Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2265(BUI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0046/2021

Ingediende teksten :

A9-0046/2021

Debatten :

PV 24/03/2021 - 20
CRE 24/03/2021 - 20

Stemmingen :

PV 25/03/2021 - 2
PV 25/03/2021 - 17
CRE 25/03/2021 - 2
CRE 25/03/2021 - 17

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0106

Aangenomen teksten
PDF 183kWORD 63k
Donderdag 25 maart 2021 - Brussel
Richtsnoeren voor de begroting 2022 – Afdeling III
P9_TA(2021)0106A9-0046/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2022, afdeling III – Commissie (2020/2265(BUI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(1), (het "Financieel Reglement")

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027(2) (de "MFK-verordening"), en de gezamenlijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie in dit verband(3), alsmede gezien de unilaterale verklaringen daaromtrent(4),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(5),

–  gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom(6),

–  gezien Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis(7),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting(8),

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021(9) en de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie,

–  gezien het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van 8 oktober 2018 over de opwarming van de aarde met 1,5 °C,

–  gezien het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten van de Verenigde Naties,

–   gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2020 over demografische uitdagingen – te volgen koers,

–  gezien resolutie 70/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 25 september 2015 getiteld “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, die op 1 januari 2016 in werking trad,

–  gezien de Europese pijler van sociale rechten en zijn resolutie van 19 januari 2017 over dat onderwerp(10),

–  gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal(11),

–  gezien de conclusies van de Raad van 16 februari 2021 betreffende de begrotingsrichtsnoeren voor 2022,

–  gezien zijn resolutie van 11 december 2018 over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië: afschaffing van de controles aan de binnengrenzen te land, ter zee en in de lucht(12),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 maart 2020 getiteld “Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak” (C(2020)1863),

–  gezien artikel 93 van zijn Reglement,

–  gezien de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs,

–  gezien het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

–  gezien de brieven van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0046/2021),

Terug op de rails: begroting 2022 voor herstel van de COVID-19-crisis

1.  is van mening dat de Uniebegroting 2022, gezien de bijzondere onzekerheid over de vooruitzichten van de economie, die in 2022 naar verwachting niet zal herstellen tot het niveau van vóór de pandemie, en gezien de absolute noodzaak van een snel, eerlijk en inclusief herstel van de economische, sociale en arbeidsmarktgerelateerde schade als gevolg van de COVID-19-pandemie, een nog centralere rol moet spelen bij het waarborgen van een positieve en tastbare impact op het leven van burgers en het helpen stimuleren van de Europese economie, het aantrekken van duurzame investeringen en het helpen behouden van arbeidsplaatsen en het creëren van hoogwaardige banen in de hele Unie, alsook het aangaan van de uitdagingen van de klimaatverandering en de digitale transitie, en de grotere klimaatambitie van de Unie voor 2030 met het oog op het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050, en het helpen verkleinen van economische, sociale, territoriale, generationele, onderwijs- en genderverschillen;

2.  is daarom van plan een toekomstgerichte begroting op te stellen die bijdraagt tot het herstelproces en de Unie in staat stelt investeringen aan te zwengelen en de werkloosheid aan te pakken, de digitale en de groene transitie te ondersteunen, zich te richten op een sterke Europese gezondheidsunie, een inclusief herstel te bevorderen, waarbij de nadruk ligt op de jonge generatie, en een veilige en welvarende toekomst voor EU-burgers te waarborgen; beschouwt deze prioriteiten van essentieel belang voor het ondersteunen van het herstel en het leggen van het fundament voor een veerkrachtiger Unie in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs;

Een bloeiende economie voor het bevorderen van investeringen en het aanpakken van de werkloosheid

3.  herinnert eraan dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) de ruggengraat van de Europese economie vormen, bijna 99 % van alle bedrijven in de lidstaten vertegenwoordigen en ongeveer driekwart van alle banen bieden; onderstreept de aanzienlijke bijdrage van kmo’s aan het scheppen van banen, economische groei en stabiliteit; is bezorgd over de ernstige en langdurige gevolgen van de crisis voor kmo’s en is voornemens om via diverse EU-programma’s voldoende financiering voor hen zeker te stellen;

4.  benadrukt in dit verband het belang van een adequaat gefinancierd programma voor de interne markt voor het aanzwengelen van het concurrentievermogen, het bevorderen van het ondernemerschap, het verbeteren van de toegang tot markten en het doeltreffend ondersteunen van kleine ondernemingen, ook door het ontwikkelen van digitale en ondernemerschapsvaardigheden; onderstreept verder het potentieel van het programma InvestEU voor het aantrekken van duurzame, innovatieve en sociale investeringen, maar ook voor het verstrekken van kapitaalsteun voor kmo’s die onder de crisis lijden; erkent de dringende noodzaak om een kmo-vriendelijk ondernemingsklimaat tot stand te brengen, kmo-clusters en -netwerken te ondersteunen en de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen; onderstreept met name de noodzaak om initiatieven op EU-niveau te ondersteunen die tot doel hebben het opzetten van nieuwe startups te vergemakkelijken en hun toegang tot financiering te verbeteren als middel om innovatie, banencreatie en ondernemerschap onder jongeren te bevorderen;

5.  benadrukt dat massaal geïnvesteerd moet blijven worden in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, om de EU een stuwende kracht te laten zijn achter de uitvoering van de Europese Green Deal en de digitale transitie; onderstreept in dit verband de bijzondere verdiensten van Horizon Europa, met inbegrip van de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad; is van mening dat het van essentieel belang is kmo’s, startups en universiteiten passende, op maat gemaakte steun op het gebied van onderzoek en innovatie te bieden, zodat zij actief kunnen deelnemen aan deze enorme uitdagingen; wijst op het belang van het bevorderen van samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven; benadrukt dat de COVID-19-pandemie duidelijk heeft aangetoond hoe belangrijk Europees onderzoek naar farmaceutische producten en vaccins is als middel om de weerbaarheid van de EU in het geval van een gezondheidscrisis te versterken;

