastgesteld voor de bijdragen uit de algemene begroting van de Unie aan deze projecten, opdat zij geen gevolgen hebben voor andere projecten die uit die begroting worden gefinancierd.
(15) In de begrotingsprocedure dienen algemene regels voor interinstitutionele samenwerking te worden vastgelegd, met inachtneming van de in de Verdragen neergelegde budgettaire bevoegdheden van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (de "instellingen") alsmede transparantievereisten.
(16) De Commissie moet vóór 1 juli 2025 een voorstel voor een nieuw meerjarig financieel kader indienen, opdat de instellingen dit voorstel ruim vóór de aanvang van het volgende MFK kunnen aannemen. Overeenkomstig artikel 312, lid 4, VWEU blijven de maximumbedragen voor het laatste jaar van het MFK dat onder deze verordening valt, van toepassing indien vóór het verstrijken van het bij deze verordening vastgestelde MFK geen nieuw meerjarig financieel kader is vastgesteld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Meerjarig financieel kader
Deze verordening stelt het meerjarig financieel kader (MFK) voor de jaren 2021 tot en met 2027 vast.
Artikel 2
Inachtneming van de maxima van het MFK
1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (de "instellingen") nemen tijdens elke begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de in bijlage I vastgestelde jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven (de "MFK-maxima") in acht.
Het submaximum van rubriek 3 als opgenomen in bijlage I wordt bepaald onverminderd de flexibiliteit tussen de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het aangepaste maximum dat van toepassing is op pijler I van het GLB ten gevolge van de overdrachten tussen het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en de directe betalingen wordt vastgesteld in de desbetreffende rechtshandeling en het MFK zal dienovereenkomstig worden aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 4 van deze verordening.
2. Indien een beroep moet worden gedaan op de middelen van de in de artikelen 8, 9, 10 en 12 bedoelde speciale instrumenten, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima.
Indien een beroep moet worden gedaan op de middelen van het enkelvoudig marge-instrument als vastgelegd in artikel 11, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima voor een bepaald jaar.
3. Indien gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 220, lid 1, van het financieel reglement, wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de MFK-maxima.
Artikel 3
Inachtneming van het maximum van de eigen middelen
1. Voor elk van de jaren waarop het MFK betrekking heeft, mag het totaalbedrag van de benodigde kredieten voor betalingen, na jaarlijkse bijstelling en met inachtneming van de aanpassingen en herzieningen, en het bepaalde in artikel 2, leden 2 en 3, niet tot een hoger opvragingspercentage van de eigen middelen leiden dan het in het vigerende besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU (het "eigenmiddelenbesluit") vastgestelde maximum.
2. Indien nodig worden de MFK-maxima verlaagd om ervoor te zorgen dat het in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 2
Aanpassing van het MFK
Artikel 4
Technische aanpassingen
1. Elk jaar brengt de Commissie, voorafgaand aan de begrotingsprocedure van jaar n+1, de volgende technische aanpassingen aan in het MFK:
a) een herberekening, tegen de prijzen van jaar n+1, van de maxima en de totaalbedragen van de vastleggings- en betalingskredieten;
b) een berekening van de marge die onder het in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft;
c) een berekening van het bedrag aan vastleggingskredieten dat beschikbaar is in het kader van het in artikel 11, lid 1, eerste alinea, punt a), bedoelde enkelvoudig marge-instrument, alsmede van het in artikel 11, lid 2, eerste alinea, punt a), bedoelde totale maximumbedrag;
d) een berekening van de aanpassing van het maximum voor de betalingskredieten in het kader van het enkelvoudig marge-instrument als bedoeld in artikel 11, lid 1, eerste alinea, punt b), en van het in artikel 11, lid 2, eerste alinea, punt b), bedoelde maximumbedrag;
e) een berekening van de in artikel 5, lid 1, bedoelde extra toewijzingen voor specifieke programma's en het resultaat van de in artikel 5, lid 2, bedoelde jaarlijkse aanpassing.
2. De Commissie verricht de in lid 1 bedoelde technische aanpassingen op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar.
3. De Commissie deelt de resultaten van de in lid 1 bedoelde technische aanpassingen en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses mee aan het Europees Parlement en aan de Raad.
