Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2160(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0030/2021

Ingediende teksten :

A9-0030/2021

Debatten :

PV 24/03/2021 - 27
CRE 24/03/2021 - 27

Stemmingen :

PV 25/03/2021 - 17
CRE 25/03/2021 - 17

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0096

Aangenomen teksten
PDF 182kWORD 62k
Donderdag 25 maart 2021 - Brussel
De gevolgen van zwerfvuil op zee voor de visserij
P9_TA(2021)0096A9-0030/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de gevolgen van zwerfvuil op zee voor de visserij (2019/2160(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020 getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie – Voor een schoner en concurrerender Europa” (COM(2020)0098),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 – De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” (COM(2020)0381),

–  gezien de mededeling van de Commissie over de uitvoering van een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU van 23 maart 2020 (COM(2020)0104),

–  gezien artikel 78 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade(1) (de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn),

–  gezien Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater(2),

–  gezien Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(3),

–  gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid(4),

–  gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie)(5),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen(6) (verordening inzake visserijcontrole),

–  gezien Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand(7),

–  gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid(8),

–  gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij(9) (EFMZV),

–  gezien Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning(10) (richtlijn maritieme ruimtelijke planning),

–  gezien Richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen(11),

–  gezien Richtlijn (EU) 2018/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen(12),

–  gezien Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen(13),

–  gezien Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval(14),

–  gezien Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen(15),

–  gezien Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu(16),

–  gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de VN, met name SDG 14: “Behoud en maak duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en maritieme hulpbronnen”,

–  gezien het verslag van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) van 2005 getiteld “Marine Litter – An analytical overview”,

–  gezien het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol) van 1973, opgesteld door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), met inbegrip van bijlage V, die op 31 december 1988 in werking is getreden,

–  gezien het verslag van het Europees Milieuagentschap van oktober 2020 getiteld “State of nature in the EU – Results from reporting under the nature directives 2013-2018”,

–  gezien de resultaten van het door het Interreg-programma voor het Atlantisch gebied van de Unie gefinancierde project “Bestrijding van zwerfvuil op zee in het Atlantisch gebied (CleanAtlantic)”,

–  gezien de door de Commissie visserij in juli 2018 aangenomen vrijwillige richtsnoeren voor de markering van vistuig van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN,

–  gezien het actieplan van de IMO ter bestrijding van van schepen afkomstig plastic zwerfafval,

–  gezien de conclusies van de Raad van 19 november 2019 over oceanen en zeeën met het oog op het formuleren van een internationale overeenkomst inzake verontreiniging door plastic,

–  gezien het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee (het Verdrag van Barcelona), het Verdrag inzake de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging (het Verdrag van Boekarest), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied (het Verdrag van Helsinki) en het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (het Ospar-Verdrag),

–  gezien het regionaal plan inzake het beheer van zwerfvuil in het Middellandse Zeegebied,

–  gezien het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), het Kyotoprotocol bij het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs,

–  gezien het VN-verdrag inzake biologische diversiteit (VBD),

–  gezien het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (Unclos), dat op 16 november 1973 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen,

–  gezien het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services, IPBES) van 31 mei 2019,

–  gezien de ministeriële verklaring van 28 september 2020 van de ministers van Milieu, Maritieme Economie, Landbouw en Visserij van de lidstaten van de Oostzee en de commissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij,

–  gezien het door de Mission Board for Healthy Oceans, Seas, and Coastal and Inland Waters van de Commissie op 22 september 2020 gepubliceerde verslag “Mission Starfish 2030: Restore our Ocean and Waters”,

–  gezien het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 °C, het vijfde evaluatierapport van de werkgroep en de bijbehorende samenvatting, het speciaal verslag van de IPCC over klimaatverandering en de bodem, alsook het speciaal verslag van de IPCC over de oceanen en de cryosfeer in een veranderend klimaat,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972,

–  gezien zijn resolutie van 26 oktober 2017 over de toepassing van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn(17),

–  gezien zijn resolutie van 13 september 2018 over een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie(18),

–  gezien zijn standpunt van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad(19),

–  gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu(20),

–  gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal(21),

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0030/2021),

A.  overwegende dat het zwerfvuil op zee dat zichtbaar is op stranden, langs de kustlijn en aan het oppervlak een veel bredere verontreiniging verhult, zowel van de waterkolom als van de zeebodem; overwegende dat dit afval grotendeels het gevolg is van activiteiten aan land (80 %), maar ook van activiteiten op zee, waar het verkeer van grote niet-vissersvaartuigen aanzienlijk is toegenomen;

B.  overwegende dat zwerfvuil op zee al het afval vormt dat al dan niet opzettelijk in het mariene milieu terechtkomt, en dat onderscheiden/in kaart gebracht wordt aan de hand van de omvang (van nano- en micro- tot mega-afval) en aard (containers, volumineus afval op de bodem van de oceaan, kunststoffen, vistuig, wrakken van halfgezonken schepen, gevaarlijk afval zoals bommen en andere explosieve overblijfselen van oorlogshandelingen, textielvezels, microplastic etc.) ervan;

C.  overwegende dat 70 % van het afval dat in zee terechtkomt, op de zeebodem landt, en dat de totale hoeveelheid van het op het wateroppervlak drijvende afval slechts 1 % vormt van al het plastic in zee; overwegende dat het nieuwste wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat het verontreinigingsniveau door plastic in zee aanzienlijk wordt onderschat en dat er nog steeds grote hiaten bestaan in de oceanografische kennis; overwegende dat het van cruciaal belang is om onderzoek te doen naar de verspreiding van zwerfvuil op zee teneinde meer inzicht te krijgen in de omvang van mariene verontreiniging;

D.  overwegende dat de wereldzeeën een doorlopend geheel vormen, waarbij een goede milieutoestand van de zeeën cruciaal is om hun veerkracht te waarborgen en ecosysteemdiensten zoals de opname van CO2 en de productie van zuurstof te behouden, en dat veranderingen in de mariene en kustecosystemen hun rol als klimaatregulator kunnen verzwakken; overwegende dat zwerfvuil op zee een bedreiging vormt voor de visserijsector in het algemeen, aangezien alleen een schoon, gezond, productief en biologisch divers kust- en marien milieu kan voorzien in de langetermijnbehoeften van mensen in het algemeen en van vissers, schelp- en schaaldiervissers en visserijgemeenschappen in het bijzonder;