6.  beklemtoont dat de Unie moet kunnen reageren op de uitdagingen van de COVID-19-pandemie door snelle en gerichte begrotingsbesluiten; verzoekt in dit kader dat het onverwacht hoge bedrag van vrijgemaakte onderzoeksgelden in zijn geheel beschikbaar wordt gesteld binnen Horizon Europa, in volledige overeenstemming met artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement, als een van de cruciale instrumenten om nieuwe varianten van het virus te neutraliseren en tegelijkertijd te anticiperen op toekomstige bedreigingen in het belang van de volksgezondheid en het redden van levens; benadrukt dat dit niveau van vrijmakingen niet was voorzien en bijgevolg niet is opgenomen in het akkoord over het meerjarig financieel kader (MFK);

7.  onderstreept de centrale rol van het cohesiebeleid van de EU als het belangrijkste investeringsbeleid van de Unie en een van de hoekstenen van een duurzaam en inclusief herstel, en wijst op de unieke Europese meerwaarde en de bijdrage ervan aan de algehele harmonieuze ontwikkeling van de EU en haar lidstaten en regio’s; benadrukt met name het potentieel ervan om de economische groei te stimuleren en meer hoogwaardige banen te creëren, die cruciaal zijn voor het herstelproces; benadrukt de cruciale rol ervan bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen van de EU, zoals economische, sociale en territoriale cohesie en convergentie tussen en binnen de lidstaten, alsook een rechtvaardige transitie, hoogwaardige werkgelegenheid, een concurrerende, sociale, groene en circulaire economie, en innovatie, en als drijvende kracht achter een eerlijke, inclusieve en duurzame Unie;

8.  wijst op de langetermijneffecten van de verlenging van de afwijking van de staatssteunregels tijdens de lopende crisis op de eengemaakte markt voor lidstaten met beperkte overheidsmiddelen en een beperkte begrotingscapaciteit; onderstreept dat de EU-begroting een belangrijke rol speelt bij het garanderen dat de lidstaten en de EU nauw zullen samenwerken om de sociaaleconomische effecten van de pandemie te beperken, en dat zij concrete oplossingen vinden om het gelijke speelveld op de eengemaakte markt te handhaven en de economische en sociale cohesie tussen EU-regio’s te versterken;

9.  wijst erop dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) hoekstenen zijn van de Europese integratie, die tot doel hebben een veilige, betaalbare en hoogwaardige voedselvoorziening en voedselsoevereiniteit voor Europeanen te waarborgen, evenals de goede werking van de landbouwmarkten, de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden en de generatievernieuwing onder landbouwers te garanderen; herinnert aan de sleutelrol die dit beleid speelt bij het leveren van een bijdrage aan een stabiel en aanvaardbaar inkomen voor boeren en vissers, met name in de huidige moeilijke context; vraagt dat bijzondere aandacht wordt besteed aan kleinschalige landbouw, jonge landbouwers en kleine visserijbedrijven en het behoud van een stabiele en veilige voedselketen voor Europese burgers; wijst erop dat een aantal landbouwsectoren hard zijn getroffen door de COVID-19-uitbraak en andere crises, en ondersteunt, waar dit gepast is, gerichte verhogingen van de relevante begrotingsonderdelen voor marktondersteunende maatregelen; herinnert eraan dat deze uitdagingen moeten worden aangepakt tijdens de voorbereiding van een hervorming van het GLB, die naar verwachting een belangrijkere rol zal spelen bij de verwezenlijking van de ambities van de Europese Green Deal;

10.  benadrukt de noodzaak om een bijzondere impuls te geven aan de toeristische sector, met name de horecasector, die als gevolg van de COVID-19-pandemie met een bijzonder ernstige krimp is geconfronteerd, met verwoestende gevolgen, in het bijzonder voor regio’s die sterk afhankelijk zijn van toerisme; beklemtoont dat de toeristische sector een belangrijke pijler van de economie van de Unie is en dat een aanzienlijk deel van haar beroepsbevolking erin werkzaam is, grotendeels bij kmo’s en familiebedrijven; verwacht dat de relevante EU-programma’s, met inbegrip van de faciliteit voor herstel en veerkracht, het regionaal beleid, Digitaal Europa en InvestEU, een doorslaggevende bijdrage zullen leveren aan het concurrentievermogen op de lange termijn en de duurzaamheid van de sector en dat in 2022 de nodige middelen zullen worden uitgetrokken in de EU-begroting; herhaalt zijn teleurstelling over het feit dat geen gehoor is gegeven aan het verzoek van het Parlement om een specifiek EU-programma voor toerisme op te zetten;

11.  benadrukt de noodzaak van een alomvattende Europese ruimtevaartstrategie en erkent de toegevoegde waarde van het ruimtevaartprogramma van de EU; beklemtoont dat de Unie de ontwikkeling moet bevorderen van innovatieve en concurrerende Europese upstreamsectoren (zware ruimtevaartindustrie) en downstreamsectoren (toepassingen op basis van gegevens uit de ruimte); wijst op de belangrijke rol van het EU-agentschap voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA) en op de noodzaak om te zorgen voor de nodige financiële en personele middelen;

