Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2019/2164(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0163/2021

Ingediende teksten :

A9-0163/2021

Debatten :

PV 09/06/2021 - 22
CRE 09/06/2021 - 22

Stemmingen :

PV 10/06/2021 - 9
PV 10/06/2021 - 15

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0296

Aangenomen teksten
PDF 196kWORD 63k
Donderdag 10 juni 2021 - Straatsburg
Bevordering van gendergelijkheid in onderwijs en loopbanen op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM)
P9_TA(2021)0296A9-0163/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de bevordering van gendergelijkheid in onderwijs en loopbanen op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) (2019/2164(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 2 en artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

—  gezien de mededeling van de Commissie van 10 juni 2016 getiteld “Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen” (COM(2016)0381),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (COM(2020)0152),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 1 juli 2020 getiteld “Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht” (COM(2020)0274),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 30 september 2020 getiteld “Actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 – Onderwijs en opleiding herbronnen voor het digitale tijdperk” (COM(2020)0624),

—  gezien de studie van het Europees Instituut voor gendergelijkheid van 10 augustus 2017, getiteld “Economic Benefits of Gender Equality in the European Union: How gender equality in STEM education leads to economic growth”,

–  gezien zijn resolutie van 9 september 2015 over glazen plafonds in de wetenschappelijke en universitaire loopbaan van vrouwen(1),

—  gezien het strategisch beleidskader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding voor 2020,

—  gezien zijn resolutie van 8 oktober 2015 over de toepassing van Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(2),

–  gezien zijn resolutie van 28 april 2016 over gendergelijkheid en het versterken van de positie van de vrouw in het digitale tijdperk(3),

–  gezien zijn resolutie van 17 april 2018 over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector(4),

—  gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over de digitale kloof tussen vrouwen en mannen dichten: de deelname van vrouwen aan de digitale economie(5),

—  gezien de conclusies van de Raad van 6 december 2018 over gendergelijkheid, jeugdzaken en digitalisering,

–  gezien de studie getiteld “Education and employment of women in science, technology and the digital economy, including AI and its influence on gender equality”, die op 15 april 2020 door het directoraat-generaal Intern Beleid werd gepubliceerd(6),

–  gezien de studie getiteld “Women in the Digital Age”(7),

—  gezien de Internationale Dag van vrouwen en meisjes in de wetenschap van de VN, die elk jaar op 11 februari gehouden wordt met het oog op de verwezenlijking van volledige en gelijke toegang van vrouwen en meisjes tot en deelname aan de wetenschap, alsook van gendergelijkheid en een sterkere positie van vrouwen en meisjes,

—  gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die in 2016 van kracht werd, en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling 5 inzake gendergelijkheid,

—  gezien het scorebord “Women in Digital” voor het jaar 2020 van de Commissie,

—  gezien het verslag van het Europees Instituut voor gendergelijkheid over de gendergelijkheidsindex 2020,

—  gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979, en met name artikel 11,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid (A9-0163/2021),

A.  overwegende dat gendergelijkheid een fundamentele waarde en kerndoelstelling van de EU is, en een basisvoorwaarde voor de volledige uitoefening van mensenrechten door vrouwen en meisjes, die van essentieel belang is voor de versterking van hun positie, de ontwikkeling van hun volledige potentieel en de totstandbrenging van een duurzame, inclusieve samenleving; overwegende dat de discriminatie van vrouwen in verband met gender, stereotypen en ongelijkheden, in combinatie met intersectionele discriminatie, tal van schadelijke sociale en economische gevolgen heeft, waaronder de vermindering van potentiële voordelen voor de overheidssector en het bedrijfsleven op het gebied van onderzoek en innovatie en voor de algehele economische ontwikkeling; overwegende dat het vergroten van de zichtbaarheid van vrouwen binnen de wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en de professionele prestaties van vrouwen kunnen leiden tot succesvolle rolmodellen en uiteindelijk tot meer inclusie, en bovendien kunnen bijdragen tot de transformatie en vernieuwing van onze samenlevingen, wat de burgers in het algemeen ten goede komt; overwegende dat de uitbanning van de oude patronen zal bijdragen tot gendergelijkheid; overwegende dat vrouwen een essentiële rol kunnen spelen in het opvullen van tekorten op de arbeidsmarkt van de EU;