E.  overwegende dat zwerfvuil op zee een wereldwijde uitdaging is, omdat het geen grenzen kent en door stromingen en wind grote afstanden kan afleggen, wat gevolgen heeft voor gebieden en sectoren die ver verwijderd zijn van de plaats van herkomst van het zwerfvuil en niet verantwoordelijk zijn voor de productie ervan; overwegende dat er wereldwijd nog steeds een grote hoeveelheid afval rechtstreeks in zee wordt gestort; overwegende dat er een systematische aanpak van mariene verontreiniging moet komen door acties op alle niveaus – van plaatselijk tot internationaal – te ondersteunen;

F.  overwegende dat de verontreiniging van oceanen en zeeën door plastic zwerfvuil op zee, met name door microplastic, nog wordt versterkt doordat meteorologische verschijnselen ervoor zorgen dat microplastic zich kan verspreiden via lucht, regen en sneeuw, hetgeen leidt tot verontreiniging van voorheen nog ongerepte gebieden, zoals hooggebergten of het zuidpoolgebied, of zelfs het gebied boven de poolcirkel;

G.  overwegende dat er dagelijks 730 ton afval in de Middellandse Zee wordt gestort; overwegende dat in een rapport van het Wereldnatuurfonds (WNF) van juni 2019 wordt aangetoond dat er jaarlijks 11 200 ton in de natuur gestort plastic in de Middellandse Zee terechtkomt; overwegende dat jaarlijks het equivalent van 66 000 vuilniswagens met plastic in de Middellandse Zee wordt gestort; overwegende dat de concentratie microplastic in de Middellandse Zee met 1,25 miljoen deeltjes per vierkante kilometer een recordniveau bereikt; overwegende dat de totale hoeveelheid plastic dat in de Middellandse Zee drijft, voor 90 % bestaat uit kleine deeltjes, wat neerkomt op circa 280 miljard drijvende deeltjes microplastic; overwegende dat een gemiddelde consument van schaal- en schelpdieren uit de Middellandse Zee per jaar gemiddeld 11 000 stukjes plastic binnenkrijgt; overwegende dat de Middellandse Zee hierdoor een van de sterkst verontreinigde zeeën ter wereld is;

H.  overwegende dat het verminderen van de productie van plastic en het overgaan op recycling en hergebruik van materiaal en producten de beste manier is om de hoeveelheid plastic zwerfvuil op zee terug te dringen;

I.  overwegende dat zwerfvuil op zee een oppervlak biedt waarop talrijke organismen en bacteriën zich kunnen hechten, wat de introductie van invasieve soorten die het evenwicht van de mariene ecosystemen kunnen verstoren, in de hand werkt; overwegende dat deze op het zwerfvuil aanwezige bacteriën ook door zeedieren kunnen worden opgenomen wanneer zij het afval voor voedsel aanzien;

J.  overwegende dat zwerfvuil op zee in morfologisch opzicht negatieve effecten heeft, met name op eilanden;

K.  overwegende dat zwerfvuil op zee zich met name ophoopt rond kleine afgelegen eilanden en in kustgebieden; overwegende dat de ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee 80 % van de Europese mariene biodiversiteit herbergen, en dat hun economieën grotendeels afhankelijk zijn van visserij en toerisme;

L.  overwegende dat de wereldwijde verspreiding van zwerfvuil op zee ontwikkelingslanden raakt, met name kustgemeenschappen die afhankelijk zijn van visserij en die niet noodzakelijkerwijs over de capaciteit of de middelen beschikken om zichzelf effectief te beschermen;

M.  overwegende dat het probleem van afval op zee grotendeels verband houdt met slecht afvalbeheer op het land, zoals de verontreiniging van waterlopen en rivieren, slecht beheer van afvalwater, het illegaal storten of lozen op open terrein of in de buurt van waterlopen, zwerfvuil en afvloeiing bij onweer en regen, alsook het rechtstreeks in zee lozen van sneeuw van stoepen en straten;

N.  overwegende dat diffuse verontreinigingsbronnen, zoals al dan niet behandeld afvalwater dat chemische stoffen of farmaceutisch afval kan bevatten, water afkomstig uit neerslag of water dat afvloeit uit stedelijke gebieden of de landbouw, waarbij stikstof en fosfor vrijkomt, het mariene milieu bedreigen door eutrofiëring vanwege de hoge concentratie nutriënten, waarbij eutrofiëring op termijn kan leiden tot zuurstofgebrek op de zeebodem met als gevolg de uitbreiding van het aantal “dode zones”, dat sinds de jaren vijftig vertienvoudigd is, alsook tot overmatige aanwezigheid van het aantal cyanobacteriën en tot groene en rode algen, waardoor de mariene flora en fauna op grotere schaal verontreinigd raakt;

O.  overwegende dat slecht beheer van het waterzuiveringsnet risico’s met zich meebrengt voor aquacultuurproducenten en oesterkwekers, die de kwaliteit van hun producten bedreigd zien door de aanwezigheid van virussen en bacteriën zoals norovirussen, hetgeen kan leiden tot een tijdelijk verbod op verkoop en distributie omdat deze producten niet geschikt zijn voor consumptie;

P.  overwegende dat uit de COVID-19-crisis is gebleken hoe slecht afvalbeheer op het land al snel tot nieuwe golven van mariene verontreiniging kan leiden, met name door het gebruik van wegwerpproducten zoals mondmaskers en wegwerphandschoenen;

Q.  overwegende dat het plastic en het microplastic in zee grotendeels afkomstig zijn van het land;

R.  overwegende dat de enorme hoeveelheden plastic in zee ook voor de visserij grote gevolgen hebben, wat bij de ambachtelijke visserij steeds voelbaarder wordt en een economische belasting vormt;

S.  overwegende dat tabaksafval volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) qua hoeveelheid het meest voorkomende type afval ter wereld is; overwegende dat volgens de Amerikaanse ngo Ocean Conservancy sigarettenpeuken bovenaan de lijst staan van de tien afvalproducten die bij internationale acties voor het schoonmaken van stranden het meest worden ingezameld; overwegende dat één enkele sigarettenpeuk er twaalf jaar over doet om te vergaan en bijna 4 000 chemische stoffen bevat; overwegende dat door elke sigarettenpeuk die in de zeeën en rivieren terechtkomt, 500 liter water verontreinigd raakt;

T.  overwegende dat zwerfvuil op zee de veerkracht en productiviteit van met name de kwetsbaarste mariene ecosystemen ernstig ondermijnt, waarbij deze al door verschillende oorzaken sterk onder druk staan, bijvoorbeeld door klimaatverandering, vervuiling, illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), overbevissing en toenemende activiteiten zoals vervoer over zee en toerisme;