De uitdaging van de groene en de digitale transitie aangaan

12.  benadrukt de dringende noodzaak, die nog groter is geworden door de COVID-19-crisis, om de digitale kloof te dichten, met name door de Europese onderwijsruimte te voltooien en het actieplan voor digitaal onderwijs uit te voeren teneinde de doelstellingen inzake digitale vaardigheden te verwezenlijken, inclusief leren te bevorderen en de digitale transformatie van Europa te versnellen; wijst erop dat het belangrijk is te zorgen voor voldoende financiering en synergieën tussen EU-programma’s om de voorwaarden te scheppen die bevorderlijk zijn voor een snellere marktintroductie van baanbrekende technologieën en innovaties, en om de Europese economie en overheidssector in staat te stellen een voortrekkersrol te vervullen bij de digitale transitie; beschouwt het programma Digitaal Europa als essentieel voor het verbeteren van het concurrentievermogen van Europa in de mondiale digitale economie en het verwezenlijken van technologische soevereiniteit; verwacht dat dit programma tot meer investeringen in high-performance computing, ethische artificiële intelligentie, 5G-technologie en cyberbeveiliging in Europa zal leiden, alsook tot de bevordering van geavanceerde digitale vaardigheden in de economie en de samenleving; verzoekt de lidstaten en de Commissie zich te houden aan de criteria op basis waarvan minimaal 20 % van de financiering in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht moet worden toegewezen aan de digitale transitie;

13.  onderstreept dat de EU-begroting uitermate belangrijk is voor het welslagen van de Europese Green Deal, met inbegrip van de biodiversiteitsstrategie en de toepassing van het niet-schadenbeginsel, omdat zij het economische en sociale herstel van de lidstaten na de coronaviruscrisis een impuls kan geven door groene uitdagingen om te zetten in investeringen en mogelijkheden voor structurele hervorming, en de billijke transitie naar een duurzamere, inclusievere en veerkrachtigere economie kan vergemakkelijken; wijst er nogmaals op dat deze transitie aanzienlijke structurele veranderingen vereist en dat niet alle lidstaten, regio’s en steden dezelfde uitgangspositie en responscapaciteit hebben om die aan te pakken; benadrukt in het bijzonder dat er voor de nieuwe groeistrategie voldoende middelen ter beschikking moeten worden gesteld, waaronder herstelfondsen en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, teneinde de Unie in staat te stellen haar toezeggingen te honoreren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat niemand buiten de boot valt, en is voornemens de uitvoering van de strategie in de begroting 2022 nauwlettend in de gaten te houden; onderstreept in dit verband dat investeringen in energie-efficiëntie, de circulaire economie, duurzame en betaalbare slimme mobiliteit en moderne en veerkrachtige EU-infrastructuur essentiële factoren zijn om het concurrentievermogen te herstellen, bij te dragen aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU, de strategische autonomie van de EU te vergroten en duurzame industrieën te bevorderen; erkent voorts de cruciale rol van de Connecting Europe Facility (CEF) doordat zij de Unie en al haar regio’s, met inbegrip van ultraperifere, insulaire en dunbevolkte regio’s, in de vervoers-, de digitale en de energiesector met elkaar verbindt;

14.  onderstreept het belang van de ondersteuning van klimaatactie en milieubescherming door in de EU-begroting extra middelen ter beschikking te stellen voor de desbetreffende programma’s en instrumenten, met name het LIFE-programma; benadrukt bovendien dat, in de geest van klimaatmainstreaming, de inspanningen op alle beleidsterreinen moeten worden opgevoerd om het algemene streefcijfer voor klimaatuitgaven voor het gehele MFK 2021-2027 van ten minste 30 % van het totaalbedrag van de Uniebegroting en van de uitgaven in het kader van het herstelinstrument van de Europese Unie te halen; benadrukt voorts dat er onophoudelijk moet worden toegewerkt naar het beschikbaar stellen van 7,5 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het MFK voor biodiversiteitsdoelstellingen in 2024, en 10 % vanaf 2026; dringt erop aan dat het Parlement volledig wordt betrokken bij de ontwikkeling van robuustere, transparantere en uitgebreidere methoden voor het verrichten en volgen van dergelijke uitgaven, en ziet uit naar de jaarlijkse raadplegingen met de Commissie en de Raad, zoals vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord;

15.  verzoekt de Commissie en de lidstaten voldoende financiering te waarborgen voor de uitvoering van de EU-strategie voor duurzaam gebruik van chemische stoffen, onder meer door onderzoek en innovatie voor de transitie naar veilige en inherent duurzame chemische stoffen, materialen en producten te bevorderen en door toereikende en duurzame middelen te garanderen voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), en voor de uitvoering van het actieplan voor de circulaire economie op basis van niet-toxische materiaalcycli en het aanstaande actieplan om de vervuiling van lucht, water en bodem tot nul terug te brengen;

Een sterke Europese gezondheidsunie

16.  bekrachtigt het belang en het potentieel van het programma EU4Health, dat in het nieuwe MFK het grootste met middelen van de EU gefinancierde gezondheidsprogramma ooit is geworden; verwacht dat de synergieën zullen worden versterkt tussen alle EU-programma’s die gericht zijn op de verbetering van de capaciteit van de gezondheidsstelsels van de EU en hun paraatheid en preventiecapaciteit in geval van crises, en programma’s die voorzien in aanvullende investeringen in de gezondheidssector, zoals het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), Horizon Europa en Digitaal Europa; is van mening dat het aanleggen van reserves een prioriteit moet blijven in de EU-begroting door middel van de programma’s RescEU en EU4Health; benadrukt het belang van het EU-mechanisme voor civiele bescherming om ervoor te zorgen dat de EU beter voorbereid is en beter kan reageren op natuurrampen, pandemieën en noodsituaties;

