Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2557(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0166/2021

Ingediende teksten :

B9-0166/2021

Debatten :

PV 10/03/2021 - 11
CRE 10/03/2021 - 11

Stemmingen :

PV 11/03/2021 - 11
PV 11/03/2021 - 18

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0089

Aangenomen teksten
PDF 153kWORD 48k
Donderdag 11 maart 2021 - Brussel
Aanwijzing van de EU als vrijheidszone voor LGBTIQ
P9_TA(2021)0089B9-0166/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2021 over het uitroepen van de EU tot vrijheidszone voor LGBTIQ-personen (2021/2557(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest” genoemd),

–  gezien artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de bijbehorende jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

–  gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(1),

–  gezien Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG(2),

–  gezien Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten(3),

–  gezien Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(4),

–  gezien de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 12 november 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025” (COM(2020)0698),

–  gezien zijn resolutie van 14 februari 2019 over de toekomst van de lijst van acties ter bevordering van de gelijkheid van LGBTI-personen (2019-2024)(5),

–  gezien zijn resolutie van 18 december 2019 over openbare discriminatie en haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van LGBTI-personen, zoals LGBTI-vrije zones(6),

–  gezien de EU-richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van het genot van alle mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI), die de Raad in 2013 heeft aangenomen,

–  gezien de resultaten van de enquête over de situatie van LGBT-personen in de EU, uitgevoerd door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) in 2019,

–  gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, door de Republiek Polen, van de rechtsstaat(7),

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2018 over een voorstel houdende een verzoek aan de Raad om overeenkomstig artikel 7, lid 1, VEU te constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending door Hongarije van de waarden waarop de Unie berust(8),

–  gezien de aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 31 maart 2010 aan de lidstaten van de Raad van Europa inzake maatregelen ter bestrijding van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit (CM/Rec(2010)5), en gezien de door de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa vastgestelde normen,

–  gezien het memorandum van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa van 3 december 2020 over de stigmatisering van LGBTI-personen in Polen,

–  gezien het debat in de Commissie actuele zaken van het Congres van lokale en regionale overheden van de Raad van Europa en de daaropvolgende verslagen getiteld “Fact-finding report on the role of local authorities with regard to the situation and rights of LGBTI people in Poland” van 27 januari 2021 en “Protecting LGBTI people in the context of rising anti-LGBTI hate speech and discrimination: The role of local and regional authorities” van 10 februari 2021,

–  gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat rechten van de LGBTIQ-personen mensenrechten zijn;

B.  overwegende dat het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie een grondrecht is dat verankerd is in de EU-Verdragen en het Handvest en dat volledig moet worden geëerbiedigd; overwegende dat alle lidstaten uit hoofde van het internationaal recht en de EU-Verdragen de taak en verplichting hebben om erop toe te zien dat de grondrechten worden geëerbiedigd, gewaarborgd, beschermd en gehandhaafd; overwegende dat de bestrijding van ongelijkheid in de EU een gedeelde verantwoordelijkheid is en gezamenlijke inspanningen en maatregelen op elk bestuursniveau vereist;

C.  overwegende dat er sinds maart 2019 meer dan 100 regio’s, districten en gemeenten in Polen resoluties hebben aangenomen waarin zij zich vrij van de zogenaamde LGBTI-ideologie verklaren of regionale handvesten van gezinsrechten hebben aangenomen; overwegende dat de Hongaarse gemeente Nagykáta in november 2020 een resolutie heeft aangenomen waarin de verspreiding en bevordering van LGBTQ-propaganda wordt verboden; overwegende dat dergelijke resoluties directe en indirecte discriminatie van LGBTIQ-personen vormen; overwegende dat in de resoluties inzake LGBT-vrije zones oppositie wordt gevoerd tegen de “ideologie van de LGBT-beweging” en de lokale overheden worden opgeroepen om zich te onthouden van acties die verdraagzaamheid ten aanzien van LGBTIQ-personen kunnen bevorderen, met inbegrip van het intrekken van financiële steun aan organisaties die zich richten op de bevordering van non-discriminatie en gelijkheid; overwegende dat in de regionale handvesten van gezinsrechten een zeer beperkte definitie van het gezin wordt gehanteerd, en gemeenten worden opgeroepen om de gezinsrechten in al hun beleid, initiatieven en financiering te beschermen; overwegende dat in de regionale handvesten, aangezien ze alleen op dit soort gezinnen zijn gericht, onrechtstreeks wordt opgeroepen tot discriminatie van alle andere soorten gezinnen, met name eenoudergezinnen, gezinnen van koppels van hetzelfde geslacht en regenbooggezinnen, en wordt opgeroepen om geen financiële steun te verlenen aan projecten en initiatieven die de grondrechten beschermen en bevorderen, opleidingen over de bestrijding van discriminatie organiseren of op een andere manier gelijkheid en LGBTIQ-personen ondersteunen;