U.  overwegende dat deze toenemende belastingen van mariene ecosystemen leiden tot achteruitgang van de biodiversiteit en verstikking van bentische organismen, en het gevaar met zich meebrengen dat ziekten zich verder verspreiden door de aanwezigheid van ziekteverwekkers die ontstaan door de ophoping van zwerfvuil op de zeebodem;

V.  overwegende dat de EU zich weliswaar in toenemende mate concentreert op de bestrijding van op zee verloren of achtergelaten vistuig, maar dat bepaald achtergelaten, verloren of anderszins uitgediend vistuig maanden of zelfs jaren actief blijft, wat blijkt uit het fenomeen “spooknetten”, en dat dit zonder enig onderscheid van invloed is op de gehele mariene fauna, met inbegrip van de visbestanden; overwegende dat IOO-visserij als een van de belangrijkste bronnen van spooknetten wordt gezien;

W.  overwegende dat zwerfvuil op zee een ernstige bedreiging vormt voor een aantal mariene diersoorten vanwege het risico op wurging, verstikking, verslikking, verwonding en verontreiniging, maar ook voor andere diersoorten, zoals zeevogels, waarvan sommige al in gevaar zijn of met uitsterven bedreigd worden;

X.  overwegende dat vissers – ook ambachtelijke vissers – en aquacultuurproducenten als eersten te maken krijgen met de gevolgen van zwerfvuil op zee omdat het hun activiteiten ernstig bedreigt: het zwerfvuil kan een obstakel vormen, verstrikt raken in vistuig, vistuig beschadigen of verloren doen gaan, motoren of koelsystemen van schepen kunnen erdoor geblokkeerd raken, het kan een gevaar vormen voor de veiligheid van zeelieden aan boord en het kan zeelieden voor extra werk plaatsen doordat zij vistuig moeten reinigen, hetgeen kan leiden tot aanzienlijke economische verliezen;

Y.  overwegende dat zwerfvuil op zee de kleinschalige ambachtelijke visserij harder treft dan de industriële visserij, aangezien kleine vissersvaartuigen een groter risico lopen op door zwerfvuil veroorzaakte schade aan schroeven, motoren of vistuig en de concentratie van zwerfvuil groter is in ondiepe zeegebieden, waar de ambachtelijke vloot voornamelijk actief is; overwegende dat zwerfvuil op zee ook gevolgen heeft voor de kwaliteit van de vangsten die hierdoor vervuild kunnen raken en onverkoopbaar worden, met nog meer financiële verliezen voor de visserij en aquacultuur tot gevolg;

Z.  overwegende dat de visserijsector al enige tijd fungeert als eerste verdedigingslinie tegen verontreiniging door zwerfvuil op zee; overwegende dat dit weliswaar slechts een kleine bijdrage aan een mondiale oplossing van het probleem is, maar dat vissers en aquacultuurproducenten al gedurende een langere periode een actieve en proactieve bijdrage leveren aan schonere zeeën;

AA.  overwegende dat berekeningen hebben uitgewezen dat de visserijsector door zwerfvuil op zee tussen de 1 en de 5 % inkomstenverliezen lijdt(22);

AB.  overwegende dat slechts 1,5 %(23) van het vistuig wordt gerecycled en dat het dringend noodzakelijk is voldoende economische steun te bieden voor de inzameling, recycling en reparatie van al het vistuig; overwegende dat de sector kan profiteren van nieuwe economische kansen door zich toe te spitsen op een circulaire economie die stoelt op intelligent ontwerp, onderzoek en innovatie;

AC.  overwegende dat het aan land brengen van toevallig opgevist zwerfvuil door vissers en campagnes voor de inzameling van zwerfvuil op zee bijdragen aan de vermindering van het probleem en de hele gemeenschap ten goede komen;

AD.  overwegende dat de directe kosten voor de verwijdering van zwerfvuil op zee meestal wel worden vergoed, maar de personeelskosten, de kosten in verband met ruimtegebrek op schepen en de kosten in verband met de schade aan vistuig en motoren niet;

AE.  overwegende dat we niet van vissers en aquacultuurproducenten kunnen verwachten dat zij zwerfvuil op zee inzamelen zonder compensatiemechanisme dat is toegesneden op hun inspanningen; overwegende dat naar schatting 80 % van de vissers bereid is om deel te nemen aan programma’s voor de inzameling van zwerfvuil op zee wanneer hiertoe ondersteuningsmechanismen worden ingevoerd(24);

AF.  overwegende dat er reeds inzamelingsacties worden gehouden door vissers en visserijverenigingen en dat er inmiddels oplossingen bestaan voor hergebruik van zwerfvuil op zee, met name van zwerfvuil dat afkomstig is van de visserij;

AG.  overwegende dat de blauwe economie, die in 2030 naar verwachting verdubbeld is, een reële kans vormt voor de duurzame ontwikkeling van activiteiten op zee en in kustgebieden, met name door de ontwikkeling van infrastructuur met een positieve uitwerking, zoals kunstmatige riffen en andere innovaties die de effecten van riffen en reservaten nabootsen, hetgeen bijdraagt tot het herstel van ecosystemen;

AH.  overwegende dat de EU streeft naar een geïntegreerde benadering van activiteiten op zee; overwegende dat zwerfvuil op zee aangepakt moet worden door meer rekening te houden met de ruimtelijke dimensie van zee- en kustactiviteiten en door kustgemeenschappen en vissers hierbij te betrekken, aangezien visserij zich grotendeels afspeelt in kustgebieden en de strijd tegen zwerfvuil op zee recht moet doen aan de speciale kenmerken van lokale gemeenschappen;

AI.  overwegende dat de achteruitgang van mariene en kustecosystemen – wat ook het gevolg is van zwerfvuil op zee – een risico met zich meebrengt voor alle marktdeelnemers die actief zijn in kustgebieden en derhalve een gevaar vormt voor de duurzaamheid en aantrekkelijkheid van kustgemeenschappen;

Het wetgevingskader en bestuur inzake zwerfvuil op zee beter en doeltreffender maken

1.  wijst erop dat er veel bestaande wetten in het spel zijn bij het gezond houden van mariene ecosystemen en de strijd tegen zwerfvuil op zee, en dat alleen een geïntegreerde en coherente aanpak met betrekking tot de Europese doelstellingen kan zorgen voor verbetering van het huidige rechtskader en meer inzicht in de omvang van cumulatieve druk; benadrukt dat het geïntegreerd maritiem beleid van de EU moet worden herzien om een strategischer kader in te voeren, onder meer voor zwerfvuil op zee, waarin alle wetten inzake afval en het mariene milieu zijn opgenomen;

