Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2021 over de sluiting van een interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister 2020/2272(ACI)
Het Europees Parlement,
– gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 9 december 2020 houdende bekrachtiging van het ontwerp van interinstitutioneel akkoord betreffende de oprichting van een verplicht transparantieregister,
– gezien het ontwerp van interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister (hierna het “akkoord”),
– gezien artikel 11, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien artikel 295 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien het ontwerp van politieke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie ter gelegenheid van de goedkeuring van het Interinstitutioneel Akkoord over een verplicht transparantieregister (hierna de “politieke verklaring”),
– gezien het interinstitutioneel akkoord van 16 april 2014 tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie over de invoering van een transparantieregister voor organisaties en als zelfstandige werkzame personen die betrokken zijn bij het maken en het uitvoeren van het EU-beleid (hierna het “akkoord van 2014”)(1),
– gezien het voorstel van de Commissie van 28 september 2016 voor een Interinstitutioneel Akkoord inzake een verplicht transparantieregister (COM(2016)0627),
– gezien het onderhandelingsmandaat van het Europees Parlement betreffende het voorstel van de Commissie van 28 september 2016 voor een Interinstitutioneel Akkoord inzake een verplicht transparantieregister, dat de Conferentie van voorzitters op 15 juni 2017 heeft goedgekeurd,
– gezien zijn resolutie van 14 september 2017 over transparantie, verantwoordelijkheid en integriteit in de EU-instellingen(2),
– gezien het nieuwe pakket transparantie-instrumenten voor leden, als bekrachtigd door de Conferentie van voorzitters op 27 juli 2018,
– gezien zijn besluit van 31 januari 2019 tot wijziging van het Reglement van het Parlement met betrekking tot titel I, hoofdstukken 1 en 4; titel V, hoofdstuk 3; titel VII, hoofdstukken 4 en 5; titel VIII, hoofdstuk 1; titel XII; titel XIV en bijlage II(3), met name de artikelen 11 en 35,
– gezien artikel 148, lid 1, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A9-0123/2021),
A. overwegende dat artikel 11, lid 2, VEU bepaalt: “De instellingen voeren een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld”;
B. overwegende dat de noodsituatie op gezondheidsgebied als gevolg van de COVID-19-pandemie tot nieuwe vormen van interactie tussen belangenvertegenwoordigers en besluitvormers heeft geleid;
C. overwegende dat de Unie in verschillende vormen ongekende volumes aan financiële steun aan de lidstaten zal toekennen voor het bestrijden van de gevolgen van de pandemie, en dat elk besluit hieromtrent met inachtneming van volledige transparantie moet worden genomen, zodat de besluitvormers van de Unie volledige verantwoording afleggen;
D. overwegende dat de burgers het grootst mogelijke vertrouwen in de instellingen van de Unie moeten hebben; overwegende dat hiervan alleen sprake kan zijn indien dit vertrouwen geschraagd wordt door de waarneming dat bij belangenvertegenwoordiging hoge ethische normen in acht worden genomen en dat de verkozen volksvertegenwoordigers op het niveau van de Unie, commissarissen en ambtenaren van de Unie onafhankelijk en transparant zijn, en verantwoording afleggen; overwegende dat een onafhankelijk, door de instellingen van de Unie gedeeld orgaan in de toekomst zou kunnen bijdragen tot de vaststelling van een gemeenschappelijk ethisch kader voor ambtenaren van de Unie voor hun omgang met belangenvertegenwoordigers; overwegende dat in de context van de werking van het transparantieregister in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de eerbiediging van de waarden van de Unie en algemene ethische normen door aanvragers en inschrijvers;
E. overwegende dat de afzonderlijke institutionele maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het Akkoord door het Parlement op verschillende niveaus worden genomen en uiteenlopen van door het Bureau vastgestelde uitvoeringsbepalingen tot wijziging van het Reglement;