4. Onverminderd de artikelen 6 en 7 worden er geen andere technische aanpassingen aangebracht ten aanzien van het betrokken jaar, noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.
Artikel 5
Programmaspecifieke aanpassing
1. Er wordt een bedrag beschikbaar gemaakt dat overeenkomt met de inkomsten uit geldboeten die krachtens Verordeningen (EG) nr. 1/2003(3) en (EG) nr. 139/2004(4) van de Raad door Unie-instellingen zijn opgelegd, dat in het jaar n-1 in de begroting is opgenomen overeenkomstig artikel 107 van het financieel reglement, na aftrek van het in artikel 141, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(5) bedoelde bedrag voor het jaar n-1, voor een extra toewijzing van:
a) vastleggingskredieten voor jaar n+1, voor de jaren 2022 tot en met 2027, voor de in bijlage II genoemde programma's, volgens de percentages voor die programma's in de kolom getiteld "Verdeelsleutel" van de tabel in bijlage II; en
b) betalingskredieten voor jaar n+1, voor de jaren 2022 tot en met 2027.
De totale extra toewijzingen voor de periode 2022 tot en met 2027 voor respectievelijk vastleggings- en betalingskredieten bedragen 11 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018). Voor elk van de jaren 2022 tot en met 2026 bedragen de extra toewijzingen voor respectievelijk vastleggings- en betalingskredieten jaarlijks minstens 1 500 miljoen EUR (in prijzen van 2018) en hoogstens 2 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
Het totale bedrag van extra toewijzingen voor vastleggingskredieten voor de programma's in de periode 2022 tot en met 2027 is opgenomen in de kolom getiteld "Totale extra toewijzing van vastleggingskredieten uit hoofde van artikel 5" van de tabel in bijlage II.
2. De maxima voor vastleggingskredieten van de betrokken rubrieken voor jaar n+1, voor de jaren 2022 tot en met 2027 worden opwaarts aangepast met de bedragen die overeenkomen met de in lid 1 beschreven extra toewijzingen volgens de percentages voor die rubrieken in de kolom getiteld "Verdeelsleutel" in de tabel in bijlage II. Het maximum voor betalingskredieten voor jaar n+1 voor de jaren 2022 tot en met 2027 wordt automatisch opwaarts aangepast met de bedragen die overeenkomen met de in lid 1 beschreven extra toewijzingen.
Artikel 6
Aanpassingen betreffende maatregelen in verband met goed economisch bestuur of een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting
1. Ingeval een schorsing van vastleggingen met betrekking tot middelen van de Unie wordt opgeheven overeenkomstig de toepasselijke basishandelingen in het kader van maatregelen in verband met goed economisch bestuur of van maatregelen vastgesteld uit hoofde van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting, worden de bedragen van de geschorste vastleggingen naar de volgende jaren overgedragen en worden de desbetreffende MFK-maxima dienovereenkomstig aangepast.
2. De Commissie deelt het resultaat van de in lid 1 bedoelde aanpassingen mee aan het Europees Parlement en aan de Raad.
3. Vastleggingen die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de algemene begroting van de Unie worden opgevoerd.
Artikel 7
Aanpassing naar aanleiding van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer
1. Indien na 1 januari 2021 nieuwe regels of programma’s in gedeeld beheer voor de structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer worden vastgesteld, worden de toegewezen bedragen die in 2021 niet zijn gebruikt, in gelijke delen naar elk van de jaren 2022 tot en met 2025 overgedragen en worden de betrokken MFK-maxima dienovereenkomstig aangepast.
2. De Commissie deelt het resultaat van de in lid 1 bedoelde aanpassingen mee aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Hoofdstuk 3
Speciale instrumenten
Afdeling 1
Thematische speciale instrumenten
Artikel 8
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering
1. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, mag een jaarlijks maximumbedrag van 186 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden.