2.  onderstreept dat de communicatie en coördinatie tussen de lidstaten en tussen zeegebieden versterkt moeten worden om tot een geïntegreerde aanpak te komen waarmee vissersvaartuigen in elke haven van de Unie zwerfvuil kunnen aanlanden; verzoekt de lidstaten in dit verband dringend om onverwijlde tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen(25); verzoekt de Commissie in dit kader uitvoeringshandelingen voor te leggen met criteria op basis waarvan “groene schepen” in aanmerking komen voor lagere bijdragen, en de juiste prikkels te ontwikkelen voor het afgeven van ingezameld zwerfvuil aan land, met inbegrip van een op de inspanningen van vissers toegesneden compensatiemechanisme alsook methodologische criteria voor het berekenen van de omvang en de hoeveelheid van het passief opgeviste afval, zodat de in de richtlijn vastgestelde doelstellingen met betrekking tot het terugdringen van zwerfvuil op zee zo spoedig mogelijk kunnen worden gehaald;

3.  onderstreept de noodzaak om het Europees wetgevingskader te verbeteren door de financiële lasten voor vissers die toevallig zwerfvuil opvissen, te verlagen, zonder hen daarbij voor buitensporige bureaucratische lasten te plaatsen; wijst er bovendien op dat in de wetgeving inzake zwerfvuil op zee meer rekening moet worden gehouden met de sociale dimensie van het probleem;

4.  herinnert eraan dat de maritieme dimensie in de nieuwe EU-strategieën dringend moet worden versterkt, met name in het kader van de Europese Green Deal, de biodiversiteitsstrategie, en de “van boer tot bord”-strategie;

5.  beveelt aan om de bepalingen van de kaderrichtlijn mariene strategie te versterken door de indicatoren inzake de goede milieutoestand te harmoniseren, met name de indicatoren in verband met beschrijvend element 10: “zwerfvuil op zee”;

6.  verzoekt de Commissie de kaderrichtlijn mariene strategie uit te breiden naar de ultraperifere gebieden;

7.  roept ertoe op het kader van de richtlijn inzake maritieme ruimtelijke planning te verbeteren, zodat rekening kan worden gehouden met de ruimtelijke dimensie van de strijd tegen zwerfvuil op zee;

8.  wijst erop dat het probleem van zwerfvuil op zee niet doeltreffend kan worden aangepakt op louter nationaal niveau, maar dat er samenwerking nodig is op alle niveaus, ook op mondiaal, Europees en regionaal niveau; roept de Commissie op zich in het kader van internationale VN-onderhandelingen over mariene biodiversiteit in te zetten voor een ambitieus governancemodel dat de nationale bevoegdheden overstijgt, alsook voor erkenning van alle zeeën en oceanen als wereldwijd publiek goed, teneinde een nieuwe weg in te slaan die de individuele en collectieve verantwoordelijkheden boven de traditionele, in het zeerecht verankerde beginselen van vrijheid en soevereine rechten plaatst, waarmee de bescherming van de zee, ook tegen de schadelijke effecten van zwerfvuil, gewaarborgd wordt;

9.  roept de EU ertoe op om internationale initiatieven te versterken, zoals het door het UNEP opgerichte wereldwijde partnerschap tegen zwerfvuil op zee, waarmee de SDG’s kunnen worden verwezenlijkt, met name SDG 14 inzake behoud en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en maritieme hulpbronnen, en SDG 12 inzake verantwoorde consumptie en productie;

10.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om in de Milieuvergadering van de Verenigde Naties het voortouw te nemen bij de totstandbrenging van een ambitieuze, juridisch bindende overeenkomst inzake plasticvervuiling die de hele levenscyclus van plastic bestrijkt, met inbegrip van gedeelde mondiale doelstellingen voor het terugdringen van plasticvervuiling op zee en een visie op de overgang naar een veilige, circulaire economie voor plastic, alsook een effectieve wereldwijde regeling voor verloren vistuig ofwel spooknetten, die overal ter wereld een bedreiging vormen voor mariene activiteiten en ecosystemen;

11.  benadrukt dat de Commissie en de lidstaten de strijd tegen IOO-visserij moeten opvoeren omdat IOO-visserij intrinsiek vervuilend is en bijdraagt tot zwerfvuil op zee en verslechtering van het mariene milieu, met name door het illegaal terugwerpen van vistuig;

12.  onderstreept dat de Milieuvergadering van de VN in haar op de vergadering van 26 mei 2016 aangenomen resolutie 2/11 erop gewezen heeft dat de aanwezigheid van plastic zwerfvuil en microplastic in het mariene milieu een snel groter wordend mondiaal probleem is dat steeds zorgwekkender wordt en waarop zo snel mogelijk een wereldwijd antwoord moet komen, waarbij rekening wordt gehouden met de levenscyclus van producten;

13.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de verschillende wetgevingshandelingen, zoals de kaderrichtlijn mariene strategie, de richtlijn betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu, de richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen en de kaderrichtlijn voor maritieme ruimtelijke planning, volgens eenzelfde tijdschema te coördineren, zodat de wetgeving op dit gebied coherenter wordt;

14.  verzoekt de Commissie meer gegevens te verzamelen over de hoeveelheid en het type zwerfvuil in de Europese wateren en het effect daarvan op de visserij, en ook meer gegevens te verzamelen over de hoeveelheid, de kwantiteit en de kwaliteit van het aangelande, verwijderde en voor recycling geleverde afval, en deze gegevens te harmoniseren, met name via het programma “Fishing for Litter” (FFL), en daarbij ook de hoeveelheid, het materiaal en de soorten gevangen voorwerpen in aanmerking te nemen; verlangt dat de door de lidstaten verzamelde gegevens over het verlies, het in de handel brengen en de inzameling van vistuig en zwerfvuil op zee worden opgeslagen in een nationale databank of een databank per zeegebied, en dat deze gegevens in één verslag bijeengebracht worden, zodat het gemakkelijker wordt om zwerfvuil op zee in kaart te brengen en te bestrijden en om betere monitoring en evaluatie op Europees niveau te waarborgen;