B.  overwegende dat de EU kampt met een buitensporig tekort aan vrouwen in STEM-beroepen en -opleidingen, niet in het minst gezien het feit dat de Europese bevolking voor 52 % uit vrouwen bestaat en dat vrouwen 57,7 % van de afgestudeerden in het hoger onderwijs in de EU vormen(8), maar dat slechts twee op de vijf wetenschappers en ingenieurs vrouw is(9); overwegende dat vrouwen in de digitale sector in Europa op alle niveaus ondervertegenwoordigd zijn, van studenten (32 % op bachelor-, master- of gelijkwaardig niveau) tot wetenschappelijke topfuncties (15 %) op de meeste wetenschappelijke, technische en managementgebieden en op hogere hiërarchische niveaus, zelfs in sectoren waarin zij de meerderheid vormen, zoals onderwijs; overwegende dat genderstereotypen al in het onderwijs een serieuze belemmering voor de gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke studenten vormen en de genderkloof in STEM-beroepen verder doen toenemen, wat een ernstige belemmering vormt voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen; overwegende dat de kloof het grootst is op het gebied van specialistische vaardigheden en werkgelegenheid in ICT in de EU, een sector waar slechts 18 % vrouw is(10), onder STEM-afgestudeerden, van wie slechts 36 % vrouw is, en in de digitale sector, waar er meer dan drie keer zoveel mannen als vrouwen zijn; overwegende dat de hoge mate van gendersegregatie onder STEM-studenten en afgestudeerden de basis vormt voor de toekomstige segregatie in STEM-gerelateerde beroepen; overwegende dat zeer weinig tienermeisjes in de lidstaten (minder dan 3 %) geïnteresseerd zijn in een baan in de ICT-sector op dertigjarige leeftijd(11); overwegende dat het vooral voor vrouwen uit kansarme sociaaleconomische milieus moeilijk is de STEM-sector binnen te komen; overwegende dat er weliswaar sprake is van een positieve trend in de betrokkenheid bij en belangstelling van meisjes voor STEM-opleidingen, maar dat de percentages niettemin ontoereikend blijven; overwegende dat jongens en meisjes in het lager onderwijs niet anders tegenover STEM staan, en dat meisjes vaak beter presteren dan jongens op het gebied van STEM- en ICT-gerelateerde taken(12); overwegende dat genderverschillen bij STEM-vakken in het hoger onderwijs niet gebaseerd zijn op academische prestaties, aangezien meisjes en jongens in het middelbaar onderwijs vergelijkbare resultaten voor exacte vakken behalen; overwegende dat meisjes echter vrezen dat zij minder succesvol zullen zijn dan jongens in STEM‑gerelateerde loopbanen en dat vrouwen bijgevolg minder vertrouwen hebben in hun eigen digitale vaardigheden; overwegende dat sociale normen en genderbepaalde verwachtingen van beroepskeuzes, die vaak worden versterkt door de inhoud van onderwijsprogramma’s, twee van de belangrijkste factoren voor gendersegregatie in het hoger onderwijs zijn;

C.  overwegende dat vrouwen die in STEM-richtingen zijn afgestudeerd moeite hebben hun plaats in de STEM-sector te vinden en minder geneigd zijn dan hun mannelijke collega’s om een baan aan te nemen in de STEM-sector of daarin te blijven als gevolg van de verschillende belemmeringen die er bestaan, zoals genderstereotypen, door mannen gedomineerde werkplekken, discriminatie en vooringenomenheid, bewuste en onbewuste vooroordelen, seksuele intimidatie, een negatieve werkomgeving en een gebrek aan vrouwelijke rolmodellen en mentoren; overwegende dat een vermindering van de genderkloof in STEM-onderwijsruimten zou kunnen leiden tot een verkleining van het tekort aan vakkrachten, tot een grotere arbeidsparticipatie en productiviteit van vrouwen en een vermindering van de beroepssegregatie, wat uiteindelijk zou bijdragen tot een toename van de economische groei door een hogere productiviteit en een grotere arbeidsinzet; overwegende dat het dichten van de genderkloof in STEM-beroepen zou bijdragen tot een stijging van het bbp per hoofd van de bevolking van de EU in 2050 met 2,2 % tot 3,0 %(13); overwegende dat het dichten van de genderkloof in STEM-loopbanen een stap in de richting van gendergelijkheid en de verwezenlijking van de mensenrechten van vrouwen en meisjes zou betekenen, en een positief effect zou hebben op het verkleinen van de loon- en de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen;

