Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2748(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B9-0355/2021

Debatten :

PV 10/06/2021 - 7.2
CRE 10/06/2021 - 7.2

Stemmingen :

PV 10/06/2021 - 9
PV 10/06/2021 - 15

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0290

Aangenomen teksten
PDF 130kWORD 44k
Donderdag 10 juni 2021 - Straatsburg
Situatie in Sri Lanka, met name de arrestaties uit hoofde van de wet inzake preventie van terrorisme
P9_TA(2021)0290RC-B9-0355/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de situatie in Sri Lanka, in het bijzonder de arrestaties uit hoofde van de wet ter voorkoming van terrorisme (2021/2748(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Sri Lanka,

–  gezien het verslag van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van 9 februari 2021 getiteld “Promoting reconciliation, accountability and human rights in Sri Lanka”,

–  gezien de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad van 23 maart 2021 over “Promoting reconciliation, accountability and human rights in Sri Lanka”,

–  gezien Verordening nr. 01 van 2021, gepubliceerd op 12 maart 2021 uit hoofde van de Sri Lankaanse wet ter voorkoming van terrorisme,

–  gezien het verslag van de speciale rapporteur van de VN van 14 december 2018 over het bevorderen en beschermen van mensenrechten en fundamentele vrijheden bij terrorismebestrijding, getiteld “Visit to Sri Lanka”,

–  gezien de verklaring over Sri Lanka van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten Michelle Bachelet van 24 februari 2021,

–  gezien het eindverslag van januari 2020 van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie over de presidentsverkiezingen in Sri Lanka op 16 november 2019,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien het EU-stelsel van algemene preferenties plus (SAP+), waarbij Sri Lanka begunstigde is van de speciale stimuleringsregeling,

–  gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Sri Lanka werd geteisterd door een decennia durende oorlog die in 2009 eindigde en waarin door beide partijen ernstige schendingen van de mensenrechten zijn begaan;

B.  overwegende dat de mensenrechtensituatie in Sri Lanka gestaag verslechterd is, waarbij de nieuwe regering de beperkte vooruitgang die onder vorige regeringen was geboekt in hoog tempo terugdraait; overwegende dat de ruimte waarin het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media in het land actief kunnen zijn snel kleiner wordt;

C.  overwegende dat de controversiële wet ter voorkoming van terrorisme (PTA) sinds 1979 in Sri Lanka van kracht is en de politie ruime bevoegdheden verleent om civiele verdachten te fouilleren, te arresteren en in hechtenis te nemen; overwegende dat de verregaande bevoegdheden waarin de PTA voorziet, hebben geleid tot aanhoudende en gefundeerde beschuldigingen van foltering en seksueel misbruik, gedwongen bekentenissen en stelselmatige ontzegging van een eerlijke rechtsgang;

D.  overwegende dat de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN in haar recentste verslag over Sri Lanka opnieuw heeft opgeroepen tot een moratorium op de toepassing van de PTA om nieuwe arrestaties te verrichten, totdat deze wet is vervangen door wetgeving die in overeenstemming is met internationale beste praktijken;

E.  overwegende dat de regering van Sri Lanka op 9 maart 2021 verordening nr. 01 van 2021 heeft uitgevaardigd, waarmee de toepassing van de PTA wordt uitgebreid en onder meer twee jaar detentie zonder proces mogelijk wordt voor het veroorzaken van “religieuze, raciale of maatschappelijke onrust”;

F.  overwegende dat de PTA stelselmatig is gebruikt voor willekeurige arrestaties en detentie van moslims en minderheidsgroepen in Sri Lanka, zoals Ahnaf Jazeem, een 26-jarige islamitische leraar en dichter, en Hejaaz Hizbullah, een bekende jurist die zich inzet voor de rechten van minderheden en de rechtsstaat;

G.  overwegende dat op 19 mei 2017 opnieuw genereuze tariefpreferenties zijn toegekend aan Sri Lanka in het kader van SAP+, op voorwaarde dat Sri Lanka de PTA vervangt en 27 internationale verdragen, waaronder mensenrechtenverdragen, daadwerkelijk ten uitvoer legt; overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk haar bezorgdheid heeft geuit over PTA en heeft vastgesteld dat Sri Lanka heeft nagelaten deze wet in te trekken, ondanks zijn toezegging dit te zullen doen;