15.  benadrukt dat jaarlijks in kaart gebracht moet worden hoeveel zwerfvuil op zee is ingezameld in het kader van het “Fishing for Litter”-programma, waarbij dit per stroomgebied bekeken wordt, zodat informatie verkregen wordt over de herkomst van het ingezamelde zwerfvuil en inzamelingscampagnes versterkt worden; benadrukt dat dit moet aansluiten op de lopende lokaliseringswerkzaamheden; verzoekt de Commissie een jaarverslag op te stellen over de hoeveelheid zwerfvuil op zee dat via het “Fishing for Litter”-programma in de havens wordt aangeland, met vermelding van volumes, materialen en soorten opgeviste voorwerpen;

16.  stimuleert de oprichting van samenwerkingsnetwerken tussen de regeringen van de lidstaten, visserijverenigingen, werknemersorganisaties, waterzuiveringsinstanties, belanghebbenden aan de kust, havens, ngo’s en regionale vergaderingen om een bottom-upbenadering op basis van dialoog en inclusie te versterken en praktische oplossingen voor werknemers in de visserijsector te bevorderen, zodat de regels doeltreffender worden toegepast en voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor het inzamelen, verwijderen en recyclen van zwerfvuil op zee;

17.  benadrukt dat het noodzakelijk is dat alle belanghebbenden optimale praktijken uitwisselen, met inbegrip van burgers die de gevolgen van zwerfvuil op zee ondervinden, zodat de visserijsector aangemoedigd wordt om bij te dragen tot de bescherming van het mariene milieu, zwerfvuil op zee aan te pakken en daarmee het duurzame gebruik van zijn hulpbronnen te waarborgen; is ingenomen met initiatieven als het “Plan Marlimpo” (het project “Schone Zee”) van het Ministerie van Zee van de regio Galicië (Spanje), waarmee beoogd wordt de hoeveelheid afval in kustgebieden te verminderen;

18.  benadrukt dat bevordering van de betrokkenheid van alle mensen die werkzaam zijn in de visserijsector, en uitbreiding van de bestaande voorlichtings-, preventie- en opleidingsprojecten essentieel zijn om het wetgevingskader en de governance op het gebied van de inzameling, verwijdering en recycling van zwerfvuil op zee te verbeteren en doeltreffender te maken en de voortdurende uitwisseling van informatie op gang te brengen ter ondersteuning van de voorbereiding en actualisering van regelgeving dienaangaande;

19.  vraagt alle andere belanghebbende partijen, in concreto de Adviescomités voor de visserij, om de terugdringing van zwerfafval in zee te ondersteunen met doeltreffende en efficiënte maatregelen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op de vrijwillige richtsnoeren voor de markering van vistuig van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN over te nemen teneinde verantwoordelijk beheer van vistuig te bevorderen, het opsporen van verloren vistuig te verbeteren en de duurzaamheid van de visserij te ondersteunen door het terugbrengen van de hoeveelheid achtergelaten, verloren en anderszins uitgediend vistuig, hetgeen tevens in overeenstemming is met de bepalingen van de verordening inzake visserijcontrole; verzoekt de Commissie om ondersteuning van de inspanningen om de markering en rapportage van verloren vistuig in de Europese wateren van de grond te krijgen, onder meer door via de Internationale Maritieme Organisatie internationale samenwerking te bevorderen, zodat deze bron van plasticvervuiling van de zee wordt aangepakt;

20.  wijst erop dat beschermde mariene gebieden uitstekende laboratoria kunnen zijn voor de toepassing van oplossingen ter bestrijding van zwerfvuil op zee, doordat rekening kan worden gehouden met de wisselwerking tussen activiteiten aan land en op zee en de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden op zee en aan land met betrekking tot de uitdagingen voor mariene en kustecosystemen kan worden ondersteund;

21.  wijst erop dat de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn weinig effectief is voor de aanpak van zwerfvuil op zee, onder meer vanwege het beperkte toepassingsgebied ervan en de moeilijkheden bij het opsporen en aansprakelijk stellen van vervuilers; herinnert eraan dat het Europees Parlement heeft verzocht om herziening van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkte doeltreffendheid ervan;

22.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om betere toepassing van het beginsel “de vervuiler betaalt”;

Onderzoek naar en kennis over zwerfvuil op zee verbeteren

23.  dringt er bij de Commissie op aan een belangrijke rol te spelen in het Decennium van Oceaanwetenschappen van de VN en ondersteuning te bieden aan digitalisering en het gebruik van artificiële intelligentie, zodat meer inzicht in de oceanen en de impact van zwerfvuil op zee kan worden verkregen;

24.  benadrukt dat het vanwege het gebrek aan gegevens en onderzoek lastig is om exact te kwantificeren in welke mate de door zwerfvuil op zee veroorzaakte schade gevolgen heeft voor de visserijsector en welke negatieve economische consequenties zwerfvuil op zee voor vissers heeft; verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook meer middelen uit te trekken voor onderzoek en gegevensvergaring over de hoeveelheid en de verschillende typen afval in de Europese wateren en over de gevolgen ervan voor de visserij, de aquacultuur en ecosystemen, alsook solide maatregelen voor te stellen waarmee de impact van nano- en microplastic op zowel de visbestanden als de gezondheid van de mens wordt aangepakt en teruggebracht;

25.  wijst erop dat de richtlijn inzake kunststofproducten voor eenmalig gebruik van toepassing is op het zwerfvuil dat gewoonlijk op stranden wordt aangetroffen; dringt er bij de Commissie op aan de bestaande maatregelen inzake kunststofproducten voor eenmalig gebruik uit te breiden en daarbij met name uit te gaan van de verwachte werkzaamheden uit hoofde van de kaderrichtlijn mariene strategie ten aanzien van afval in de waterkolom en op de zeebodem, alsook in overweging te nemen of voedselverpakkingen van geëxpandeerd polystyreen en verpakkingen van visserijproducten geleidelijk afgeschaft kunnen worden, hetgeen in overeenstemming is met het voornemen om kunststof voor eenmalig gebruik te vervangen door alternatieven die duurzaam zijn voor het milieu en voor de visserijsector;

26.  verzoekt de Commissie de aanbevelingen te volgen die in het kader van Mission Starfish 2030 zijn opgesteld met betrekking tot de strijd tegen zwerfvuil op zee, en met name het voorstel inzake het markeren van vistuig met behulp van nieuwe lokalisatietechnologieën te beoordelen, zodat verloren vistuig kan worden gelokaliseerd en ingezameld, indien dit nodig en mogelijk is; onderstreept in dit verband dat de Commissie het markeren van vistuig dient te verbeteren naar aanleiding van de vrijwillige richtsnoeren voor de markering van vistuig van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN en benadrukt dat de Commissie erop toe moet zien dat vissers en aquacultuurexploitanten door middel van passende financieringsprogramma’s bij de overgang worden begeleid;