D.  overwegende dat de Poolse ombudsman voor de mensenrechten negen klachten heeft ingediend tegen enkele van de regio’s, districten en gemeenten die resoluties hebben aangenomen over het vrij zijn van LGBT-ideologie, waardoor tot nu toe vier resoluties door administratieve rechtbanken ongrondwettelijk zijn verklaard; overwegende dat de Poolse gemeente Nowa Dęba in januari 2021 haar resolutie waarin ze zichzelf vrij van de zogenaamde LGBT-ideologie verklaarde, heeft ingetrokken na het verlies van een jumelageovereenkomst met de Ierse gemeente Fermoy; overwegende dat het Poolse district Sztum en de Poolse gemeente Tomaszów Mazowiecki hun resoluties tot vaststelling van een regionaal handvest van gezinsrechten respectievelijk in september en oktober 2020 hebben ingetrokken;

E.  overwegende dat Noorwegen geen subsidies meer verstrekt aan de Poolse regio’s, districten en gemeenten die resoluties hebben aangenomen waarin zij zich vrij van de zogenaamde LGBTI-ideologie verklaren of die regionale handvesten van gezinsrechten hebben aangenomen; overwegende dat de Commissie de aanvragen voor EU-financiering in het kader van haar jumelageprogramma heeft afgewezen van Poolse gemeenten die een LGBTI-vrije zone hadden uitgeroepen of resoluties inzake gezinsrechten hadden aangenomen; overwegende dat alle EU-fondsen die in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen 2021-2027 worden beheerd het non-discriminatiebeginsel en de in het Verdrag verankerde grondrechten moeten eerbiedigen, met inbegrip van de rechten met betrekking tot seksuele gerichtheid, en overwegende dat gemeenten die als werkgever optreden Richtlijn 2000/78/EG moeten naleven, op basis waarvan discriminatie en intimidatie op grond van seksuele gerichtheid in arbeid verboden zijn, overeenkomstig het arrest in zaak C-507/18, Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI(9);

F.  overwegende dat drie ngo’s een juridische klacht hebben ingediend bij de Commissie, waarin werd benadrukt dat regionale handvesten van gezinsrechten en resoluties waarin regio’s, districten en gemeenten vrij van de zogenaamde LGBTI-ideologie worden verklaard, discriminatie vormen ten aanzien van LGBTIQ-personen en dus een schending inhouden van Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, evenals van de artikelen 15 en 21 van het Handvest, respectievelijk inzake de vrijheid van beroep en het recht om te werken en inzake non-discriminatie; overwegende dat de Commissie tot op heden nog niet heeft gereageerd op deze juridische klacht en evenmin formeel heeft erkend dat het EU-recht geschonden is;

G.  overwegende dat het aannemen van resoluties over het vrij zijn van de zogenaamde LGBTI-ideologie, of van regionale handvesten van gezinsrechten, ingebed is een ruimere context die gekenmerkt wordt door toenemende discriminatie van en aanvallen op de LGBTIQ-gemeenschap in Polen – waarbij diversiteit op het gebied van seksualiteit, identiteit en expressie als gevaarlijke ideologie wordt beschouwd –, toenemende haatzaaiende uitlatingen door overheidsinstanties, verkozen functionarissen – met inbegrip van de huidige president – en de regeringsgezinde media, alsook arrestaties van activisten die opkomen voor de rechten van LGBTIQ-personen, aanvallen en verboden op Pride-optochten en bewustmakingsprogramma’s en -campagnes, waaronder in scholen, en discriminerende demonstraties tegen LGBT-personen; overwegende dat haatzaaiende uitlatingen door overheidsinstanties het klimaat van onverdraagzaamheid en discriminatie ten aanzien van LGBTIQ-personen legitimeren en verder aanwakkeren; overwegende dat de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting met name voor overheidsinstanties, politici en opiniemakers plichten en verantwoordelijkheden met zich meebrengt, en overwegende dat zij geen haatzaaiende taal mogen gebruiken of uitspraken mogen doen die LGBTIQ-personen stigmatiseren, en dat zij dergelijke uitspraken en stigmatisering, ook als zij afkomstig zijn van particuliere partijen, aan de kaak moeten stellen;