2. De kredieten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.
Artikel 9
Reserve voor solidariteit en noodhulp
1. De reserve voor solidariteit en noodhulp kan worden gebruikt ter financiering van:
a) hulp voor het reageren op noodsituaties als gevolg van grote rampen die gedekt zijn door het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad(6); en
b) snelle reacties op specifieke dringende behoeften in de Unie of in derde landen ten gevolge van gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij met name om reacties in noodsituaties en hulpoperaties bij natuurrampen die niet onder punt a) vallen, door mensen veroorzaakte rampen, humanitaire crises, grootschalige bedreigingen voor de gezondheid van mens, dier of plant, en bijzonder prangende situaties aan de buitengrenzen van de Unie ten gevolge van migratiestromen, wanneer de omstandigheden zulks vereisen.
2. De reserve voor solidariteit en noodhulp mag een jaarlijks maximumbedrag van 1 200 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden. Elk in jaar n niet gebruikt deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Elk deel van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.
3. De kredieten voor de reserve voor solidariteit en noodhulp worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.
4. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het in lid 2 bedoelde jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat begrotingsjaar ontstaan.
Onverminderd de eerste alinea mogen maximaal de volgende percentages van het totale bedrag dat beschikbaar is tot 1 september van elk jaar ter beschikking worden gesteld:
— 50 % voor bijstand in het kader van lid 1, punt a); het uit die berekening resulterende bedrag wordt verminderd met bedragen die in het voorgaande jaar ter uitvoering van lid 5 beschikbaar zijn gesteld;
— 35 % voor bijstand aan derde landen in het kader van lid 1, punt b);
— 15 % voor bijstand binnen de Unie in het kader van lid 1, punt b).
Onverminderd de eerste alinea mag het overblijvende deel van het beschikbare bedrag vanaf 1 september van elk jaar worden gebruikt voor bijstand als bedoeld in de tweede alinea om de behoeften die tot het einde van dat jaar ontstaan te dekken.
5. In uitzonderlijke gevallen en indien de bedragen die nodig worden geacht voor de in lid 1, punt a), bedoelde hulp in het jaar waarin een ramp heeft plaatsgevonden als bedoeld in dat punt, niet op te brengen zijn uit de resterende beschikbare financiële middelen uit de reserve voor solidariteit en noodhulp, kan de Commissie voorstellen om het verschil te financieren via de jaarlijkse bedragen die beschikbaar zijn voor de reserve voor solidariteit en noodhulp in het volgende jaar, tot een maximumbedrag van 400 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
Artikel 10
Reserve voor aanpassing aan de brexit
1. Een reserve voor aanpassing aan de brexit voorziet in hulp ter bestrijding van onvoorziene en negatieve gevolgen in de lidstaten en in de sectoren die het zwaarst getroffen worden door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, volgens en overeenkomstig de voorwaarden van het betrokken instrument.
2. De reserve voor aanpassing aan de brexit mag maximaal 5 000 miljoen EUR bedragen (in prijzen van 2018).
3. De kredieten van de reserve voor aanpassing aan de brexit worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.
Afdeling 2
Niet-thematische speciale instrumenten
Artikel 11
Enkelvoudig marge-instrument
1. Het enkelvoudig marge-instrument omvat:
a) vanaf 2022, de bedragen die overeenstemmen met beschikbare marges onder de maxima van het MFK voor vastleggingskredieten van jaar n-1, die beschikbaar zullen worden gesteld boven de maxima voor vastleggingskredieten van het MFK voor de jaren 2022 tot en met 2027;
b) vanaf 2022, de bedragen die gelijk zijn aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-betalingsmaximum voor jaar n-1, om het maximum van de betalingen voor de jaren 2022 tot en met 2027 naar boven bij te stellen; en
c) aanvullende bedragen die in een bepaald jaar boven de MFK-maxima beschikbaar kunnen worden gesteld voor vastleggings- of betalingskredieten, of beide, naargelang het geval, mits deze bedragen, wat betreft de vastleggingskredieten, volledig worden verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende of de toekomstige begrotingsjaren, en wat betreft de betalingskredieten, volledig worden verrekend met de marges onder het maximum voor betalingen voor toekomstige begrotingsjaren.
Bedragen kunnen alleen op grond van de eerste alinea, punt c), ter beschikking worden gesteld, indien de bedragen die beschikbaar zijn op grond van die alinea, punt a) en punt b), naargelang het geval, ontoereikend zijn, en in ieder geval als laatste redmiddel om te reageren op onvoorziene omstandigheden.