27.  verlangt betere rapportage over het verlies van vistuig op zee die meer informatie bevat, zoals de naam van het vaartuig, het gebruikte type vistuig, het tijdstip waarop en de plaats waar het vistuig is verloren, alsook de maatregelen die zijn genomen om het vistuig terug te vinden, zodat de vergaarde gegevens effectiever kunnen worden gebruikt bij de bestrijding van mariene verontreiniging door middel van transparante en betere uitwisseling van gegevens en optimale praktijken tussen de lidstaten en EU-agentschappen; benadrukt dat er nieuwe instrumenten moeten worden ontwikkeld voor het opsporen en volgen van verloren vistuig op zee en voor het registreren van gegevens over zwerfvuil op zee, zoals elektronische toepassingen die vissers helpen bij het registreren van gegevens en systemen voor het registreren en rapporteren van aanlandingen van marien afval, bijvoorbeeld door gebruik te maken van afvalontvangstbewijzen zoals voorzien in Richtlijn (EU) 2019/883, op grond waarvan havenexploitanten verplicht zijn dergelijke ontvangstbewijzen af te geven aan kapiteins van vaartuigen;

28.  is ingenomen met Europese projecten zoals het door het Interreg-programma voor het Atlantisch gebied van de Unie gefinancierde “CleanAtlantic”, dat ten doel heeft de kennis van en de capaciteiten voor het monitoren, voorkomen en verminderen van marien afval te vergroten en de gevolgen van marien afval beter onder de aandacht te brengen; dringt erop aan dat de 19 deelnemende partners uit Ierland, Frankrijk, Spanje en Portugal, en in het bijzonder de projectcoördinator, het Centro Tecnolóxico do Mar (Cetmar), hun werkzaamheden voortzetten en de resultaten van het project publiceren;

29.  benadrukt dat de logistiek rond de inzameling van afval en vistuig dat het einde van zijn levensduur heeft bereikt, goed geregeld moet zijn, zodat vissers worden ondersteund bij hun grotendeels vrijwillige inspanningen; merkt op dat de uniforme opslag van vistuig aan boord van vaartuigen in zakken of containers en adequate voorzieningen in havens hier deel van moet uitmaken;

De ontwikkeling van een circulaire economie in de visserij en aquacultuur versnellen

30.  benadrukt dat de impact van zwerfvuil op zee alleen verminderd kan worden door de circulaire economie op het land te verbeteren, onder meer door onnodig plastic en overbodige verpakkingen geleidelijk te verbieden en door afval om te zetten in hulpbronnen, en door in de visserij- en aquacultuursector een op de levenscyclus gebaseerde aanpak te volgen; is van mening dat de circulaire economie in de visserijsector zich moet ontwikkelen door meer ondersteuning van het zoeken naar oplossingen, van intelligent ontwerp van vistuig en van innovatie in technieken voor visserij en aquacultuur waarmee het lozen van afval kan worden beperkt en de aantrekkelijkheid van inzamelingsacties en de ontwikkeling van doeltreffende recyclingkanalen kunnen worden versterkt;

31.  roept op tot ondersteuning van ecologisch ontworpen vistuig, zodat het praktisch, veilig en kostenefficiënt is; verlangt dat zo spoedig mogelijk richtsnoeren worden vastgesteld voor de ontwikkeling van geharmoniseerde normen voor een circulaire economie voor vistuig; steunt het markeren van in vistuig gebruikt materiaal door middel van productpaspoorten; steunt de bevordering van onderzoek en innovatie met het oog op de ontwikkeling van alternatief en milieuvriendelijk materiaal dat in vistuig wordt gebruikt, met inbegrip van polymeren; onderstreept in dit verband dat proefprojecten kunnen worden opgezet met het oog op het testen van verminderd materiaalgebruik, eenvoudiger en sneller te demonteren vistuig en de functionaliteit van vistuig, waarmee de transitie wordt ondersteund;

32.  benadrukt dat het met het oog op de circulaire economie voor vistuig belangrijk is om vissers, de visserij en de aquacultuursector als geheel, start-ups, particuliere initiatieven en bedrijven, met inbegrip van fabrikanten van touw en netten uit derde landen, volledig te betrekken bij het zoeken naar nieuw materiaal, eco-ontwerpen, het ontwerpen van nieuw vistuig en het recyclen van vistuig; onderstreept bovendien dat het creëren van een sterker model voor synergie tussen de visserijsector en onderzoeksterreinen noodzakelijk is; verzoekt de Commissie met het oog hierop toekomstige projecten voor de circulaire economie op het gebied van vistuig te organiseren via de bestaande EU-financieringsprogramma’s voor onderzoek en innovatie;

33.  wijst erop dat het noodzakelijk is de toekomstige wetgevingsoplossingen voor het probleem van inzameling en verwijdering van zwerfvuil op zee te plannen in samenhang met de Europese Green Deal, zodat de ontwikkeling van de circulaire economie in de visserij- en aquacultuursector wordt versneld; dringt er in dit verband bij de lidstaten op aan snel werk te maken van de vaststelling van nationale minimuminzamelingspercentages voor vistuig dat plastic bevat, zoals overeengekomen in de richtlijn betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik; verzoekt de Commissie na te gaan of deze nationale plannen leiden tot grootschaliger inzameling en recycling van vistuig in vergelijking met de huidige niveaus, en in dit verband een passend en ambitieus plan op te stellen ter ondersteuning van de ontwikkeling van een circulaire economie in de visserijsector; benadrukt dat er een markt voor gerecycled vistuig bestaat, waardoor het mogelijk wordt het gebruik van gerecycled materiaal – samen met de bepalingen van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) inzake programmering voor gedeeld beheer – wettelijk verplicht te stellen, hetgeen een belangrijke stimulans voor vissers zou zijn om in te zien welke waarde van hun bijdrage aan recycling heeft;

34.  verlangt dat het EFMZV wordt aangewend ter ondersteuning van de visserij- en aquacultuursector bij het omschakelen naar duurzamer materiaal, met inbegrip van de aanschaf van nieuwe, technisch efficiëntere en minder vervuilende vaartuigen voor kleinschalige ambachtelijke vloten, met name in de ultraperifere gebieden;

