Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over het belangenconflict van de premier van de Tsjechische Republiek (2021/2671(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 310, lid 6, en artikel 325, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie(1) (“het Financieel Reglement”),
– gezien de mededeling van de Commissie over richtsnoeren voor het vermijden van en omgaan met belangenconflicten overeenkomstig het Financieel Reglement(2),
– gezien zijn vorige besluiten en resoluties over het verlenen van kwijting aan de Commissie voor de jaren 2014, 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019,
– gezien zijn resolutie van 13 december 2018 over belangenconflicten en de bescherming van de EU-begroting in de Tsjechische Republiek(3) en zijn resolutie van 19 juni 2020 over de heropening van het onderzoek tegen de premier van de Tsjechische Republiek inzake het misbruik van EU-middelen en potentiële belangenconflicten(4),
– gezien de onderzoeksmissies van de Commissie begrotingscontrole naar de Tsjechische Republiek van 26 tot en met 27 maart 2014 en van 26 tot en met 28 februari 2020,
– gezien het eindverslag van november 2019 over de audit van de werking van de beheers- en controlesystemen ter voorkoming van belangenconflicten in Tsjechië, uitgevoerd door de directoraten-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (REGIO) en Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (EMPL) van de Commissie, dat op 23 april 2021 werd gepubliceerd,
– gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting(5),
– gezien het verslag van de Commissie over de rechtsstaat van 2020, en met name het landenhoofdstuk over de situatie van de rechtsstaat in Tsjechië (SWD(2020)0302),
– gezien het tussentijdse nalevingsverslag over Tsjechië in de vierde evaluatieronde van de Groep van Staten tegen Corruptie (Greco), dat de GRECO tijdens haar 84e plenaire vergadering in december 2019 heeft aangenomen,
– gezien het landenverslag Tsjechië 2020 van 26 februari 2020 (SWD(2020)0502) bij de mededeling van de Commissie over het Europees semester 2020: Beoordeling van de voortgang bij structurele hervormingen, de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties in het kader van Verordening (EU) nr. 1176/2011 (COM(2020)0150),
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie begrotingscontrole,
A. overwegende dat de artikelen 61 en 63 van het Financieel Reglement, artikel 24 van Richtlijn 2014/24/EU betreffende de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten ter voorkoming van belangenconflicten, de artikelen 144 en 145 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor fondsen onder gedeeld beheer, Verordening (EU) nr. 1303/2013, de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de Tsjechische wet nr. 159/2006 inzake belangenconflicten, zoals gewijzigd op 29 november 2016, specifieke verplichtingen vaststellen en instrumenten aanreiken om situaties van belangenconflicten doeltreffend aan te pakken;
B. overwegende dat Agrofert een conglomeraat is dat door de Tsjechische premier Andrej Babiš is opgericht en meer dan 230 ondernemingen telt; overwegende dat premier Babiš een van de uiteindelijke begunstigden van Agrofert blijkt te zijn, de controlerende vennootschap van de Agrofert-groep, die onder andere een aantal belangrijke Tsjechische mediakanalen omvat, via trustfondsen AB Private Trust I en AB Private Trust II, waarvan hij tevens de uiteindelijke begunstigde is;
C. overwegende dat in januari en februari 2019 een gecoördineerde, alomvattende audit is uitgevoerd door verschillende diensten van de Commissie (DG REGIO/DG EMPL, DG AGRI (geassocieerd DG)) over de toepassing van het EU-recht en het nationale recht; overwegende dat in het kader van een lopende audit van AGRI wordt onderzocht of er sprake zou zijn van belangenconflicten bij de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in Tsjechië;
D. overwegende dat de Commissie in april 2021 een naar behoren bewerkte versie heeft gepubliceerd van het definitieve auditverslag over de wettelijke uitvoering van de ESI‑fondsen, zoals geverifieerd door DG EMPL en DG REGIO; overwegende dat het tweede auditverslag van DG AGRI nog steeds niet is gepubliceerd;
