Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2175(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0032/2021

Ingediende teksten :

A9-0032/2021

Debatten :

PV 25/03/2021 - 8
CRE 25/03/2021 - 8

Stemmingen :

PV 25/03/2021 - 10
PV 25/03/2021 - 17
CRE 25/03/2021 - 17

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0115

Aangenomen teksten
PDF 173kWORD 64k
Donderdag 25 maart 2021 - Brussel
Verslagen 2019-2020 over Servië
P9_TA(2021)0115A9-0032/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2021 over de verslagen van de Commissie 2019-2020 over Servië (2019/2175(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Servië, anderzijds, die op 1 september 2013 van kracht is geworden,

–  gezien het verzoek van Servië om toetreding tot de Europese Unie van 19 december 2009,

–  gezien het advies van de Commissie van 12 oktober 2011 over het verzoek van Servië om toetreding tot de Europese Unie (COM(2011)0668), het besluit van de Europese Raad van 1 maart 2012 om Servië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen en het besluit van de Europese Raad van 27-28 juni 2013 om EU-toetredingsonderhandelingen met Servië te openen,

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de bijeenkomst van de Europese Raad in Thessaloniki van 19-20 juni 2003,

–  gezien de verklaring van Sofia van de top EU-Westelijke Balkan van 17 mei 2018 en de daaraan gehechte prioriteitenagenda van Sofia,

–  gezien Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999, het advies van het Internationaal Gerechtshof van 22 juli 2010 over de vraag of de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in overeenstemming is met het internationaal recht, en Resolutie 64/298 van de Algemene Vergadering van de VN van 9 september 2010, waarin nota werd genomen van het advies van het Internationaal Gerechtshof en de bereidheid van de EU tot medewerking aan een dialoog tussen Servië en Kosovo werd verwelkomd,

–  gezien het eerste akkoord over beginselen betreffende de normalisering van de betrekkingen tussen de regeringen van Servië en Kosovo van 19 april 2013, de akkoorden van 25 augustus 2015 en de lopende, door de EU gefaciliteerde dialoog over de normalisering van de betrekkingen,

–  gezien het proces van Berlijn, dat is gestart op 28 augustus 2014,

–  gezien zijn resolutie van 29 november 2018 over het verslag van de Commissie 2018 over Servië(1),

–  gezien de verklaring en de aanbevelingen van de elfde bijeenkomst van het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité (SAPC) EU-Servië van 30 en 31 oktober 2019,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2020 getiteld “Bevordering van het toetredingsproces – Een geloofwaardig EU-perspectief voor de Westelijke Balkan” (COM(2020)0057),

–  gezien de conclusies van de Raad van 5 juni 2020 over intensievere samenwerking met de partners van de Westelijke Balkan op het gebied van migratie en veiligheid,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 29 mei 2019 getiteld “Mededeling inzake het uitbreidingsbeleid van de EU voor 2019” (COM(2019)0260) en het bijbehorend werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “Serbia 2019 Report” (SWD(2019)0219),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2020 getiteld “Mededeling 2020 inzake het uitbreidingsbeleid van de EU” (COM(2020)0660) en het bijbehorend werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “Serbia 2020 Report” (SWD(2020)0352),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2020 getiteld “Een economisch en investeringsplan voor de Westelijke Balkan” (COM(2020)0641) en het bijbehorend werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “Guidelines for the Implementation of the Green Agenda for the Western Balkans” (SWD(2020)0223),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 8 april 2020 getiteld “Mededeling over de wereldwijde EU-respons op COVID-19” (JOIN(2020)0011),

–  gezien de beoordeling van de Commissie van 21 april 2020 van het economische hervormingsprogramma van Servië voor de periode 2020-2022 (SWD(2020)0064) en de op 19 mei 2020 door de Raad aangenomen gezamenlijke conclusies van de economische en financiële dialoog tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan en Turkije,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 29 april 2020 getiteld “Steun aan de Westelijke Balkan voor de bestrijding van COVID-19 en het herstel na de pandemie” (COM(2020)0315),

–  gezien de elfde bijeenkomst van de toetredingsconferentie met Servië op ministerieel niveau van 10 december 2019, waar de onderhandelingen over hoofdstuk 4 (Vrij verkeer van kapitaal) werden geopend,

–  gezien de conclusies van de eerste fase van de dialoog tussen de partijen over de verbetering van de voorwaarden voor het houden van parlementsverkiezingen, die door het Europees Parlement werd gefaciliteerd,

–  gezien het eindverslag van de bijzondere verkiezingsevaluatiemissie van het OVSE/ODIHR over de parlementsverkiezingen van 21 juni 2020 in Servië, dat op 7 oktober 2020 werd gepubliceerd,

–  gezien de op 11 november 2020 uitgebrachte persverklaring van deskundigen van het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten over zorgen over misbruik van de wet ter voorkoming van witwassen en ter bestrijding van terrorismefinanciering om het werk van ngo’s te beteugelen,

–  gezien het tweede nalevingsverslag over Servië dat op 26 november 2020 in het kader van de vierde evaluatieronde door de Groep van Staten tegen Corruptie (Greco) werd gepubliceerd over de voorkoming van corruptie onder parlementsleden, rechters en aanklagers,

–  gezien het basisevaluatieverslag over Servië van de Groep van deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Grevio) van 22 januari 2020,

–  gezien zijn eerdere resoluties over het land,

–  gezien zijn aanbeveling van 19 juni 2020 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de Westelijke Balkan, naar aanleiding van de top in 2020(2),

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de top van het Europees Parlement en de voorzitters van de parlementen van de landen van de Westelijke Balkan van 28 januari 2020, die werd bijeengeroepen door de Voorzitter van het Europees Parlement,

–  gezien de tijdens de top EU-Westelijke Balkan van 6 mei 2020 per videoconferentie overeengekomen verklaring van Zagreb,

–  gezien de top EU-Westelijke Balkan die op 10 november 2020 in het kader van het proces van Berlijn plaatsvond,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0032/2021),

A.  overwegende dat Servië, zoals ieder land dat toe wenst te treden tot de EU, op zijn eigen verdiensten moet worden beoordeeld aan de hand van de naleving, toepassing en handhaving van een reeks criteria en gemeenschappelijke waarden die vereist zijn voor toetreding, en overwegende dat de kwaliteit van en de inzet voor de noodzakelijke hervormingen het tijdspad voor en de vooruitgang in het toetredingsproces bepalen;

B.  overwegende dat de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat fundamentele waarden zijn waarop de EU is gegrondvest en de kern vormen van zowel het uitbreidings- als het stabilisatie- en associatieproces; overwegende dat de aanzienlijke, resterende uitdagingen op deze gebieden door middel van duurzame hervormingen moeten worden aangepakt;

C.  overwegende dat Servië zowel intern als in zijn internationale betrekkingen onomkeerbare prestaties moet leveren op het gebied van de naleving, handhaving en verdediging van de waarden van eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot nationale en andere minderheden behoren;

D.  overwegende dat sinds de start van de onderhandelingen met Servië achttien hoofdstukken zijn geopend, waarvan er twee voorlopig zijn afgesloten; overwegende dat Servië heeft besloten de nieuwe uitbreidingsmethode van de EU te aanvaarden;

E.  overwegende dat op het gebied van de rechterlijke macht en de grondrechten (hoofdstuk 23) en recht, vrijheid en veiligheid (hoofdstuk 24) nog altijd duurzame resultaten moeten worden geboekt; overwegende dat de Raad heeft besloten nog geen nieuwe hoofdstukken te openen met betrekking tot Servië;

F.  overwegende dat de situatie in Servië volgens Greco “over het algemeen onbevredigend” is en dat is vastgesteld dat Servië zich niet aan de aanbevelingen van Greco betreffende de voorkoming van corruptie onder parlementsleden, rechters en aanklagers houdt;

G.  overwegende dat de toezegging van de EU om de rechtsstaat te bevorderen ook betrekking heeft op Servië, waar de EU moet blijven samenwerken met de Raad van Europa om Servië te ondersteunen bij het doorvoeren van essentiële hervormingen en opleidingen over het recht, de bestrijding van corruptie, de bevordering van de mensenrechten en de rol van vrije en onafhankelijke media en maatschappelijke organisaties, alsook bij het monitoren van de voortgang op deze gebieden, in overeenstemming met de herziene uitbreidingsmethode;