F. overwegende dat elk van de drie ondertekenende instellingen in het Akkoord toezegt afzonderlijke besluiten vast te stellen die het beheersorgaan van het register (hierna het “beheersorgaan”) en het secretariaat van het register (hierna het “secretariaat”) de bevoegdheid geven namens hen beslissingen te nemen, in overeenstemming met artikel 9 en artikel 15, lid 2, van het Akkoord;
Doel en toepassingsgebied
1. verwelkomt het Akkoord als een volgende stap tot aanscherping van de normen inzake ethische belangenvertegenwoordiging; herinnert er overigens aan dat krachtens artikel 295 VWEU de instellingen uitsluitend afspraken voor hun samenwerking kunnen maken en derhalve op hun mogelijkheden om zichzelf te organiseren moeten vertrouwen voor het vaststellen van de facto verplichtingen voor derde partijen om zich in het register in te schrijven; herhaalt zijn reeds eerder kenbaar gemaakte voorkeur voor het oprichten van het transparantieregister middels een wetgevingshandeling, aangezien dit de enige manier is om derde partijen hiertoe wettelijk te verplichten;
2. vindt het belangrijk dat de instellingen, zoals bedoeld in de politieke verklaring, wat het versterken van de gemeenschappelijke transparantiecultuur betreft een gecoördineerde aanpak volgen, teneinde ethische belangenvertegenwoordiging te verbeteren en verder te versterken; onderstreept dat zij krachtens het Akkoord, en in overeenstemming met artikel 13, lid 2, VEU, verplicht zijn bij het ontwikkelen van het gemeenschappelijk kader loyaal samen te werken, en dat de instellingen zich derhalve zo toegewijd mogelijk moeten opstellen; geeft aan dat de in het Akkoord bedoelde maatregelen een minimum vertegenwoordigen en verder aangescherpt kunnen worden indien daarvoor op politiek niveau steun bestaat, mede rekening houdend met de bestaande constitutionele en wettelijke beperkingen van een interinstitutioneel akkoord;
3. herhaalt dat de interinstitutionele dialoog moet worden voortgezet met als doel het oprichten van het transparantieregister op basis van een wettelijk bindende handeling van het secundair recht van de Unie;
4. stelt voor dat de Conferentie over de toekomst van Europa kijkt naar de mogelijkheid van het vaststellen van een autonome rechtsgrondslag op basis waarvan de medewetgevers overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure wetgevingshandelingen van de Unie kunnen goedkeuren met als doel belangenvertegenwoordigers ertoe te verplichten zich bij hun contacten met de instellingen van de Unie aan bindende ethische regels te houden;
5. juicht het toe dat de status van de Raad van de Europese Unie gewijzigd is van waarnemer in officiële partij bij het Akkoord; is desalniettemin van oordeel dat zijn deelname beperkt is tot vergaderingen met de hoogste ambtenaren en, uitsluitend krachtens vrijwillige regelingen, vergaderingen van de permanente vertegenwoordigers en de plaatsvervangende permanente vertegenwoordigers gedurende hun voorzitterschap en de zes maanden daaraan voorafgaand; acht het belangrijk dat, voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk kader, alle permanente vertegenwoordigers daaraan middels hun vrijwillige regelingen actief deelnemen, deze na afloop van hun voorzitterschap blijven toepassen, en deze, voor zover mogelijk, uitbreiden tot andere ambtenaren;
6. geeft aan dat de Commissie in de onderhandelingen geen inhoudelijke aanvullende toezeggingen in verband met het gemeenschappelijk kader heeft gedaan; betreurt het met name dat, wat de personen die eronder vallen betreft, de regeling uitsluitend op de hoogste ambtenaren van de instellingen van toepassing is; hamert erop dat bij eventuele herzieningen van de conditionaliteitsbepalingen voor elk van de drie instellingen de regeling moet worden uitgebreid tot vergaderingen met andere personeelsleden van de instellingen, op het niveau van afdelingshoofden en hoger;
