Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2037(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0043/2021

Ingediende teksten :

A9-0043/2021

Debatten :

PV 24/03/2021 - 29
CRE 24/03/2021 - 29

Stemmingen :

PV 25/03/2021 - 17
CRE 25/03/2021 - 17

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0110

Aangenomen teksten
PDF 190kWORD 61k
Donderdag 25 maart 2021 - Brussel
Versterking van de internationale rol van de euro
P9_TA(2021)0110A9-0043/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over het versterken van de internationale rol van de euro (2020/2037(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de bijdrage van de Commissie aan de Europese Raad en de Eurotop van 5 december 2018 getiteld “Naar een sterkere internationale rol van de euro” (COM(2018)0796),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 12 juni 2019 getiteld “Strengthening the international role of the euro – Results of the Consultations” (SWD(2019)0600),

–  gezien de aanbeveling van de Commissie van 5 december 2018 over de internationale rol van de euro op het gebied van energie (C(2018)8111) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2018)0483),

–  gezien de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s),

–   gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1308 van de Commissie van 21 september 2020 waarbij voor een beperkte periode wordt bepaald dat het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland gelijkwaardig is, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad(1), en met name overwegingen 5 en 6 daarvan,

–  gezien de jaarlijkse evaluatie van de Europese Centrale Bank (ECB) van 9 juni 2020 over de internationale rol van de euro,

–  gezien zijn resolutie van 12 april 2016 inzake de rol van de EU in het kader van de internationale financiële, monetaire en regelgevende instellingen en organen(2),

–  gezien zijn resolutie van 8 oktober 2020 over de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie (KMU): de toegang tot kapitaalmarktfinanciering verbeteren, met name voor kmo’s, en de deelname van kleine beleggers bevorderen(3),

–  gezien zijn verslag van 18 september 2020 met aanbevelingen aan de Commissie over digitaal geldwezen: opkomende risico’s in verband met cryptovaluta – uitdagingen inzake regelgeving en toezicht op het gebied van financiële diensten, instellingen en markten(4),

–  gezien zijn resolutie van 13 november 2020 over het investeringsplan voor een duurzaam Europa – Financiering van de Green Deal(5),

–  gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over de bankenunie – jaarverslag 2019(6),

–  gezien zijn resolutie van 12 februari 2020 over de Europese Centrale Bank – jaarverslag 2018(7),

–  gezien de toespraak over de Staat van de Unie van september 2020(8),

–  gezien het verslag van de ECB van oktober 2020 over een digitale euro(9),

–  gezien het aangepast werkprogramma van de Commissie voor 2020(10) (COM(2020)0440),

–  gezien de studie in opdracht van zijn Commissie economische en monetaire zaken (ECON) van september 2020 met als titel “Post-COVID-19 Global Currency Order: Risks and Opportunities for the Euro”(11),

–  gezien werkdocument 26760 van de NBER-reeks van Ethan Ilzetzki (London School of Economics), Carmen M. Reinhart (Harvard University) en Kenneth S. Rogoff (Harvard Kennedy School) van februari 2020, getiteld “Why is the euro punching below its weight?”(12),

–  gezien de bijdrage van Bruegel van 5 juni 2020 met als titel “Is the COVID-19 crisis an opportunity to boost the euro as a global currency?”(13),

–  gezien de studie verricht door zijn directoraat-generaal Intern Beleid van de Unie (DG IPOL) van 13 februari 2019 met als titel “Euro at 20: Background reader – collection of studies and assessments”(14),

–  gezien de keynote speech van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, van 5 maart 2020 over de internationale rol van de euro aan het Centrum voor Europese Beleidsstudies(15),

–  gezien de opmerkingen van voorzitter Charles Michel na afloop van de vergaderingen van de Europese Raad van 13 december 2019(16),

–  gezien de diepgaande analyse van juni 2020 op verzoek van zijn Commissie economische en monetaire zaken, als onderdeel van de Monetary Dialogue Papers, met als titel “The International Role of the Euro: State of Play and Economic Significance”(17),

–  gezien de inleidende verklaring van ECB-voorzitter Christine Lagarde van 8 juni 2020 tijdens de hoorzitting bij zijn Commissie economische en monetaire zaken(18),

–  gezien de toespraak van 7 juli 2020 gehouden door Fabio Panetta, directielid van de ECB, getiteld “Unleashing the euro’s untapped potential at global level”(19),

–  gezien de studie van Barry Eichengreen, University of California, Berkeley van april 2010 met als titel “Managing a Multiple Reserve Currency World”(20),

–  gezien het blogbericht van Bruegel van 3 december 2018, getiteld “The international role of the euro”(21),

–  gezien de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) van januari 2020, getiteld “Economic and Budgetary Outlook for the European Union”(22),

–  gezien de briefing van de EPRS van 2 juli 2019, met als titel “Towards unified representation for the euro area within the IMF”(23),

–  gezien de briefing van oktober 2020 van de afdeling Ondersteuning economische governance van DG IPOL, met als titel “Guidance by the EU supervisory and resolution authorities on Brexit”(24),

–  gezien de gegevens van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over de valutasamenstelling van officiële deviezenreserves (COFER)(25),

–  gezien Eurostat News Release nr. 84/2020 van 19 mei 2020, getiteld “The 2017 results of the International Comparison Program”(26),

–  gezien Eurostat News Release nr. 137/2020 van 16 september 2020, getiteld “Euro area international trade in goods surplus EUR 27.9 bn”(27),

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0043/2021),

A.  overwegende dat de euro in zijn twintigjarig bestaan een positief symbool is geworden van de eenheid, integratie en economische sterkte van Europa en van de positie van Europa in de wereld, en een kanaal voor de verspreiding van Europese waarden als democratie, vrije markten en internationale samenwerking;

B.   overwegende dat de euro de officiële munteenheid van de eurozone is, waarvan momenteel 19 van de 27 EU-lidstaten lid zijn, en door een meerderheid van de burgers in alle lidstaten van de eurozone als gemeenschappelijke munt wordt gesteund(28); overwegende dat Bulgarije, Kroatië en Denemarken hun respectieve valuta’s hebben verankerd aan de euro via het wisselkoersmechanisme (ERM II) en overwegende dat de euro tevens de officiële valuta(29) of de “de facto”-valuta(30) van bepaalde niet-EU-gebieden is; overwegende dat de beslissing van ontwikkelingslanden om hun valuta’s aan de euro te koppelen van invloed kan zijn op hun economieën en op hun langetermijnvooruitzichten voor duurzame ontwikkeling;

C.  overwegende dat de euro, ondanks de economische omvang van de eurozone en haar invloed op de wereldhandel, veel minder dan de Amerikaanse dollar wordt gebruikt als internationale reservevaluta(31), als factuurvaluta(32) en als valuta voor internationale deviezentransacties en schuldeffecten(33), maar verhoudingsgewijs nagenoeg evenveel wordt gebruikt voor het verrichten van internationale betalingen; overwegende dat de euro nog steeds de op een na belangrijkste munteenheid in het internationale monetaire systeem is;