Gebruikmaking van de eerste alinea, punt c), mag niet leiden tot overschrijding van de totale bedragen van de MFK-maxima voor vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en de toekomstige begrotingsjaren. De overeenkomstig dat punt verrekende middelen mogen daarom niet verder binnen het MFK worden aangewend.
2. Het gebruik van het enkelvoudig marge-instrument uit hoofde van lid 1, eerste alinea, punt a) en punt c), mag in een bepaald jaar niet hoger zijn dan in totaal:
a) 0,04 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie aan vastleggingskredieten, zoals berekend in de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing van het MFK;
b) 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie aan betalingskredieten, zoals berekend in de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing van het MFK.
Het gebruik van het enkelvoudig marge-instrument in een bepaald jaar is in overeenstemming met de in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maxima voor de eigen middelen.
3. Voor de jaren 2025 tot en met 2027 mogen de jaarlijkse aanpassingen bedoeld in lid 1, eerste alinea, punt b), in vergelijking met het oorspronkelijke betalingsmaximum voor de betrokken jaren niet hoger liggen dan de volgende maximumbedragen (in prijzen van 2018):
— 2025 – 8 000 miljoen EUR;
— 2026 – 13 000 miljoen EUR;
— 2027 – 15 000 miljoen EUR.
De bedragen bedoeld in artikel 5, lid 2, tweede alinea, vormen een aanvulling op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maximumbedragen.
Opwaartse aanpassingen worden volledig gecompenseerd met een overeenkomstige verlaging van het betalingsmaximum voor het jaar n-1.
4. De in lid 1, eerste alinea, punt a) en punt c), van dit artikel bedoelde bedragen kunnen door het Europees Parlement en de Raad in het kader van de in artikel 314 van het VWEU bedoelde begrotingsprocedure beschikbaar worden gesteld voor de financiering van uitgaven die niet kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de betreffende MFK-maxima die in een bepaald jaar beschikbaar zijn.
De in lid 1, eerste alinea, punt b), van dit artikel bedoelde opwaartse aanpassing wordt met ingang van 2022 door de Commissie uitgevoerd als onderdeel van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassing.
Artikel 12
Flexibiliteitsinstrument
1. Het flexibiliteitsinstrument kan worden gebruikt voor de financiering, voor een bepaald begrotingsjaar, van specifieke, onvoorziene uitgaven in vastleggingskredieten en de overeenkomstige betalingskredieten die niet op een andere wijze kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima. Het jaarlijks bedrag voor het flexibiliteitsinstrument bedraagt maximaal 915 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
2. Het ongebruikte deel van het jaarlijks bedrag voor het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+2. Delen van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren worden het eerst gebruikt, te beginnen met het oudste. Delen van het bedrag van jaar n die in jaar n+2 niet zijn gebruikt, vervallen.
Hoofdstuk 4
Herziening van het MFK
Artikel 13
Herziening van het MFK
1. Onverminderd artikel 3, lid 2, en de artikelen 14 tot en met 17, kan het MFK in geval van onvoorziene omstandigheden worden herzien met inachtneming van het overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen.
2. Als algemene regel wordt een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren ingediend en goedgekeurd.
3. Bij een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 worden de mogelijkheden onderzocht voor een herschikking van uitgaven tussen de programma's die onder de rubriek vallen waarop de herziening betrekking heeft, met name op basis van een verwachte onderbesteding van de kredieten.
4. Bij elke herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt nagegaan in hoeverre een verhoging van het maximum van een rubriek kan worden gecompenseerd met een verlaging van het maximum van een andere rubriek.
5. Bij een herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt een passende verhouding tussen vastleggings- en betalingskredieten gehandhaafd.
Artikel 14
Herziening met betrekking tot de uitvoering
Wanneer de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis stelt van de resultaten van de technische aanpassingen van het MFK, dient zij waar nodig tevens een voorstel in tot herziening van het totale bedrag van de betalingskredieten die zij in het licht van de uitvoering van de begroting nodig acht om een goed beheer van de jaarlijkse maxima voor de betalingskredieten en in het bijzonder de geordende ontwikkeling ervan ten opzichte van de vastleggingskredieten te waarborgen.