D.  overwegende dat volgens een enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten(14) naar schatting 55 % van de vrouwen in de EU vanaf hun vijftiende slachtoffer is geweest van seksuele intimidatie en dat 14 % van de vrouwen vanaf die leeftijd te maken heeft gehad met cyberpesten; overwegende dat veel vrouwen het slachtoffer zijn geworden van nieuwe vormen van cybergeweld tijdens de COVID‑19-pandemie, zoals online seksuele en psychologische intimidatie; overwegende dat er dringend maatregelen nodig zijn om deze nieuwe vormen van seksuele en psychologische intimidatie aan te pakken; overwegende dat er op STEM-onderwijslocaties, waaronder scholen, universiteiten en werkplekken, veelvuldig melding wordt gemaakt van seksuele intimidatie, waardoor vrouwen nog sterker van de sector worden uitgesloten;

E.  overwegende dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen die werken op het gebied van innovatieve technologieën, zoals artificiële intelligentie (AI), zorgwekkend is, aangezien die het ontwerp, de ontwikkeling en de toepassing van deze technologieën negatief kan beïnvloeden, waardoor bestaande discriminerende praktijken en stereotypen worden verveelvoudigd en er vanuit genderperspectief vertekende algoritmen worden ontwikkeld; overwegende dat inspanningen om gendervooroordelen, -stereotypen en -ongelijkheid in de digitale sector aan te pakken, tot dusver ontoereikend zijn geweest; overwegende dat in alle domeinen van de digitale technologie nog steeds sprake is van een genderkloof, met name op het gebied van AI en cyberbeveiliging, waardoor de digitale sector in de nabije toekomst naar verwachting door mannen gedomineerd zal blijven; overwegende dat het aanpakken van deze vooroordelen de ontwikkeling van duidelijke ethische en transparantievereisten vereist; overwegende dat onvolledige en onnauwkeurige gegevensreeksen en een gebrek aan naar gender uitgesplitste gegevens kunnen leiden tot verstoringen in de verwerkings- en redeneringsprocessen van AI-systemen, waardoor de verwezenlijking van gendergelijkheid in de samenleving nog verder in het gedrang komt; overwegende dat ook terdege rekening moet worden gehouden met de unieke omstandigheden van de Europese kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), met bijzondere aandacht voor hun omvang, hun vermogen om nieuwe vereisten in te voeren en hun potentiële waardevolle rol en bijdrage om meisjes, vrouwen en vrouwelijke leiders in staat te stellen gendergelijkheid te bevorderen in STEM-onderwijs en -loopbanen;

F.  overwegende dat het feit dat nieuwe technologieën vertekend zijn met betrekking tot geslacht, etnische afkomst, ras, huidskleur, taal, godsdienst, nationale of maatschappelijke afkomst, voornamelijk wordt veroorzaakt door niet-uitgesplitste gegevens, het ontbreken van contextgebonden kennis en het niet-toepassen van een genderperspectief in onderzoek, wat schadelijke en gevaarlijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid en het welzijn van vrouwen, in het bijzonder van vrouwen die kampen met intersectionele discriminatie, en voor de veiligheid van producten, en een negatief effect kan hebben op de persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling van vrouwen(15);

G.  overwegende dat leraren en ouders genderstereotypen kunnen verankeren door meisjes af te raden om te kiezen voor een STEM-studie en -loopbaan; overwegende dat genderstereotypen een grote invloed hebben op de keuze voor bepaalde vakken; overwegende dat culturele ontmoediging, onbekendheid met vrouwelijke rolmodellen en het niet-promoten van die rolmodellen de kansen van meisjes en vrouwen in STEM-studies, daaraan gerelateerde loopbanen en digitaal ondernemerschap in de weg staan en negatief beïnvloeden, en tot discriminatie en minder kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt leiden; overwegende dat de nadruk moet worden gelegd op factoren die meisjes motiveren en hun interesse in STEM-studies, daaraan gerelateerde loopbanen en digitaal ondernemerschap stimuleren, zoals het bevorderen van vrouwelijke rolmodellen, mentoren, goedkeuring door gelijken, ontwikkeling van creativiteit en praktijkervaring;