H.  overwegende dat Servië belang heeft bij de normalisering van de betrekkingen met Kosovo;

I.  overwegende dat Servië zich blijft inzetten voor regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen;

J.  overwegende dat Servië zich blijft inzetten voor de totstandbrenging van een functionerende markteconomie en de tenuitvoerlegging van de verplichtingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, hoewel de naleving op enkele punten problematisch blijft; overwegende dat de economische ontwikkeling nog altijd door corruptie wordt belemmerd;

K.  overwegende dat Servië alle fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft geratificeerd;

L.  overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de media nog altijd belangrijke zorgpunten zijn die met prioriteit moeten worden aangepakt;

M.  overwegende dat de dialoog tussen de partijen over de verbetering van de voorwaarden voor het houden van parlementsverkiezingen, die door het Europees Parlement wordt gefaciliteerd, nog altijd een uniek platform biedt voor het bereiken van overeenstemming over toezeggingen met betrekking tot de verbetering van de verkiezingsvoorwaarden;

N.  overwegende dat de EU heeft ingestemd met de hertoewijzing van 374 miljoen EUR uit het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-pandemie in de regio te verzachten;

O.  overwegende dat de EU heeft laten zien dat zij zich inzet voor het Europees perspectief van de landen van de Westelijke Balkan en 3,3 miljard EUR heeft uitgetrokken om de acute gezondheidscrisis aan te pakken en de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen;

P.  overwegende dat de EU de grootste verstrekker van steun en bijstand is voor de bestrijding van de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie in Servië; overwegende dat Servië 15 miljoen EUR aan onmiddellijke steun voor de gezondheidssector, 78,4 miljoen EUR aan steun voor sociaal en economisch herstel en 93,4 miljoen EUR aan financiële bijstand heeft ontvangen;

Q.  overwegende dat Servië EU-steun ontvangt in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), met een totale indicatieve steuntoewijzing van 1 539,1 miljard EUR voor de periode 2014-2020;

R.  overwegende dat de EU de grootste verstrekker van financiële bijstand aan Servië is; overwegende dat de EU in de afgelopen achttien jaar meer dan 3,6 miljard EUR aan subsidies heeft verleend aan Servië op alle gebieden, waaronder de rechtsstaat, overheidshervormingen, sociale ontwikkeling, milieu en landbouw; overwegende dat Servië sinds 2007 in totaal 2,79 miljard EUR aan EU-steun in het kader van het IPA heeft ontvangen;

S.  overwegende dat Servië aanzienlijk heeft geprofiteerd van de handel en de economische integratie met de EU; overwegende dat 67 % van de totale uitvoer van Servië in 2018 voor de EU bestemd was en 60 % van de totale invoer van goederen uit de EU afkomstig was, en dat de EU daarmee de grootste handelspartner van Servië is; overwegende dat de investeringen van de EU in Servië tussen 2010 en 2018 in totaal meer dan 13 miljard EUR bedroegen;

1.  is verheugd dat het EU-lidmaatschap nog altijd het strategische doel van Servië is en een prioriteit van de nieuwe regering; neemt nota van het feit dat alle parlementaire partijen achter het proces van de integratie van Servië in de EU staan; spoort de Servische autoriteiten aan in het publieke debat actiever en ondubbelzinniger kenbaar te maken dat zij aan de Europese waarden hechten; verwacht een duidelijke en ondubbelzinnige toezegging van Servië, zowel in woorden als in daden, om de verplichtingen in het kader van zijn toetreding tot de EU op zichtbare en controleerbare wijze na te komen;

2.  benadrukt hoe belangrijk het is om de toetredingsonderhandelingen met Servië dynamischer te maken en de herziene uitbreidingsmethode snel ten uitvoer te leggen op basis van clusters van thematische onderhandelingshoofdstukken en de geleidelijke integratie van afzonderlijke EU-beleidsmaatregelen en -programma’s, en daarbij duidelijke en tastbare stimulansen onder de aandacht te brengen die rechtstreeks van belang zijn voor Servische burgers;

3.  onderstreept dat het momentum dat in Servië na de verkiezingen van 21 juni 2020 met het nieuwe mandaat is ontstaan, een uitgelezen kans biedt voor het zetten van belangrijke stappen richting de toetreding van Servië tot de EU; pleit ervoor dat er alleen nieuwe onderhandelingshoofdstukken worden geopend als Servië de nodige toezeggingen doet en hervormingen doorvoert met betrekking tot de vereiste ijkpunten; merkt op dat het openen van hoofdstukken een essentieel instrument is voor het bewerkstelligen van duurzame hervormingen en pro-Europese veranderingen in Servië;

4.  verzoekt de Commissie en de Raad, in voorkomend geval samen met de Servische partners, de nodige stappen te ondernemen om de bepalingen van de herziene uitbreidingsmethode, en met name de bepalingen betreffende de thematische onderhandelingsclusters, ten uitvoer te leggen en deze nieuwe methode aan te grijpen om het uitbreidingsproces in de Westelijke Balkan te bespoedigen en samen met Servië de volgende stappen in het onderhandelingsproces van Servië vorm te geven;

5.  is ingenomen met de samenwerking tussen de Servische regering en de Nationale Vergadering in het kader van het Nationale Conventie voor de Europese Unie; verzoekt de Servische regering zo spoedig mogelijk een nieuw hoofd van het onderhandelingsteam voor de toetreding van Servië tot de EU te benoemen; verzoekt Servië bovendien de administratieve capaciteit van het ministerie van Europese Integratie te verbeteren ter bevordering van de voering van de toetredingsonderhandelingen, en alles in het werk te stellen om het EU-integratieproces zo inclusief en open mogelijk te maken;

6.  merkt op dat Servië zich nog altijd inspant om zijn wetgeving in overeenstemming te brengen met het acquis en ten uitvoer te leggen volgens het acquis, en deze inspanningen moet voortzetten; betreurt het dat de afstemming aanzienlijk langzamer verloopt dan de regering aanvankelijk had voorzien; vestigt de aandacht op de beperkte vooruitgang die met betrekking tot hoofdstuk 23 (inzake de rechterlijke macht en de grondrechten) en hoofdstuk 24 (inzake recht, vrijheid en veiligheid) is geboekt; wijst erop dat de normalisering van de betrekkingen met Kosovo en de daadwerkelijke eerbiediging van de grondrechten nog altijd van essentieel belang zijn en bepalend zijn voor het tempo van de toetredingsonderhandelingen;

7.  betreurt het gebrek aan vooruitgang op veel gebieden van de hervormingsagenda van Servië, evenals het feit dat er zelfs sprake is van achteruitgang met betrekking tot kwesties die van cruciaal belang zijn voor de toetreding van het land tot de EU; verzoekt de Commissie haar verslagleggingsmethode te veranderen om aanzienlijke achteruitgang tot uiting te kunnen laten komen en een duidelijk signaal af te geven aan kandidaat-lidstaten, waaronder Servië;

8.  wijst op het belang van strategische communicatie over de voordelen van toetreding tot de EU door Servische belanghebbenden; beklemtoont dat het openbaar debat over de toetreding tot de EU gestoeld moet zijn op feiten en de volledige eerbiediging van de grondrechten en de democratische waarden moet bevorderen;

9.  spoort de Servische autoriteiten aan om in het openbaar debat actiever uit te dragen dat zij zich aan de Europese waarden hebben verbonden en op transparantere wijze te communiceren, onder meer door ervoor te zorgen dat het algemeen publiek toegang heeft tot informatie en door de samenwerking tussen overheidsinstanties en maatschappelijke organisaties te verruimen; noemt het zorgelijk dat door de overheid gefinancierde mediakanalen, die vaak ambtenaren citeren, bijdragen aan de verspreiding van de anti-EU-retoriek in Servië;

10.   verzoekt Servië en de lidstaten van de EU Servische en EU-burgers, met inbegrip van burgers die tot nationale minderheden behoren, op actievere en doeltreffendere wijze voor te lichten over het Europees perspectief; vestigt de aandacht op de historische vriendschaps- en broederschapsbanden tussen de volkeren van de Europese Unie en de bevolking van Servië;

11.  wijst op de onevenredige zichtbaarheid die Servië aan derde landen geeft; verzoekt Servië, de Commissie en de EU-delegatie in Servië meer inspanningen te leveren om de rol en de voordelen van het nauwe partnerschap tussen de EU en Servië beter onder de aandacht te brengen, onder meer door met EU-steun verwezenlijkte projecten en hervormingen te belichten; merkt op dat het dringend noodzakelijk is om Servische burgers die niet in de grote steden wonen bij het proces te betrekken en verzoekt de EU haar steun aan maatschappelijke basisorganisaties op te voeren;