Artikel 15
Herziening in geval van herziening van de Verdragen
In geval van een herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting, wordt het MFK dienovereenkomstig herzien.
Artikel 16
Herziening in geval van uitbreiding van de Unie
Indien een of meer nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, wordt het MFK herzien om met de daaruit voortvloeiende uitgaven rekening te houden.
Artikel 17
Herziening in geval van de hereniging van Cyprus
In geval van de hereniging van Cyprus wordt het MFK herzien om rekening te houden met de integrale regeling voor de kwestie-Cyprus en de bijkomende financieringsbehoeften die uit de hereniging voortvloeien.
Hoofdstuk 5
Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten
Artikel 18
Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten
1. Een maximumbedrag van 13 202 miljoen EUR (in prijzen van 2018) is beschikbaar uit de algemene begroting van de Unie voor de periode 2021 tot en met 2027 voor grootschalige projecten in het kader van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma.
2. Een maximumbedrag van 5 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018) is beschikbaar uit de algemene begroting van de Unie voor de periode 2021 tot e met 2027 voor de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER).
Hoofdstuk 6
Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure
Artikel 19
Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure
1. De instellingen nemen maatregelen om de jaarlijkse begrotingsprocedure vlot te doen verlopen.
2. De instellingen werken tijdens de gehele procedure te goeder trouw samen om hun standpunten op één lijn te brengen. Hierbij maken de instellingen in alle stadia van de procedure gebruik van passende interinstitutionele contacten om de voortgang van de werkzaamheden te monitoren en de mate van overeenstemming te analyseren.
3. De instellingen zorgen ervoor dat hun respectieve tijdschema's zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd, zodat de besprekingen op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd en leiden tot de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie.
4. Trialogen kunnen in alle stadia van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst overeenkomstig haar eigen reglement van orde de deelnemers aan elke bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de overige instellingen tijdig in kennis van de voor de bijeenkomsten getroffen regelingen.
Artikel 20
Eenheid van de begroting
De algemene begroting van de Unie omvat alle uitgaven en inkomsten van de Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, overeenkomstig artikel 7 van het financieel reglement, inclusief uitgaven ten gevolge van een besluit ter zake dat de Raad met eenparigheid van stemmen vaststelt, na raadpleging van het Europees Parlement, in het kader van artikel 332 VWEU.
Hoofdstuk 7
Slotbepalingen
Artikel 21
Overgang naar het volgend meerjarig financieel kader
Vóór 1 juli 2025 dient de Commissie een voorstel in voor een nieuw meerjarig financieel kader.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Verordening (EG) Nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening") (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
BIJLAGE I
MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-27)
(miljoen EUR - prijzen van 2018)
Vastleggingskredieten
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
Totaal
2021-2027
1. Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
19 712
19 666
19 133
18 633
18 518
18 646
18 473
132 781
2. Cohesie, Veerkracht En Waarden
49 741
51 101
52 194
53 954
55 182
56 787
58 809
377 768
2a. Economische, sociale en territoriale samenhang
45 411
45 951
46 493
47 130
47 770
48 414
49 066
330 235
2b. Veerkracht en waarden
4 330
5 150
5 701
6 824
7 412
8 373
9 743
47 533
3. Natuurlijke hulpbronnen en milieu
55 242
52 214
51 489
50 617
49 719
48 932
48 161
356 374
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen
38 564
38 115
37 604
36 983
36 373
35 772
35 183
258 594
4. Migratie en grensbeheer
2 324
2 811
3 164
3 282
3 672
3 682
3 736
22 671
5. Veiligheid en defensie
1 700
1 725
1 737
1 754
1 928
2 078
2 263
13 185
6. Nabuurschap en internationaal beleid
15 309
15 522
14 789
14 056
13 323
12 592
12 828
98 419
