Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2021 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos (2020/2219(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Ioannis Lagos, dat op 2 oktober 2020 werd ingediend door de aanklager bij het hooggerechtshof van Griekenland, in verband met de mogelijke strafvervolging door de aanklager bij de rechtbank van eerste aanleg van Athene (zaakdossier ABM PB2020/65), waarvan op 19 oktober 2020 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,
– na Ioannis Lagos te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van zijn Reglement,
– gezien artikel 8 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 oktober 2008, 19 maart 2010, 6 september 2011, 17 januari 2013 en 19 december 2019(1),
– gezien artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 1, en artikel 9 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A9‑0135/2021),
A. overwegende dat de aanklager bij het hooggerechtshof van Griekenland een verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Ioannis Lagos heeft ingediend op grond van bepaalde handelingen van Ioannis Lagos tijdens een toespraak aan het Europees Parlement op 29 januari 2020;
B. overwegende dat Ioannis Lagos is beschuldigd van de vermeende schending van het nationale symbool van Turkije tijdens het plenaire debat van 29 januari 2020 over de migratiesituatie aan de Grieks-Turkse grens en het gemeenschappelijke antwoord van de EU daarop;
C. overwegende dat de schending van een nationaal symbool een strafbaar feit vormt in de zin van (1), artikel 1, lid 1, van wet 927/1979, zoals uitgevoerd bij wet 4285/2014, en (2), artikel 155, in samenhang met de artikelen 1, 12, 14, 26, 27, 51, 53, 57 en 79 van het Griekse wetboek van strafrecht;
D. overwegende dat de parlementaire immuniteit geen persoonlijk voorrecht is van de leden, doch een garantie voor de onafhankelijkheid van het Parlement als geheel en van zijn leden;
E. overwegende, ten eerste, dat het Parlement niet met een rechtbank gelijkgesteld kan worden, en ten tweede, dat een lid van het Europees Parlement in het kader van een procedure tot opheffing van de immuniteit niet als een “verdachte” kan worden beschouwd(2);
F. overwegende dat in artikel 8 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie wordt bepaald dat tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden, en dat zij evenmin kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;
G. overwegende dat Ioannis Lagos zijn handelingen heeft verricht tijdens een plenaire vergadering van het Europees Parlement, in de ruimte waar de plenaire vergadering zelf werd gehouden, in de uitoefening van zijn functie als lid van het Europees Parlement;
H. overwegende dat de handelingen van Ioannis Lagos daarom zijn verricht in het kader van de uitoefening van zijn functie als lid van het Europees Parlement en zijn werkzaamheden aldaar;
1. besluit de immuniteit van Ioannis Lagos niet op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Helleense Republiek en aan Ioannis Lagos.
Arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2008, Marra/De Gregorio en Clemente, C-200/07 en C‑201/07, ECLI:EU:C:2008:579; arrest van het Gerecht van 19 maart 2010, Gollnisch/Parlement, T‑42/06, ECLI:EU:T:2010:102; arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2011, Patriciello, C-163/10, ECLI: EU:C:2011:543; arrest van het Gerecht van 17 januari 2013, Gollnisch/Parlement, T-346/11 en T-347/11, ECLI:EU:T:2013:23; arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019, Junqueras Vies, C‑502/19, ECLI:EU:C:2019:1115.