12.  pleit voor de totstandbrenging van nieuwe mogelijkheden voor politieke en beleidsdialoog op hoog niveau met de landen van de Westelijke Balkan om te zorgen voor sterkere sturing en inzet op hoog niveau, zoals ook de herziene uitbreidingsmethode voorschrijft; is van oordeel dat de conferentie over de toekomst van Europa Servische vertegenwoordigers, evenals vertegenwoordigers van andere landen van de Westelijke Balkan, actief en op passende wijze bij het proces moet betrekken, zowel op regeringsniveau als op het niveau van maatschappelijke en jongerenorganisaties;

13.  neemt nota van de conclusies van het eindverslag van de bijzondere verkiezingsevaluatiemissie van het OVSE/ODIHR dat de parlementsverkiezingen van 21 juni 2020 efficiënt werden beheerd, maar dat de dominantie van de regerende partij, onder meer in de media, niettemin een zorgpunt was; betreurt de langetermijntendensen van druk op kiezers, vooringenomenheid van de media en de vervaging van de grenzen tussen de werkzaamheden van alle overheidsfunctionarissen en partijcampagnes; wijst in dit verband op de rol van door de staat gesponsorde desinformatiecampagnes die erop gericht zijn de opinie met het oog op de verkiezingen te beïnvloeden;

14.  is ingenomen met de oprichting van de werkgroep voor de uitvoering van de aanbevelingen van het ODIHR; verzoekt de Servische autoriteiten alle aanbevelingen van het ODIHR ruimschoots voor de volgende verkiezingen volledig uit te voeren; benadrukt dat maatschappelijke organisaties met kennis van verkiezingsvoorwaarden ook in de toekomst bij dit proces moeten worden betrokken;

15.  stelt met bezorgdheid vast dat belangrijke elementen van het kiesstelsel zijn gewijzigd, waarbij onder meer de kiesdrempel is verlaagd, en dat deze wijzigingen slechts enkele weken voor de geplande verkiezingen door het parlement zijn doorgevoerd zonder dat daar een degelijk openbaar debat aan is voorafgegaan; merkt op dat fundamentele elementen van de kieswetgeving volgens de Commissie van Venetië niet minder dan een jaar voor de verkiezingen ingrijpend mogen worden gewijzigd;

16.  betreurt het dat delen van de oppositie hebben besloten de verkiezingen te boycotten en beklemtoont dat alle politieke krachten, en met name de regeringsautoriteiten, in het licht van de bevindingen van de bijzondere verkiezingswaarnemingsmissie van het OVSE/ODIHR, waarin het gebrek aan echte pluriformiteit evenals de fragmentatie van de politiek in Servië worden benadrukt, verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van de verkiezingsvoorwaarden; benadrukt dat zij hun kiezers alleen in de politiek kunnen vertegenwoordigen en het besluitvormingsproces alleen kunnen beïnvloeden door deel te nemen aan politieke en verkiezingsprocessen; verzoekt de oppositie naar de onderhandelingstafel terug te keren en haar deelname aan de politieke en parlementaire activiteiten te hervatten; merkt op dat het onlangs gevormde Servische parlement als gevolg van de boycot door bepaalde oppositiepartijen van de verkiezingen wordt gekenmerkt door de overweldigende meerderheid van de regerende coalitie en het ontbreken van een levensvatbare oppositie, hetgeen niet bevorderlijk is voor de totstandbrenging van politieke pluriformiteit in het land;

17.  wijst op de verkiezingsbeginselen zoals gedefinieerd door de Commissie van Venetië en stelt met bezorgdheid vast dat president Aleksandar Vučić de vervroegde verkiezingen zonder grondwettelijke basis of politieke noodzaak heeft aangekondigd en als president van Servië en voorzitter van de grootste politieke partij tevens heeft aangekondigd dat in het voorjaar van 2022 op dezelfde dag presidents-, parlements- en gemeenteraadsverkiezingen zullen worden gehouden;

18.  is ingenomen met de totstandbrenging van de door het Europees Parlement gefaciliteerde dialoog tussen de partijen met de Nationale Vergadering van Servië, alsmede met de eerste maatregelen die de Servische autoriteiten en de meerderheid in het parlement hebben genomen om de verkiezingsvoorwaarden te verbeteren; pleit voor de verdere tenuitvoerlegging van de resterende toezeggingen die in het kader van de dialoog tussen de partijen zijn gedaan;

19.  is verheugd over de start van de tweede fase van de door het Europees Parlement gefaciliteerde dialoog tussen de partijen met de Nationale Vergadering van Servië, waarbij alle belanghebbenden en pro-Europese politieke krachten in Servië moeten worden betrokken om het politieke klimaat en het vertrouwen in het hele politieke spectrum te verbeteren en naar een consensus toe te werken betreffende onopgeloste kwesties in verband met de verkiezingsprocessen, overeenkomstig de aanbevelingen van internationale verkiezingswaarnemingsmissies; dringt erop aan dat er zo spoedig mogelijk nieuwe rondes van een inclusievere dialoog tussen de partijen plaatsvinden en verzoekt alle partijen duidelijke doelen, criteria, ijkpunten en gesprekspartners te definiëren; beklemtoont dat de dialoog tussen de partijen ruim voor de komende verkiezingen moet worden afgerond, zodat er voldoende tijd overblijft om de nodige juridische en andere wijzigingen met betrekking tot de verkiezingsvoorwaarden door te voeren en in de praktijk te brengen, en zo voor de verkiezingen een gelijk speelveld tot stand te brengen; herinnert eraan dat de regering en onafhankelijke organen moeten zorgen voor de volledige en correcte tenuitvoerlegging van de rechtskaders die verband houden met de in het kader van de dialoog tussen de partijen gedane toezeggingen;

20.  veroordeelt de onaanvaardbare verbale aanvallen en haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van leden van het Europees Parlement, en met name ten aanzien van de leden die het Parlement vertegenwoordigen in de betrekkingen met Servië, waaronder de voorzitter en de leden van de SAPC-delegatie en de facilitators van de dialoog tussen de partijen, aangezien deze niet stroken met de geest van de verplichtingen van Servië uit hoofde van de stabilisatie- en associatieovereenkomst; verzoekt de voorzitter van de Nationale Vergadering en de voorzitters van de daarin vertegenwoordigde fracties normen voor een democratisch debat te handhaven;

21.  verzoekt de nieuwe regering zich te richten op doeltreffende en controleerbare fundamentele hervormingen en structurele hervormingen en tekortkomingen met betrekking tot de rechtsstaat, de grondrechten, mediavrijheid, de bestrijding van corruptie, en de werking van democratische instellingen en de overheid aan te pakken;

22.  stelt met bezorgdheid vast dat corruptie over het algemeen nog altijd een punt is waarop weinig vooruitgang is geboekt; is ingenomen met de stappen die zijn genomen om de onafhankelijkheid van het agentschap voor corruptiebestrijding te waarborgen, alsook met de tot dusver behaalde resultaten bij de afhandeling van corruptiezaken; spoort de autoriteiten aan verdere vooruitgang te boeken en met name betere resultaten te behalen op het gebied van onderzoeken, aanklachten en definitieve veroordelingen in zaken betreffende corruptie op hoog niveau, alsook op het gebied van de tenuitvoerlegging van de wetten inzake voorkoming van corruptie in overeenstemming met het EU-acquis en de aanbevelingen van Greco; is ingenomen met het onlangs gepubliceerde verslag van Greco en spoort het ministerie van Justitie aan werk te maken van de uitvoering van de daarin opgenomen aanbevelingen;

23.  wijst erop dat Servië volgens het meest recente verslag van Greco de aanbevelingen van 2015 slechts ten dele heeft uitgevoerd, en dat de situatie in het land volgens Greco “over het algemeen onbevredigend” is; onderstreept het belang van een doeltreffende bestrijding van corruptie en verzoekt de Servische autoriteiten zo spoedig mogelijk aan deze aanbevelingen te voldoen; maakt zich zorgen over de recente wijziging van de definitie van “overheidsfunctionarissen” in de wet inzake voorkoming van corruptie, die op niet-transparante en overhaaste wijze is doorgevoerd en waarbij het aantal personen waarop de wet van toepassing is aanzienlijk beperkt, als gevolg waarvan de corruptiebestrijdingsmechanismen verder zijn verzwakt en nieuwe mogelijkheden zijn gecreëerd voor misbruik van overheidsmiddelen die voorheen als illegaal werden beschouwd;