7. Europees openbaar bestuur
10 021
10 215
10 342
10 454
10 554
10 673
10 843
73 102
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen
7 742
7 878
7 945
7 997
8 025
8 077
8 188
55 852
TOTAAL
VASTLEGGINGSKREDIETEN
154 049
153 254
152 848
152 750
152 896
153 390
155 113
1 074 300
TOTAAL BETALINGSKREDIETEN
156 557
154 822
149 936
149 936
149 936
149 936
149 936
1 061 058
BIJLAGE II
PROGRAMMASPECIFIEKE AANPASSING – LIJST VAN PROGRAMMA'S, VERDEELSLEUTEL
EN TOTALE EXTRA TOEWIJZINGEN VAN VASTLEGGINGSKREDIETEN
in miljoen EUR, prijzen van 2018
Verdeelsleutel
Totale extra toewijzingen van vastleggingskredieten op grond van artikel 5
1. Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid
36,36 %
4 000
Horizon Europa
27,27 %
3 000
InvestEU-fonds
9,09 %
1 000
2b. Veerkracht en waarden
54,55 %
6 000
EU4Health
26,37 %
2 900
Erasmus+
15,46 %
1 700
Creatief Europa
5,45 %
600
Rechten en waarden
7,27 %
800
4. Migratie en grensbeheer
9,09 %
1 000
Fonds voor geïntegreerd grensbeheer
9,09 %
1 000
TOTAAL
100,00 %
11 000
BIJLAGE 2: VERKLARINGEN
1. Middelen van prioritaire programma's, kosten van NextGenerationEU en flexibiliteit
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over aanvullende middelen voor specifieke programma's en de aanpassing van basishandelingen
Onverminderd de bevoegdheden van de wetgevende en budgettaire autoriteit komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeen de financiële middelen van de door het Europees Parlement aangewezen programma's in de basishandelingen of de financiële programmering, naargelang het geval, te verhogen met 2,5 miljard EUR in prijzen van 2018. Dit zal worden verwezenlijkt door een overeenkomstige verlaging van de onder de MFK-maxima beschikbare marges, onverminderd het eventuele gebruik van het flexibiliteitsinstrument in 2021.
Onverminderd de wetgevende bevoegdheden van de instellingen, komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeen om in de basishandelingen van de programma's die worden genoemd in bijlage II bij de MFK-verordening een bepaling in te voegen over de verhoging van de financiële middelen met de daarin vermelde bedragen. Voor programma's die begrotingsgaranties invoeren, zal het extra bedrag worden weerspiegeld in het aangepaste niveau van de verstrekte garanties.
Verklaring van het Europees Parlement over aanvullende middelen voor specifieke programma's uit niet-toegewezen marges
Het bedrag van 2,5 miljard EUR in prijzen van 2018 dat wordt genoemd in de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over aanvullende middelen voor specifieke programma's en de aanpassing van basishandelingen zal als volgt worden toegewezen:
— Horizon Europa: +0,5 miljard EUR
— Erasmus+: +0,5 miljard EUR, waarvan 165 miljoen EUR in 2021
— EU4Health: +0,5 miljard EUR, waarvan 70 miljoen EUR in 2021
— Europees Grens- en kustwachtagentschap: +0,5 miljard EUR
— Humanitaire hulp: +0,5 miljard EUR
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het gebruik van teruggevloeide middelen uit de ACS-investeringsfaciliteit ten behoeve van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking
De Raad stemt ermee in dat een bedrag van maximaal 1 miljard EUR (in prijzen van 2018) dat is teruggevloeid uit de ACS-investeringsfaciliteit voor activiteiten in het kader van het 9e, het 10e en het 11e Europese Ontwikkelingsfonds zal worden gebruikt ten behoeve van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking in de periode 2021-2027. De drie instellingen komen overeen dat in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking moet worden voorzien in de mogelijkheid van ontvangst van die middelen.
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het hergebruik van vrijgemaakte middelen in verband met het onderzoeksprogramma
Onverminderd hun institutionele prerogatieven komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeen om voor het onderzoeksprogramma in de periode 2021-2027 vastleggingskredieten opnieuw beschikbaar te maken die overeenkomen met maximaal 0,5 miljard EUR (in prijzen van 2018) aan vrijmakingen die het resultaat zijn van een gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van projecten die deel uitmaken van dat programma of de voorloper ervan, als bepaald in artikel 15, lid 3, van het financieel reglement.