H.  overwegende dat het Sri Lankaanse parlement op 20 oktober 2020 het 20e amendement op de grondwet heeft aangenomen, waarmee het uitvoerend presidentschap werd versterkt;

I.  overwegende dat bijna 12 jaar na het einde van de oorlog de nationale initiatieven voor verantwoordingsplicht en verzoening geen resultaten hebben opgeleverd, waardoor de straffeloosheid nog dieper is verankerd en het wantrouwen van de slachtoffers in het systeem nog is toegenomen;

J.  overwegende dat er duidelijke signalen zijn dat de civiele regeringsfuncties in Sri Lanka steeds meer in handen van militairen komen; overwegende dat sinds 2020 ten minste 28 militairen of voormalige militairen en leden van de inlichtingendiensten op bestuurlijke sleutelposten zijn benoemd; overwegende dat er onder die benoemingen ten minste twee hoge militaire functionarissen zijn die in verslagen van de VN worden genoemd als zijnde betrokken bij vermeende oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de laatste jaren van het conflict; overwegende dat veel verdachten in politiehechtenis, maar ook gevangenen in Sri Lankaanse detentiecentra om het leven zijn gekomen; overwegende dat in de meest recente gevallen sprake is van sterfgevallen in politiehechtenis in mei 2021; overwegende dat elf gevangenen in de Mahara-gevangenis om het leven zijn gekomen en 117 anderen gewond zijn geraakt toen bewakers in november 2020 het vuur openden om een oproer in verband met omstandigheden rond COVID-19 de kop in te drukken;

K.  overwegende dat de autoriteiten in Sri Lanka in 2019 doodstraffen hebben uitgesproken voor drugsgerelateerde misdrijven, ondanks het feit dat er in het land sinds 1976 een moratorium geldt op het voltrekken van de doodstraf;

1.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het alarmerende feit dat Sri Lanka de weg is ingeslagen naar een herhaling van ernstige schendingen van de mensenrechten, zoals beschreven in het meest recente VN-rapport over het land, waarin als tekenen van vroegtijdige waarschuwing onder meer wordt gewezen op de versnelde militarisering van civiele regeringsfuncties, het terugdraaien van belangrijke grondwettelijke waarborgen, politieke obstructie van verantwoordingsplicht, een retoriek van uitsluiting, intimidatie van het maatschappelijk middenveld en het gebruik van antiterrorismewetten;

2.  herhaalt sterk gekant te zijn tegen de voortgezette toepassing van de huidige PTA; verzoekt de Sri Lankaanse autoriteiten hun belofte na te komen om de wet te herzien en in te trekken, en hem te vervangen door antiterrorismewetgeving die in overeenstemming is met de internationale beste praktijken; dringt voorts aan op de onmiddellijke opschorting van de regelgeving inzake deradicalisering;

3.  wijst erop dat verordening nr. 01 van 2021 niet voorziet in procedurele waarborgen voor personen die van hun vrijheid zijn beroofd, zoals bepaald in artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en dat zij in strijd is met de waarborgen van Sri Lanka’s eigen grondwet uit hoofde van artikel 13 van deze grondwet; herinnert eraan dat in deradicaliserings-, rehabilitatie- en re-integratiecentra op grond van soortgelijke wetgeving in het verleden op grote schaal schendingen van de mensenrechten zijn begaan, zoals foltering en andere vormen van mishandeling, waaronder seksueel en gendergerelateerd geweld;

4.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de willekeurige arrestaties en detentie in het kader van de PTA, zonder eerlijk proces en zonder toegang tot de rechter, onder meer voor activisten uit het maatschappelijk middenveld, advocaten, schrijvers en dichters zoals Hejaaz Hizbullah en Ahnaf Jazeem; neemt met bezorgdheid kennis van de detentie van Shani Abeysekara, voormalig directeur van het departement voor strafrechtelijk onderzoek; dringt er bij de regering van Sri Lanka op aan de gedetineerden onmiddellijk een eerlijk proces te geven op basis van geldige aanklachten en, indien er geen aanklachten zijn, hen onvoorwaardelijk vrij te laten;