17.  herinnert eraan dat de COVID-19-crisis de gezondheidsstelsels van de lidstaten onder ongekende druk heeft gezet en tekortkomingen in de productiecapaciteit van vaccins en andere essentiële medische producten in de Unie aan het licht heeft gebracht; benadrukt daarom dat de Unie behoefte heeft aan solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid, die zich vertalen in meer EU-bevoegdheden op het gebied van gezondheid en concretere stappen in de richting van een sterkere Europese gezondheidsunie; onderstreept dat uit de huidige crisis is gebleken dat er meer moet worden geïnvesteerd in gezondheidsinfrastructuur en -vaardigheden en dat het gebrek aan investeringen in het verleden gecorrigeerd moet worden; is in dit verband ingenomen met de mededeling van de Commissie over de HERA Incubator (COM(2021)0078) als instrument om de inspanningen op te voeren om COVID-19-varianten op te sporen, vaccins aan te passen, de efficiëntie van klinische proeven te verbeteren, de wettelijke goedkeuring te versnellen en de vaccinproductie op te schalen; wijst erop dat de productiecapaciteit zich grotendeels buiten de Unie bevindt, wat de levering van geneesmiddelen bemoeilijkt op momenten dat er behoefte aan is en een belemmering is die bij de opbouw van de Europese gezondheidsunie moet worden weggenomen; benadrukt hoe belangrijk het is te zorgen voor voldoende middelen om de productiecapaciteit voor vaccins, tegengiffen en andere essentiële geneesmiddelen in de lidstaten te helpen vergroten en ervoor te zorgen dat middelen uit de EU-begroting 2022 in noodgevallen snel kunnen worden ingezet;

18.  betreurt dat bij 2,7 miljoen personen in de EU in 2020 kanker werd vastgesteld en dat ongeveer 1,3 miljoen mensen aan deze ziekte zijn overleden; is ingenomen met het Europese plan voor kankerbestrijding, een belangrijke pijler voor een sterkere Europese gezondheidsunie; erkent, in overeenstemming met dit plan, dat er behoefte is aan een daadkrachtiger aanpak van de Unie van kankerpreventie, -behandeling en -zorg; vraagt dat er in de begroting van 2022 voldoende middelen worden uitgetrokken voor de relevante EU-programma’s, namelijk EU4Health en het cluster Gezondheid binnen pijler II van Horizon Europa en Digitaal Europa, teneinde nieuwe technologieën, onderzoek en innovatie te financieren in het kader van de strijd van de EU tegen kanker;

19.  wijst met name op de cruciale rol van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) in de huidige COVID-19-pandemie; dringt aan op voldoende financiering in de begroting 2022 om deze belangrijke agentschappen in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten; kijkt uit naar het voorstel tot oprichting van een EU-autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (Health Emergency Preparedness and Response Authority — HERA) om te zorgen voor doeltreffende, gecoördineerde paraatheid en responscapaciteit van de Unie in geval van toekomstige gezondheidscrises; herinnert eraan dat HERA nieuwe middelen moet krijgen om ervoor te zorgen dat zij geen negatieve gevolgen heeft voor bestaande programma’s, beleidsmaatregelen en agentschappen en om te zorgen voor doeltreffende synergieën met het EMA en het ECDC;

Inclusief herstel met de nadruk op de jonge generatie

20.  onderstreept dat, net als tijdens de nasleep van de financiële crisis van 2008, ook nu weer met name jonge mensen bijzonder zwaar worden getroffen door de gevolgen van de COVID-19-crisis, die onder meer heeft geresulteerd in een hogere jeugdwerkloosheid en negatieve effecten op onderwijs en geestelijke gezondheid, met name voor degenen die de arbeidsmarkt betreden; benadrukt daarom dat alle financieringsmogelijkheden volledig moeten worden onderzocht om de integratie op de arbeidsmarkt met succes te verbeteren, met name via beroepsopleiding, maatregelen ter verbetering van de sociale inclusie, arbeidsomstandigheden en sociale bescherming, ook voor personen met een handicap, alsmede de vooruitzichten voor jongeren op het gebied van gezin en leven, rekening houdend met de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven;

21.  is ervan overtuigd dat duurzaam herstel in de Unie niet mogelijk is zonder een gestructureerde strategie voor Europa’s jonge generatie; wijst er in dit verband op dat het bijzonder belangrijk is meer financiële middelen ter beschikking te stellen voor programma’s van de Unie zoals Erasmus+, waarvan het succes bij het verbreden van de mogelijkheden op het gebied van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid in de hele Unie onbetwistbaar is; benadrukt dat Erasmus+ een vlaggenschipprogramma van de Unie is dat algemeen bekend is bij de burgers en tastbare resultaten heeft opgeleverd; wijst op het potentieel van dit programma voor het bevorderen van excellentie en het waarborgen van de toegang van jongeren tot innovatie en ondernemerschap door op inclusieve wijze begeleiding en onderwijs aan te bieden, alsook op de behoefte aan opleidings- en mobiliteitsacties in het volwassenenonderwijs; betreurt de negatieve impact van de COVID-19-crisis op het Erasmus+-programma, die ertoe heeft geleid dat aanzienlijk minder deelnemers deze ervaring hebben kunnen opdoen; onderstreept in dit verband het belang van de begroting 2022 om gemiste kansen te compenseren; verzoekt de Commissie de voorlichting over het Europees burgerschap en de betrokkenheid van burgers verder te bevorderen; herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om ten minste 10 % van de middelen in het kader van hun herstel- en weerbaarheidsplannen te besteden aan hoogwaardig en inclusief onderwijs;