E. overwegende dat in het gepubliceerde auditverslag wordt gewezen op ernstige tekortkomingen in het beheers- en controlesysteem(6) in de Tsjechische Republiek en op tekortkomingen die met financiële correcties moeten worden verholpen;
F. overwegende dat in het auditverslag van DG REGIO drie subsidies in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling aan het licht zijn gekomen die in strijd waren met de Tsjechische wetgeving en de EU-verordening gemeenschappelijke bepalingen;
G. overwegende dat het strafrechtelijk onderzoek naar premier Babiš, dat is ingeleid naar aanleiding van het verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) over het onregelmatig gebruik van EU-subsidies voor kleine ondernemingen, dat aanvankelijk werd gesloten en vervolgens heropend en waarover het Parlement op 19 juni 2020 een resolutie heeft aangenomen, nog steeds loopt;
H. overwegende dat de Commissie na een jaar nog steeds geen volledig antwoord heeft gegeven op het verzoek van het Parlement om het totale bedrag te kwantificeren van de subsidies die de entiteiten van de Agrofert-groep hebben ontvangen;
I. overwegende dat na de resoluties van het Parlement van december 2018 en juni 2020 over het belangenconflict van premier Babiš en meer dan twee jaar na het begin van de audits van de Commissie, de situatie rond het belangenconflict van premier Babiš nog steeds niet is opgelost;
J. overwegende dat een goed financieel beheer door de lidstaten alleen kan worden gewaarborgd indien de overheidsinstanties handelen overeenkomstig de wet, zowel op nationaal als op EU-niveau, en indien strafbare feiten als gevolg van onjuist afgehandelde gevallen van belangenconflicten, daadwerkelijk worden vervolgd door opsporingsdiensten en de staande magistratuur;
K. overwegende dat overeenkomstig artikel 3, onder b), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 het niet voorkomen van belangenconflicten kan wijzen op schendingen van de beginselen van de rechtsstaat;
L. overwegende dat het voeren van een gedetailleerd beleid en gedetailleerde regels voor het vermijden van en omgaan met conflicten en vermeende belangenconflicten een essentieel onderdeel vormt van goed bestuur en goed financieel beheer;
M. overwegende dat de onderzoeksmissie van de Commissie begrotingscontrole in februari 2020 heeft uitgewezen dat het rechtskader beperkingen kent die een efficiënte en effectieve werking van de nationale hoge rekenkamer in de weg staan, doordat die niet in staat is de regelmatigheid en de prestaties van de overheidsuitgaven op regionaal en lokaal niveau te controleren of controles ter plaatse bij de eindbegunstigden uit te voeren;
1. is verheugd over de publicatie van het definitieve auditverslag van DG REGIO en DG EMPL over de werking van de beheers- en controlesystemen ter voorkoming van belangenconflicten in Tsjechië, na herhaalde verzoeken van het Parlement, waarin het huidige en aanhoudende belangenconflict van premier Babiš in verband met het Agrofert-conglomeraat wordt bevestigd, en het standpunt van het Parlement, zoals verwoord in eerdere resoluties en kwijtingsverslagen, aldus wordt bevestigd;
2. is verheugd over het feit dat DG REGIO en DG EMPL het grote publieke belang van transparantie en informatie over deze uitzonderlijke situatie erkennen als redelijke gronden voor publicatie; betreurt niettemin dat de bevindingen pas in april 2021 werden bekendgemaakt, hoewel het definitieve auditverslag in november 2019 aan de Tsjechische autoriteiten was toegezonden en de Commissie de antwoorden in mei 2020 had ontvangen; dringt bij DG AGRI aan op de bespoediging van zijn auditprocedure en follow-up, en op de onverwijlde publicatie van zijn definitieve auditverslag; vraagt om bijzondere aandacht voor betalingen aan ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks eigendom zijn van premier Babiš of andere leden van de Tsjechische regering;
3. acht het betreurenswaardig dat de audit- en contradictoire procedures, alsmede de procedures inzake de toepassing van financiële correctie, zich thans over verschillende jaren uitstrekken; dringt er bij de Commissie op aan de regels voor de audit en de financiële-correctieprocedures te herzien, zodat sneller conclusies kunnen worden getrokken en ten onrechte uitbetaalde EU-middelen kunnen worden teruggevorderd; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om alle documenten in verband met de zaak van het belangenconflict van de Tsjechische premier openbaar te maken;