24.  verzoekt Servië met klem overtuigende resultaten te behalen, onder meer door duurzame resultaten te behalen met betrekking tot doeltreffend onderzoek op gebieden die aanleiding geven tot zorg, zoals de rechterlijke macht, de vrijheid van meningsuiting en de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, met name in zaken die van groot openbaar belang zijn, zoals de zaken Krušik, Jovanjica en Telekom Srbija, en betere resultaten te behalen met betrekking tot onderzoek, aanklachten en veroordelingen in zaken betreffende corruptie op hoog niveau, waaronder met betrekking tot de inbeslagname en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen; herhaalt zijn oproep van 2018 tot gerechtigheid met betrekking tot de onrechtmatige sloop van privé-eigendom in de wijk Savamala in Belgrado; merkt op dat de nieuwe wet inzake voorkoming van corruptie sinds 1 september 2020 van kracht is;

25.  roept Servië eens te meer op zich meer in te spannen om corruptie op doeltreffende wijze te bestrijden door zich te richten op de voorkoming en vervolging van corruptie, onder meer door een nieuwe strategie voor corruptiebestrijding vast te stellen met een geloofwaardig en realistisch actieplan, evenals een doeltreffend coördinatiemechanisme;

26.  verzoekt Servië de bestrijding van georganiseerde misdaad naar een hoger niveau te tillen en van een aanpak op basis van individuele gevallen over te stappen naar een strategie tegen organisaties, om grote en internationaal verspreide organisaties te kunnen ontmantelen; merkt op dat deze strategie onder meer doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging en definitieve veroordeling in zaken betreffende zware, georganiseerde misdaad moet omvatten, waaronder financieel onderzoek, systematische volging van geldstromen, robuuste toezichtsmechanismen ter voorkoming van misbruik, en een grotere financiële en personele capaciteit voor het openbaar ministerie voor georganiseerde misdaad, dat vrij moet zijn van onrechtmatige politieke invloeden;

27.  toont zich bezorgd over de toename van geweldplegingen door extremistische groeperingen en georganiseerde criminele groepen en verzoekt de autoriteiten ervoor te zorgen dat kwesties die door onderzoeksjournalisten of klokkenluiders worden ontdekt, naar behoren worden onderzocht en dat betrokken ambtenaren ter verantwoording worden geroepen;

28.  is bezorgd over de aanhoudende politieke invloed op de rechterlijke macht en merkt op dat de waarborgen voor de verantwoordingsplicht, de professionaliteit, de onafhankelijkheid en de algemene efficiëntie van de rechterlijke macht moeten worden versterkt, onder meer door in voorkomend geval het bestaande systeem voor personeelswerving -beheer te herzien; merkt op dat de regering een voorstel voor de hervorming van de grondwet heeft opgesteld, dat positief is beoordeeld door de Commissie van Venetië, en dit naar de bevoegde commissie van de Nationale Vergadering heeft gestuurd;

29.  onderstreept het belang van een breed raadplegingsproces bij de hervorming van de grondwet; betreurt het dat het vorige Servische parlement er niet in is geslaagd de grondwet te hervormen om de rechterlijke macht onafhankelijker te maken; beveelt aan de hervormingen zo spoedig mogelijk door te voeren in overleg met verenigingen van rechters en aanklagers en andere relevante politieke actoren, waaronder de niet-parlementaire oppositie;

30.  wijst eens te meer op het belang van de spoedige aanneming van de wet inzake financiering van de autonome provincie Vojvodina;

31.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de doeltreffende werking van het nieuwe parlement, waarin geen parlementaire oppositie is vertegenwoordigd, waarvan de legitimiteit door de oppositiepartijen wordt aangevochten, waarvan de zittingsperiode, zoals reeds door de Servische president is aangekondigd, zal worden verkort, en dat ingrijpende wijzigingen van de grondwet goedkeurt, met name op het gebied van de rechterlijke macht, zonder dat daar een open, inclusief en democratisch openbaar debat aan voorafgaat;

32.  is ingenomen met de veranderde werking van de Nationale Vergadering met het oog op het herstel van de praktijken en procedures en de naleving van het reglement van orde; betreurt het dat het algemeen parlementair toezicht op de uitvoerende macht nogal formalistisch is gebleven; beklemtoont dat er nadere, aanzienlijke hervormingen van de praktijken en procedures nodig zijn om de kwaliteit van het wetgevingsproces te verbeteren, te zorgen voor doeltreffend parlementair toezicht en een einde te maken aan de systemische tekortkomingen van de Nationale Vergadering door onder meer dwarsliggen en het aantal spoedprocedures te beperken, evenals de samenvoeging onder hetzelfde agendapunt van punten die geen onderlinge samenhang vertonen;

33.  onderstreept dat de kwaliteit van het wetgevingsproces nog altijd moet worden verbeterd door de transparantie en de sociale en politieke dialoog te versterken en ervoor te zorgen dat onafhankelijke regelgevende organen de bevoegdheid hebben om hun toezichthoudende rol op doeltreffende wijze te kunnen vervullen; stelt vast dat de jaarverslagen van onafhankelijke organen tijdens de plenaire vergadering van de Nationale Vergadering zijn besproken en dat er conclusies zijn aangenomen;

34.  vraagt dat het nieuwe parlement zich beter inspant om de transparantie, inclusiviteit en kwaliteit van het wetgevingsproces evenals doeltreffend parlementair toezicht te waarborgen; pleit voorts voor aanvullende maatregelen ter waarborging van de dialoog tussen de partijen en een sterkere rol voor maatschappelijke organisaties, die nog altijd een wezenlijke schakel vormen van een goed functionerende democratie; neemt met bezorgdheid nota van het gebrek aan transparantie met betrekking tot de herbenoeming van de commissaris voor de bescherming van gelijke kansen;

35.  pleit voor doeltreffende samenwerking met onafhankelijke en regelgevende organen en een sterkere inzet van de Nationale Vergadering op het gebied van het toezicht op en de controle van de regering en de overheid; vraagt dat de Nationale Vergadering in aanzienlijke mate wordt betrokken bij het proces van de toetreding van Servië tot de EU, in overeenstemming met de op 16 december 2013 aangenomen resolutie over de rol van de Nationale Vergadering en beginselen bij de onderhandelingen over de toetreding van Servië tot de EU;

36.  onderstreept dat de rol van onafhankelijke regelgevende organen, waaronder de nationale ombudsman, het agentschap voor corruptiebestrijding, de nationale auditautoriteit en de commissaris voor informatie van openbaar belang en bescherming van persoonsgegevens, volledig moet worden erkend en ondersteund; verzoekt de Nationale Vergadering van Servië werk te maken van de uitvoering van de bevindingen en aanbevelingen van onafhankelijke regelgevende organen, en met name de bevindingen en aanbevelingen van de ombudsman;

37.  herinnert eraan dat sociale dialoog een van de pijlers van het Europees sociaal model is en dat regelmatig overleg tussen de regering en de sociale partners in belangrijke mate bijdraagt aan de voorkoming van maatschappelijke spanningen en conflicten; benadrukt dat het van essentieel belang is dat sociale dialoog meer omvat dan louter de uitwisseling van informatie en dat de belanghebbenden moeten worden geraadpleegd over belangrijke wetten voordat deze aan de parlementaire procedure worden onderworpen;

38.  stelt met bezorgdheid vast dat de Nationale Vergadering van Servië pas 44 dagen na de afkondiging van de noodtoestand in maart 2020 is bijeengekomen, hetgeen haar rol als kerninstelling binnen de parlementaire democratie, zoals verankerd in de Servische grondwet, heeft ondermijnd; stelt met bezorgdheid vast dat de Nationale Vergadering, ongeacht de duidelijke parlementaire meerderheid, pas lange tijd na de bekendmaking van de definitieve verkiezingsuitslag op 5 juli 2020 haar werkzaamheden heeft opgepakt; verzoekt de Nationale Vergadering beledigend, opruiend taalgebruik te vermijden en haatzaaiende uitlatingen tijdens het parlementair debat tegen te gaan; vestigt de aandacht op het belang van het werk van de oppositie in een democratie;