5.  betreurt de aanhoudende discriminatie en het aanhoudende geweld tegen religieuze en etnische minderheden en gemeenschappen in Sri Lanka, waaronder moslims, hindoes, Tamils en christenen; dringt er bij de regering van Sri Lanka op aan haatzaaiende uitlatingen, aanzetten tot geweld en discriminatie jegens religieuze en etnische groepen in het land ondubbelzinnig te veroordelen en degenen die dergelijke verdeeldheid bevorderen, onder meer binnen de regering en het leger, ter verantwoording te roepen;

6.  neemt kennis van de goedkeuring van het 20e amendement op de grondwet en spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de daaruit voortvloeiende afname van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, vermindering van de parlementaire controle en buitensporige accumulatie van macht bij de president;

7.  neemt bezorgd kennis van het recente voorstel van de regering van Sri Lanka om een nieuwe wet op desinformatie goed te keuren, ondanks de bezorgdheid van maatschappelijke organisaties over de gevaren die een dergelijke wet kan inhouden voor de vrijheid van meningsuiting; dringt er bij onlineplatforms op aan proactieve stappen te ondernemen om de online verspreiding van haatzaaiende uitlatingen en desinformatie in het Singalees en het Tamil te matigen;

8.  maakt zich zorgen over het feit dat bepalingen in het Sri Lankaanse strafwetboek, met name de artikelen 365, 365A en 399, zo zijn geïnterpreteerd dat personen met andere seksuele voorkeuren en genderidentiteiten worden gecriminaliseerd;

9.  verzoekt de Commissie snel haar financiering te evalueren voor het project van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding en Interpol inzake steun voor Sri Lanka met betrekking tot terrorismebestrijding, nu terrorismebestrijding in Sri Lanka in sommige gevallen als voorwendsel wordt gebruikt voor het vervolgen van personen die behoren tot etnische en religieuze groepen en van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van verdedigers van de mensenrechten; verzoekt de EU-delegatie in Sri Lanka en de vertegenwoordigingen van de lidstaten om hun steun voor het maatschappelijk middenveld op te voeren, met name verdedigers van de mensenrechten, milieuactivisten en journalisten;

10.  onderstreept dat het van cruciaal belang is ervoor te zorgen dat het nationale verzoeningsproces de nodige aandacht krijgt en leidt tot concrete acties, inclusief verantwoordingsplicht met betrekking tot gedwongen verdwijningen en misdaden uit het verleden; betreurt het feit dat Sri Lanka niet langer de verplichtingen nakomt die het is aangegaan ten aanzien van de VN-Raad voor de mensenrechten in het kader van zijn steun voor de resolutie van 14 oktober 2015 met als titel “Promoting reconciliation, accountability and human rights in Sri Lanka” (“Bevordering van verzoening, verantwoordingsplicht en mensenrechten in Sri Lanka”), en moedigt het land aan opnieuw samen te werken met de Raad, die een belangrijke rol speelt voor het herstel van de betrekkingen met de internationale gemeenschap en het op gang brengen van een proces van nationale verzoening tussen de diverse gemeenschappen: Singalezen, Tamils, moslims, hindoes en christenen;

11.  verzoekt de Sri Lankaanse regering elke belemmering te voorkomen van een onderzoek naar en mogelijke vervolging van leden van de veiligheidstroepen die beschuldigd worden van ernstige schendingen van de mensenrechten; dringt erop aan dat een onderzoek wordt uitgevoerd naar de beschuldigingen van ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden die tijdens de burgeroorlog zijn begaan door hooggeplaatste personen van alle partijen; verzoekt de regering van Sri Lanka een einde te maken aan de praktijk om huidige en voormalige militaire aanvoerders die betrokken zijn bij ernstige wandaden te benoemen in hoge regeringsfuncties;