4. maakt zich ernstig zorgen over de bevindingen van het auditverslag waaruit blijkt dat:
–
ESI-fondsen ten onrechte werden toegekend aan entiteiten van de Agrofert-groep;
–
de premier de uiteindelijke begunstigde van de Agrofert Holding is en sinds februari 2017 van de trustfondsen AB Private Trust I en AB Private Trust II, die hij beheert, en een rechtstreeks economisch belang heeft bij het succes van Agrofert;
–
premier Babiš actief betrokken was bij de uitvoering van de EU-begroting in Tsjechië en invloed kon uitoefenen op organen als de ESIF-raad en de nationale coördinatieautoriteit, terwijl hij ook betrokken was bij besluiten die gevolgen hadden voor de Agrofert-groep;
–
de geselecteerde projecten werden gegund in strijd met artikel 4c van de herziene Tsjechische wet inzake belangenconflicten, alsook met het Financieel Reglement van de EU;
–
tijdens de gecontroleerde periode de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de heer Babiš als premier, voorzitter van de ESIF-Raad, minister van Financiën en vicepremier van Economische Zaken in het gedrang is gekomen;
5. merkt op dat uit hoofde van de vijfde antiwitwasrichtlijn openbaar toegankelijke registers voor bedrijven, trusts en andere juridische constructies moeten worden ingevoerd, en dat de Tsjechische wet nr. 37/2021 Sb. inzake de registratie van uiteindelijke begunstigden deze eindelijk per 1 juni 2021 in nationale wetgeving heeft omgezet; herinnert eraan dat de termijn voor de omzetting van deze richtlijn op 10 januari 2020 is verstreken; uit scherpe kritiek op het feit dat Tsjechië de vijfde antiwitwasrichtlijn met zoveel vertraging heeft omgezet; wijst erop dat premier Babiš sinds 1 juni 2021 in het Tsjechische register van eigenaren voorkomt als de “onrechtstreekse werkelijke eigenaar” van Agrofert; uit scherpe kritiek op de verklaring van het Tsjechische ministerie van Justitie, waarin staat dat Agrofert subsidies mag blijven ontvangen ondanks het feit dat Andrej Babiš in Tsjechië als de uiteindelijke begunstigde van Agrofert geregistreerd staat;
6. beklemtoont dat een belangenconflict op het hoogste regeringsniveau van een lidstaat, dat nu is bevestigd met de publicatie op 23 april 2021 van het eindverslag van de Commissie over de audit van de werking van de beheers- en controlesystemen ter voorkoming van belangenconflicten in de Tsjechische Republiek, niet kan worden getolereerd en volledig moet worden aangepakt door:
a)
het nemen van maatregelen die ervoor zorgen dat premier Babiš niet langer economische belangen of andere belangen heeft die onder de werkingssfeer van artikel 61 van het Financieel Reglement van de EU of de Tsjechische wet inzake belangenconflicten vallen met betrekking tot de Agrofert-groep; of
b)
ervoor te zorgen dat de bedrijfseenheden die onder controle van premier Babiš staan, geen financiering meer ontvangen uit EU-fondsen, overheidssubsidies of financiering die door alle overheidsniveaus in de EU wordt verdeeld; of
c)
zich volledig te onthouden van deelname aan enig besluitvormingsproces van de EU dat direct of indirect betrekking zou kunnen hebben op de belangen van de Agrofert-groep; benadrukt evenwel dat het met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de premier en leden van zijn regering twijfelachtig lijkt dat deze maatregel het belangenconflict in de praktijk adequaat kan aanpakken, indien de betrokken personen hun openbare functies blijven uitoefenen, zodat ontslag uit de openbare dienst dus een geschiktere manier is om het belangenconflict aan te pakken;
7. is ingenomen met de aankondiging dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) een onpartijdig en op feiten gebaseerd onderzoek naar het belangenconflict zal uitvoeren; neemt kennis van de verklaring van het pas opgerichte Europees Openbaar Ministerie dat het EOM uit hoofde van de desbetreffende verordening van de Europese Unie verplichte rechtsmacht heeft voor de zaak, en dat de zaak ogenblikkelijk aan het EOM moet worden overgedragen;
8. betreurt het dat de auditbevindingen het bestaan bevestigen van ernstige systemische tekortkomingen in de werking van het beheers- en controlesysteem en met name in de opsporing van belangenconflicten; betreurt dat de ondoeltreffendheid van kruiscontroles en de ondoorzichtige processen en structuren de betrouwbaarheid van de preventie en opsporing van belangenconflicten in de Tsjechische Republiek in de weg staan;