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de behandeling in het MFK 2021-2027 van rentelasten en terugbetalingen in het kader van NextGenerationEU
De drie instellingen komen overeen dat ernaar wordt gestreefd uitgaven om de financieringskosten van NextGenerationEU te dekken niet ten koste te doen gaan van EU-programma's en -fondsen.
De drie instellingen komen overeen dat de behandeling in het MFK 2021-2027 van rentelasten en terugbetalingen in het kader van NextGenerationEU, die momenteel worden begroot op 12,9 miljard EUR voor de zeven jaar, de wijze waarop deze kwestie wordt aangepakt in toekomstige MFK's vanaf 2028 onverlet laat.
De drie instellingen komen overeen werk te maken van voldoende nieuwe eigen middelen om aan een bedrag te komen dat overeenkomt met de verwachte uitgaven voor terugbetalingen en rentelasten.
2. Eigen middelen
Verklaring van de Commissie over de invoering van eigen middelen op basis van een heffing op digitale diensten
Rekening houdend met de ontwikkelingen op internationaal niveau zal de Commissie vaart zetten achter haar werkzaamheden in verband met de indiening van de nodige voorstellen voor de totstandbrenging van een heffing op digitale diensten in de Unie en zal zij zo spoedig mogelijk en uiterlijk in juni 2021 een voorstel doen voor een basishandeling. Op deze basis zal zij voorstellen dat inkomsten uit de heffing op digitale diensten uiterlijk in januari 2023 eigen middelen worden.
Verklaring van de Commissie over de invoering van eigen middelen op basis van een belasting op financiële transacties
Uiterlijk eind 2022 zouden de besprekingen over de belasting op financiële transacties in het kader van nauwere samenwerking moeten zijn afgerond. Mocht er over de belasting op financiële transacties een akkoord zijn, zal de Commissie een voorstel indienen om inkomsten uit deze belasting over te dragen naar de EU-begroting als eigen middelen.
Indien er uiterlijk eind 2022 geen akkoord is, zal de Commissie zich op effectbeoordelingen baseren om nieuwe eigen middelen voor te stellen op basis van een nieuwe belasting op financiële transacties. De Commissie streeft ernaar deze voorstellen uiterlijk in juni 2024 in te dienen met het oog op invoering uiterlijk op 1 januari 2026.
3. Rol van de begrotingsautoriteit
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake begrotingstoezicht op nieuwe voorstellen op basis van artikel 122 VWEU met mogelijk noemenswaardige implicaties voor de Uniebegroting
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (hierna "de drie instellingen") erkennen dat artikel 122 VWEU een rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van maatregelen om het hoofd te bieden aan specifieke crisissituaties, die budgettaire gevolgen zouden kunnen hebben met mogelijkerwijs een impact op de ontwikkeling van de uitgaven van de Unie binnen de grenzen van haar eigen middelen.
(2) In het licht van hun begrotingsbevoegdheden uit hoofde van de Verdragen is het dienstig dat de twee takken van de begrotingsautoriteit beraadslagen over de budgettaire gevolgen van dergelijke voorgenomen handelingen wanneer die gevolgen waarschijnlijk belangrijk zijn. Daartoe moet de Commissie alle relevante informatie verstrekken die nodig is om het Europees Parlement en de Raad in hun beraadslagingen te ondersteunen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
1. Deze verklaring bevat afspraken over een procedure voor begrotingstoezicht tussen het Europees Parlement en de Raad, met actieve hulp van de Commissie (hierna "de procedure").
2. Deze procedure kan worden gevolgd met betrekking tot een voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad op basis van artikel 122 VWEU met mogelijk belangrijke gevolgen voor de Uniebegroting.
3. De Commissie zal een dergelijk voorstel vergezeld doen gaan van een beoordeling van de budgettaire gevolgen van de voorgestelde rechtshandeling en zal aangeven of deze handeling volgens haar belangrijke gevolgen voor de Uniebegroting kan hebben. Op basis daarvan kunnen het Europees Parlement en de Raad verzoeken de procedure in te leiden.
4. De procedure verloopt in een gemengd comité bestaande uit vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de Raad, op het passende niveau. De Commissie zal aan de werkzaamheden van het gemengd comité deelnemen.