H.  overwegende dat er vanwege hun werk strategische rechtszaken tegen publieke inspraak (strategic lawsuits against public participation, SLAPP) worden aangespannen tegen Poolse activisten die opkomen tegen de resoluties over het vrij zijn van de LGBTI-ideologie en de regionale handvesten van gezinsrechten en die het publiek daarover informeren; overwegende dat de Poolse activisten die anti-LGBTIQ-verklaringen en gezinshandvesten aan de kaak stellen, waaronder de auteurs van de “Haatatlas”-website en de bezieler van het fotoproject over de LGBT-vrije zones, geconfronteerd worden met ongefundeerde rechtszaken die zijn aangespannen door lokale overheden of fundamentalistische organisaties die aanzienlijke financiële compensatie eisen, en met lastercampagnes waarin ze als leugenaars worden bestempeld omdat ze creatieve instrumenten voor belangenbehartiging gebruiken; overwegende dat deze acties duidelijk bedoeld zijn om het maatschappelijk middenveld te intimideren en het zwijgen op te leggen; overwegende dat de Poolse autoriteiten de plicht hebben alle personen die tot minderheden behoren, waaronder LGBTIQ-personen, te beschermen tegen vijandigheid en agressie en ervoor te zorgen dat zij hun activiteiten vrij kunnen uitoefenen; overwegende dat de Commissie, ondanks de herhaalde oproepen van het Parlement, geen anti-SLAPP-wetgeving heeft voorgesteld;

I.  overwegende dat er twee verzoekschriften (nrs. 0448/2020 en 0354/2020) over de LGBTI-vrije zones in Polen zijn ingediend bij de Commissie verzoekschriften; overwegende dat deze verzoekschriften op 26 januari 2021 in de Commissie verzoekschriften zijn besproken en dat vanwege het onbevredigende antwoord van de Commissie de behandeling ervan niet is afgesloten, zodat de Commissie verdere verduidelijking kan verschaffen;

J.  overwegende dat uit de tweede LGBTI-enquête van het FRA van mei 2020 blijkt dat de onverdraagzaamheid en het geweld ten aanzien van LGBTIQ-personen of vermeende LGBTIQ-personen in Polen is toegenomen, en dat Poolse LGBTIQ-respondenten helemaal geen vertrouwen hebben in de inspanningen van de overheid om discriminatie en geweld te bestrijden, waarbij het laagste percentage van de hele Unie werd opgetekend (slechts 4 %), tegenover het hoogste percentage respondenten dat aangaf bepaalde plekken te mijden uit angst voor aanvallen, intimidatie of dreigementen (79 %); overwegende dat hieruit een duidelijk verband blijkt tussen LGBTIQ-foob bestuur en een toename van discriminatie en geweld tegen LGBTIQ-personen;

K.  overwegende dat het Parlement de lidstaten reeds heeft aangemoedigd om zogenaamde conversietherapie strafbaar te stellen; overwegende dat de lidstaten in het verslag van de onafhankelijk deskundige van de VN van mei 2020 over de bescherming tegen geweld en discriminatie op basis van seksuele gerichtheid en genderidentiteit werden opgeroepen om conversietherapie te verbieden; overwegende dat deze praktijk nog in minstens 69 landen ter wereld wordt toegepast, waaronder in de Europese Unie, en dat in sommige EU-lidstaten melding is gemaakt van het gebruik van medicatie, psychotherapie en rituele zuivering bij conversietherapie(10); overwegende dat deze praktijk in slechts twee lidstaten van de Europese Unie is verboden, namelijk in Malta en Duitsland;

L.  overwegende dat weerstand tegen LGBTIQ-personen vaak gepaard gaat met een meer algemene verslechtering van de situatie van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten; overwegende dat het Europees Parlement in verschillende resoluties zijn grote bezorgdheid heeft geuit over de verslechtering van de rechtsstaat in Polen, met name met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bescherming van de grondrechten; overwegende dat er nog geen passende reactie is gekomen op het initiatief van het Parlement in verband met het instellen van een EU-mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, dat door een interinstitutioneel akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad zou worden geregeld;

