Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2240(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0136/2021

Ingediende teksten :

A9-0136/2021

Debatten :

Stemmingen :

PV 27/04/2021 - 2

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0118

Aangenomen teksten
PDF 122kWORD 45k
Dinsdag 27 april 2021 - Brussel
Verzoek om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos
P9_TA(2021)0118A9-0136/2021

Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2021 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos (2020/2240(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos, dat op 23 oktober 2020 werd ingediend door de openbaar aanklager van het Hooggerechtshof van de Helleense Republiek in verband met de uitvoering van het tegen dhr. Lagos uitgevaardigde vonnis met de nummers 2425, 2473, 2506 en 2644/2020 van het Hof van beroep van Athene (eerste kamer bestaande uit drie rechters, bevoegd ter zake van strafzaken), en van de ontvangst waarvan op 11 november 2020 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  na Ioannis Lagos te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011, 17 januari 2013 en 19 december 2019(1),

–  gezien artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek,

–  gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9‑0136/2021),

A.  overwegende dat de voor deze procedure bevoegde openbaar aanklager heeft verzocht om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos, lid van het Europees Parlement, met het oog op de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgevaardigde vonnis waarin hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien (13) jaar en acht (8) maanden en een geldboete van éénduizend en driehonderd (1 300) euro, voor een misdrijf en twee zware overtredingen;

B.  overwegende dat in artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is bepaald dat de leden van het Europees Parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

C.  overwegende dat Ioannis Lagos op 2 juli 2019 tot lid van het Europees Parlement is verkozen en dat het verzoek om opheffing van de immuniteit betrekking heeft op feiten en een tenlastelegging die dateren van vóór de benoeming tot lid van het Europees Parlement en bijgevolg vóór de verwerving van de immuniteit als lid van het Europees Parlement;

D.  overwegende dat overeenkomstig artikel 62 van de grondwet van de Helleense Republiek een parlementslid gedurende zijn ambtstermijn niet kan worden vervolgd, gearresteerd, gevangengezet of onderworpen aan andere vrijheidsbenemende maatregelen zonder toestemming van de Kamer van Afgevaardigden;

E.  overwegende dat Ioannis Lagos schuldig is bevonden aan a) het misdrijf van lidmaatschap van en het geven van leiding aan een criminele organisatie (artikel 187, leden 1 en 3, van het wetboek van strafrecht) gepleegd tussen 2008 en heden te Athene, b) de overtreding van het voorhanden hebben van een wapen (wet nr. 2168/1993), na een goedgekeurde wijziging van het eerder tenlastegelegde feit, namelijk het misdrijf van het in bezit hebben van een wapen, gepleegd te Perama (Attica) op 30 september 2013, en c) overtreding van wet nr. 456/1976 betreffende seinpistolen en vuurwerk, gepleegd te Perama (Attica) op 29 september 2013;

F.  overwegende dat de uitspraak van het Hof van beroep van Athene onmiddellijk uitvoerbaar is, aangezien het Hof heeft geoordeeld dat beroep tegen dit arrest geen schorsende werking heeft;

G.  overwegende dat de Commissie juridische zaken kennis heeft genomen van de documenten die Ioannis Lagos overeenkomstig artikel 9, lid 6, van het Reglement aan de leden van de commissie heeft overgelegd en die door hem relevant worden geacht voor de procedure;

H.  overwegende dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van het Hof van beroep overeenkomstig artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie geen betrekking heeft op een mening of een stem die Ioannis Lagos in de uitoefening van zijn ambt heeft uitgebracht;

I.  overwegende dat de Commissie juridische zaken zich op grond van artikel 9, lid 8, van het Reglement in geen geval uitspreekt over de vraag of het betrokken lid van het Parlement al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de hem toegeschreven meningen of handelingen strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de Commissie juridische zaken door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt;

J.  overwegende dat het niet aan het Europees Parlement is om zich een mening te vormen over de merites van de nationale rechtsstelsels en justitiële systemen;

K.  overwegende dat het Europees Parlement niet bevoegd is om de bevoegdheden van de justitiële autoriteiten die belast zijn met de behandeling van de betrokken strafzaken te beoordelen of de geldigheid ervan te bestuderen;

L.  overwegende dat Ioannis Lagos behoort tot een grotere groep personen die voor deze strafbare feiten door het Hof van beroep van Athene eveneens zijn veroordeeld tot meerdere jaren gevangenisstraf, met als enige verschil dat hij momenteel als lid van het Europees Parlement immuniteit geniet;

M.  overwegende dat de parlementaire immuniteit, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het Reglement, geen persoonlijk voorrecht van de leden is, maar een garantie voor de onafhankelijkheid van het Parlement als geheel en van zijn leden;

N.  overwegende dat de parlementaire immuniteit tot doel heeft het Parlement en zijn leden te beschermen tegen gerechtelijke procedures in verband met activiteiten die in de uitoefening van parlementaire taken zijn verricht en niet los daarvan kunnen worden gezien;

O.  overwegende dat de strafbare feiten waarvan Ioannis Lagos wordt verdacht niet duidelijk of rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement;

P.  overwegende dat de strafbare feiten hebben plaatsgevonden vóór zijn verkiezing tot lid van het Europees Parlement; overwegende dat op grond hiervan niet gesteld kan worden dat de gerechtelijke vervolging, ingeleid in 2014, tot doel heeft om toekomstige politieke activiteiten van Ioannis Lagos als lid van het Europees Parlement te belemmeren, omdat het lidmaatschap van het Europees Parlement op dat moment nog slechts een hypothetische en toekomstige mogelijkheid was;

Q.  overwegende dat het Parlement in deze zaak geen bewijs heeft gevonden dat duidt op fumus persecutionis, dat wil zeggen feiten die erop wijzen dat de betrokken gerechtelijke procedure is ingeleid om de politieke activiteit van het lid en dus van het Europees Parlement te schaden;

1.  besluit de immuniteit van Ioannis Lagos op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de procureur-generaal van het Hooggerechtshof van de Helleense Republiek en aan Ioannis Lagos.

(1) Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C-201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T-42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI:EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23; arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019, Junqueras Vies, C-502/19, ECLI:EU:C:2019:1115.

Laatst bijgewerkt op: 26 juli 2021Juridische mededeling - Privacybeleid