D.  overwegende dat het mondiale potentieel van de euro nog niet volledig is gerealiseerd en dat de voordelen van de euro ongelijk zijn verdeeld over de lidstaten van de eurozone;

E.  overwegende dat volgens de samengestelde index van de ECB voor de internationale rol van de euro de euro als internationale valuta al in 2005 zijn piek beleefde, de internationalisering van de euro vervolgens een omgekeerde trend heeft laten zien en de euro sindsdien niet meer de status heeft bereikt die hij voorheen had; overwegende dat de COVID-19-crisis het pleidooi voor een grotere internationale rol van de euro nieuw momentum heeft gegeven;

F.  overwegende dat een versterkte internationale rol van de euro de EU in staat zal stellen het welzijn van Europese burgers te verbeteren, zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en een internationaal bestel dat is gebaseerd op intensievere multilaterale samenwerking en goed mondiaal bestuur te bevorderen, zoals bedoeld in artikel 21 VEU; overwegende dat de beleidsmaatregelen die worden genomen teneinde de internationale rol van de euro te versterken de algemene doelstellingen van de Unie, met inbegrip van duurzame ontwikkeling, volledige werkgelegenheid en industriebeleid, moeten nastreven, alsmede moeten zijn gericht op het verbeteren van de sociale veerkracht, de interne samenhang en de werking van de eurozone, en mondiale economische betrekkingen moeten bevorderen die stroken met de doelstellingen van de Europese Green Deal, de Overeenkomst van Parijs, de SDG’s en de Europese pijler van sociale rechten;

G.  overwegende dat de huidige geopolitieke verschuivingen en uitdagingen voor de internationale handel – onder meer de verstoring van waardeketens, technologische ontwikkelingen, de digitale transformatie, de opkomst van China als economische macht en de recente geopolitieke uitdagingen die aan het multilateralisme worden gesteld – kunnen leiden tot een multipolaire wereldeconomie, en op die manier de weg kunnen bereiden voor een mogelijke verschuiving naar een multivalutareservesysteem waarin de euro aan marktdeelnemers overal ter wereld aanvullende valutakeuzes zou kunnen bieden en een verlaging van de mondiale financiële risico’s mogelijk zou kunnen maken;

H.  overwegende dat een grotere internationale rol van de euro en een groter gebruik ervan als reservevaluta de financiële autonomie van de eurozone zouden vergroten, de eurozone zouden beschermen tegen het gebruik van valuta’s als instrument van buitenlands beleid door regeringen van derde landen en de EU beter in staat zouden stellen om zelf haar mondiaal beleid te bepalen;

I.  overwegende dat de EU de integriteit van haar financiële infrastructuren en de onafhankelijkheid van haar marktdeelnemers en van mondiale netwerken voor financiële transacties moet beschermen tegen unilateralisme in het buitenlands beleid en mogelijke extraterritoriale sancties door rechtsgebieden van derde landen en dat zij tegelijkertijd de doeltreffende handhaving van haar eigen sanctiebeleid moet waarborgen;

J.  overwegende dat het besluit om een valuta te gebruiken uiteindelijk wordt bepaald door de voorkeuren van marktdeelnemers, en dat het vertrouwen in de stabiliteit van een munteenheid een cruciale factor is die hun keuze beïnvloedt en dat dit een belangrijk criterium is aan de hand waarvan centrale banken en overheden beslissen over de samenstelling van hun internationale reserves; overwegende dat de mate waarin een specifieke valuta wordt gebruikt door externe actoren verband houdt met de integriteit en de interne samenhang van het rechtsgebied dat die valuta uitgeeft; overwegende dat de stabiliteit van een munteenheid mede wordt bepaald door de stabiliteit van de instellingen die die munteenheid schragen en dat er meer Europese integratie nodig is teneinde de institutionele en politieke stabiliteit die het fundament onder de euro vormt te versterken;

K.  overwegende dat de rol van internationale munteenheden wordt bepaald door een combinatie van diverse factoren; overwegende dat landen met dominante valuta’s historisch gezien worden gekarakteriseerd door een grote en groeiende economie, vrij verkeer van kapitaal, de bereidheid om een internationale rol te spelen, stabiliteit, het vermogen om te voorzien in een groot en elastisch aanbod van veilige activa, goed ontwikkelde financiële markten en aanzienlijke geopolitieke aanwezigheid; overwegende dat, op de lange termijn, de aantrekkelijkheid van een gegeven munteenheid eveneens wordt bepaald door de vitaliteit van de economie van het rechtsgebied van uitgifte; overwegende dat de omvang van de economie van de eurozone en het vrije verkeer van kapitaal voldoen aan de basisvoorwaarden voor een versterking van de internationale rol van de euro, maar dat daar tegenover staat dat de financiële en kapitaalmarkten nog te zeer gefragmenteerd zijn, de zwaar op banken leunende fiscale architectuur van de eurozone nog niet is voltooid en de beschikbaarheid van activa van hoge kwaliteit voor mondiale beleggers ontoereikend is;

L.  overwegende dat een sterke internationale valuta het voor een rechtsgebied mogelijk maakt grote hoeveelheden schuldinstrumenten uit te geven die in markten wereldwijd als risicovrij worden beschouwd en te profiteren van het zogeheten “exorbitant voorrecht”, seigniorage en het vermogen om staatsobligaties tegen lage rentetarieven uit te geven, en dat een sterke internationale valuta ondernemingen bovendien in staat stelt te profiteren van de stabiliteit die voortvloeit uit het feit dat zij internationale transacties in hun eigen munteenheid kunnen verrichten;

M.  overwegende dat de internationale rol van de euro op lange termijn in hoge mate zal afhangen van het ondernemingsklimaat in de eurozone en de deugdelijkheid van het begrotingsbeleid van de lidstaten van de eurozone; overwegende dat voor het economisch herstel na afloop van de pandemie degelijk monetair en begrotingsbeleid vereist is, zowel op EU-niveau als op het niveau van de lidstaten van de eurozone; overwegende dat er een goede mix van monetair en begrotingsbeleid nodig is om een diepere en stabielere economische en monetaire unie (EMU) op te bouwen, hetgeen noodzakelijk is om de invloed van de euro en de voordelen van de euro voor de lidstaten van de eurozone te vergroten;

N.  overwegende dat de eurozone voor grote uitdagingen staat, met name in verband met de klimaatverandering, cyberbeveiliging, het witwassen van geld en terrorismefinanciering, evenals voor geopolitieke uitdagingen, waaronder de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU;