7. is verheugd over de toezeggingen van het Parlement in de onderhandelingen met betrekking tot conditionaliteit en aanvullende transparantiemaatregelen; is van oordeel dat de wijziging van de artikelen 11 en 35 van zijn Reglement in dit verband in een sterke verbintenis heeft voorzien; juicht het toe dat het grondwettelijke recht van de lidstaten om hun mandaat vrijelijk uit te oefenen in het Akkoord onaangetast blijft;
8. juicht het toe dat instellingen, organen en instanties van de Unie op vrijwillige basis kunnen deelnemen; is van oordeel dat de ondertekenende partijen deze deelname moeten aanmoedigen, overeenkomstig hun verplichting om het gebruik van het register te bevorderen en het register zo volledig mogelijk te gebruiken; geeft aan dat de ondertekenende partijen het register met het oog hierop aanvullende middelen ter beschikking zullen moeten stellen;
Onder het Akkoord vallende activiteiten
9. onderstreept dat het Akkoord stoelt op een activiteitengebaseerde benadering inclusief indirecte lobbyingactiviteiten; geeft aan dat het belangrijk is dat dergelijke activiteiten eronder vallen, met name in de context van de ontwikkeling, tegen de achtergrond van de pandemie, van nieuwe vormen van interactie tussen belangenvertegenwoordigers en EU-besluitvormers;
10. juicht de verduidelijkingen over de activiteiten die wel en niet onder het Akkoord vallen toe, waaronder de uitsluiting van spontane ontmoetingen en de inclusie van tussenpersonen van derde landen die geen diplomatieke status bezitten;
11. acht het van belang te bepalen welke vergaderingen met belangenvertegenwoordigers moeten worden gepubliceerd als van tevoren geplande vergaderingen; is ingenomen met de praktijk van de Commissie om ook vergaderingen te publiceren die in een andere dan fysieke vorm plaatsvinden, bijvoorbeeld via videoconferentie; dringt erop aan dat ook een gepland telefoongesprek als een vergadering moet worden beschouwd;
Conditionaliteit, jaarverslag en herziening
12. is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de conditionaliteits- en andere aanvullende transparantiemaatregelen middels afzonderlijke besluiten een manier is om de respectieve interne organisatorische bevoegdheden van de drie ondertekenende instellingen te eerbiedigen; juicht het in dit verband toe dat het jaarverslag nu ook betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de desbetreffende, door de ondertekenende instellingen genomen maatregelen;
13. stelt voor dat in het jaarverslag informatie wordt opgenomen over inschrijvers tegen wie een onderzoek is ingesteld en die uiteindelijk uit het register zijn geschrapt wegens niet-naleving van de gedragscode;
14. juicht het toe dat de tenuitvoerleggingsmaatregelen krachtens artikel 5 van het Akkoord te gepasten tijde en regelmatig worden herzien, teneinde aanbevelingen te formuleren voor het verbeteren en versterken daarvan;
15. verzoekt de ondertekenende instellingen voorafgaand aan de volgende herziening van het register in kaart te brengen wat voor impact nieuwe regels inzake transparantie, inclusief conditionaliteits- en aanvullende transparantiemaatregelen die de instellingen binnen het gemeenschappelijk kader vaststellen, op besluitvormingsprocedures hebben, en op de wijze waarop burgers tegen de instellingen van de Unie aankijken;
16. benadrukt dat de duidelijke en tijdige publicatie van de conditionaliteits- en de aanvullende transparantiemaatregelen essentieel is voor het waarborgen van de transparantie die belangenvertegenwoordigers en burgers nodig hebben ter onderbouwing van hun vertrouwen in de goede werking van het gemeenschappelijk kader;
Rol van het Europees Parlement
17. verwelkomt de toezeggingen die het Parlement in de onderhandelingen heeft gedaan, in het bijzonder over het voorstel “Closing the loopholes – De voorstellen van het Parlement inzake conditionaliteit” en geeft aan dat het belangrijk is dat ze zonder onnodig uitstel volledig ten uitvoer gelegd worden en gepubliceerd worden, in overeenstemming met artikel 5, lid 3, van het Akkoord;