M.  overwegende dat het Parlement in verschillende resoluties zijn mening heeft geuit over de situatie van de rechtsstaat, de grondrechten en de democratie in Polen, waarbij het tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een systemische bedreiging van de waarden van artikel 2, VEU en er een duidelijk gevaar is voor een ernstige schending daarvan; overwegende dat de hoorzittingen met de Poolse autoriteiten, die de Raad overeenkomstig artikel 7, lid 1, VEU heeft georganiseerd als reactie op bedreigingen voor de gemeenschappelijke Europese waarden in Polen, geen resultaat hebben opgeleverd; overwegende dat de situatie van de rechtsstaat en de grondrechten in Polen niet alleen is niet is aangepakt, maar ook ernstig is verslechterd sinds de procedure is ingeleid, met inbegrip van met name de situatie van de grondrechten van LGBTIQ-personen en vrouwen; overwegende dat de Raad ervoor moet zorgen dat de hoorzittingen overeenkomstig artikel 7, lid 1, VEU ook betrekking hebben op nieuwe ontwikkelingen en dat het risico op schendingen van de grondrechten moet worden beoordeeld;

N.  overwegende dat de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, in haar toespraak van 2020 over de staat van de Unie voor de plenaire vergadering van het Europees Parlement heeft verklaard dat LGBTQI-vrije zones onmenselijke zones zijn en dat ze geen plaats hebben in onze Unie; overwegende dat de voorzitter van de Commissie ook heeft verklaard dat LGBTQI gaat over de identiteit van een persoon en geen ideologie is(11); overwegende dat de Commissie en de Raad het beginsel van de rechtsstaat niet in enge zin mogen interpreteren; overwegende dat de Commissie niet mag aarzelen om van alle instrumenten gebruik te maken, met inbegrip van inbreukprocedures, het EU-kader voor de rechtsstaat, artikel 7, VEU en de recent vastgestelde verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, teneinde de schendingen van de grondrechten van LGBTIQ-personen in de hele Unie aan te pakken; overwegende dat het nieuwe programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden kan bijdragen aan de opbouw van een niet-discriminerende en gelijkere samenleving door middelen beschikbaar te stellen aan maatschappelijke organisaties die de gelijkheid van LGBTIQ-personen bevorderen;

O.  overwegende dat veel lidstaten in het verleden LGBTIQ-personen hebben gediscrimineerd en vervolgd door middel van discriminerende wetten en beleidsmaatregelen; overwegende dat duizenden LGBTIQ-personen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gearresteerd en zijn opgesloten en omgekomen in concentratiekampen; overwegende dat LGBTIQ-personen in Polen te maken krijgen met systematische discriminatie, maar dat dit ook een probleem is in de rest van de EU, en dat er weinig tot geen vooruitgang wordt geboekt bij het verminderen van de aanhoudende discriminatie en intimidatie van LGBTIQ-personen; overwegende dat publieke discriminatie, haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven tegen LGBTIQ-personen nog steeds voorkomen in de hele EU; overwegende dat deze aanvallen in strijd zijn met de grondrechten van LGBTIQ-personen en dat de reacties van overheidsinstanties maar al te vaak tekortschieten; overwegende dat LGBTIQ-personen in elke lidstaat op alle gebieden van het leven, waaronder op het werk en op school, nog steeds meer worden gediscrimineerd dan anderen, en vaak worden geconfronteerd met fysieke, emotionele en seksuele aanvallen, zowel online als offline, hetgeen leidt tot zorgwekkende zelfmoordcijfers onder jonge LGBTIQ-personen(12) en met name jonge transgenders; overwegende dat verscheidene lidstaten hun wetgeving hebben geactualiseerd, zodat die inclusiever is ten aanzien van LGBTIQ-personen; overwegende dat er niettemin verschillende hiaten in de wetgeving zijn, die de politieke wil en inzet van de nationale wetgevers vereisen teneinde echte gelijkheid voor LGBTIQ-personen te verzekeren;

P.  overwegende dat transgenders nog steeds te maken krijgen met de ergste vormen van discriminatie, geweld en vervolging; overwegende dat de Commissie in 2018 een studie getiteld “Trans and intersex equality rights in Europe – a comparative analysis” heeft gepubliceerd; overwegende dat slechts 13 van de 31 in de studie onderzochte landen nationale wetgeving hebben die – althans tot op zekere hoogte – bescherming biedt op basis van genderidentiteit en/of geslachtskenmerken;

