Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over het ontwerp van verordening van de Raad betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien, en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (13142/2020 – C9-0018/2021 – 2018/0131(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van de Raad (13142/2020),
– gezien artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0018/2021),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(1),
– gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom(2), en met name artikel 10,
– gezien zijn resoluties van 14 maart 2018 over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020(3), en over de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(4),
– gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen(5),
– gezien zijn resolutie van 14 november 2018 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 – Standpunt van het Parlement met betrekking tot een akkoord(6),
– gezien zijn resolutie van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen(7),
– gezien de verklaringen van de Commissie en de Raad van 10 oktober 2019 over het meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen: tijd om de verwachtingen van de burger in te lossen,
– gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan(8),
– gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie(9),
– gezien artikel 82 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0048/2021),
1. hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
3. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in zijn ontwerp;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Ontwerp van de Raad
Amendement
Amendement 1 Ontwerp van verordening Overweging 13
(13) Er moet een betrouwbare en snelle herzieningsprocedure worden ingesteld om mogelijke geschillen op te lossen die tussen een lidstaat en de Commissie kunnen ontstaan over het bedrag van een aanpassing van de overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval of betreffende de vraag of een beweerdelijk verzuim om gegevens te verstrekken een lidstaat kan worden aangerekend, zodat tijdrovende en kostbare inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden voorkomen.
Schrappen
Amendement 2 Ontwerp van verordening Overweging 15
(15) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en betreffende de nadere invulling van de herzieningsprocedure voor het oplossen van mogelijke geschillen tussen een lidstaat en de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(15) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 3 Ontwerp van verordening Artikel 9 – lid 4
4. De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld binnen twee maanden na de dag van ontvangst van die brief te herzien. De herziening wordt gesloten met een besluit dat uiterlijk drie maanden vanaf de dag van ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld. Indien de bedragen die overeenkomen met de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de aanpassing noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de aanpassing overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen.
Schrappen
Amendement 4 Ontwerp van verordening Artikel 9 – lid 5
5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere invulling van de in lid 4 van dit artikel bedoelde herzieningsprocedure. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Schrappen
Amendement 5 Ontwerp van verordening Artikel 11 – lid 1 – alinea 4
Geschillen tussen een lidstaat en de Commissie over de vraag of het in punt d) van de eerste alinea van dit lid bedoelde beweerdelijke verzuim aan de lidstaat kan worden toegerekend worden opgelost door de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening.
Schrappen
Amendement 6 Ontwerp van verordening Artikel 11 – lid 2
2. Indien een lidstaat de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening inleidt, wordt rente berekend vanaf de door de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 3, vastgestelde datum.
Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28).