18. onderstreept dat op het niveau van het Parlement voor een hoge mate van politieke “eigendom” van het tenuitvoerleggings- en toetsingsproces moet worden gezorgd; stelt voor de ondervoorzitter van het Parlement belast met het transparantieregister te raadplegen over en nauw te betrekken bij het in artikel 14 van het Akkoord bedoelde herzieningsproces;
19. verzoekt het Bureau en andere relevante organen in het bijzonder de volgende maatregelen snel ten uitvoer te leggen:
(a)
het aanbrengen van een rechtstreeks verband tussen de publicatie van de vergaderingen krachtens artikel 11, lid 3, en het transparantieregister, en het aanbrengen van wezenlijke verbeteringen om dit publicatie-instrument volledig gebruiksvriendelijk en doorzoekbaar te maken;
(b)
het aanbrengen van een rechtstreeks verband tussen de wetgevingsvoetafdruk als bedoeld in artikel 4, lid 6, van de gedragscode voor de leden van het Europees Parlement met betrekking tot de financiële belangen en belangenconflicten, in bijlage I bij zijn reglement, en het transparantieregister;
(c)
het invoeren van een regel voor ambtenaren van het Parlement, van afdelingshoofd tot secretaris-generaal, om enkel met geregistreerde belangenvertegenwoordigers te vergaderen;
(d)
het formuleren van een aanbeveling voor het personeel van het Parlement om in het toepassingsgebied van het register alleen met personen of organisaties te vergaderen indien deze geregistreerd zijn, en om dit voorafgaand aan hun vergaderingen stelselmatig te verifiëren;
(e)
het ontwikkelen van een alomvattende benadering om de deelname als spreker aan alle door commissies of interfractiewerkgroepen georganiseerde evenementen, zoals workshops en seminars alsook delegatievergaderingen, te koppelen aan registratie voor iedereen die onder het toepassingsgebied van het transparantieregister valt;
(f)
het ontwikkelen van een alomvattende en samenhangende benadering van het medeorganiseren van evenementen in de gebouwen van het Parlement, en het, in voorkomend geval, koppelen aan registratie voor iedereen die onder het toepassingsgebied van het transparantieregister valt;
20. verzoekt de Conferentie van commissievoorzitters in het bijzonder
(a)
richtsnoeren vast te stellen om rapporteurs, schaduwrapporteurs en voorzitters van commissies te helpen zich te houden aan hun verplichtingen als bedoeld in artikel 11, lid 3;
(b)
richtsnoeren vast te stellen voor commissiesecretariaten om leden te ondersteunen door hen stelselmatig te herinneren aan de mogelijkheid om, overeenkomstig artikel 4, lid 6, van de Gedragscode voor de leden van het Europees Parlement inzake financiële belangen en belangenconflicten, in bijlage I bij zijn reglement, de lijst te publiceren van belangenvertegenwoordigers die geraadpleegd zijn over aspecten in verband met het onderwerp van het verslag;
21. verzoekt de Commissie constitutionele zaken tijdens het proces van herziening van het Reglement van het Parlement na te denken over de vaststelling van aanvullende transparantiemaatregelen, teneinde de toegewijdheid van het Parlement aan het gemeenschappelijk kader te vergroten; onderstreept het belang van de formele vereisten die gelden voor elke herziening van het Reglement;
Vereisten om in aanmerking te komen, gedragscode, door de inschrijvers te verstrekken gegevens
22. merkt op dat het in acht nemen van de gedragscode als bedoeld in bijlage I bij het Akkoord onderdeel uitmaakt van de voorwaarden om in aanmerking te komen, en dat inschrijvers gehouden zijn aan de vertrouwelijkheidsvereisten en -regels die gelden voor voormalige leden en het personeel van de instellingen na beëindiging van hun mandaat, respectievelijk na uitdiensttreding;
23. verwelkomt de verduidelijking dat wanneer inschrijvers een deel van hun activiteiten aan anderen uitbesteden zij niet vrijgesteld zijn van de verplichting erop toe te zien dat deze dezelfde ethische normen in acht nemen als die welke op de inschrijvers zelf van toepassing zijn;