22.  beklemtoont dat er behoefte is aan duurzame langetermijnoplossingen voor het met succes aanpakken van structurele demografische uitdagingen, alsook voor het beperken van de kennisvlucht in plattelands-, insulaire, perifere en minder ontwikkelde gebieden en regio’s van de EU; benadrukt dat er financiële middelen nodig zijn om regio’s die met een bevolkingsdaling kampen, nieuw leven in te blazen door middel van investeringen in sociaal en demografisch beleid ter ondersteuning van gezinnen en om de vergrijzende bevolking in Europa voldoende ondersteuning te bieden wat toegang tot gezondheidszorg, mobiliteit en openbare diensten betreft; benadrukt dat er passende structuren moeten worden opgezet om trends te bestuderen en maatregelen voor te stellen om demografische veranderingen adequaat aan te pakken, bijvoorbeeld door in de toekomst specifieke criteria op te nemen in de toewijzingsmethode voor structuurfondsen;

23.  benadrukt dat vrouwen onevenredig hard door de gevolgen van de COVID-19-crisis zijn getroffen; onderstreept dat het belangrijk is genderbewuste budgettering in te voeren om ervoor te zorgen dat overheidsuitgaven vrouwen en mannen in gelijke mate ten goede komen; verzoekt de Commissie in dit verband vaart te zetten achter de invoering van een doeltreffende, transparante en alomvattende methodologie, in nauwe samenwerking met het Parlement, om relevante genderuitgaven te meten, zoals bepaald in het Interinstitutioneel Akkoord, zodat er voor de begroting 2022 concrete resultaten kunnen worden getoond en de methodologie tot alle MFK-programma’s kan worden uitgebreid; verzoekt verder om een snelle uitvoering van de EU-strategie voor gendergelijkheid; wijst op het verontrustende en toenemende verzet tegen gendergelijkheid en vrouwenrechten en het belang van het mobiliseren van alle EU-instrumenten om deze situatie tegen te gaan; verzoekt om aanvullende middelen om de bescherming en bevordering van en universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te stimuleren en om vrouwelijke mensenrechtenverdedigers te steunen;

24.  onderstreept dat in het herstelproces niemand aan zijn lot mag worden overgelaten en dat de Unie en de lidstaten daarom het risico op armoede en sociale uitsluiting moeten aanpakken; benadrukt dat de begroting van de Unie voor 2022 en het herstelinstrument van de Europese Unie (EURI) moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en de totstandkoming van de Europese pijler van sociale rechten door het ondersteunen van een leven lang leren, het versterken van de sociale dialoog en het waarborgen van toegang voor iedereen tot essentiële diensten zoals gezondheidszorg, mobiliteit, toereikende voeding en fatsoenlijke huisvesting; onderstreept in dit verband de toegevoegde waarde van het ESF+ en is van mening dat er onder gedeeld beheer adequate financiering moet worden toegewezen aan de uitvoering van de jongerengarantie en de aankomende kindergarantie; is ingenomen met de nadruk op de sociale dimensie van Europa tijdens de volgende sociale top in Porto;

25.  onderstreept dat de culturele en creatieve sectoren, evenals het cultureel toerisme tot de sectoren behoren die het zwaarst getroffen zijn door de crisis die de EU doormaakt, en dat dit zo zal blijven; roept op tot aanvullende maatregelen voor die sectoren en tot aanvullende financiering voor verwante EU-programma’s, met name het programma Creatief Europa; is ingenomen met het creatieve en interdisciplinaire initiatief “nieuw Europees Bauhaus” en pleit voor adequate en transparante aanvullende financiering voor dit initiatief;

Een veilige en welvarende toekomst bieden aan de burgers van Europa

26.  is van oordeel dat economische groei en de welvaart, de interne veiligheid, de bescherming van de buitengrenzen van de EU, de grondrechten, de goede werking van de Schengenzone en het vrij verkeer binnen de EU onlosmakelijk met elkaar verbonden en wederzijds voordelig zijn; beklemtoont dat een verdere integratie van de Schengenzone, gebaseerd op deskundigenbeoordelingen, de lidstaten aan de buitengrenzen van de Unie meer financiële mogelijkheden zal geven voor grensbeheer; herinnert eraan dat het Schengengebied economische voordelen oplevert voor de deelnemende landen; benadrukt dat de EU-economie kan worden gestimuleerd door de toetreding tot het Schengengebied van de kandidaat-lidstaten die al aan alle technische vereisten voldoen; benadrukt dat de toetreding van deze lidstaten tot het Schengengebied de effecten van de EU-begroting en de herstelfondsen zou vergroten en een directe impact zou hebben op het versnellen van het economisch herstel; herhaalt zijn oproep om Roemenië, Bulgarije en Kroatië snel in het Schengengebied te integreren; beklemtoont het belang van robuuste EU-investeringen op het gebied van interne veiligheid, teneinde de handhaving van het EU-recht en de justitiële reactie op grensoverschrijdende criminele dreigingen te verbeteren en de informatie-uitwisseling te bevorderen;