O.  overwegende dat het VK sinds 31 januari 2020 geen lidstaat van de EU meer is; overwegende dat de terugtrekking van het VK uit de EU structurele veranderingen met zich meebrengt voor het financieel stelsel van de EU en voor de stabiliteit van dat stelsel, zodat het nu meer dan ooit nodig is om de kapitaalmarkten van de EU verder te integreren en te verbeteren om hen aantrekkelijk, concurrerend, weerbaar en duurzaam te maken, en derhalve marktversnippering te voorkomen en de kapitaalmarkten in staat te stellen op wereldniveau te concurreren en een op de wereld en op samenwerking gerichte mentaliteit voor te staan; overwegende dat er nauwlettend op moet worden toegezien dat een polycentrisch financieel en kapitaalmarktenstelsel dat mogelijk zal ontstaan als gevolg van de terugtrekking van het VK niet leidt tot versnippering van financiële markten; overwegende dat het voor het versterken van de internationale rol van de euro van het grootste belang is dat de EU minder afhankelijk wordt van marktinfrastructuren van het Verenigd Koninkrijk;

P.  overwegende dat het mondiaal herstel ongelijk, onzeker en onvolledig blijft verlopen en dat lockdownmaatregelen als reactie op de COVID-19-pandemie het economisch herstel verder onder druk zetten, met mogelijke gevolgen voor de positie van de mondiale valuta’s;

Q.  overwegende dat het economisch herstel na afloop van de pandemie een snelle uitvoering vereist van het herstelplan NextGenerationEU, dat een Europese begrotingsrespons vormt waarbij structurele tekortkomingen worden aangepakt en beleidsmaatregelen worden genomen die de duurzame groei en het concurrentievermogen bevorderen, waarbij de focus ligt op i) de rechtvaardige groene transitie, ii) de digitale transformatie, iii) economische cohesie, productiviteit en concurrentievermogen, iv) sociale en territoriale cohesie, v) institutionele weerbaarheid en vi) beleidsmaatregelen voor de volgende generatie en het opbouwen van vertrouwen bij investeerders; overwegende dat dergelijke beleidsmaatregelen relevant kunnen zijn om de euro overal ter wereld stabieler en aantrekkelijker te maken en om de economische en financiële autonomie van Europa te versterken; overwegende dat een zinvolle budgettaire stimulans – met inbegrip van een gezamenlijke Europese inspanning – in combinatie met een monetair beleid dat is gericht op prijsstabiliteit, de contracyclische leencapaciteit van de EU zal versterken en daardoor een positief effect zal hebben op de internationale positie van de euro; overwegende dat de voortijdige intrekking van een budgettaire stimulans en het gebrek aan coördinatie van begrotingsmaatregelen het sociale en economische herstel van de Unie zouden kunnen ondermijnen, de reeds bestaande verschillen in de eurozone zouden kunnen vergroten, hetgeen de samenhang en integriteit van de eurozone zou kunnen ondermijnen, en de aantrekkelijkheid van de euro als internationale munt zouden kunnen verzwakken;

R.  overwegende dat het herstelplan NextGenerationEU van 750 miljard EUR een historische kans biedt om de internationale rol van de euro te versterken door bij te dragen aan een toename van de mondiale liquiditeit, contracyclische uitgaven te ondersteunen en de Europese economische coördinatie te faciliteren; overwegende dat de uitgifte van obligaties die gepaard gaat met de instelling van het herstelfonds beleggers wereldwijd de mogelijkheid zal geven om blootstelling aan de eurozone als geheel te verkrijgen en tevens een echte rentecurve voor de eurozone zal creëren;

S.  overwegende dat het pandemie-noodaankoopprogramma van de ECB een doorslaggevend element is voor het handhaven van prijsstabiliteit en zal zorgen voor stabiele financieringsbronnen voor de economie van de eurozone;

T.  overwegende dat een efficiënt en ontwikkeld financieel stelsel, op basis van een grote verscheidenheid aan financiële instrumenten, goed ontwikkelde kapitaalmarkten en liquide, veilige activa, de internationale rol van de muntunie kan versterken;

U.  overwegende dat in sommige strategische markten veel Europese ondernemingen de euro nog steeds niet kiezen als referentievaluta voor hun prijsstelling en handelstransacties;

V.  overwegende dat voor nieuwe bevoegdheden om tijdelijk schuldinstrumenten voor het herstel uit te geven, onder meer groene en sociale obligaties – die van de EU ‘s werelds grootste emittent van dergelijke schuldinstrumenten zouden kunnen maken – toereikende uitvoerings- en handhavingscapaciteiten nodig zijn, evenals krachtige normen voor de transparantie en traceerbaarheid van de opbrengsten van de uitgifte van groene obligaties, teneinde te voorkomen dat de geloofwaardigheid van de euro als munteenheid voor veilige activa op lange termijn wordt ondergraven;

W.  overwegende dat de pandemie de digitale transformatie van de financiële wereld heeft versneld; overwegende dat het voor een sterke internationale rol van de euro belangrijk is dat digitale financiering en betalingen verder worden ontwikkeld, met toonaangevende Europese spelers die een leidende rol spelen; overwegende dat een digitale euro de Europese munteenheid beter geschikt voor de digitale wereld zal maken en ervoor zal zorgen dat de euro meer zal worden gebruikt voor het verrichten van digitale betalingen en gemakkelijker in het gebruik, minder kostbaar en efficiënter zal worden;

X.  overwegende dat uit in opdracht van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement uitgevoerde studies blijkt dat het bredere gebruik van een internationale munt voordelen met zich meebrengt, maar ook mondiale verantwoordelijkheid, afhankelijkheid en kosten, waarmee rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van een ambitieus monetair beleid dat van de euro een meer concurrerende munteenheid maakt;

Y.  overwegende dat marktgestuurde verschuivingen naar een sterkere internationale rol van de euro een sterke gecommitteerdheid aan open en vrije internationale markten vereisen, ondersteund door doelgerichte beleidsmaatregelen, zowel op EU-niveau als op het niveau van de lidstaten, die dit vergemakkelijken, die zijn afgestemd op dit doel en die deel uitmaken van een omvattend stappenplan;

Voordelen en uitdagingen van het versterken van de internationale rol van de euro

1.  herinnert aan de in de Verdragen vastgelegde verplichting voor elke lidstaat, uitgezonderd Denemarken, om de eenheidsmunt in te voeren wanneer voldaan is aan de convergentiecriteria van Maastricht; is verheugd over de toetreding van Bulgarije en Kroatië in het ERM II in juli 2020 en is voorstander van de vaststelling van een snelle streefdatum voor de invoering van de euro in beide landen; spoort de Europese Commissie in dit verband aan om een analyse te maken van de mogelijke effecten van de verdere uitbreiding van de eurozone op het proces om de internationale rol van de euro te versterken;

2.  wijst erop dat de eenheidsmunt niet kan worden teruggedraaid; benadrukt dat de euro niet alleen een monetair, maar ook een politiek project is;