24. juicht het toe dat inschrijvers financiële gegevens over zowel cliënten als tussenpersonen moeten publiceren, en dat ook financiële gegevens verstrekt moeten worden van inschrijvers die geen commerciële belangen vertegenwoordigen; is verheugd over het feit dat inschrijvers niet alleen verplicht zijn eenmaal per jaar financiële informatie te publiceren, maar ook om die informatie actueel te houden, met name wanneer zich een belangrijke wijziging voordoet met details die onderworpen zijn aan uitvoeringsbesluiten;
25. onderstreept dat inschrijvers nu verplicht zijn gegevens te verstrekken over de wetgevingsvoorstellen, het beleid of de initiatieven waar zij zich op richten; is van oordeel dat dit tot meer transparantie over de door hen vertegenwoordigde belangen zal leiden;
Secretariaat en beheersorgaan
26. verwelkomt de toezegging om de middelen voor onderhoud, ontwikkeling en bevordering van het register te verhogen, net als de formele bijdrage van de Raad aan het secretariaat; is van oordeel dat dergelijke toezeggingen aan het gemeenschappelijk kader het secretariaat beter in staat zullen stellen de inschrijvers tijdig van advies te voorzien en ze te helpen bij het inschrijven en het actualiseren van de te verstrekken gegeven; wijst er met name op dat de personele middelen zeer beperkt zijn in verhouding tot het aantal inschrijvers in vergelijking met overeenkomstige nationale regelingen, en dat dit de doeltreffende werking van het register niet ten goede komt; verzoekt de instellingen te zorgen voor de verstrekking van de middelen en de personeelsaantallen die nodig zijn om de goede werking van het secretariaat en het beheersorgaan te waarborgen;
27. is van mening dat het feit dat de drie instellingen op voet van gelijkheid aan de werking van het secretariaat en het beheersorgaan deelnemen voor consensus zal zorgen, tot gedeelde “eigendom” van het kader zal leiden, en een gemeenschappelijke cultuur van transparantie in de hand zal werken;
28. verwelkomt de oprichting van het beheersorgaan, alsook zijn taak om toezicht uit te oefenen op de algemene administratieve tenuitvoerlegging van het Akkoord en om als orgaan te fungeren voor de herziening van de maatregelen die het secretariaat neemt; juicht het toe dat het Akkoord een robuuste administratieve procedure bevat voor het waarborgen van de procedurele rechten van de inschrijvers;
Procedurele bepalingen
29. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het Akkoord in bijlage A bij dit besluit;
30. hecht zijn goedkeuring aan de politieke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie in bijlage B bij dit besluit, die in de de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie zal worden gepubliceerd, samen met het Akkoord;
31. besluit dat, in overeenstemming met artikel 9 en artikel 15, lid 2, van het Akkoord het beheersorgaan en het secretariaat vanaf de inwerkingtreding van het Akkoord bevoegd zijn om namens het Europees Parlement afzonderlijke besluiten te nemen over verzoekers en inschrijvers, overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister(4);
32. verzoekt zijn Voorzitter het Akkoord met de voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
33. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de bijlagen daarbij ter informatie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.
INTERINSTITUTIONEEL AKKOORD TUSSEN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE COMMISSIE OVER EEN VERPLICHT TRANSPARANTIEREGISTER
(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met het interinstitutioneel akkoord als bekendgemaakt in PB L 207 van 11.6.2021, blz. 1.)
BIJLAGE B
POLITIEKE VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE COMMISSIE TER GELEGENHEID VAN DE VASTSTELLING VAN HET INTERINSTITUTIONEEL AKKOORD OVER EEN VERPLICHT TRANSPARANTIEREGISTER
Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie erkennen het belang van het conditionaliteitsbeginsel als hoeksteen van de gecoördineerde aanpak die de drie instellingen hebben gevolgd om een gemeenschappelijke transparantiecultuur te versterken en tegelijkertijd hoge normen vast te stellen voor een transparante en ethische belangenvertegenwoordiging op het niveau van de Unie.
Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie erkennen dat de conditionaliteitsmaatregelen en aanvullende transparantiemaatregelen die zijn ingesteld met betrekking tot de hiernavolgende aangelegenheden, in overeenstemming zijn met het Interinstitutioneel Akkoord over een verplicht transparantieregister, de doelstelling van hun gecoördineerde aanpak versterken en een stevige basis vormen om die aanpak verder uit te bouwen en te verbeteren en de ethische belangenvertegenwoordiging op het niveau van de Unie verder te versterken:
— vergaderingen van besluitvormers met geregistreerde belangenvertegenwoordigers, indien van toepassing(1);
— het openbaar maken van bijeenkomsten met belangenvertegenwoordigers, indien van toepassing(2);
— bijeenkomsten van personeelsleden, met name op hoog niveau, met geregistreerde belangenvertegenwoordigers(3);
— als spreker deelnemen aan een hoorzitting in het Europees Parlement(4);
— lidmaatschap van deskundigengroepen van de Commissie en deelname aan bepaalde evenementen, fora of informatiebijeenkomsten(5);
— beschermheerschap met betrekking tot evenementen voor geregistreerde belangenvertegenwoordigers, in voorkomend geval;
— de politieke verklaring van lidstaten om het conditionaliteitsbeginsel overeenkomstig het nationale recht en nationale bevoegdheden vrijwillig toe te passen op bijeenkomsten van hun permanente vertegenwoordiger en plaatsvervangende permanente vertegenwoordiger met belangenvertegenwoordigers tijdens hun voorzitterschap van de Raad en de zes maanden die hieraan voorafgaan, en eventuele andere vrijwillige maatregelen van afzonderlijke lidstaten overeenkomstig het nationale recht en nationale bevoegdheden die verder gaan dan het genoemde, waarvan in beide gevallen eveneens nota wordt genomen.
Artikel 11, lid 2, van het Reglement van het Europees Parlement; artikel 7 van het besluit van de Commissie van 31 januari 2018 betreffende een gedragscode voor de leden van de Europese Commissie (C(2018)0700) (PB C 65 van 21.2.2018, blz. 7); punt V van de Werkmethoden van de Europese Commissie.
Artikel 11, lid 3, van het Reglement van het Europees Parlement; Besluit 2014/838/EU, Euratom van de Commissie van 25 november 2014 betreffende het openbaar maken van informatie over bijeenkomsten van directeuren-generaal van de Commissie en organisaties of als zelfstandige werkzame personen (PB L 343 van 28.11.2014, blz. 19); besluit 2014/839/EU, Euratom van de Commissie van 25 november 2014 betreffende het openbaar maken van informatie over bijeenkomsten van leden van de Commissie en organisaties of als zelfstandige werkzame personen (PB L 343 van 28.11.2014, blz. 22).
Artikel 3 van het besluit van de Raad betreffende de regulering van contacten tussen het secretariaat-generaal van de Raad en belangenvertegenwoordigers; punt V van de Werkmethoden van de Europese Commissie.
Artikel 35 van het Reglement van het Europees Parlement; artikel 8 van het besluit van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels betreffende de oprichting en werking van deskundigengroepen van de Commissie (C(2016)3301); artikelen 4 en 5 van het besluit van de Raad betreffende de regulering van contacten tussen het secretariaat-generaal van de Raad en belangenvertegenwoordigers.
Artikel 123 van het Reglement van het Europees Parlement, in samenhang met het besluit van de secretaris-generaal van 13 december 2013 betreffende de regeling inzake toegangspassen en toegangsrechten voor de gebouwen van het Europees Parlement; artikel 6 van het besluit van de Raad betreffende de regulering van contacten tussen het secretariaat-generaal van de Raad en belangenvertegenwoordigers.