9. is ernstig bezorgd dat zelfs na de inwerkingtreding van de artikelen 61 en 63 van het Financieel Reglement in 2018 de tekortkomingen van de beheers- en controlesystemen – wat het vermijden van belangenconflicten betreft – blijven bestaan en dat door de Tsjechische autoriteiten weinig en onvoldoende wordt ondernomen om de naleving te waarborgen;
10. betreurt de gerapporteerde pogingen van de Tsjechische regering om het belangenconflict van premier Babiš te legaliseren via een wet, die aan het begin van de COVID-19-crisis in maart 2020 is voorgesteld, in plaats van het belangenconflict zelf op te lossen;
11. verwacht dat de nationale autoriteiten uitvoering geven aan alle gevraagde aanbevelingen, die er onder meer op gericht zijn het beheers- en controlesysteem te verbeteren en alle na 9 februari 2017 toegekende subsidies te controleren die mogelijk in strijd zijn met de wet inzake belangenconflicten;
12. verzoekt de Commissie het Parlement te informeren over de uitvoering van de aanbevelingen van de audit door de Tsjechische regering, met name wat betreft het onderzoek van alle aan de Agrofert-groep toegekende middelen die geen deel uitmaakten van de controlesteekproef;
13. is ernstig bezorgd over de zwakke punten van het algemene regelgevingskader, die het moeilijk maken om de uiteindelijke begunstigden van entiteiten die EU-middelen ontvangen, systematisch te identificeren; herinnert eraan dat de Commissie heeft bevestigd dat in het kader van het GLB betalingen zijn verricht aan ondernemingen die tot de Agrofert-groep behoren, alsmede aan andere ondernemingen waarvan premier Babiš de uiteindelijke begunstigde is in verschillende andere lidstaten, maar dat zij niet in staat is alle economische actoren die deze betalingen hebben ontvangen, te identificeren; dringt erop aan dat van de Commissie word verwacht dat zij de kwijtingsautoriteit een volledig en betrouwbaar overzicht geeft van alle betalingen aan ondernemingen van de Agrofert-groep en aan ondernemingen met dezelfde uiteindelijk begunstigde in alle lidstaten voor de begrotingsjaren 2018 en 2019; verzoekt de Commissie tevens informatie voor het jaar 2020 op te nemen; is van mening dat hieruit blijkt dat de Commissie, in samenwerking met de nationale agentschappen, dringend een gestandaardiseerd en openbaar toegankelijk formaat moet uitwerken teneinde de eindbegunstigden van GLB-uitgaven bekend te maken;
14. neemt kennis van de recente correctie in de gegevens van het register van uiteindelijk begunstigden van ondernemingen (transparantieregister), waarin premier Babiš nu is vermeld als begunstigde en aandeelhouder van een dochteronderneming van Agrofert in Duitsland; herhaalt dat premier Babiš op de lijst staat van zes actieve personen met aanzienlijke invloed op of zeggenschap over de trustees van een trust die verbonden is met de Agrofert-dochteronderneming genaamd GreenChem Solutions Ltd. in het VK; verzoekt alle lidstaten waar dochterondernemingen van Agrofert actief zijn, om het register van uiteindelijk begunstigden in dit verband te herzien;
15. betreurt het dat entiteiten van de Agrofert-groep betalingen blijven ontvangen uit hoofde van de eerste pijler van het GLB; herinnert eraan dat de Tsjechische wet inzake belangenconflicten verbiedt subsidies, met inbegrip van rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB, te verstrekken aan een onderneming waarin een overheidsfunctionaris of een door een overheidsfunctionaris beheerde entiteit een aandeel van 25 % of meer heeft; wijst op de ernstige twijfels over de onafhankelijkheid van de Tsjechische autoriteiten die beslissen over de subsidiabiliteit van en de controle op de rechtstreekse landbouwsubsidies; wijst op de risico-indicatoren gelet op het feit dat de ondernemingen die deel uitmaken van de Agrofert-groep die subsidies blijven ontvangen, hetgeen in strijd is met de Tsjechische wet inzake belangenconflicten;
16. merkt op dat de bestaande Tsjechische wetgeving inzake belangenconflicten, die sinds 2006 van kracht is, ernstige leemten en aanzienlijke tekortkomingen vertoont bij de uitvoering ervan, waardoor diepe oligarchische structuren konden ontstaan en groeien; betreurt het dat de missie van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement in februari 2020 ernstige tekortkomingen aan het licht heeft gebracht in de systemen voor het vermijden, opsporen en oplossen van belangenconflicten in Tsjechië;