27.  neemt nota van het feit dat in het meerjarig financieel kader 2021-2027 hogere bedragen voor de uitvoering van het migratie-, asiel- en integratiebeleid zijn uitgetrokken dan in de voorgaande jaren; verwacht dat asiel en migratie hoog op de agenda van de EU zullen blijven staan; benadrukt dat solidariteitsmaatregelen, zoals herplaatsingsprogramma’s, hervestiging en toelating op humanitaire gronden, van cruciaal belang blijven in afwachting van een zinvolle hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel; benadrukt in dit verband dat de lidstaten financiële steun nodig zullen blijven hebben voor de opvang, registratie en behandeling van asielaanvragen, alsook voor terugkeer en herplaatsing; dringt erop aan dat er meer middelen worden uitgetrokken voor de coördinatie met de landen van doorreis en herkomst van irreguliere migranten, met als doel mensenhandel en mensensmokkel aan banden te leggen en een halt toe te roepen; is ernstig bezorgd over het aanhoudende verlies van mensenlevens in het Middellandse Zeegebied en is van mening dat opsporing en redding een verantwoordelijkheid zijn die niet uitsluitend aan niet-statelijke actoren kan worden overgelaten; voegt hieraan toe dat niet-EU-landen aan de buitengrenzen van de Unie die worden geconfronteerd met migratiestromen naar de EU, ook financiële ondersteuning nodig zullen blijven hebben; benadrukt de belangrijke rol van de Europese grens- en kustwacht (Frontex) in dit verband en zijn onlangs uitgebreide mandaat, en dringt aan op toereikende financiering voor Frontex om het agentschap in staat te stellen zijn taken uit te voeren op alle gebieden die onder zijn verantwoordelijkheid en nieuwe mandaat vallen; benadrukt dat het doeltreffende beheer van de buitengrenzen moet voldoen aan het internationale en Unierecht, waarbij in het bijzonder het recht op asiel en het beginsel van non-refoulement moeten worden geëerbiedigd, met name in de context van de recente beschuldigingen over mogelijke betrokkenheid bij uitzettingen; wijst daarom nogmaals op de noodzaak van de aanwerving van grondrechtenfunctionarissen, overeenkomstig artikel 110 van Verordening (EU) 2019/1896(13), om bij te dragen aan de bevordering van de grondrechten in het kader van het Europees geïntegreerd grensbeheer; benadrukt dat verhogingen van de begrotingstoewijzingen voor Frontex gepaard moeten gaan met een overeenkomstige toename van de verantwoordingsplicht en de transparantie, en dat er de voorwaarde aan moet worden gekoppeld dat het agentschap zich ertoe verbindt het recht van de Unie na te leven;

28.  geeft aan dat alle agentschappen die op het gebied van veiligheid, justitie, rechtshandhaving, grondrechten, asiel en migratie, en grensbeheer actief zijn, over voldoende financiering, personeelsleden en opleidingsmogelijkheden moeten beschikken, om hun steeds groter wordende takenpakket uit te kunnen voeren, en wijst op het belang van onderlinge samenwerking, de noodzaak van technologische innovatie en aanpassing, en de essentiële rol die zij spelen bij het verbeteren van de samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten; wijst op het belang van een deugdelijke implementatie en een goed operationeel beheer van grootschalige IT-systemen van de EU op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie;

29.  is groot voorstander van grotere inspanningen van de EU om toenemende gevaren voor de veiligheid zoals terrorisme, radicalisering en gewelddadig extremisme, criminele smokkel, mensenhandel, drugssmokkel, cybercriminaliteit en hybride dreigingen in Europa en de buurlanden, evenals desinformatiecampagnes tegen Europese democratieën vanuit derde landen aan te pakken, en dergelijke programma’s op EU-niveau beter te coördineren; wijst erop dat recente terroristische aanslagen hebben aangetoond dat de interoperabiliteit van informatiesystemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken dringend moet worden verbeterd om de interne veiligheid in de Unie te kunnen versterken; wijst erop dat de pandemie heeft geleid tot nieuwe uitdagingen op het gebied van criminaliteit; is daarom ingenomen met de strategie voor een veiligheidsunie die de Commissie op 24 juli 2020 heeft gepresenteerd, en dringt aan op adequate financiering van de actieplannen in dat verband;

30.  herinnert eraan dat eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor de naleving van de beginselen van goed financieel beheer die zijn verankerd in artikel 317 VWEU; is ingenomen met de inwerkingtreding op 1 januari 2021 van de verordening betreffende de rechtstaat, waarin een algemene conditionaliteitsregeling wordt vastgesteld voor de bescherming van de Uniebegroting, en maakt zich sterk voor het waarborgen van de volledige, onmiddellijke en juiste uitvoering ervan; dringt aan op een aanzienlijke verhoging van de financiële middelen die worden aangewend om de bescherming van deze fundamentele beginselen te waarborgen; onderstreept daarom het belang van een goed uitgerust en van toereikende financiële en personele middelen voorzien Europees Openbaar Ministerie (EOM) voor de bestrijding van misdrijven die de Uniebegroting ondermijnen, en staat erop dat het follow-up moet kunnen geven aan achterstallige openstaande zaken en de capaciteit moet hebben om alle nieuwe zaken te evalueren en te onderzoeken;

31.  benadrukt dat de bevordering van Europese waarden en culturen een actieve rol speelt bij de ondersteuning van de democratie, non-discriminatie en gendergelijkheid, alsmede bij de aanpak van desinformatie en nepnieuws; uit zijn bezorgdheid over de verslechtering van de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten in sommige lidstaten en onderstreept de noodzaak van financiële middelen ter ondersteuning van de pers-, media- en artistieke vrijheid in de Unie; benadrukt dat het nieuwe programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden van strategisch belang is voor het versterken van het Europees burgerschap en de democratie, gelijkheid en de rechtsstaat in de EU, evenals voor het ondersteunen van slachtoffers van gendergebaseerd geweld; wijst er tevens op dat het justitieprogramma een specifieke doelstelling bevat, namelijk de ondersteuning en bevordering van de justitiële opleiding, met het oog op de bevordering van een gemeenschappelijke juridische, justitiële en rechtsstatelijke cultuur; vraagt dat de financiering voor deze programma’s tijdens de MFK-periode gelijkmatig wordt uitgegeven en dringt aan op volledige besteding van de jaarlijkse middelen voor de specifieke genoemde doelstellingen; is voorts ingenomen met het vele werk dat het Bureau voor de grondrechten continu verzet met betrekking tot het recht en de praktijk van de lidstaten op deze gebieden; is van mening dat de conferentie over de toekomst van Europa een van de instrumenten is om een aantal uitdagingen op het gebied van democratie en grondrechten aan te pakken en acht het van het grootste belang dat elke EU-instelling die betrokken is bij de opzet en het beheer van de komende conferentie beschikt over een toereikende administratieve begroting;