3.  is van mening dat hoewel niet alle effecten van de internationalisering van de euro eenvoudig kunnen worden gekwantificeerd, het versterken van de internationale rol van de euro op het gebied van het gebruik ervan als internationale reservevaluta en factuurvaluta en als valuta voor internationale deviezen-, schuld- en leningmarkten zowel op korte als op lange termijn voordelen kan opleveren; merkt echter op dat dit ook risico’s en verantwoordelijkheden met zich meebrengt en dat die in aanmerking moeten worden genomen wanneer marktkrachten worden aangevuld met beleidsmaatregelen; benadrukt met name dat een sterkere internationale valutastatus van de euro het gebruik van de euro als internationale reservevaluta kan vergroten, een exorbitant voorrecht kan bieden, externe financierings- en transactiekosten van valutatransacties kan verlagen en de kosten en risico’s voor Europese ondernemingen en huishoudens kan doen afnemen; beklemtoont dat een sterkere internationale rol van de euro geleidelijk zal leiden tot diepere, meer liquide en beter geïntegreerde Europese financiële markten, waardoor die minder kwetsbaar worden voor wisselkoersschokken, hetgeen de toegang tot financiering voor Europese ondernemingen en overheden betrouwbaarder zal maken; benadrukt dat een sterkere internationale valutastatus van de euro bovendien de autonomie van het monetair beleid zou kunnen verbeteren, de wereldwijde verspreiding ervan zou kunnen bevorderen en het monetair beleid van de EU minder afhankelijk zou kunnen maken van exogene economische en financiële overloopeffecten, alsmede de liquiditeit van het monetair stelsel zou kunnen verbeteren, de handelskosten zou kunnen verlagen en de marktefficiëntie en de weerbaarheid van de eurozone tegen financiële schokken zou kunnen versterken, hetgeen op zijn beurt zou bijdragen aan de monetaire en financiële stabiliteit van de EU en een soepele correctie van macro-economische onevenwichtigheden zou mogelijk maken; is van mening dat een versterkte internationale rol van de euro het vermogen van de EU om onafhankelijk van mondiale ontwikkelingen haar eigen beleidskoers te bepalen, zal vergroten; neemt echter kennis van het feit dat sommige studies erop wijzen dat een sterkere rol van een valuta kan leiden tot verliezen op het gebied van seigniorage, overwaardering van de valuta, grotere volatiliteit van de kapitaalstroom tijdens periodes van mondiale spanningen en toegenomen mondiale verantwoordelijkheden;

4.  benadrukt dat een meer prominente rol van de euro op internationaal niveau de weerbaarheid van het internationale financiële stelsel zou kunnen vergroten, marktdeelnemers meer keuzemogelijkheden zou kunnen geven en de internationale economie minder kwetsbaar zou kunnen maken voor schokken die voortvloeien uit de sterke afhankelijkheid van veel sectoren van één enkele valuta; is van mening dat de verdere internationalisering van de euro een belangrijke factor zou kunnen worden bij het leggen van de fundamenten voor een gerevitaliseerd internationaal monetair stelsel, dat zal blijven steunen op een beperkt aantal valuta’s, maar evenwichtiger en houdbaarder zal worden;

5.  is van mening dat het in het strategische langetermijnbelang van de eurozone en zijn leden is om zo veel mogelijk voordeel te halen uit de euro, en met name uit de versterkte internationale rol ervan; benadrukt dat om die voordelen in de praktijk te realiseren, goed georkestreerde beleidsinspanningen op Europees en nationaal niveau nodig zijn, met bijdragen van de ECB, de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) en de Europese Investeringsbank (EIB);

6.  wijst erop dat de Unie met het oog op de versterking van de internationale rol van de euro de nog onafgewerkte infrastructuur voor de gemeenschappelijke munteenheid verder moet ontwikkelen en moet voltooien en grotere vooruitgang moet boeken op het gebied van de cruciale functies ervan;

7.  herhaalt dat de economische en monetaire unie (EMU), de bankenunie en de kapitaalmarktenunie (KMU) moeten worden uitgediept en voltooid, teneinde het internationale concurrentievermogen van de Europese markten en de stabiliteit en de aantrekkelijkheid van de euro en uiteindelijk de strategische autonomie van de Unie te versterken;

8.  wijst op de voortgang die is geboekt bij de totstandbrenging van een bankenunie, en neemt kennis van de overeenstemming die in de Eurogroep is bereikt over de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme en het naar voren halen van de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds; is ingenomen met de lopende evaluatie door de Commissie van het crisisbeheer- en depositoverzekeringskader teneinde de doelmatigheid, evenredigheid en algehele samenhang van het kader voor het beheer van bankencrises in de EU te vergroten;

9.  neemt kennis van het verzoek van de Eurotop van 11 december 2020 aan de Eurogroep om te voorzien in een stappenplan, met inbegrip van een tijdschema, voor alle elementen die nodig zijn om de bankenunie te voltooien; herinnert eraan dat de bankenunie nog steeds een depositoverzekeringsstelsel ontbeert, evenals een mechanisme dat ervoor zorgt dat er liquiditeit kan worden verstrekt aan banken die zich in afwikkeling bevinden; wijst er derhalve op dat voltooiing van de bankenunie, en met name de invoering van een goed opgezet stelsel dat bankdeposito’s in de EU garandeert en beschermt en de voltooiing van het mechanisme voor de afwikkeling van falende banken, de internationale rol van de euro zal versterken;

10.  is van mening dat een “veilige portefeuille”-benadering en de versterking van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad via een hervorming van het afwikkelingskader en het opzetten van een Europees depositoverzekeringsstelsel zullen bijdragen aan de totstandbrenging van een eengemaakte markt voor Europese banken en de vicieuze cirkel tussen een lidstaat en zijn eigen financiële stelsel zullen doorbreken, hetgeen in euro luidende activa aantrekkelijker zal maken en de internationale rol van de euro zal versterken;

11.  onderstreept dat de internationale rol van de euro ook zou profiteren van het benutten van het potentieel van een van de grootste bronnen van meerwaarde van de EU: de interne markt; pleit met het oog hierop voor de voltooiing van de interne markt;

12.  wijst erop dat de voltooiing van de KMU de rol van de euro op de internationale markt zou versterken, aangezien diepe en liquide binnenlandse, financiële en in euro luidende kapitaalmarkten van cruciaal belang zijn voor een munteenheid teneinde de internationale status ervan te bereiken en uit te breiden; benadrukt dat vooruitgang tijdens de ontwikkeling van de KMU ten goede zou komen aan de weerbaarheid tegen en de onafhankelijkheid van mondiale ontwikkelingen en dat dit in euro luidende activa aantrekkelijker zou maken; betreurt dat de kapitaalmarkten van de eurozone onderontwikkeld zijn en volgens nationale grenzen zijn gesegmenteerd, met kleinschalige markten tot gevolg; moedigt de versterking aan van de samenwerking op het gebied van de belasting van financiële producten; vraagt om vermindering van nationale keuzemogelijkheden en vrijheden teneinde grensoverschrijdende belemmeringen weg te nemen en vraagt dat er inspanningen worden geleverd teneinde te beginnen met een geleidelijke minimumharmonisatie van de nationale insolventieregels; is van mening dat de Unie na de terugtrekking van het VK uit de EU geen middel onbeproefd mag laten om haar mondiale concurrentievermogen te versterken en moet voortbouwen op haar sterke punten om een aantrekkelijke markt te worden voor Europese en internationale ondernemingen en beleggers; erkent in dat verband de rol die de euro mogelijk zou kunnen spelen bij het verzachten van de gevolgen van de terugtrekking van het VK voor het Ierse eiland;

