Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn): uitbreiding van het materiële en geografische toepassingsgebied ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2021 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de vaststelling van de wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn), wat betreft de uitbreiding van het toepassingsgebied van die Overeenkomst en betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot die Overeenkomst (11487/2020 – C9-0351/2020 – 2020/0205(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (11487/2020),
– gezien het ontwerp van besluit van de partijen bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van die Overeenkomst met het oog op samenwerking op het gebied van toezicht met betrekking tot de voorschriften van bijlage VI bij het Marpol-Verdrag (11490/2020),
– gezien het ontwerp van besluit van de partijen bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst (11493/2020),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 192, lid 1, artikel 196, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0351/2020),
– gezien artikel 105, leden 1 en 4, en artikel 114, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9-0268/2020),
1. hecht zijn goedkeuring aan de vaststelling van de wijzigingen van de Overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de partijen bij de Overeenkomst.