32.  wijst op de belangrijke bijdrage die het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) levert door de onderliggende oorzaken van migratie en gedwongen verplaatsing aan te pakken, door duurzame ontwikkeling, democratie, politieke en economische hervormingen, de rechtstaat en mensenrechten te bevorderen en door verkiezingsprocessen te ondersteunen; onderstreept voorts het strategisch belang van het uitbreidingsbeleid in de landen van de Westelijke Balkan; dringt in dit verband aan op aanvullende financiering voor de Westelijke Balkan en de oostelijke en zuidelijke buurlanden, alsook voor de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) en voor humanitaire hulp; onderstreept de verantwoordelijkheid van de EU om te waarborgen dat zij over voldoende middelen beschikt om de geopolitieke gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken, te zorgen voor een veilig en stabiel mondiaal klimaat en solidariteit te tonen met zwaar getroffen derde landen door de externe financieringsinstrumenten van de EU te mobiliseren om deze landen te helpen de capaciteit van hun gezondheidszorgstelsels te versterken, onder meer door hun toegang tot vaccins te verbeteren en de sociaaleconomische gevolgen van de crisis te verzachten; benadrukt hoe belangrijk het is om het distributiesysteem voor COVID-19-vaccins, COVAX, te eerbiedigen teneinde billijke toegang tot vaccins voor de kwetsbaarste landen te garanderen; is verder ingenomen met het feit dat rechtstreekse steun zal worden verleend aan de buurlanden van de EU, en met name aan haar directe buurlanden;

33.  wijst er opnieuw op dat het belangrijk is de begroting van de EU van een voldoende gedetailleerde nomenclatuur te voorzien zodat de begrotingsautoriteit haar rol op het gebied van besluitvorming doeltreffend kan vervullen en met name het Parlement zijn taken met betrekking tot democratisch toezicht en democratische controle binnen alle rubrieken kan uitoefenen; dringt er daarom op aan dat de begrotingsnomenclatuur de overeenkomst over de NDICI-verordening volledig en zo spoedig mogelijk weerspiegelt; verzoekt de Commissie in dit verband een ontwerp van gewijzigde begroting bij de EU-begroting 2021 in te dienen tot uitvoering van de in het kader van de onderhandelingen over de NDICI-verordening bereikte overeenkomst over vijf afzonderlijke toewijzingen voor geografische programma’s in Azië, met name het Midden-Oosten, Zuid-Azië, Centraal-Azië, Noord- en Zuidoost-Azië en de Stille Oceaan, door de invoering van overeenkomstige afzonderlijke begrotingslijnen; is van mening dat een dergelijke harmonisering vóór de begrotingsprocedure van 2022 kan en moet plaatsvinden;

34.  benadrukt hoe belangrijk het is te zorgen voor toereikende financiering, zowel vanuit de lidstaten als via het Europees Defensiefonds teneinde het gemeenschappelijk defensiebeleid van de EU geleidelijk te kunnen bepalen, alsook de veiligheid en strategische autonomie van de EU te kunnen vergroten; onderstreept voorts dat het concurrentievermogen en de innovatie in de Europese defensie-industrie moeten worden verbeterd, hetgeen kan bijdragen tot het bevorderen van groei en werkgelegenheid, en dat de inzetbaarheid en operationele doeltreffendheid moeten worden verbeterd door meer inspanningen te leveren voor de gezamenlijke ontwikkeling van militaire en civiele vermogens;

Specifieke en horizontale aspecten van de begroting 2022

35.  verwacht, in de aanloop naar de goedkeuring van de begroting 2022, dat het volledige potentieel van het MFK-pakket zal worden gerealiseerd en is voornemens de tenuitvoerlegging van alle elementen van de bereikte overeenkomst nauw te volgen; herinnert eraan dat 2022 het eerste jaar van toepassing van de programmaspecifieke aanpassingen krachtens artikel 5 van de MFK-verordening is, onder andere betreffende de middelen voor de EU-vlaggenschipprogramma’s die met het nieuwe, op boetes stoelende mechanisme zullen worden gefinancierd;

36.  wijst op de ernstige vertragingen bij de uitvoering van EU-programma’s en -fondsen, met name programma’s onder gedeeld beheer, in de periode 2014-2020; verzoekt de lidstaten de uitvoering van die programma’s te versnellen zodat de tijdige start van de nieuwe EU-programma’s uit het MFK 2021-2027 en de programma’s die in het kader van het EURI worden gefinancierd niet in gevaar komt; uit zijn bezorgdheid over mogelijke verdere vertragingen in de uitvoering van de nieuwe MFK-programma’s, aangezien de lidstaten eerst moeten voldoen aan de zeer strakke tijdsplanning voor de uitvoering van de faciliteit voor herstel en veerkracht;

37.  betreurt bovendien de late goedkeuring van het MFK 2021-2027 en is van mening dat de gevolgen van deze vertraging gedurende de hele huidige MFK-periode voelbaar zullen zijn; onderstreept dat de start van alle vlaggenschipprogramma’s van de EU, alsook de financiering van de Europese Green Deal en de digitaliseringsstrategie bijgevolg aanzienlijke vertraging hebben opgelopen; verwacht daarom dat alles in het werk zal worden gesteld om ervoor te zorgen dat alle nieuwe EU-programma’s in 2022 volledig operationeel zijn; herinnert in dit verband aan de gemeenschappelijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie over het aanpakken van de COVID-19-crisis zoals vervat in de gezamenlijke conclusies betreffende de begroting 2021, waarin met name wordt verklaard dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan sectoren van de economie die het zwaarst door de crisis worden getroffen, zoals toerisme en kmo’s, alsook aan mensen die het meest onder de crisis lijden;