Q.  overwegende dat er in 2021 initiatieven zijn ontstaan op sociale media, zoals de #MeTooGay-beweging, om seksueel misbruik binnen de LGBTIQ-gemeenschap aan de kaak te stellen; overwegende dat Guillaume Tran Thanh, de student die het initiatief heeft genomen voor deze uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, kort nadien zelfmoord heeft gepleegd als gevolg van de te grote druk na zijn aanklacht op sociale media; overwegende dat een dergelijke tragedie vragen doet rijzen over de tekortkomingen bij de ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld;

R.  overwegende dat veel lidstaten geen specifieke antidiscriminatiewetgeving hebben die ten minste voldoet aan de minimumnormen van de EU om mensen te beschermen tegen discriminatie, haatzaaiende uitlatingen en geweld op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken, en overwegende dat zij geen actie hebben ondernomen om deze juridische leemte op te vullen; overwegende dat de horizontale richtlijn inzake non-discriminatie, die deze leemte buiten het gebied van de werkgelegenheid gedeeltelijk zou kunnen opvullen, al meer dan 10 jaar geblokkeerd is in de Raad; overwegende dat de tenuitvoerlegging van wettelijke maatregelen tegen discriminatie, als die er zijn, in veel lidstaten nog steeds ontoereikend is; overwegende dat de Commissie voornemens is de lijst met EU-misdrijven uit hoofde van artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uit te breiden tot haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen, onder meer wanneer deze gericht zijn tegen LGBTIQ-personen;

S.  overwegende dat discriminatie en geweld tegen LGBTIQ-personen door de politie een probleem blijft in de Unie; overwegende dat de politie, zonder passende opleiding, LGBTIQ-personen ervan kan weerhouden om aangifte te doen van geweld en discriminatie tegen hen; overwegende dat dit een belangrijke belemmering blijft voor daadwerkelijke gelijkheid; overwegende dat opleidingsprogramma’s voor rechtshandhavingsinstanties helpen om discriminerende praktijken en haatmisdrijven te voorkomen en aan te pakken; overwegende dat haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven tegen LGBTIQ-personen volledig moeten worden onderzocht, waarbij rekening moet worden gehouden met door vooroordelen ingegeven motieven, en dat de daders naar behoren moeten worden vervolgd;

T.  overwegende dat alleen Malta, Portugal en sommige regio’s van Spanje medische ingrepen bij interseksuele personen zonder hun toestemming hebben verboden; overwegende dat veel lidstaten een erg gemedicaliseerde en pathologiserende benadering blijven hanteren;

U.  overwegende dat juridische ontwikkelingen in Hongarije de grondrechten van LGBTIQ-personen aanzienlijk hebben belemmerd; overwegende dat door de vaststelling van artikel 33 van de omnibuswet T/9934 wettelijke gendererkenning voor trans- en interseksuele personen in Hongarije de facto verboden is, waardoor zij worden blootgesteld aan discriminatie en hun recht op privacy wordt geschonden; overwegende dat het Hongaarse parlement in december 2020 grondwetswijzigingen heeft aangenomen waardoor de rechten van LGBTIQ-personen verder worden beperkt en waarbij het bestaan van transgenders en non-binaire personen wordt ontkend en hun recht op een gezinsleven wordt beperkt, en een wet waarbij niet-gehuwde koppels het recht op adoptie wordt ontzegd;

V.  overwegende dat het Letse parlement in januari 2021 is begonnen met de behandeling van een grondwetswijziging die bedoeld is om de uitbreiding te beperken van het begrip “gezin”, zoals vastgesteld in een arrest van het grondwettelijk hof, waarin het hof de toepassing van het arbeidsrecht op verschillende gezinsmodellen heeft erkend en de wetgever heeft verplicht om te zorgen voor steun voor en bescherming van koppels van hetzelfde geslacht;

W.  overwegende dat de Roemeense senaat in juni 2020 een wetsvoorstel heeft aangenomen om activiteiten in verband met genderidentiteitstheorie in een onderwijscontext te verbieden; overwegende dat de Roemeense president heeft geweigerd de wet af te kondigen en in plaats daarvan verzocht heeft om een toetsing aan de grondwet; overwegende dat het Roemeense grondwettelijk hof in december 2020 heeft verklaard dat de wet onverenigbaar is met de grondwet; overwegende dat hieruit blijkt dat doeltreffende controlemechanismen in de lidstaten in verband met de rechtsstaat en de democratie van cruciaal belang zijn voor de bescherming van de rechten van LGBTIQ-personen;