5. Onverminderd de bevoegdheden van de Raad uit hoofde van artikel 122 VWEU, gaan het Europees Parlement en de Raad een constructieve dialoog aan om tot een gemeenschappelijke kijk op de budgettaire gevolgen van de voorgenomen rechtshandeling te komen, rekening houdend met de urgentie van de aangelegenheid.
6. De procedure dient plaats te vinden binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, tenzij het betrokken besluit vóór een bepaalde datum moet worden vastgesteld of, indien de urgentie van de aangelegenheid zulks vereist, binnen een door de Raad vastgestelde kortere termijn.
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over het opnieuw beoordelen van bepalingen in het financieel reglement inzake externe bestemmingsontvangsten en opgenomen en verstrekte leningen
In het licht van NextGenerationEU komen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeen dat in het kader van de volgende herziening van het financieel reglement de volgende punten zullen worden beoordeeld en waar nodig worden herzien:
— de bepalingen inzake de externe bestemmingsontvangsten, met name als bedoeld in artikel 21, lid 5, van het financieel reglement;
— de bepalingen inzake de rapportering over opgenomen en verstrekte leningen.
De drie instellingen erkennen dat de bestaande regels inzake audits en de kwijtingsprocedure van toepassing zijn op bestemmingsontvangsten.
4. Horizontale vraagstukken - klimaat, biodiversiteit, gelijkheid van mannen en vrouwen en duurzame-ontwikkelingsdoelen
Verklaring van de Commissie over de methode voor klimaatmonitoring en de rol van het Europees Parlement en de Raad
De Commissie zal ervoor zorgen dat de methode voor monitoring van klimaatuitgaven toegankelijk, transparant en openbaar beschikbaar is. De Commissie zal over de methode van gedachten wisselen met het Europees Parlement en de Raad. Transparantie en informatie-uitwisseling met het Europees Parlement en de Raad over de voortgang met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen zullen een kernbeginsel van de monitoring van klimaatuitgaven zijn.
Verklaring van de Commissie over de klimaatbijdragen per programma
Onverminderd de wetgevende bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad in verband met de betreffende sectorale basishandelingen, worden de klimaatbijdragen voor 2021-2027 met het oog op het behalen van een algemeen streefcijfer van ten minste 30 % van de totale Uniebegroting en NextGenerationEU-uitgaven, voor de relevante programma's en fondsen aangegeven als volgt:
Programma's
Verwachte minimumbijdrage
Horizon Europa
35 %
ITER
100 %
InvestEU-fonds
30 %
Connecting Europe Facility
60 %
EFRO
30 %
Cohesiefonds
37 %
React-EU
25 %
Faciliteit voor herstel en veerkracht
37 %
GLB 2021-2022
26 %
GLB 2023-2027
40 %
EFMZV
30 %
LIFE
61 %
Fonds voor een rechtvaardige transitie
100 %
NDICI
25 %
LGO
25 %
Pretoetredingssteun
16 %
De Commissie zal deze klimaatbijdragen gebruiken als referentiepunt om afwijkingen te beoordelen en maatregelen voor te stellen bij ontoereikende vorderingen.
Verklaring van de Commissie over de methode voor biodiversiteitmonitoring en de rol van het Europees Parlement en de Raad
De Commissie zal ervoor zorgen dat de methode voor monitoring van biodiversiteitsuitgaven toegankelijk, transparant en openbaar beschikbaar is. Zodra de recent door de Commissie gestarte studie over de methode is afgerond, zal de Commissie met het Europees Parlement en de Raad van gedachten wisselen over de methode. Transparantie en informatie-uitwisseling met het Europees Parlement en de Raad over de voortgang met de verwezenlijking van de biodiversiteitsdoelstellingen zullen essentieel zijn voor de monitoring.
5. Andere verklaringen
Verklaring van de Commissie over een tussentijdse evaluatie/herziening
Uiterlijk op 1 januari 2024 zal de Commissie een evaluatie van het functioneren van het MFK presenteren.
De evaluatie kan, voor zover passend, vergezeld gaan van relevante voorstellen tot herziening van de MFK-verordening overeenkomstig de in het VWEU beschreven procedures.