38.  verwacht verder dat in de begroting 2022 voldoende betalingskredieten worden opgenomen, ter dekking van zowel de nieuwe programma’s als de afronding van bestaande programma’s, met name gezien de naar verwachting grotere behoefte aan betalingen op het gebied van cohesie en plattelandsontwikkeling, en ook om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie in de nodige economische stimulansen voorziet; is vastbesloten een toekomstige betalingscrisis, zoals de crisis waarvan sprake was aan het begin van de vorige MFK-periode, te voorkomen en beoogt daarom nauw toezicht te houden op de hoogte van de nog te betalen vastleggingen (RAL); verzoekt de Commissie onverwijld een ontwerp van gewijzigde begroting in te dienen dat noodzakelijk wordt geacht voor een verhoging van de betalingen in verband met een verdere versnelling van EU-programma’s;

39.  beklemtoont dat de EU-begroting in 2022 dankzij het EURI aanzienlijk zal worden versterkt, en dat ten minste 60 % van alle hiervoor beschikbare middelen vóór het eind van dat jaar in het kader van de verschillende programma’s moet worden vastgelegd; benadrukt dat het Parlement nauwlettend toezicht zal houden op de algehele uitvoering van het EURI, waarbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan de controle van de faciliteit voor herstel en veerkracht; maakt zich evenwel zorgen over de vertraging bij de opgenomen en verstrekte leningen in het kader van dit instrument, hetgeen toe te schrijven is aan het feit dat het nieuwe eigenmiddelenbesluit, dat daarvoor de grondslag vormt, nog niet van kracht is; benadrukt daarom dat het nieuwe eigenmiddelenbesluit dringend door de lidstaten moet worden geratificeerd om het tijdige herstel niet in gevaar te brengen, ten nadele van toekomstige generaties;

40.  wijst op de juridisch bindende aard van de routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen in de loop van het huidige MFK, die is verankerd in het IA, en geeft nogmaals aan een fervent voorstander te zijn van dit proces; onderstreept dat de Uniebegroting 2022 een brug zal vormen tussen de eerste en de tweede stap van deze routekaart; verzoekt met name de Raad, zodra de Commissie de wetgevingsvoorstellen presenteert over nieuwe eigen middelen op basis van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens, een heffing op digitale diensten en een EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS), onverwijld met beraadslagingen te beginnen zodat uiterlijk op 1 juli 2022 een besluit kan worden genomen; verwacht bovendien dat de besprekingen over de belasting op financiële transacties eind 2022 in het kader van intensievere samenwerking tot een goed einde zullen worden gebracht, zodat de Commissie met een voorstel voor eigen nieuwe middelen kan komen; wijst in dit verband op het belang van een soepele uitvoering, om ervoor te zorgen dat de nieuwe eigen middelen in ieder geval de uitgaven dekken in verband met de aflossing van kapitaal en rente in het kader van het EURI;

41.  onderstreept verder dat belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking negatieve gevolgen hebben voor de EU-begroting en voor nationale begrotingen; verzoekt om betere coördinatie op het gebied van belasting om de inkomstenbronnen van de EU en de lidstaten te beschermen;

42.  onderstreept de centrale rol die de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie spelen bij het verlenen van operationele ondersteuning en expertise om de doeltreffende uitvoering van de beleidsdoelstellingen van de EU te waarborgen; herinnert eraan dat agentschappen over voldoende personeel en middelen moeten beschikken, zodat zij hun taken volledig kunnen uitvoeren en optimale resultaten kunnen boeken; onderstreept dat de taken van de agentschappen evolueren in overeenstemming met beleidsprioriteiten, en benadrukt dat nieuwe verantwoordelijkheden gepaard moeten gaan met nieuwe middelen;

43.  onderstreept de waarde van proefprojecten en voorbereidende acties (PP-VA’s) bij het uitproberen van nieuwe beleidsinitiatieven en het leggen van de basis voor toekomstige acties van de Unie; is daarom van plan een pakket PP-VA’s voor te stellen dat aansluit bij zijn politieke prioriteiten; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de in de begroting vastgestelde PP-VA’s volledig, tijdig en in samenwerking met het Parlement worden uitgevoerd en meer zichtbaarheid krijgen om de impact ervan te maximaliseren;

44.  verzoekt de Commissie bij de opstelling van de ontwerpbegroting voor 2022 naar behoren rekening te houden met de politieke en budgettaire prioriteiten van het Parlement, zoals uiteengezet in deze resolutie; is echter bereid optimaal gebruik te maken van de bestaande flexibiliteit en andere bepalingen van de MFK-verordening en het Financieel Reglement, teneinde essentiële EU-programma’s in de begroting 2022 te versterken en adequaat te reageren op dringende behoeften in verband met onder meer de COVID-19-gezondheidscrisis en het herstelproces; dringt in dit verband aan op de tijdige activering van het instrument voor noodhulp en op de mobilisering van speciale MFK-instrumenten, zoals het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, om zo nodig financiële steun te verlenen;

o
o   o

45.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

(1) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(2) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11.
(3) PB C 444 I van 22.12.2020.
(4) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 december 2020 over het ontwerp van verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, bijlage 2: verklaringen (Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0357).
(5) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
(6) PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1.
(7) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.
(8) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 1.
(9) PB L 93 van 17.3.2021, blz. 1.
(10) PB C 242 van 10.7.2018, blz. 24.
(11) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0005.
(12) PB C 388 van 13.11.2020, blz. 18.
(13) Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 12 juli 2021Juridische mededeling - Privacybeleid