17. is verbaasd over de schijnbaar verschillende aanpak van vergelijkbare schendingen van de Tsjechische wet inzake belangenconflicten en artikel 61 van het Financieel Reglement door de DG’s REGIO en EMPL en DG AGRI; merkt op dat terwijl de DG’s REGIO en EMPL van mening zijn dat een inbreuk op de Tsjechische wet inzake belangenconflicten een inbreuk op artikel 61, lid 2, van het Financieel Reglement vormt, DG AGRI niet dezelfde logica lijkt toe te passen; wijst er voorts op dat de subsidiabiliteitscontroles van betalingen op basis van rechten (rechtstreekse betalingen) eveneens een element van besluitvorming bij de verificatie omvat; benadrukt dat die verificatiebeslissing kan worden beïnvloed door een belangenconflict; verzoekt de Commissie het Parlement een gedetailleerde juridische toelichting te verstrekken over de verschillende gevolgen van schendingen van de nationale wetgeving inzake belangenconflicten en van artikel 61 van het Financieel Reglement, en een gedetailleerde uitleg te geven over de wijze waarop de Commissie ervoor zorgt dat de verificatiebeslissingen inzake betalingen op basis van rechten niet door een belangenconflict worden beïnvloed;
18. is verbaasd over de evaluatie van de Commissie dat de Tsjechische minister van Landbouw zich niet in een belangenconflict bevindt, ondanks het feit dat zijn familieleden aanzienlijke bedragen aan landbouwsubsidies ontvangen terwijl hij belast is met de programmering en uitvoering van landbouwprogramma’s in het kader van het GLB; verzoekt de Commissie die evaluatie aan het Parlement te doen toekomen; verzoekt de Commissie te zorgen voor een uniforme interpretatie en toepassing van artikel 61 van het Financieel Reglement;
19. verzoekt de Commissie na te gaan in hoeverre artikel 61 van het Financieel Reglement erin slaagt gevallen van belangenconflicten met succes te voorkomen of aan het licht te brengen en op te lossen wanneer die zich voordoen, en indien nodig in het kader van de volgende herziening van het Financieel Reglement voorstellen te doen om de regels inzake belangenconflicten verder aan te scherpen, met bijzondere aandacht voor de definities, het toepassingsgebied (wie valt onder het toepassingsgebied), de vaststelling van gevoelige functies of activiteiten die risico lopen, de “situaties die objectief gezien als een belangenconflict kunnen worden beschouwd” en de verplichtingen in geval van belangenconflicten; herinnert eraan dat artikel 61 van het Financieel Reglement geen onderscheid maakt tussen verschillende soorten betalingen uit de EU-begroting en dat de loutere mogelijkheid om een uit het belangenconflict voortvloeiende positie te gebruiken, een voldoende indicator is;
20. is bezorgd over de enge interpretatie van artikel 61 van het Financieel Reglement door het Tsjechische betaalorgaan voor de landbouw (het landelijk interventiefonds voor de landbouw), dat het niet van toepassing acht voor de leden van de regering; herhaalt de bezorgdheid van het Parlement over een aantal tekortkomingen die zijn vastgesteld in het beheer van het Tsjechische betaalorgaan voor de landbouw, met name het gebrek aan onafhankelijkheid van de raad van toezicht, zoals benadrukt in het verslag van het Parlement over zijn onderzoeksmissie naar de Tsjechische Republiek in februari 2020(7); verzoekt de Commissie een auditprocedure in te leiden om een goed beheer van het orgaan te waarborgen;
21. is van mening dat de richtsnoeren van de Commissie voor het vermijden van en omgaan met belangenconflicten overeenkomstig het Financieel Reglement een belangrijk instrument zijn om de maatregelen ter bescherming van de EU-begroting tegen fraude en onregelmatigheden verder te versterken; verzoekt de Commissie te zorgen voor bewustmaking en voor een uniforme interpretatie en toepassing van de regels inzake het vermijden van belangenconflicten, met inbegrip van rechtstreekse betalingen in het kader van de eerste pijler van het GLB, en de onafhankelijke werking van betaalorganen en controlestructuren in dit verband te monitoren; verzoekt de Commissie de autoriteiten van de betrokken lidstaten verdere praktische voorbeelden, suggesties en aanbevelingen te verstrekken teneinde hen te helpen belangenconflicten te vermijden;