39.  beklemtoont dat het gebruik door parlementsleden van beledigende taal, intimidatie en lastercampagnes tegen politieke tegenstanders en mediavertegenwoordigers tijdens de plenaire vergadering van de Nationale Vergadering in strijd is met de democratische praktijk en fundamentele democratische waarden en daarom krachtig moet worden veroordeeld en bestraft overeenkomstig het reglement van orde; is ontzet over de recente aanvallen van verschillende parlementsleden en regeringsgezinde roddelbladen op onderzoeksjournalisten en leden van maatschappelijke organisaties, waaronder van het onafhankelijke medianetwerk KRIK en ngo’s zoals CRTA en “Open Parliament”, waarbij de betreffende personen werden afgetekend als medeplichtigen van georganiseerde criminele groepen en als beramers van een staatsgreep, wat haaks staat op hun eigen, onlangs aangenomen gedragscode voor parlementsleden;

40.  is verheugd over de goedkeuring van het nieuwe actieplan voor een mediastrategie en de totstandbrenging van een werkgroep voor de monitoring van de tenuitvoerlegging van de strategie en het actieplan;

41.  maakt zich zorgen over de beschuldigingen van onderzoeksjournalisten van manipulatie door de regering van COVID-19-statistieken voor politieke en verkiezingsdoeleinden; noemt de door regeringsfunctionarissen gevoerde desinformatiecampagne over EU-steun tijdens de pandemie betreurenswaardig; beklemtoont dat vertrouwen en transparantie van bijzonder belang zijn bij de pogingen van de regering om COVID-19 te bestrijden en verzoekt de Servische regering dan ook met klem burgers te voorzien van alle relevante informatie over de pandemie, waaronder over de vaccins;

42.  is van oordeel dat de verwerving van twee televisiezenders met nationale dekking in december 2018 door iemand die banden heeft met de regeringspartij een stap richting de monopolisering van het medialandschap door de regeringspartij vormt; verzoekt de autoriteiten met klem bij alle toekomstige eigendomstransacties in de media de noodzakelijke voorwaarden voor eerlijke mededinging en transparantie te waarborgen en in stand te houden; vraagt de redacties van alle televisiezenders met nationale dekking in Servië de hoogste professionele normen te handhaven en regelmatig afwijkende meningen te laten horen;

43.  betreurt de achteruitgang op het gebied van mediavrijheid en het toenemend gebruik van beledigend taalgebruik, intimidatie en zelfs haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van leden van de parlementaire oppositie, onafhankelijke intellectuelen, ngo’s, journalisten en prominente persoonlijkheden, waaraan ook leden van de regeringspartijen zich schuldig maken, ondanks het feit dat zij de uiterst belangrijke verantwoordelijkheid hebben om alle mediavertegenwoordigers met eerbied te behandelen; verzoekt de Servische autoriteiten onmiddellijke maatregelen te nemen om de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de media te waarborgen en ervoor te zorgen dat deze zaken naar behoren worden onderzocht;

44.  betreurt het dat de tijdens de dialoog tussen de partijen gedane toezeggingen met betrekking tot de Regelgevingsraad voor elektronische media en tot de publieke omroep (RTS) slechts gedeeltelijk of helemaal niet door de Servische autoriteiten zijn verwezenlijkt; herinnert eraan dat vrije en onafhankelijke media een zeer belangrijke rol spelen binnen een democratie; betreurt het dat de Regelgevingsraad voor elektronische media en de RTS er, sinds de afronding van de eerste fase van de dialoog tussen de partijen, niet in zijn geslaagd met hun werkzaamheden hun geloofwaardigheid onder het publiek en de oppositiepartijen te herstellen; stelt vast dat de regering een werkgroep voor de veiligheid van journalisten heeft opgericht, maar dat alle verenigingen van onafhankelijke journalisten en media in Servië zich daar al uit hebben teruggetrokken, omdat de werkgroep niet heeft gereageerd op de aanvallen van regeringsgezinde roddelbladen op de journalisten van het netwerk voor onderzoek naar misdaad en corruptie (KRIK);

45.  stelt met bezorgdheid vast dat maatschappelijke organisaties hun werk moeten doen in een omgeving waarin geen ruimte is voor kritiek; verzoekt het Servische Bureau voor de voorkoming van witwaspraktijken van het ministerie van Financiën met klem duidelijkheid te verschaffen over de situatie met betrekking tot de onderzoeken die naar ngo’s en journalisten zijn ingesteld op grond van beschuldigingen van witwaspraktijken, en deze organisaties en personen niet langer willekeurig tot doelwit te maken; verzoekt de Servische autoriteiten maatregelen te nemen om het krimpen van de ruimte voor maatschappelijke organisaties en onafhankelijke media tegen te gaan en ervoor te zorgen dat zij in alle vrijheid en zonder beperkingen hun werkzaamheden kunnen uitvoeren, zonder dat zij worden geïntimideerd of gecriminaliseerd; verzoekt de autoriteiten met klem zo spoedig mogelijk een omgeving tot stand te brengen die bevorderlijk is voor het werk van alle maatschappelijke organisaties;

46.  verzoekt de Commissie en de EDEO hun samenwerking met en ondersteuning van maatschappelijke organisaties, ngo’s en onafhankelijke media ter plaatse te intensiveren; spreekt nogmaals zijn steun uit voor het werk dat democratische Europese politieke stichtingen verzetten om de democratische processen in Servië te versterken en de opkomst van een nieuwe generatie politieke leiders te bevorderen;

47.  veroordeelt alle gewelddaden in de krachtigste bewoordingen, maar merkt evenwel op dat de autoriteiten bijzondere aandacht moeten besteden aan het buitensporige politiegeweld dat tijdens de protesten van juli 2020 is gepleegd, alsook aan het daaropvolgende gebrek aan medewerking van politieagenten met het rechtsstelsel en de openbare aanklager; verzoekt de Servische autoriteiten met klem alle gevallen waarbij de politie zijn boekje te buiten is gegaan grondig te onderzoeken om straffeloosheid te voorkomen en het vertrouwen van de bevolking in de politie te versterken, alsook om het voor mensen die menen het slachtoffer te zijn geworden van wangedrag door de politie makkelijker te maken om aangifte te doen en schadeloos te worden gesteld; vraagt de Servische autoriteiten bovendien een nultolerantiebeleid te voeren ten aanzien van rechtshandhavers die de beroepsethiek of het strafrecht schenden;

48.  merkt op dat het rechts- en institutionele kader voor de eerbiediging van de mensenrechten formeel grotendeels is vastgesteld, maar geen doeltreffende mechanismen omvat ter waarborging van de daadwerkelijke eerbiediging van deze grondrechten; vraagt dat alle toekomstige wijzigingen van bestaande wetten inzake de eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de wet inzake vrije toegang tot informatie van openbaar belang, op transparante wijze en met de betrokkenheid van alle belanghebbenden worden doorgevoerd; pleit voor de doeltreffendere tenuitvoerlegging ervan, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de kwetsbaarste groepen in de samenleving, waaronder nationale minderheden, op het gebied van onderwijs; verzoekt Servië niet-discriminerend gebruik van minderheidstalen te verzorgen en te beschermen in het onderwijs en in speciale omgevingen binnen staats- en lokale mediakanalen, en gelijke kansen met betrekking tot degelijke vertegenwoordiging in de politiek, de overheid en de rechterlijke macht te waarborgen;

49.  is ingenomen met de intensievere inspanningen die Servië samen met de EU levert om de Roma-gemeenschap in de samenleving te integreren, met name door de huisvesting van Roma te verbeteren; verzoekt de Servische autoriteiten op te treden tegen structurele discriminatie tegen de Roma met betrekking tot hun status als burgers en op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid; verzoekt Servië met klem de institutionele structuur voor de integratie van de Roma te verbeteren en te vereenvoudigen, onder meer door te zorgen voor een duidelijke taakverdeling en coördinatie tussen nationale en lokale autoriteiten, en door bij de vaststelling van begrotingen rekening te houden met de behoeften van Roma-gemeenschappen;

50.  is verheugd dat de lang uitgestelde vertaling van de schoolboeken voor het basisonderwijs naar het Bulgaars eindelijk is afgerond, wat leden van de Bulgaarse nationale minderheid in staat zal stellen onderwijs te volgen in hun moedertaal; stelt met bezorgdheid vast dat de schoolboeken voor het voortgezet onderwijs nog altijd niet volledig zijn vertaald; spoort de Servische autoriteiten aan de duurzaamheid van het proces te bewaken door te zorgen voor voldoende leerkrachten, schoolboeken en aanvullend materiaal (schoolagenda’s, cijferlijsten etc.) om aan de behoeften van leerlingen die tot de minderheid behoren, te kunnen voldoen;