35.  verzoekt de Commissie in de gehele productieketen van vistuig en voor aquacultuur bestemd tuig stimulansen voor de circulaire economie te creëren door onderzoek te bevorderen en bedrijven die uitrusting recyclen en hergebruiken, te ondersteunen; verzoekt de Commissie met het oog hierop een speciaal fonds op te richten ter ondersteuning van lidstaten die productieketens voor gerecyclede en duurzame uitrustingen tot stand brengen, en daarbij terug te grijpen op middelen die bijvoorbeeld voorzien zijn in het kader van Next Generation EU of die afkomstig zijn uit naar aanleiding van inbreukprocedures aan lidstaten opgelegde boetes;

36.  overwegende dat er op dit moment weliswaar aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt door de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2019/883, maar dat er nog tal van problemen en verschillen tussen de lidstaten bestaan op het gebied van havenontvangstvoorzieningen; overwegende dat deze voorzieningen in veel havens in de Unie – voor zover ze al bestaan – voor vissers nog altijd moeilijk vindbaar en slecht toegankelijk zijn; overwegende dat deze situatie de visserijsector belet en ontmoedigt om bij te dragen aan het schoonmaken van de zeeën;

37.  ondersteunt de ontwikkeling en aanleg van efficiënte recyclingkanalen door uitbouw van de ontvangstvoorzieningen in alle Europese havens, zodat afval beter kan worden gescheiden; benadrukt dan ook dat de lidstaten meer inspanningen moeten leveren om de logistieke voorzieningen in havens te verbeteren door middel van een goed beheerde logistiek met betrekking tot afval en de inzameling van uitgediend vistuig, uniforme inzameling van het vistuig aan boord van schepen in zakken of containers, en het bieden van adequate voorzieningen in havens waarmee de juiste ontvangst- en opslagfaciliteiten voor het verloren vistuig en het ingezamelde mariene afval worden gewaarborgd, voldoende ruimte voor gescheiden opslag van verschillende soorten marien afval, voldoende personeel voor een correcte en veilige verwerking van aangeland afval en beschikbaarstelling van containers aan alle vaartuigen voor het inzamelen van zwerfvuil op zee; dringt erop aan inzameling aantrekkelijker te maken door vissers en aquacultuurproducenten door middel van op premies gebaseerde regelingen en financiële prikkels te ondersteunen bij het inzamelen, verwijderen en recyclen van opgevist zwerfvuil en bij het terugbrengen naar de haven van uitgediend vistuig en voor de aquacultuur bestemd tuig;

Programma’s voor inzameling en beheer van zwerfvuil op zee

38.  verzoekt de Commissie een actieplan op EU-niveau op te stellen ter bestrijding van zwerfvuil in de hydrosfeer van de Unie door vermindering van het afval aan de bron, vermindering van het gebruik en verbruik van plastic en bestrijding van de vervuiling van rivieren, waterlopen en kusten als gevolg van zwerfafval, hetgeen op gecoördineerde wijze drastisch kan worden verminderd; verzoekt tevens om het rechtstreeks lozen in zee van sneeuw afkomstig van straten en stoepen zoveel mogelijk te beperken, met name door alternatieve inzamelingsmethoden te ondersteunen bij extreme sneeuwval;

39.  onderstreept dat modernisering van zuiveringsinstallaties en rioolstelsels dringend noodzakelijk is, zodat de gevolgen voor de aquacultuur en het mariene en kustmilieu in het algemeen en het risico op verontreiniging van aquacultuurproducten in het bijzonder worden beperkt;

40.  wijst erop dat het cruciaal is om het probleem van slecht afvalbeheer op het land aan te pakken, in het bijzonder de ontoereikende afvoer van afval in kuststeden, in steden die aan rivieren liggen, en in steden op eilanden;

41.  verzoekt de Commissie zeevervoerders bewuster te maken van alle mogelijke interacties die zij met het mariene milieu kunnen hebben, met name bij het verkopen of leasen van vaartuigen;

42.  dringt er bij de lidstaten op aan om gegevens te verzamelen, te monitoren en maatregelen te nemen om het probleem van slecht afvalbeheer op het land aan te pakken, rivieren en estuaria waarin zich grote hoeveelheden marien afval hebben opgehoopt, te zuiveren, en om wettelijke maatregelen in te voeren die verhinderen dat marien afval überhaupt in het milieu terechtkomt; verlangt dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om alle soorten van plastic afkomstige schadelijke stoffen op te ruimen;

43.  herinnert eraan dat programma’s voor de inzameling van zwerfvuil op zee verschillende activiteiten kunnen omvatten, zoals de inzameling van marien afval in rivieren, estuaria, baaien of havens, onderzoeksactiviteiten en het opsporen van hotspots op zee, en dat deze programma’s kunnen worden uitgevoerd door vissers, het maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten; benadrukt dat inzamelingsprogramma’s duurzaam moeten zijn, gebruik moeten maken van de juiste uitrusting voor het inzamelen van afval en zoveel mogelijk verdere emissies moeten vermijden, en dat het in het kader van deze programma’s mogelijk moet zijn om samen te werken met actoren die kennis hebben van mariene ecosystemen, waarbij de strategische opsporing van afval noodzakelijk is voordat maatregelen worden genomen; onderstreept dat deze inzamelingsprogramma’s niet alleen in het kader van EU-financieringsprogramma’s kunnen worden uitgevoerd, maar ook op lokaal, regionaal en nationaal niveau in de lidstaten;

44.  benadrukt dat slechts zeven lidstaten in het kader van het huidige EFMZV middelen hebben gebruikt voor de financiering van programma’s voor de inzameling van zwerfvuil op zee, zoals het “Fishing for Litter”-programma, en dat de meeste acties die het mogelijk maken zwerfvuil op zee op te sporen, te verzamelen en te recyclen, bestaan uit vrijwillige initiatieven en programma’s van vissers, het maatschappelijk middenveld en lokale overheden;

45.  benadrukt dat vissers gestimuleerd moeten worden om afval in te leveren bij recyclingvoorzieningen met het oog op vermindering van de hoeveelheid afval van vissersvaartuigen, ook door middel van financiële prikkels en op premies gebaseerde regelingen ter aanmoediging van goede praktijken; onderstreept dan ook dat vissers gecompenseerd moeten worden voor de inzameling van verloren vistuig en ander zwerfvuil op zee, of ten minste toegang moeten hebben tot gratis afvalverwerkingsvoorzieningen in havens;

46.  onderstreept dat vissers adequaat geschoold moeten zijn in de juiste behandeling van zwerfvuil op zee tijdens de inzameling, aanlanding, verwijdering en afgifte voor recycling, zodat de gezondheids- en veiligheidsrisico’s tot een minimum beperkt blijven;