22. herhaalt dat de Tsjechische burgers en belastingbetalers niet mogen opdraaien voor of de gevolgen mogen ondervinden van het belangenconflict van premier Babiš, en dat ondernemingen die tot de Agrofert-groep behoren alle subsidies moeten terugbetalen die zij op onrechtmatige wijze uit de EU-begroting of de Tsjechische nationale begroting hebben ontvangen; dringt er bij de Tsjechische autoriteiten op aan alle subsidies terug te vorderen die ten onrechte aan een entiteit van de Agrofert-groep zijn betaald;
23. dringt erop aan dat verdere uitbetaling van middelen, hetzij uit de EU-begroting, hetzij uit de Tsjechische nationale begroting, aan de ondernemingen die uiteindelijk door premier Babiš of leden van de Tsjechische regering worden beheerd, moet worden stopgezet totdat de gevallen van belangenconflicten volledig zijn opgelost;
24. dringt er bij de Tsjechische regering op aan de algehele billijkheid bij de verdeling van EU-subsidies te verbeteren en een systeem op te zetten dat volledige transparantie bij de verdeling van EU-middelen waarborgt; merk bezorgd op dat er volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, geen besluiten zijn genomen om het Tsjechische systeem van rechtstreekse betalingen te wijzigen sinds het in 2014 is opgezet noch om een doeltreffend mechanisme tegen belangenconflicten in te stellen;
25. herinnert eraan dat in het kader van het project “ooievaarsnest” Agrofert kunstmatig een middelgrote onderneming in het leven heeft geroepen, die nog steeds in handen is van Agrofert, teneinde voor in totaal circa 2 miljoen EUR aan middelen te verkrijgen voor kleine en middelgrote ondernemingen; acht het onaanvaardbaar dat de Tsjechische autoriteiten, nadat bij het onderzoek naar het “ooievaarsnest” ernstige onregelmatigheden aan het licht waren gekomen, het project uit EU-financiering hebben teruggetrokken met het doel het uit de nationale begroting te financieren, waardoor de financiële last naar de Tsjechische belastingbetaler wordt verschoven; beschouwt dat als een bevestiging dat de Tsjechische autoriteiten er niet in zijn geslaagd de Commissie te overtuigen van de wettigheid en de regelmatigheid van die betalingen; betreurt dat dit betekent dat OLAF niet langer het recht heeft om een onderzoek in te stellen en dat alleen de nationale openbare aanklager een aanklacht kan indienen; is ernstig bezorgd over het feit dat de Tsjechische openbare aanklager de procedure tijdelijk heeft gesloten en later de zaak heeft heropend; verzoekt de Tsjechische autoriteiten de EU-instellingen zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de resultaten van het onderzoek met betrekking tot het “ooievaarsnest”;
26. merkt op dat de Tsjechische politie in het kader van het onderzoek rond het zogenaamde project “Ooievaarsnest” in de Tsjechische Republiek voor de tweede keer heeft aanbevolen premier Babiš aan te klagen wegens vermoede fraude ter hoogte van ongeveer twee miljoen EUR; merkt op dat over het verzoek tot aanklacht moet worden beslist door de toezichthoudende aanklager, Jaroslav Šaroch, die in september 2019 aanvankelijk had besloten de zaak te seponeren; herinnert eraan dat Pavel Zeman, de inmiddels afgetreden procureur-generaal, op 4 december 2019 had bevolen de zaak te heropenen op grond van mankementen in de juridische beoordeling van Jaroslav Šaroch;
27. is ernstig bezorgd over de politieke druk tegen onafhankelijke media en onafhankelijke instellingen in de Tsjechische Republiek, hetgeen onlangs is gebleken uit het aftreden van de procureur-generaal, die druk van de minister van Justitie als reden voor zijn aftreden opgaf;
28. verzoekt de Commissie de zwakke punten van het Tsjechische rechtsstelsel te onderzoeken en de nodige maatregelen te treffen; verzoekt de Commissie zorgvuldig te onderzoeken en te analyseren of er nog andere zaken waarbij leden van de Tsjechische regering betrokken zijn, mogelijkerwijs onder druk zijn ingetrokken of voortijdig zijn afgesloten; verzoekt de Commissie het Parlement onverwijld op de hoogte te houden van haar bevindingen en conclusies;