51.  maakt zich zorgen over het verzuim van de Servische autoriteiten om het feitelijke gebruik van regionale of minderheidstalen te bevorderen;

52.  verzoekt Servië mensenrechteninstellingen te versterken, hun onafhankelijkheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij over de nodige financiële en personele middelen beschikken en dat hun aanbevelingen tijdig worden opgevolgd, alsook een nieuwe antidiscriminatiestrategie uit te werken en ten uitvoer te leggen;

53.  verzoekt Servië zijn vermogen te bevorderen om met statistieken te komen en tijdig de volkstelling uit te voeren, en daarbij de hoogste internationale normen te handhaven en onafhankelijke waarnemers te betrekken; pleit eens te meer voor een betere coördinatie en inclusie van belanghebbenden en voor de tenuitvoerlegging van de periodieke herziening van het actieplan voor de verwezenlijking van de rechten van nationale minderheden;

54.  maakt zich ernstige zorgen over de aantijgingen dat de Servische autoriteiten misbruik maken van de wet inzake het verblijf van burgers, alsook over de systematische en discriminerende “passivisering” van de woonadressen van burgers van Albanese afkomst in het zuiden van Servië; pleit ervoor dat grondig, onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld naar deze aantijgingen en naar de Servische autoriteiten om korte metten te maken met alle discriminerende en gerichte praktijken;

55.  neemt met bezorgdheid nota van het grote aantal vrouwen en kinderen dat het slachtoffer wordt van huiselijk of ander geweld; neemt nota van de inspanningen die Servië levert om geweld tegen vrouwen en kinderen en huiselijk geweld tegen te gaan; dringt niettemin aan op een verdere en doeltreffendere tenuitvoerlegging en concrete verbeteringen, met name tijdens de huidige pandemie, om de toegang tot hoogwaardige diensten op dit gebied te bevorderen;

56.  is ingenomen met het verslag van Grevio over Servië, waarin wordt benadrukt dat er geen samenhangend beleid bestaat voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Istanbul, dat preventieve maatregelen nodig zijn, dat er sprake is van hiaten in de dienstverlening aan slachtoffers, dat het bewustzijn en de bewustmaking met betrekking tot deze kwestie, evenals de capaciteitsopbouw op dit gebied, beperkt zijn, en dat veel vrouwen kampen met specifieke hindernissen als gevolg van een combinatie van factoren zoals etniciteit, armoede, sociale afkomst en lichamelijke of geestelijke beperkingen;

57.  maakt zich zorgen over het feit dat een nieuwe wet inzake gendergelijkheid ernstige vertraging heeft opgelopen, dat het in dit opzicht nog steeds ontbreekt aan coördinatie en een efficiënte institutionele opzet met toereikende middelen, dat de sociaaleconomische status van vrouwen nog altijd aanzienlijk slechter is dan die van mannen, dat patriarchaal gedrag en stereotypen veel voorkomen in de samenleving en het openbaar debat, en dat rechters, aanklagers en advocaten op dit gebied niet goed onderlegd zijn;

58.  verzoekt Servië zich sterker in te zetten voor gendergelijkheid en vrouwenrechten door bijzondere aandacht te besteden aan gendermainstreaming en nauwere samenwerking met het maatschappelijk middenveld, en met name met vrouwenrechtenorganisaties; beklemtoont dat economische programma’s een genderperspectief moeten omvatten;

59.  prijst de sterke vertegenwoordiging van vrouwen in het nieuwe parlement en hoopt dat deze zal leiden tot de aanzienlijke bevordering van de mensenrechten en politieke vrijheden voor vrouwen en kwetsbare groepen; is ingenomen met de aanzienlijke vertegenwoordiging van nationale minderheden in het parlement;

60.  beklemtoont dat de rechten van de LGBTI-gemeenschap nog altijd moeten worden beschermd; verzoekt de autoriteiten beter en doeltreffender op te treden tegen haatzaaiende uitingen en door haat ingegeven misdaden; is verheugd over het vreedzame verloop van twee pride-optochten in 2019; benadrukt dat het belangrijk is dat alle instellingen de voorbereiding van EuroPride 2022 ondersteunen en de veiligheid van alle deelnemers waarborgen;

61.  is ingenomen met het initiatief van de regering om de volgende stap te zetten met betrekking tot de wet inzake partnerschappen tussen mensen van hetzelfde geslacht en naams- en genderwijzigingen voor transgenders overeenkomstig de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en verzoekt de regering om een veilige omgeving voor LGBTI-personen tot stand te brengen en een cultuur van verdraagzaamheid ten aanzien van deze personen te bevorderen;

62.  verzoekt Servië met klem de toegang tot de gezondheidsdiensten te verbeteren voor personen met een beperking, mensen met hiv, kinderen en volwassenen die drugs gebruiken, gevangenen, sekswerkers, LGBTI-personen, intern ontheemden en Roma, met name in het licht van de huidige pandemie en de problemen in de zorg;

63.  is verheugd over de betrokkenheid van Servië bij regionale samenwerkingsinitiatieven; spoort Servië aan zich op alle niveaus te blijven inspannen voor verzoening en de versterking van de goede nabuurschapsbetrekkingen; vraagt Servië bilaterale overeenkomsten volledig ten uitvoer te leggen en constructieve, tijdige oplossingen te vinden voor alle resterende grensconflicten met zijn buurlanden, waaronder voor verzoeningskwesties in verband met voormalig Joegoslavië; merkt op dat er meer aandacht moet worden gestoken in de sociaaleconomische ontwikkeling van de grensregio’s; is verheugd over het initiatief voor regionale integratie door middel van economische ontwikkeling;

64.  is ingenomen met de constructieve rol van de Raad voor regionale samenwerking (RCC) en de actieve deelname van Servië daarin; onderstreept het belang van regionale samenwerking in verband met de COVID-19-crisis en benadrukt dat regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen gekoppeld zijn aan de doelstelling van Servië om met succes een Europees perspectief te verwezenlijken;

65.  benadrukt dat de normalisering van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo een prioriteit is en een voorwaarde voor toetreding van beide landen tot de EU, en ook van essentieel belang zou zijn voor het waarborgen van stabiliteit en welvaart in de ruimere regio; waardeert de toegenomen inzet van beide partijen voor de door de EU gefaciliteerde dialoog, en pleit voor een actieve en constructieve deelname aan de door de EU gefaciliteerde dialoog onder leiding van de speciale vertegenwoordiger van de EU, om te komen tot een alomvattende, duurzame en wettelijk bindende overeenkomst die in overeenstemming is met het internationale recht;

66.  herhaalt zijn oproep om alle reeds gesloten overeenkomsten volledig, te goeder trouw en tijdig uit te voeren, waaronder de totstandbrenging van de vereniging/gemeenschap van gemeenten met een Servische meerderheid zonder verder oponthoud; verzoekt de EDEO een mechanisme op te zetten om de uitvoering van alle tot op heden gesloten overeenkomsten te monitoren en te verifiëren, en periodiek verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de stand van zaken; spreekt in dit verband nogmaals zijn volledige steun uit voor de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina, Miroslav Lajčák;

67.  dringt er bij de regeringen van Servië en Kosovo op aan af te zien van maatregelen die het vertrouwen tussen de partijen kunnen ondermijnen en de constructieve voortzetting van de dialoog in gevaar kunnen brengen; wijst op het belang van de multi-etnische aard van zowel Servië als Kosovo en het feit dat etnisch homogene staten niet het doel mogen zijn in de regio;

68.  verzoekt de autoriteiten van Servië en Kosovo om interpersoonlijke contacten tussen lokale gemeenschappen te bevorderen, teneinde de dialoog te versterken, ook op niet-gouvernementeel niveau; verzoekt de autoriteiten nogmaals geen opruiende taal te gebruiken ten aanzien van andere etnische groepen; betreurt het dat de brug van Mitrovica ondanks de voltooiing van de renovatiewerkzaamheden nog altijd niet is opengesteld voor alle verkeer;

69.  is ingenomen met de actieve en constructieve deelname van Belgrado aan de dialoog met Pristina en de tenuitvoerlegging van de in het kader van de overeenkomst van Brussel overeengekomen verplichtingen;

70.  prijst de goede regionale samenwerking tussen Servië en Kosovo in de strijd tegen de verspreiding van de COVID-19-pandemie, waaronder de samenwerking tussen de burgemeesters van Mitrovica en de communicatie tussen de ministers van Volksgezondheid;