47.  benadrukt dat versterking en verbreiding van bestaande goede praktijken ook het vereenvoudigen en stroomlijnen van administratieve procedures vereist voor alle vaartuigen die deelnemen aan “Fishing for Litter”-campagnes, ongeacht hun thuishaven of afmetingen; onderstreept in dit verband dan ook dat harmonisatie en een meer complementaire aanpak nodig zijn met betrekking tot de regels voor de aanlanding van marien zwerfvuil in de havens van de lidstaten dat via “Fishing for Litter”-acties is ingezameld;

48.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten dan ook op aan om vissers te ondersteunen bij de inzameling van verloren vistuig of ander zwerfvuil op zee, in het bijzonder plastic, door het bevorderen van optimale praktijken, het stimuleren van vrijwillige deelname aan initiatieven voor de inzameling van zwerfvuil op zee, en door het steunen van “Fishing for Litter”-programma’s; verzoekt de lidstaten in dit verband een speciaal fonds voor het schoonmaken van de zeeën op te richten, dat wordt beheerd in het kader van het nieuwe EFMZVA of andere relevante begrotingslijnen, zodat de volgende maatregelen kunnen worden gefinancierd: 1) de inzameling van zwerfvuil op zee door vissers, 2) het bieden van geschikte voorzieningen voor de opslag van afval aan boord en het monitoren van passief opgevist afval, 3) betere scholing van werknemers in de betreffende sectoren, 4) financiering van de kosten van afvalverwerking en van het voor het uitvoeren van deze programma’s vereiste personeel, zodat stijgende kosten voor vrijwillig deelnemende vissers vermeden worden, en 5) investeringen in havens, zodat zij geschikte opvang- en opslagvoorzieningen kunnen bieden voor op zee ingezameld verloren vistuig en zwerfvuil;

49.  verzoekt de Commissie bovendien een beoordeling uit te voeren van de sociale en economische bijdrage van vissers via “Fishing for Litter”-projecten, teneinde nauwkeuriger te kunnen kwantificeren welke bijdrage de visserijsector levert aan het schoonmaken van de zeeën;

50.  verzoekt de Commissie verder te gaan dan de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2019/883 door te onderzoeken en in economische termen te kwantificeren welke milieuschade door mensen geproduceerd zwerfvuil op zee veroorzaakt, en een “fonds voor zwerfvuil op zee” op te richten om het lozen van afval in zee te bestrijden, de schade voor de visserij te beperken en de zeeën en oceanen te beschermen;

51.  verzoekt de Commissie bij de lidstaten aan te dringen op het juiste beheer en adequate afvoer van toevallig of tijdens vrijwillige inzamelingscampagnes opgevist zwerfvuil, zodat de verantwoordelijkheid en de kosten voor de inzameling, het beheer en de afvoer van dit zwerfvuil niet door de vissers worden gedragen en verdere aantasting van het milieu wordt voorkomen; benadrukt in dit opzicht dat effectieve systemen voor de inzameling en afvoer van afval moeten worden opgezet, waarbij tevens geschikte havenontvangstvoorzieningen aanwezig moeten zijn;

52.  wijst erop dat het probleem van zwerfvuil op zee grensoverschrijdend is dat, met het oog op meer efficiëntie, gezamenlijk met Europese derde landen moet worden aangepakt; verzoekt de Commissie en de lidstaten een plan te ontwikkelen om gezamenlijk met alle aan de Middellandse Zee liggende landen de verontreiniging van de Middellandse Zee te bestrijden; verzoekt de Commissie de uitvoer van afval naar derde landen zo spoedig mogelijk een halt toe te roepen;

53.  verzoekt de Commissie om – in het licht van de natuurlijke kwetsbaarheid van ultraperifere gebieden – een steunmechanisme op te zetten voor de inzameling van zwerfvuil op zee in deze gebieden, zodat zij kunnen beschikken over de infrastructuur voor de recycling van ingezameld afval;

54.  verzoekt de Commissie bij de toetredingsonderhandelingen volledige tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake afvalbeheer door de kandidaat-lidstaten te eisen, onder meer door de aanleg van geïntegreerde afvalbeheerinfrastructuur;

Verontreiniging door nano- en microplastic beter begrijpen en beperken

55.  onderstreept dat de kennis van verontreiniging door nano- en microplastic en het effect ervan op het milieu, op de basis van de mariene voedselketen en uiteindelijk op de gezondheid van de mens moet worden vergroot, en dat er meer onderzoek nodig is om meer inzicht te krijgen in deze vorm van vervuiling; herinnert eraan dat deze ontoereikende kennis en het gebrek aan publiek bewustzijn ertoe kan leiden dat consumenten hun vertrouwen in de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten verliezen;

56.  verzoekt de Commissie en de lidstaten bewustmakingscampagnes over het probleem van mariene verontreiniging door plastic en microplastic te bevorderen, en wijst er daarbij op dat vissers vaak zelf ook de gevolgen van dit verschijnsel ondervinden, vooral in het geval van microplastic;

57.  is ingenomen met de voorbereidende werkzaamheden van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) ter beperking van opzettelijk toegevoegd microplastic in producten; verzoekt de Commissie ambitieus te werk te gaan bij de follow-up van dit voorstel met concrete en zo nodig juridische maatregelen, onder meer door het probleem van de verspreiding van micro- en nanoplastic in de waterkringloop te verkennen, met name micro- en nanoplastic dat onbedoeld in het milieu terechtkomt, en maatregelen voor te stellen voor de stapsgewijze afschaffing ervan;

58.  verzoekt de Commissie zich te richten op het probleem van verlies en verspreiding van microplastic – zoals plastic korrels – in het milieu langs de gehele toeleveringsketen, met name tijdens het vervoer over land en zee, en de bijkomende risico’s op lozing;

o
o   o

59.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56.
(2) PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.
(3) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
(4) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
(5) PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
(6) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(7) PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
(8) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(9) PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
(10) PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135.
(11) PB L 115 van 6.5.2015, blz. 11.
(12) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 100.
(13) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 109.
(14) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 141.
(15) PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116.
(16) PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1.
(17) PB C 346 van 27.9.2018, blz. 184.
(18) PB C 433 van 23.12.2019, blz. 136.
(19) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0343.
(20) Aangenomen teksten, P9_TA(2019)0078.
(21) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0005.
(22) “Lost fishing gear: a trap for our ocean”, Europese Commissie.
(23) “Lost fishing gear: a trap for our ocean”, Europese Commissie.
(24) https://cetmar.org/resultados-cleanatlantic/
(25) PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116.

Laatst bijgewerkt op: 25 augustus 2021Juridische mededeling - Privacybeleid