13.  beklemtoont dat er voor de bevordering van de groei en de productiviteit duurzame, billijke en gedegen economische en budgettaire structurele beleidsmaatregelen op zowel EU-niveau als het niveau van de lidstaten nodig zijn, die berusten op de naleving van geloofwaardige begrotingsregels om de stabiliteit en de integriteit van de euro te bewaken; is in dat verband ingenomen met het in het herstelpakket NextGenerationEU uiteengezette plan om gebruik te maken van een begrotingsimpuls, met name een lening van 750 miljard EUR op de kapitaalmarkten om het herstel na de COVID-19-pandemie te financieren en de groene en digitale transitie te ondersteunen; is van mening dat de faciliteit voor herstel en veerkracht de werking van de momenteel versnipperde markt voor staatsschulden kan verbeteren, de voltooiing van de bankenunie kan vergemakkelijken en de voortgang naar de kapitaalmarktenunie kan ondersteunen; is voorts ingenomen met de uitgifte van obligaties voor een bedrag van 100 miljard EUR in het kader van het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE); merkt op dat de recente ervaring met de uitgifte in het kader van SURE heeft bevestigd dat er bij beleggers veel belangstelling bestaat voor Europese obligaties; erkent dat het financieren van het herstelplan door middel van een collectieve respons op een gemeenschappelijke schok de juiste aanpak is; beklemtoont dat het gebruik van verscheidene belastingen om de eigen middelen van de EU uit te breiden een stap in de goede richting is, en derhalve een stap is die de rol van de euro versterkt; is van mening dat het Parlement middels politieke controle een sterkere democratische rol moet krijgen bij de uitvoering van dat proces;

14.  beklemtoont de noodzaak van een geloofwaardig begrotingskader dat de aantrekkelijkheid van de euro verstrekt door groei op de lange termijn te bevorderen, de stabiliteit te waarborgen teneinde de houdbaarheid van de openbare financiën van de lidstaten te verbeteren, en het redenominatierisico te minimaliseren; roept in dat verband op tot verder beraad over het huidige kader van het stabiliteits- en groeipact en de handhaving ervan in het licht van de uitdagende omstandigheden en de gevolgen van het aanpakken van de economische crisis na de COVID-19-pandemie, die zich nog decennialang zullen laten voelen; merkt op dat sommige steunmaatregelen automatisch zullen aflopen, en dat het cruciaal is een geschikt tijdsschema te kiezen voor de intrekking van de overblijvende steunmaatregelen teneinde te vermijden dat het herstel en de groei worden ondermijnd, aangezien het herstel en de groei essentieel zullen zijn om na de crisis met schuld om te gaan en de schuld tot duurzame niveaus terug te brengen;

15.  benadrukt dat een toereikende voorraad veilige activa een eerste voorwaarde is voor internationale valutastatus en onderstreept de beperkte beschikbaarheid van in euro luidende veilige activa; is van mening dat de ontwikkeling van toereikende beleidsinstrumenten het aanleggen van een voorraad veilige activa zou kunnen vergemakkelijken; is voorts van mening dat de voorgestelde uitgifte van een gemeenschappelijke schuld om het economisch en sociaal herstel te financieren een benchmark op EU-niveau voor reserves zal opleveren en de voorraad in euro luidende veilige activa zal doen toenemen; verzoekt het Europees Comité voor systeemrisico’s zijn verslag van 2018 getiteld “Report of the High-Level Task Force on Safe Assets” te actualiseren; spoort de EIB aan om een grote hoeveelheid in euro luidende obligaties uit te geven, waardoor de beschikbaarheid van risicovrije activa in euro zal verbeteren;

16.  erkent dat de euro reeds de voornaamste valuta voor de uitgifte van groene obligaties is, aangezien volgens de ECB in 2019 meer dan de helft van de wereldwijd uitgegeven groene obligaties in euro werd uitgegeven; is van mening dat de EU eveneens wereldleider moet worden op het gebied van het vaststellen van normen voor de uitgifte van groene obligaties; verzoekt de Commissie derhalve om te komen met een ambitieus nieuw actieplan voor duurzame financiering, alsmede met een voorstel voor een robuuste EU-norm voor groene obligaties; is van mening dat de consolidatie van de rol van de EU als mondiale leider en normbepaler op het gebied van groene financiering de euro zou kunnen versterken als de geprefereerde valuta voor duurzame financiële producten, waardoor de internationale rol van de euro zou kunnen worden versterkt; prijst de beslissing van de Commissie om groene obligaties uit te geven als belangrijk onderdeel van de financiering van de faciliteit voor herstel- en veerkracht; herhaalt dat groene obligaties schuldinstrumenten zijn waarvan de opbrengsten moeten worden gebruikt om duurzame en milieuvriendelijke investeringen te financieren; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om beleggers met behulp van krachtige normen voor transparantie en traceerbaarheid van opbrengsten een hoge mate van rechtszekerheid te bieden in de zin dat hun belegging zal worden gebruikt voor de beoogde doeleinden; roept in dat verband op tot een snelle voltooiing en uitvoering van de taxonomie van duurzame economische activiteiten; wijst erop dat het risico van mogelijke negatieve liquiditeitseffecten als gevolg van de opsplitsing van de Europese veilige activa in groene obligaties, sociale obligaties en “standaard” obligaties moet worden vermeden;

17.  neemt nota van de rol die de geopolitiek speelt in de wereldwijde rol van een valuta; wenst dat de geopolitieke rol van de EU wordt versterkt om de grotere rol van de euro te ondersteunen en daar optimaal van te profiteren; benadrukt dat de internationalisering van de euro de EU meer ruimte zou geven om mondiale geopolitieke besluiten te beïnvloeden, wat op zijn beurt de aantrekkelijkheid van de euro zou kunnen vergroten; merkt op dat bij het nadenken over de versterking van de internationale rol van de euro rekening moet worden gehouden met de rol van geopolitiek in de wereld van vandaag, met name wanneer die internationalisering positieve veiligheidseffecten met zich mee zou kunnen brengen, en dat de Europese Unie rekening moet houden met haar vermogens op het gebied van buitenlands en defensiebeleid en een internationaal systeem moet bevorderen waarbij rekening wordt gehouden met multilaterale samenwerking en goed mondiaal bestuur;