12.  vraagt dat een zorgvuldig, onpartijdig en volledig onderzoek wordt uitgevoerd naar de bomaanslagen van paasdag 2019 volgens de internationale wettelijke normen; vraagt voorts dat degenen voor wie er bewijs van schuld is, onmiddellijk voor de rechter worden gebracht en dat degenen voor wie er onvoldoende bewijs is, worden vrijgelaten;

13.  herinnert eraan dat de SAP+-regeling de stimulans biedt van een betere toegang tot de EU-markt voor de exporteurs in het land, in ruil voor bijkomende vooruitgang bij de volledige tenuitvoerlegging van de mensenrechtenverdragen; herinnert eraan dat een van de belangrijkste toezeggingen van Sri Lanka erin bestond zijn wetgeving inzake terrorismebestrijding volledig in overeenstemming te brengen met de internationale mensenrechtenverdragen om een gunstige handelsbetrekkingen te waarborgen in het kader van het SAP+; herinnert aan de gevolgen waarin de SAP-verordening(1) voorziet in geval van een blijvend verzuim om de noodzakelijke hervormingen met betrekking tot de mensenrechten goed te keuren en uit te voeren, onrechtmatige wetgeving in te trekken en het huidige traject van toenemende schendingen om te buigen;

14.  onderstreept dat de aan Sri Lanka toegekende SAP+-regeling een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de economie van het land, waaruit de export naar de EU is gestegen tot  2,3 miljard EUR, waardoor de EU de op een na grootste exportmarkt van Sri Lanka is; wijst op het voortdurende toezicht op de vraag of Sri Lanka in aanmerking komt voor de SAP+-status en benadrukt dat de voortzetting van de handelspreferenties in het kader van SAP+ niet automatisch is; verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) terdege rekening te houden met actuele gebeurtenissen bij de beoordeling van de vraag of Sri Lanka in aanmerking komt voor de SAP+-status; verzoekt de Commissie en de EDEO voorts de SAP+-regeling te gebruiken als hefboom om de mensenrechtenverplichtingen van Sri Lanka te bevorderen en de intrekking of vervanging van de PTA te eisen, en zorgvuldig na te gaan of er voldoende reden is om, als laatste redmiddel, een procedure in te leiden voor de tijdelijke intrekking van de SAP+-status van Sri Lanka en de daaruit voortvloeiende voordelen, en over deze kwestie zo spoedig mogelijk verslag uit te brengen bij het Parlement;

15.  merkt bezorgd de impact op van de COVID-19-pandemie op de situatie van de arbeidsrechten in het land, die verslechtert; dringt er bij Sri Lanka op aan volledig samen te werken met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ter versterking van de arbeidsrechten van fabrieksarbeiders, met inbegrip van de gezondheids- en veiligheidomstandigheden voor werknemers in de kledingsector in speciale handelszones; verzoekt de regering van Sri Lanka het nationale beleid inzake de uitbanning van kinderarbeid effectief ten uitvoer te leggen en te versterken; verzoekt de Sri Lankaanse autoriteiten het handboek van de investeringsraad van Sri Lanka inzake arbeidsnormen en -betrekkingen (“Board of Investment of Sri Lanka Labour Standard and Employment Relation Manual”) aan te passen om deze in overeenstemming te brengen met de internationale normen, met name de IAO-verdragen nr. 87 en nr. 98;

16.  herhaalt dat de Europese Unie sterk gekant is tegen de doodstraf, in alle gevallen en zonder uitzondering; is verheugd over het voortdurende moratorium op de doodstraf in Sri Lanka; dringt er bij de regering op aan het gebruik van de doodstraf in het land af te schaffen;

17.  is tevreden met de steun die de EU in het verleden heeft verleend voor verzoeningsinspanningen en onderstreept dat de EU bereid is Sri Lanka op dit gebied te ondersteunen;

18.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de toenemende rol en inmenging van China in Sri Lanka;

19.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de secretaris-generaal van de VN, de VN-Raad voor de mensenrechten en de regering en het parlement van Sri Lanka.

(1) Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 8 oktober 2021Juridische mededeling - Privacybeleid