29. is verontrust over berichten dat de Tsjechische regering tijdens de gecontroleerde periode reeds meer dan 150 miljoen CZK uit de Tsjechische nationale begroting aan Agrofert heeft betaald(8); verzoekt de Commissie, aangezien dit illegale staatssteun kan inhouden en de eerlijke concurrentie op de interne markt van de EU, alsmede de integriteit ervan, in gevaar kan brengen, die gevallen van financiering uit de nationale begroting grondig te onderzoeken en het Parlement te informeren over de conclusies van het onderzoek en de genomen maatregelen;
30. veroordeelt de praktijk om projecten aan EU-financiering te onttrekken teneinde ze vervolgens uit de nationale begroting te financieren nadat de Commissie of de Europese Rekenkamer onregelmatigheden hebben vastgesteld; verzoekt de Commissie in die zaken nauwlettend toe te zien en een zorgvuldige juridische analyse uit te voeren, met bijzondere aandacht voor mogelijke schendingen van de regels inzake staatssteun;
31. betreurt de publieke uitlatingen van premier Babiš in reactie op de publicatie van het definitieve auditverslag van de DG’s REGIO en EMPL(9); acht het onaanvaardbaar dat de auditors van de Commissie door een lid van de Europese Raad “maffia” worden genoemd;
32. veroordeelt de lasterlijke opmerkingen van premier Babiš aan het adres van nieuwsorganisaties die berichten over zijn belangenconflicten en de activiteiten van zijn bedrijven; wijst in dat verband op zijn negatieve commentaar tijdens het Denik-referendum in het Tsjechische parlement in november 2020;
33. is ernstig bezorgd over de geringe mate waarin gevolg is gegeven aan de aanbevelingen van de GRECO in het verslag van de vierde evaluatieronde – slechts één van de veertien aanbevelingen is op bevredigende wijze opgevolgd, zeven aanbevelingen zijn gedeeltelijk opgevolgd en de overige zes aanbevelingen zijn helemaal niet opgevolgd;
34. dringt er bij alle lidstaten op aan om in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) betalingen van subsidies van honderden miljoenen euro’s aan individuele natuurlijke personen te verbieden en toe te werken naar het standpunt van het Parlement om volledige transparantie en de mogelijkheid tot samenvoeging van betalingen te waarborgen, alsmede digitale toezicht- en auditprocedures over de grenzen van de lidstaten heen in programma’s onder gedeeld beheer;
35. verzoekt de Raad in de lopende onderhandelingen over de GLB-verordening de nodige aandacht te besteden aan budgettaire doeltreffendheid en een eerlijkere en transparantere verdeling van de rechtstreekse betalingen, en zich te scharen achter het standpunt van het Parlement om voor beide pijlers van het GLB specifieke maxima per natuurlijke persoon vast te stellen, alsmede degressiviteit, verplichte plafonnering en herverdelingsbetalingen om ervoor te zorgen dat de EU-burgers het GLB over het geheel genomen positief ervaren; benadrukt dat onderhandelingen in de Raad niet mogen worden beïnvloed door belangenconflicten en dat geen minister, lid of vertegenwoordiger van een nationale regering aan onderhandelingen mag deelnemen terwijl hij/zij betrokken is bij een belangenconflict; acht het onaanvaardbaar dat premier Babiš als uiteindelijke begunstigde van de Agrofert-groep heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over het GLB en zich heeft verzet tegen de plafonnering van de subsidies; benadrukt met klem dat de maxima per natuurlijke persoon voor de eerste en de tweede pijler van het GLB uniform moeten worden toegepast, eveneens op leden van nationale regeringen, teneinde te voorkomen dat zij in de Raad in hun eigen voordeel onderhandelen;
36. keurt oligarchische structuren die putten uit de landbouw- en cohesiefondsen van de EU, waarbij een kleine minderheid van begunstigden het leeuwendeel van de EU-middelen ontvangt, ten sterkste af en verzoekt de Commissie, de Raad en de Europese Raad te voorkomen dat dergelijke structuren worden bevorderd, omdat zij ten koste gaan van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote boeren en agrarische familiebedrijven, die de belangrijkste begunstigden van het GLB zouden moeten zijn;
37. wijst met ernstige bezorgdheid op het feit dat premier Babiš in een belangenconflict betrokken is wanneer hij deelneemt aan de besluitvorming over de afstemming van het GLB op de algemene doelstellingen van het Europese klimaatbeleid, aangezien de zakelijke belangen van de Agrofert-groep zwaarder zouden kunnen wegen dan het algemeen belang bij de ondersteuning van een duurzamere landbouw en de beperking van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering;