18.  merkt op dat een unilaterale toepassing van sancties door derde landen een risico op exterritoriale gevolgen met zich mee kan brengen en uitdagingen kan inhouden voor de autonome besluitvorming van de EU en haar lidstaten, alsmede voor hun recht om regelgeving vast te stellen; wijst er met klem op dat de bevordering van een sterkere internationale rol van de euro een manier vormt om sancties van derde landen te verzwakken; is in dat verband ingenomen met de maatregelen die de EU reeds heeft genomen, zoals de activering van de “blokkeringsverordening” van de EU(34) en de instelling van het instrument ter ondersteuning van het handelsverkeer (Instex); verzoekt de Commissie haar werkzaamheden op het gebied van zowel de doeltreffendheid van haar eigen sancties als de extraterritoriale gevolgen van sancties van derde landen voor EU-marktdeelnemers verder te zetten;

19.  is bezorgd dat de gefragmenteerde institutionele opzet van de EU en haar onvermogen om binnen internationale instellingen met één stem te spreken de geloofwaardigheid van haar monetair en begrotingsbeleid kan ondergraven en zo de verdere institutionele ontwikkeling van de eurozone alsmede de internationale rol van de euro kan beknotten; wijst opnieuw op de behoefte aan een meer gestroomlijnde en gecodificeerde vertegenwoordiging van de EU in multilaterale organisaties en organen, vooral de vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF, teneinde het mondiale bereik van de euro te vergroten; is van mening dat, zolang het vraagstuk omtrent de vertegenwoordiging niet is opgelost, doeltreffendere coördinatie tussen de verschillende EU-vertegenwoordigers bevorderlijk zou kunnen zijn voor de internationale rol van de euro; vraagt de Commissie om gedetailleerde antwoorden te verstrekken over de concrete acties die zijn ondernomen om follow-up te geven aan de voorstellen van het Parlement in zijn resolutie van 12 april 2016 inzake de rol van de EU in het kader van de internationale financiële, monetaire en regelgevende instellingen en organen;

Beleidsmaatregelen ter versterking van de internationale rol van de euro

20.  benadrukt dat een versterkte internationale rol van de euro zou kunnen bijdragen aan de open strategische autonomie van de Unie en die zou kunnen versterken; beveelt derhalve acties aan die bedoeld zijn om beleidsmaatregelen te ontwerpen en toe te passen ter bevordering van de internationale rol van de euro en ter ondersteuning van marktgestuurde verschuivingen in die richting, waarbij eveneens de werking en de interne samenhang van de eurozone moeten worden geconsolideerd en de verwezenlijking van belangrijke klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen moet worden bevorderd, rekening houdend met specifieke kenmerken van perifere gebieden;

21.  is van mening dat, naast de uitdieping en voltooiing van de EMU, beleidsmaatregelen die cruciaal en bevorderlijk zijn voor de versterking van de internationale rol van de euro onder meer gericht zouden kunnen worden op financiële dienstverlening en de kapitaalmarkten, de arbeidsmarkt, betalingssystemen, de internationale handel, energie, de digitale transformatie, de bestrijding van de klimaatverandering en het buitenlands en veiligheidsbeleid; wijst erop dat die beleidsmaatregelen de algemene doelstellingen van de Unie moeten nastreven;

22.  merkt op dat sterke en concurrerende financiële markten van groot belang zijn voor het versterken van de internationale rol van een valuta, en pleit derhalve met kracht voor doeltreffende, evenredige en voorspelbare regelgeving op dat gebied;

23.  erkent dat de markt voor centrale clearing wordt gekenmerkt door een hoge mate van concentratie, met name voor de clearing van in euro luidende rentederivaten, die sterk afhankelijk is van centrale clearingtegenpartijen (CTP’s) uit het VK; neemt in dat kader kennis van het tijdelijk gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie, en moedigt de sector aan om gehoor te geven aan de oproep van de Commissie om hun blootstellingen aan en afhankelijkheid van CTP’s uit derde landen te verminderen, met name hun blootstellingen aan otc-derivaten die in euro of een andere Unievaluta luiden; steunt in dat verband de inspanningen van Europese CTP’s om clearingcapaciteit op te bouwen, evenals de inspanningen van de Commissie, de Europese toezichthoudende autoriteit en de ECB om de sector te helpen en aan te moedigen om in de komende maanden de technische belemmeringen voor de verplaatsing van buitensporige blootstellingen naar de EU in kaart te brengen en aan te pakken; beklemtoont in dat verband het belang van samenwerking tussen de EU en het VK op het gebied van regelgeving, op basis van een vrijwillig, niet-bindend kader buiten de handels- en samenwerkingsovereenkomst, hetgeen een dialoog over alle relevante regelgevingsvraagstukken mogelijk zou maken, met volledige inachtneming van de autonomie van zowel de EU als het VK op het gebied van regelgeving en toezicht;

24.  merkt op dat de prominente positie van een valuta op de wereldmarkt rechtstreeks gekoppeld is aan de rol die het land van uitgifte speelt in de wereldhandel; beklemtoont dat de EU, als een van de grootste handelsblokken ter wereld en pleitbezorger van open en vrije internationale markten, voordeel zou kunnen doen met een versterkte internationale rol van haar munteenheid; benadrukt dat het aanmoedigen van de keuze van de euro bij de handel het wisselkoersrisico zal verkleinen en andere valutagerelateerde kosten zal verlagen, met name voor Europese kmo’s; merkt echter op dat Europese bedrijven, ondanks hun positie als grote inkopers en producenten, ervoor kiezen in belangrijke strategische markten handel te drijven in andere valuta’s of bij het handel drijven in euro moeilijkheden ondervinden als gevolg van marktstructuren en padafhankelijkheden; neemt kennis van studies waarin wordt aangetoond dat het gebruik van de euro als factuurvaluta van bedrijven afhangt van een groot aantal factoren, waaronder de omvang van het bedrijf, het land waar het is gevestigd, de homogeniteit van de verhandelde goederen en de bestaande toeleveringsketens; verzoekt de Commissie dan ook het gebruik van de euro bij de prijszetting en facturering van handelstransacties te bevorderen en gebruik te maken van de grote mogelijkheden die worden geboden door financiële instrumenten die luiden in euro door actief samen te werken met particuliere belanghebbende partijen en handelspartners en door het gebruik van de euro in handelsovereenkomsten van de EU te bevorderen; wijst in dat kader voorts op het potentieel dat wordt geboden door toeleveringsketens die in overeenstemming zijn met de klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie en met andere relevante normen;

25.  meent dat de Commissie het gebruik van de euro in handelscontracten en facturen verder zou kunnen aanjagen en in euro luidende investeringen zou kunnen bevorderen door een open dialoog te voeren met particuliere en publieke actoren, nationale autoriteiten en institutionele beleggers en door uitgebreide informatie te verstrekken over en begrip te kweken voor haar initiatieven en haar diverse inspanningen voor het versterken van de aantrekkelijkheid en de weerbaarheid van de eurozone en de euro; wijst op het nut van het vergroten van de impact van de Europese economische diplomatie door het houden van regelmatige uitwisselingen met G20-partners, nabuurschapslanden en kandidaat-lidstaten om concrete beleidsmaatregelen van gemeenschappelijk belang vast te stellen, teneinde de rol van de euro in derde landen te versterken;