X.  overwegende dat ouder zijn in één lidstaat betekent dat men ouder is alle lidstaten; overwegende dat er gevallen zijn waarbij kinderen met twee ouders van hetzelfde geslacht met moeilijkheden worden geconfronteerd omdat er geen wettelijke bepalingen zijn voor de wederzijdse erkenning van geboorteaktes met twee ouders van hetzelfde geslacht; overwegende dat in een prejudiciële beslissing van het HvJ-EU in zaak C 490/20, waar door de Administrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) om is verzocht, een uitspraak zal worden gedaan over de zaak van een kind met twee lesbische moeders dat door deze juridische leemte staatloos dreigt te worden; overwegende dat in de strategie voor gelijkheid van LGBTIQ-personen wordt voorzien in een wetgevingsinitiatief om deze juridische leemte te dichten, en in een herziening van de richtsnoeren van 2009 inzake vrij verkeer, beide gepland voor 2022; overwegende dat koppels van hetzelfde geslacht met moeilijkheden te maken blijven krijgen wanneer ze gebruikmaken van de vrijheid van verkeer in de EU, maar dat de Commissie desondanks niet heeft voorgesteld om wetgeving inzake de wederzijdse erkenning van relaties te initiëren;

Y.  overwegende dat de bestrijding van ongelijkheid in de EU een gedeelde verantwoordelijkheid is en gezamenlijke inspanningen en maatregelen op elk bestuursniveau vereist, en overwegende dat lokale en regionale overheden hierbij een belangrijke rol kunnen spelen; overwegende dat deze overheden vaak verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het EU-recht en de bevordering van gelijkheid en diversiteit; overwegende dat het Congres van lokale en regionale overheden van de Raad van Europa een resolutie heeft aangenomen waarin wordt gewezen op de verantwoordelijkheden van lokale overheden bij de bescherming van de rechten van LGBTIQ-personen en waarin zij worden opgeroepen om een lokale deskundige op het gebied van gelijkheid en diversiteit te benoemen(13);

Z.  overwegende dat er bij het Europees Comité van de Regio’s, als vertegenwoordiger van de lokale en regionale overheden van de EU, op is aangedrongen om in het kader van zijn bevoegdheden te overwegen actie te ondernemen naar aanleiding van de inrichting van zones die vrij zijn van de zogenaamde LGBT-ideologie;

AA.  overwegende dat LGBTIQ-personen in de hele Europese Unie vrij moeten zijn om te leven en publiekelijk hun seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken te tonen zonder angst voor onverdraagzaamheid, discriminatie of vervolging om die redenen; overwegende dat het recht op asiel wordt gewaarborgd door het Handvest; overwegende dat er in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de hervorming daarvan moet worden gezorgd voor passende bescherming van kwetsbare asielzoekers, met inbegrip van LGBTIQ-personen;

AB.  overwegende dat de autoriteiten op alle bestuursniveaus in de hele Europese Unie gelijkheid en de grondrechten van iedereen, met inbegrip van LGBTIQ-personen, moeten beschermen en bevorderen en hun rechten volledig moeten waarborgen, in plaats van LGBTIQ-personen te discrimineren;

1.  roept de Europese Unie hierbij uit tot vrijheidszone voor LGBTIQ-personen;

2.  veroordeelt alle vormen van geweld tegen of discriminatie van personen op grond van hun geslacht of seksuele gerichtheid; veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de duidelijk homofobe moord op David Polfliet in België;

3.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de Raad, de Commissie, het Europees Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(1) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(2) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
(3) PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.
(4) PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
(5) PB C 449 van 23.12.2020, blz. 146.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0101.
(7) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0225.
(8) PB C 433 van 23.12.2019, blz. 66.
(9) Arrest van 23 april 2020, Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI, C-507/18, EU:C:2020:289.
(10) https://www.theparliamentmagazine.eu/news/article/meps-condemn-lgbt-conversion-therapy-in-appeal-to-european-commission
(11) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/SPEECH_20_1655
(12) “A long way to go for LGBTI equality”, FRA, 2020, https://fra.europa.eu/sites/default/files/fra_uploads/fra-2020-lgbti-equality-1_en.pdf; “2020 Rainbow Europe”, ILGA-Europe, https://www.ilga-europe.org/rainboweurope/2020
(13) https://rm.coe.int/protecting-lgbti-people-in-the-context-of-rising-anti-lgbti-hate-speec/1680a16129

Laatst bijgewerkt op: 3 juni 2021Juridische mededeling - Privacybeleid