38. is van mening dat het uitblijven van maatregelen van de Tsjechische regering om de belangenconflicten van premier Babiš aan te pakken een negatief effect heeft op het functioneren van de Tsjechische overheidsinstanties, met inbegrip van de wetshandhavingsinstanties en de beheers- en controlesystemen, en op de naleving van de EU-wetgeving;
39. verzoekt de Commissie bovengenoemde situatie, alsmede de invloed van premier Babiš op de Tsjechische media en op het gerechtelijk apparaat, te beoordelen teneinde schendingen van de rechtsstaat vast te stellen en, indien bevestigd en op grond van haar bevindingen, te zijner tijd het conditionaliteitsmechanisme voor de bescherming van de begroting van de Unie in werking te stellen;
40. is nog steeds bezorgd over de toenemende concentratie van media-eigendom in de handen van een paar oligarchen(10);
41. merkt op dat er zowel op nationaal als op Europees niveau onderzoeken en audits aan de gang zijn naar mogelijke belangenconflicten en het gebruik van EU-middelen; is ongerust over de in het verslag van de Commissie over de rechtsstaat 2020 geuite bezorgdheid dat corruptiezaken op hoog niveau onvoldoende worden vervolgd en dat er enkele lacunes zijn vastgesteld in de integriteitskaders die van toepassing zijn op parlementsleden;
42. verzoekt de Raad en de Europese Raad alle noodzakelijke en passende maatregelen te nemen om belangenconflicten te vermijden, overeenkomstig artikel 61, lid 1, van het Financieel Reglement; uit zijn bezorgdheid over het feit dat de Tsjechische premier actief heeft deelgenomen, en nog steeds deelneemt, aan de onderhandelingen over de EU-begroting en EU-programma’s, terwijl hij in een belangenconflict betrokken is; verzoekt de Raad en de Europese Raad aan het Parlement toe te lichten hoe zij voornemens zijn rekening te houden met en te handelen ten aanzien van de deelname van premier Babiš aan de besluitvorming over de GLB- en de EU-begroting, na de conclusie in de auditverslagen van de Commissie;
43. is van mening dat het geval van het belangenconflict van premier Babiš eveneens bevestigt dat er dringend een interoperabel digitaal verslagleggings- en controlesysteem voor de EU-financiën moet komen; betreurt ten zeerste dat de medewetgevers geen bevredigend akkoord hebben bereikt over bepalingen betreffende de interoperabiliteit van de IT-systemen, die gestandaardiseerde en uniforme verslaglegging mogelijk zouden maken en de samenwerking zouden bevorderen; roept op tot een inspanning van alle betrokken actoren om te streven naar even doeltreffende oplossingen ten behoeve van een betere verantwoordingsplicht;
44. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de bepalingen van het Financieel Reglement inzake belangenconflicten, eveneens in het geval van het belangenconflict van premier Babiš, volledig worden toegepast bij de uitvoering van het MFK 2021-2027 en NextGenerationEU, zodat er geen betalingen worden verricht aan ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks eigendom zijn van premier Babiš(11); dringt aan op nader onderzoek naar mogelijke belangenconflicten en andere elementen van de rechtsstaat in de nationale herstelplannen;
45. wijst er met klem op dat de leden van het Europees Parlement hun werk vrij van bedreigingen moeten kunnen verrichten en dat de nationale regeringen verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van hun bescherming in hun thuislanden;
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de regering en de beide kamers van het parlement van de Tsjechische Republiek.
Merkt op dat in het definitieve auditverslag ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd in de opzet van het controlesysteem ter voorkoming van belangenconflicten, zoals blijkt uit de zeven inbreuken op artikel 4c van de Tsjechische wet inzake belangenconflicten en het hoge foutenpercentage van 96,7 % in de gecontroleerde steekproef.
Op de lijst van ondernemingen en projecten die door de Tsjechische regering zijn goedgekeurd om in aanmerking te komen voor financiering uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie, staat meer dan 6 miljard CZK voor Lovochemie, een onderneming die deel uitmaakt van de Agrofert-groep, die vroeger werd geleid door de huidige Tsjechische minister van Milieu, Richard Brabec.