26.  wijst erop dat een hoger aandeel van energiecontracten die in euro luiden de internationale rol van de gemeenschappelijke munt kan versterken, en steunt daarom beleidsmaatregelen die dat doel dichterbij brengen; benadrukt in dat verband het belang van groene energie en grondstoffenmarkten, als voorlopers voor de wereldwijde verhandeling van goederen in euro, waarbij emissierechten binnen het kader van het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) zouden kunnen helpen om de rol van de euro in de internationale handel te versterken en de klimaatdoelstellingen van de EU te verwezenlijken; vraagt voorts om maatregelen om het sluiten van nieuwe innovatieve contracten te vergemakkelijken, met name voor duurzame energiebronnen en ontluikende energiemarkten, hetgeen een kans zal bieden om het aantal energiecontracten in euro te doen toenemen, waardoor de internationale rol van de euro zal worden versterkt; moedigt de Commissie aan om raadplegingen te blijven houden en studies uit te voeren om na te gaan of het gebruik van de euro in andere sectoren, met name in de vervoerssector, alsmede in de sector van landbouw- en levensmiddelenproducten, kan worden uitgebreid met het oog op de verdere ondersteuning en bevordering van het gebruik van de euro voor dat soort contracten; pleit derhalve voor verdere maatregelen om de regels voor financiële markten te herzien, waaronder de richtlijn(35) en verordening(36) inzake markten voor financiële instrumenten (MiFID II/MIFIR), en om het transparantiekader voor effectenmarkten te vereenvoudigen en verder te harmoniseren, met als doel de secundaire handel in in euro luidende schuldinstrumenten op te voeren, alsmede de benchmarkverordening te herzien teneinde de ontwikkeling van eurobenchmarks voor grondstoffenmarkten te ondersteunen en de rol van de euro als referentievaluta te versterken;

27.  benadrukt de rol die de ECB vervult bij het handhaven van het vertrouwen in de euro en de waarborging van de monetaire autonomie op het wereldtoneel alsmede bij het handhaven van prijsstabiliteit; onderstreept dat een munt met een waarde die op de lange termijn stabiel blijft dit vertrouwen bevordert; benadrukt in dat verband het belang van het bereiken van prijsstabiliteitsdoelstellingen en van de geloofwaardigheid van het monetair beleid; merkt echter op dat het streefcijfer voor inflatie stelselmatig niet is behaald;

28.  benadrukt dat de stabiliteit van de financiële markten in de eurozone belangrijk is als een voorafgaande voorwaarde voor de status van internationale valuta; benadrukt de effecten van het monetair beleid van de ECB op de stabiliteit van financiële markten; is ingenomen met de snelle en substantiële monetaire beleidsreactie van de ECB op de COVID-19-crisis in de noodsituatie; erkent de positieve impact van het gezwinde optreden van de ECB op de economische situatie en financiële stabiliteit van de eurozone en op de aantrekkelijkheid van de euro door financiële markten te stabiliseren, de liquiditeit van de euro te waarborgen, de financieringsvoorwaarden in de economie van de eurozone en wereldwijd te ondersteunen en het marktvertrouwen te stutten;

29.  benadrukt dat swap-afspraken en repo-overeenkomsten belangrijk zijn voor het aanpakken van verstoringen in financieringsmarkten in euro wereldwijd, voor het waarborgen van de beschikbaarheid van liquiditeit van de euro, en indirect voor de versterking van de internationale rol van de euro; ziet dat het Eurosysteem zich heeft gecommitteerd aan het ondersteunen van de liquiditeit en de stabiliteit van de financiële markten in tijden van crisis, evenals tot de soepele transmissie van haar monetair beleid; roept de ECB in dat verband op om haar swap-lijnen verder uit te breiden naar buurlanden die geen lid zijn van de eurozone en verder; verzoekt de ECB na te denken over aanvullende manieren om de internationale rol van de euro te versterken teneinde haar onafhankelijk beleidsstandpunt op het wereldtoneel te versterken en de autonome economische en financiële besluitvorming van Europa te bevorderen;

30.  wijst erop dat de verplichting om te voldoen aan margin calls van Europese centrale tegenpartijen na de sluitingstijd van Target2 (het realtime-brutovereveningssysteem van de eurozone) met andere valuta’s dan de euro Europese banken op aanzienlijke achterstand plaatst, met name in tijden van marktstress zoals de eerste weken van de COVID-19-crisis; benadrukt dat de verlenging van de openingstijden van Target2 om die gelijk te maken aan de openingstijden van wisselkoersmarkten de rol van de euro en de autonomie van Europese kapitaalmarkten zou versterken, waardoor Europese banken zouden kunnen vermijden dat zij gebruik moeten maken van liquiditeit in andere valuta’s dan de euro om te voldoen aan de margevereisten van CTP’s; is ingenomen met de consolidatie van Target2-T2S met behulp van verlengde openingstijden, hetgeen gepland staat voor november 2022; dringt er bij de ECB en andere belanghebbenden op aan dat zij de verlenging van de openingstijden van Target2 versnellen;

31.  benadrukt dat de ECB, naast haar eerste opdracht om de prijsstabiliteit te handhaven en haar tweede taak om het algemene economische beleid in de Unie te ondersteunen teneinde bij te dragen aan de verwezenlijking van de in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie omschreven doelstellingen van de Unie, ook tot taak heeft de vlotte werking van betalings- en afwikkelingssystemen te faciliteren; benadrukt het belang van autonome Europese betalingsoplossingen; verzoekt de ECB te zorgen voor een passend evenwicht tussen financiële innovatie, stabiliteit en consumentenbescherming; is ingenomen met het initiatief van 16 Europese banken om het European Payment Initiative op te starten, dat is gericht op de totstandbrenging van een eengemaakte betalingsoplossing voor consumenten en handelaars in heel Europa;

32.  is ingenomen met het verslag van de ECB over de digitale euro, waarin wordt beklemtoond welke waarde een digitale munteenheid kan toevoegen aan de versterking van de internationale rol van de euro, met inbegrip van het vertrouwen van de bevolking in de gemeenschappelijke munt; neemt kennis van de verklaring van Fabio Panetta, directielid van de ECB en leider van de taskforce op hoog niveau van het Eurosysteem inzake de digitale centralebankmunt (CBDC), die bevestigde dat de digitale euro contant geld niet zal vervangen, maar daarop een aanvulling zal vormen; spoort de ECB aan om haar werkzaamheden ten aanzien van de digitale euro voort te zetten en ziet uit naar de volgende stap van de ECB in dat proces, op basis van de beslissing die haar Raad van bestuur medio 2021 zal nemen; onderstreept het belang van een hoog niveau van cyberveerkracht en cyberbeveiliging en steunt de inspanningen van de ECB om dat te bevorderen; vraagt voorts dat de voor- en nadelen van het gebruik van een digitale munteenheid verder worden beoordeeld teneinde een evenwicht te vinden tussen algemeen concurrentievermogen, innovatie, veiligheid en privacy;