71.  wijst op het belang van regionale samenwerking op het gebied van oorlogsmisdaden en onderzoek naar vermiste personen, en beklemtoont dat onder meer intensievere inspanningen moeten worden geleverd voor de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke vonnissen inzake oorlogsmisdaden, de uitvoering van onderzoek naar graven, de afkeuring van haatzaaiende taal en verheerlijking van oorlogsmisdadigers, en de ondersteuning van nationale aanklagers bij de berechting van daders; verzoekt de Servische autoriteiten zich te blijven inspannen om deze problemen tegen te gaan en alle vormen van haatzaaiende taal, intimidatiecampagnes, de openlijke goedkeuring en ontkenning van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden te veroordelen; betreurt het dat de genocide van Srebrenica nog altijd door bepaalde Servische autoriteiten en politici wordt ontkend; is ingenomen met het werk van maatschappelijke organisaties op het gebied van verzoening, overgangsjustitie en schadeloosstelling;

72.  is ingenomen met de voortdurende medewerking van Servië aan het proces in het kader van de verklaring van Sarajevo en wijst op de verplichting van Servië uit hoofde van de stabilisatie- en associatieovereenkomst om ten volle mee te werken met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), dat zijn werkzaamheden heeft voltooid, en het Internationaal Restmechanisme van de Verenigde Naties voor Straftribunalen; verzoekt Servië op te treden tegen alle pogingen om de tot dusver behaalde resultaten te ondermijnen of de door het ICTY vastgestelde feiten te verdraaien;

73.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor het initiatief tot oprichting van de Regionale Commissie voor de vaststelling van feiten over alle slachtoffers van oorlogsmisdaden en andere schendingen van de mensenrechten die zijn begaan op het grondgebied van voormalig Joegoslavië (Recom); onderstreept het belang van het Regionaal Bureau voor samenwerking in jongerenzaken (RYCO) en zijn werkzaamheden; neemt nota van het voorstel van de Commissie om het jaar waarin Novi Sad de culturele hoofdstad van Europa is in verband met de COVID-19-pandemie uit te stellen van 2021 naar 2022;

74.  is verheugd over het feit dat in 2019 aan Servië de status van programmaland is toegekend in het kader van het Erasmus+-programma;

75.  is ingenomen met de vooruitgang die Servië heeft geboekt bij de ontwikkeling van een werkende markteconomie; vraagt Servië door te gaan met het stimuleren van het concurrentievermogen en duurzame, inclusieve langetermijngroei door middel van structurele hervormingen, met name in de energiesector en op de arbeidsmarkt, en door de transparantie en voorspelbaarheid op het gebied van regelgeving te verbeteren; onderstreept het belang van de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden onder jongeren en verzoekt de Servische regering het corruptieprobleem direct aan te pakken, aangezien dit de ontwikkeling van een werkende markteconomie in de weg staat, en gevolg te geven aan de zorgen die in 2020 door Greco zijn geuit;

76.  merkt op dat in de Servische gezondheidszorg nog altijd sprake is van een tekort aan hulpmiddelen en een uitstroom van professionele arbeidskrachten, waardoor tijdens de COVID-19-pandemie een gebrek is ontstaan aan medische apparatuur, medische deskundigheid en laboratoriumtestcapaciteit; spoort Servië aan hervormingen door te voeren om de volksgezondheid te versterken, de sociale bescherming te verbeteren en de private sector te steunen om de economische gevolgen van de pandemie te verzachten;

77.  is ingenomen met de aanzienlijke vooruitgang die Servië heeft geboekt op financiële gebieden zoals het ondernemingsrecht, het intellectuele-eigendomsrecht, mededinging en financiële diensten, alsook met betrekking tot verantwoordingsplicht van leidinggevenden en audits; merkt evenwel op dat meer vooruitgang moet worden geboekt op het gebied van openbare aanbestedingen;

78.  toont zich bezorgd over de toenemende invloed van China in Servië en in de rest van de Westelijke Balkan en over het gebrek aan transparantie en milieu- en sociale effectbeoordelingen met betrekking tot Chinese investeringen en leningen; verzoekt Servië de wettelijke nalevingsnormen voor de zakelijke activiteiten van Chinese bedrijven te versterken;

79.  verzoekt Servië zijn energiesector te verduurzamen door de energiebronnen te diversifiëren, de overgang naar een koolstofarme economie in gang te zetten, over te stappen naar hernieuwbare energie en minder vervuilende brandstoffen en tevens alle steenkoolsubsidies die niet aan de normen voldoen, af te schaffen; spoort Servië aan de nodige maatregelen te nemen om vanuit milieuoogpunt kwetsbare gebieden in stand te houden en te beschermen en strenger toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van het nationale emissiereductieplan;

80.  is ingenomen met de totstandbrenging van het grootste windmolenpark, Čibuk 1, en de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de gasinterconnector tussen Servië en Bulgarije; neemt met bezorgdheid nota van de consequente, gebrekkige naleving en de daaruit voortvloeiende schending van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap; pleit er nogmaals voor de landen van de Westelijke Balkan centraal te stellen in de connectiviteitsstrategie van de EU;

81.  is ingenomen met de actieve deelname van Servië aan de Vervoersgemeenschap en aan projecten in het kader van het trans-Europees netwerk, waaronder de aanleg van de snelweg tussen Niš, Merdare en Pristina;

82.  is ingenomen met de inwerkingtreding van de nieuwe, in april 2019 ondertekende regionale roamingovereenkomst;

83.  verzoekt de autoriteiten zorg te dragen voor de aanpassing aan de EU-normen en -beleidsdoelstellingen inzake klimaatbescherming, milieu en energie-efficiëntie, met name in het licht van de verklaring van Sofia over de groene agenda voor de Westelijke Balkan, waaronder de invoering van CO2-emissierechten, de actualisering van de wetgeving inzake energie-efficiëntie en de ontwikkeling en invoering van een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen en de nodige maatregelen aan te nemen om vanuit milieuoogpunt kwetsbare gebieden in stand te houden en te beschermen;

84.  spoort Servië aan de hervormingen van de nationale elektriciteits- en gassector te voltooien door met name de systeemexploitanten te ontvlechten en te werken aan regionale connectiviteit en de voltooiing van de regionale energiemarkt overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs en de internationale verplichtingen uit hoofde van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap;

85.  is verontrust over de sterke luchtvervuiling in Servië en verzoekt de autoriteiten met klem dringend maatregelen te nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren, met name in grote steden en industriële gebieden zoals Smederevo, Bor en Kolubara; beklemtoont dat het belangrijk is om duurzame oplossingen te vinden en het gebruik van bruinkool en andere koolsoorten met een lage calorische waarde voor de opwekking van energie en warmte te beperken;

86.  betreurt dat er niets wordt gedaan aan de verontreiniging van de rivier de Dragovishtitsa door mijnbouwondernemingen die in de regio actief zijn;

87.  is ingenomen met de aanhoudende steun van Servië voor de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU;

88.  wijst nogmaals op het belang van de aanpassing aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, dat geleidelijk een integraal onderdeel van het buitenlands beleid van Servië moet worden als voorwaarde voor de toetreding van het land; spreekt zijn bezorgdheid uit over het aanpassingstempo van Servië, dat het laagste in de regio is; constateert dat bepaalde regeringsfunctionarissen en politici met enige regelmaat verklaringen doen die twijfels oproepen over de oriëntatie van het buitenlands beleid van Servië; is bezorgd over het feit dat Servië in de Algemene Vergadering van de VN herhaaldelijk zijn steun heeft uitgesproken voor de annexatie van de Krim door Rusland;

89.  is verheugd dat Servië hetzelfde standpunt als de EU heeft ingenomen ten aanzien van de presidentsverkiezingen in Belarus; is niettemin bezorgd over het feit dat Servië zich niet heeft aangesloten bij de bestraffing van Belarussische functionarissen en het standpunt van de EU ten aanzien van de nieuwe veiligheidswet in China; verzoekt Servië te zorgen voor een betere aansluiting bij de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de EU, evenals bij de besluiten van de Raad, onder meer betreffende sancties;

90.  neemt nota van de ondertekening van de overeenkomsten voor economische normalisering door Servië en Kosovo op 4 september 2020 in Washington; betreurt het echter dat er in de tekst bepalingen zijn opgenomen waarin Kosovo wordt opgeroepen niet langer te streven naar lidmaatschap van internationale organisaties; is ingenomen met de hernieuwde betrokkenheid van de Verenigde Staten, en onderstreept dat de EU en de Verenigde Staten hun partnerschap en coördinatie in de Westelijke Balkan moeten versterken; onderstreept dat trans-Atlantische samenwerking een belangrijke factor is voor de stabiliteit in de regio, en wijst op de leidende rol van de EU als bemiddelaar in het proces van normalisering van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo;

91.  wijst erop dat het verplaatsen van de Servische ambassade in Israël van Tel Aviv naar Jeruzalem ingaat tegen het standpunt van de Europese Unie over de tweestatenoplossing voor het conflict tussen Israël en Palestina;

92.  pleit voor de intensivering van de samenwerking tussen de EU en Servië om misleidende desinformatie, hybride bedreigingen en cyberdreigingen aan te pakken die tot doel hebben verdeeldheid te zaaien in de samenleving, de EU in diskrediet te brengen en het Europees perspectief van de regio te ondermijnen; spoort aan tot het nemen van concrete stappen om de veerkracht en cyberbeveiliging te versterken; verzoekt Servië, de Commissie en de EDEO maatregelen te ondersteunen die erop gericht zijn de pluriformiteit van de media en kwaliteitsjournalistiek te bevorderen; beklemtoont dat de Europese coördinatie moet worden verbeterd om regionale desinformatiecampagnes, die vaak uit Servië afkomstig zijn, tegen te gaan, bijvoorbeeld door een op de Balkanlanden gericht kenniscentrum ter bestrijding van desinformatie op te zetten;

93.  is met name bezorgd over de desinformatieberichten die afkomstig zijn van het Kremlin en worden uitgezonden via Sputnik Srbija en andere binnenlandse actoren; verzoekt de Servische autoriteiten de regelingen op grond waarvan deze werkzaamheden zijn toegestaan te herzien om desinformatie zowel in het binnen- als in het buitenland te beperken, en zich sterker in te spannen om desinformatiecampagnes, die sinds het begin van de COVID-19-pandemie zijn toegenomen, te bestrijden;

94.  neemt nota van de sluiting van de samenwerkingsovereenkomst inzake grensbeheer tussen Servië en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), die Frontex in staat stelt Servië te helpen bij het beheer van zijn grenzen en de uitvoering van gezamenlijke operaties; merkt op dat Servië op actieve en constructieve wijze heeft meegewerkt aan het beheer van de buitengrenzen van de EU;

95.  herinnert eraan dat de EU de grootste handelspartner van, investeerder in en steunverstrekker aan Servië is; neemt nota van het besluit van Servië van oktober 2019 om een vrijhandelsovereenkomst te sluiten met de Euraziatische Economische Unie; verwacht evenwel dat Servië zich aansluit bij het EU-handelsbeleid; wijst eens te meer op het streven van de EU om haar belangen te verdedigen door het negatieve effect te beperken van vrijhandelsovereenkomsten met de Euraziatische Economische Unie die zijn ondertekend door landen die het lidmaatschap van de Europese Unie hebben aangevraagd en een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend, zoals Servië; betreurt het dat Servië nog altijd geen lid is van de Wereldhandelsorganisatie;

96.  verzoekt Servië zich beter aan te passen aan het arbeidsrecht van de EU, een nieuwe wet inzake het stakingsrecht in te voeren, zwartwerk aan te pakken en de wet op inspectie te wijzigen om te voldoen aan de desbetreffende verdragen van de IAO, die door Servië zijn geratificeerd;

97.  spoort Servië aan voldoende financiële en institutionele middelen beschikbaar te stellen voor sociaal en werkgelegenheidsbeleid;

98.  is verheugd dat Servië nog altijd deelneemt aan crisisbeheersingsmissies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB); spoort Servië aan zich te houden aan zijn huidige toezeggingen om personeel beschikbaar te stellen voor vier GVDB-missies en -operaties en te streven naar verdere deelname in de toekomst; is ingenomen met de regeling voor terrorismebestrijding die de EU met Servië heeft gesloten; is in dit verband verheugd over de verbetering van de regionale en internationale samenwerking op het gebied van de bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme;

99.  is bezorgd over het feit dat Servië op het gebied van defensiematerieel en -technologieën steeds afhankelijker wordt van China, waarvan het massabewakingssysteem in Belgrado en de massale verzameling van persoonsgegevens zonder passende waarborgen voorbeelden zijn; is tevens bezorgd over het gebrek aan transparantie met betrekking tot openbare aanbestedingen in de veiligheidssector; maakt zich nog altijd zorgen over de nauwe politieke en militaire samenwerking van Servië met Rusland, alsook over de permanente aanwezigheid van Russische luchtvaartvoorzieningen in Niš; vraagt dat Servië zich aanpast aan het GVDB en de bijbehorende instrumenten;

100.  herhaalt zijn oproep aan de Servische autoriteiten om zich te blijven inspannen teneinde de erfenis van de voormalige communistische geheime diensten teniet te doen door hun dossiers open te stellen voor het publiek, als stap op weg naar de democratisering van Servië; verzoekt Servië zich sterker in te zetten voor de opvolging en tenuitvoerlegging van de verplichtingen met betrekking tot de opdeling van het gemeenschappelijk archief van voormalig Joegoslavië; wijst er nogmaals op dat het in dit verband van wezenlijk belang is om te zorgen voor volledige toegang tot alle gearchiveerde dossiers, en met name die van de Joegoslavische geheime dienst (UDBA) en de geheime dienst van het Joegoslavische volksleger (KOS); verzoekt de autoriteiten daarom nogmaals de toegang tot de archieven die betrekking hebben op de voormalige republieken van Joegoslavië te faciliteren en de desbetreffende archieven aan de respectieve regeringen terug te geven, indien zij daarom verzoeken;

101.  herinnert eraan dat de EU de grootste verstrekker van financiële bijstand aan Servië is; is ingenomen met het streven van de Commissie om op meer strategische wijze in de Westelijke Balkan te investeren door middel van een speciaal economisch en investeringsplan (EIP) voor de Westelijke Balkan; wijst op het belang van het EIP voor de ondersteuning van duurzame connectiviteit, menselijk kapitaal, concurrentievermogen en inclusieve groei, alsook voor de versterking van de regionale en grensoverschrijdende samenwerking om lokale en regionale overheden beter in staat te stellen de vruchten van deze investering te plukken; benadrukt dat alle investeringen moeten aansluiten bij de Overeenkomst van Parijs en de Europese Green Deal;

102.  benadrukt dat het EIP de nodige structurele hervormingen op het gebied van infrastructuur, energie, milieu en onderwijs moet bevorderen en zo snel en doeltreffend mogelijk ten uitvoer moet worden gelegd om de zichtbaarheid van door de EU gefinancierde projecten te verhogen en het vertrouwen van de Servische burgers in de Europese Unie en haar instellingen te vergroten;

103.  verzoekt de medewetgevers de stimulansen en voorwaarden beter af te stemmen in het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) en gebruik te maken van opschortingsmechanismen in geval van ernstige achteruitgang; acht het van essentieel belang dat IPA III de verdere versterking van de fundamentele waarden en goed bestuur ondersteunt; is van oordeel dat het in de nieuwe methodologie opgenomen beginsel “voor wat hoort wat”, dat betrekking heeft op de omkeerbaarheid van het toetredingsproces, ook duidelijk tot uitdrukking moet komen in de pretoetredingsfinanciering; herhaalt dat de hoogte van de financiële bijstand moet worden afgestemd op het feitelijke tempo van de doorvoering van hervormingen;

104.  verzoekt de Servische autoriteiten zo goed mogelijk gebruik te maken van de hertoewijzing door de EU van de financiering in het kader van IPA om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-pandemie te helpen verzachten; onderstreept dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan kwetsbare groepen;

105.  herinnert eraan dat de EU snel onmiddellijke steun heeft verstrekt aan de Westelijke Balkan om de acute gezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie aan te pakken en het sociaaleconomisch herstel van de regio te faciliteren;

106.  verzoekt de Commissie en de lidstaten voldoende COVID-19-vaccins toe te wijzen aan de burgers van de landen van de Westelijke Balkan;

107.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan voorzitter van de Europese Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de president, de regering en het parlement van Servië.

(1) PB C 363 van 28.10.2020, blz. 119.
(2) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0168.

Laatst bijgewerkt op: 23 september 2021Juridische mededeling - Privacybeleid