33.  beklemtoont dat een sterkere rol van de euro in het digitale tijdperk moet worden geschraagd door innovatieve digitale financiële oplossingen en doeltreffende digitale betalingen in euro; vraagt dat dit wordt bevorderd via de uitvoering van alomvattende strategieën voor digitale financiering en retailbetalingen; is van mening dat de EU met het oog op de digitale transformatie een kader moet vaststellen voor het waarborgen van de financiële stabiliteit, waarbij de hoogste normen op het gebied van cyberbeveiliging en consumentenbescherming moeten worden nageleefd, waaronder de bescherming van de privacy en gegevensbescherming, alsmede een kader voor de bescherming van de meest kwetsbare groepen, zoals oudere personen en personen met een handicap, die problemen zouden kunnen ondervinden bij het gebruik van nieuwe technologieën; onderstreept de noodzaak om witwassen te blijven bestrijden door een Europese toezichthouder en een eenheid financiële inlichtingen op te richten, om op die manier het economisch nationalisme dat ten grondslag ligt aan het huidige gedecentraliseerde toezichtsstelsel op dat gebied achter ons te laten; erkent de inspanningen van de EBA op dat gebied, zoals de oprichting van antiwitwascolleges zodat toezichthouders het eens kunnen worden over een gemeenschappelijke aanpak, met inbegrip van gecoördineerde acties, het uitwisselen van informatie en risicobeoordelingen;

34.  neemt kennis van de opkomst van cryptoactiva en wijst erop dat de ontwikkeling hiervan en de risico’s van stablecoins voor de monetaire soevereiniteit moeten worden gemonitord; erkent het werk dat centrale banken, andere autoriteiten en organisaties verrichten op het gebied van het monitoren van cryptoactiva; wijst op de noodzaak van duidelijke en consistente richtsnoeren op EU-niveau over bestaande toezichts- en prudentiële processen, die de innovatie zullen bevorderen, financiële stabiliteit zullen waarborgen en de consumentenbescherming in stand zullen houden; is in dat verband ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een verordening die tot doel heeft de rechtszekerheid omtrent cryptoactiva in de regelgeving te verbeteren;

35.  is ingenomen met de op 19 januari 2021 door de Commissie goedgekeurde mededeling met als titel “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren”, waarin een alomvattende strategie wordt uiteengezet om de open strategische autonomie van Europa op macro-economisch en financieel gebied te versterken; steunt met name de kernactiviteiten die de Commissie voorstelt teneinde het mondiaal gebruik van de euro te bevorderen;

o
o   o

36.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 306 van 21.9.2020, blz. 1.
(2) PB C 58 van 15.2.2018, blz. 76.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0266.
(4) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0265.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0305.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0165.
(7) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0034.
(8) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/SPEECH_20_1655
(9) https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/other/Report_on_a_digital_euro~4d7268b458.en.pdf
(10) https://ec.europa.eu/info/publications/2020-commission-work-programme-key-documents_nl
(11) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/652751/IPOL_STU(2020)652751_EN.pdf
(12) https://scholar.harvard.edu/files/rogoff/files/nber26760_why_is_euro_punching_below_its_weight.pdf
(13) https://www.bruegel.org/2020/06/is-the-covid-19-crisis-an-opportunity-to-boost-the-euro-as-a-global-currency/
(14) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2019/624431/IPOL_STU(2019)624431_EN.pdf
(15) https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/03/05/keynote-speech-at-europe-s-next-stage-at-the-centre-for-european-policy-studies-ideas-lab-2020/pdf
(16) https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2019/12/13/remarks-by-president-charles-michel-after-the-european-council-meetings-on-13-december-2019/
(17) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2020/648806/IPOL_IDA(2020)648806_EN.pdf
(18) https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2020/html/ecb.sp200608~4225ba8a1b.nl.html
(19) https://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2020/html/ecb.sp200707~3eebd4e721.nl.html
(20) https://eml.berkeley.edu/~eichengr/managing_multiple_res_curr_world.pdf
(21) https://www.bruegel.org/2018/12/the-international-role-of-the-euro/
(22) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/646139/EPRS_STU(2020)646139_EN.pdf
(23) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2019/637969/EPRS_BRI(2019)637969_EN.pdf
(24) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2020/651369/IPOL_BRI(2020)651369_EN.pdf
(25) https://data.imf.org/?sk=E6A5F467-C14B-4AA8-9F6D-5A09EC4E62A4
(26) https://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/10868691/2-19052020-BP-EN.pdf/bb14f7f9-fc26-8aa1-60d4-7c2b509dda8e
(27) https://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/10569467/6-16092020-AP-EN.pdf/861498a9-16ca-3fd1-6434-aee64bfa7192
(28) Volgens de Flash Eurobarometer 481 van november 2019 is de steun voor de euro toegenomen: twee derde van de respondenten denkt dat het hebben van de euro een goede zaak is voor hun land, wat in 13 lidstaten hoger is dan in 2018 (en in vier lidstaten lager).
(29) De euro wordt als officiële valuta gebruikt, op grond van een formele regeling met de Europese Unie, door het Vorstendom Monaco, de Republiek San Marino, de Staat Vaticaanstad en het Vorstendom Andorra, evenals door Saint-Pierre-en-Miquelon en het eiland Saint-Barthélemy, beide Franse overzeese gebieden die niet tot de EU behoren.
(30) De euro is de facto nationale valuta geworden in Kosovo en Montenegro, ter vervanging van de Duitse mark.
(31) Volgens de gegevens over de valutasamenstelling van officiële deviezenreserves (COFER) van het IMF van 30 september 2020 bedroeg het aandeel van de wereldwijd in euro aangehouden reserves in 2020 20,27 %, tegen 61,26 % in Amerikaanse dollar en 2,05 % in renminbi.
(32) Bij 30 % van alle mondiale goederenhandelstransacties wordt de euro gebruikt als factuurvaluta, maar ten opzichte van de Amerikaanse dollar is het gebruik ervan nog altijd beperkt bij transacties waarbij de eurozone niet is betrokken.
(33) Volgens het rapport van de ECB van juni 2020 over de internationale rol van de euro was het aandeel van de euro in het totaal van de uitstaande internationale schuldeffecten ultimo 2019 22 %, na een gestage daling sinds halverwege de jaren 2000, terwijl het aandeel van de VS is blijven stijgen, tot circa 64 %.
(34) Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land, daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (PB L 309 van 29.11.1996, blz. 1).
(35) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(36) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

Laatst bijgewerkt op: 12 juli 2021Juridische mededeling - Privacybeleid