H.  overwegende dat de COVID-19-crisis waarschijnlijk zal leiden tot permanente veranderingen in het leven in Europa en gevolgen zal hebben voor de meeste aspecten van het leven van mensen, de manier waarop we ons werk doen en de wijze waarop we studeren en leren, waarbij digitalisering een belangrijke rol zal spelen; overwegende dat COVID-19 ook de digitale genderkloof(16) vergroot in een tijd waarin digitale vaardigheden meer dan ooit nodig zijn om te werken, te studeren of verbonden te blijven; overwegende dat de snelle digitale transformatie tal van mogelijkheden biedt om gendergerelateerde arbeidspatronen te veranderen, maar ook onevenredig grote gevolgen kan hebben voor de werkgelegenheid van vrouwen op veel gebieden; overwegende dat vrouwen gedwongen zijn om een groter deel van de verplichtingen met betrekking tot ouderschap of gezin op zich te nemen dan hun mannelijke collega’s, en dat bij alle voorgestelde maatregelen rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid voor vrouwen om werk en gezinsleven goed te combineren en dat mannen dus ook bij deze verplichtingen moeten worden betrokken; overwegende dat de grenzen tussen beroeps- en gezinsleven als gevolg van telewerken minder duidelijk zullen worden en dat de grootste last om een loopbaan en gezinstaken te combineren wellicht door vrouwen zal moeten worden gedragen;

I.  overwegende dat er behoefte is aan verdere bevordering van beleid dat erop gericht is de participatie van vrouwen in STEM- en AI-gerelateerde gebieden te vergroten en aan een aanpak op meerdere niveaus om de genderkloof in alle lagen van het onderwijs en de werkgelegenheid in de digitale sector te dichten; overwegende dat weinig lidstaten bepalingen inzake gendergelijkheid op het gebied van onderzoek en innovatie hebben opgenomen en dat het mainstreamen van gender in nationale onderzoeksprogramma’s traag verloopt;

J.  overwegende dat er behoefte is aan de bevordering en ondersteuning van meer ondernemerschap onder vrouwen en aan de ontwikkeling van een gunstig klimaat waarin vrouwelijke ondernemers zich kunnen ontplooien en ondernemerschap wordt aangemoedigd; overwegende dat de cijfers over ondernemerschap in de STEM- en ICT-sector wijzen op een nog grotere marginalisatie van vrouwen; overwegende dat de genderkloof op het gebied van start-ups en durfkapitaalinvesteringen even opvallend is; overwegende dat doordat meisjes doorgaans minder ICT- en STEM-vakken volgen op de middelbare school en de universiteit, veel minder vrouwen op deze gebieden gaan werken en oprichter en eigenaar van particuliere bedrijven en start-ups worden; overwegende dat slechts 17 % van de oprichters van start-ups vrouw is; overwegende dat start-ups die in handen zijn van vrouwen gemiddeld 23 % minder financiering krijgen dan bedrijven met mannelijke eigenaars; overwegende dat weliswaar 30 % van alle ondernemers in Europa vrouw is, maar dat zij slechts 2 % van de beschikbare niet-bancaire financiering ontvangen(17); overwegende dat dit percentage in het licht van de pandemie tot 1 % lijkt te zijn gedaald;

Algemene opmerkingen

1.  is van mening dat, in het licht van de aanzienlijke loonkloof tussen mannen en vrouwen in de EU, en van het feit dat vrouwen vaker laagbetaald, parttime en anderszins onzeker werk hebben, de toenemende vraag naar STEM-beoefenaars en het belang van STEM-gerelateerde loopbanen voor de toekomst van de Europese economie, het van cruciaal belang is het aandeel vrouwen in de STEM-sector te vergroten teneinde de rechten en het potentieel van vrouwen te verwezenlijken en een duurzamere en inclusievere economie en samenleving op te bouwen door wetenschappelijke, digitale en technologische innovatie; wijst erop dat hoogwaardige STEM-vaardigheden essentieel zijn voor innovatieprocessen op geavanceerde ICT-gebieden als AI en cyberbeveiliging, en dat zij steeds belangrijker worden voor het concurrentievermogen van de EU op de wereldmarkten; benadrukt daarom dat het volledige potentieel van de vaardigheden, kennis en kwalificaties van vrouwen op deze gebieden de Europese economie een impuls kan geven en kan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen op verschillende EU-beleidsterreinen, met name de Green Deal en de Digitale Agenda;

2.  herhaalt dat het hoofddoel moet zijn alle belemmeringen weg te nemen, in het bijzonder sociaal-culturele, psychologische en pedagogische belemmeringen die de interesses, voorkeuren en keuzes van vrouwen beperken, zoals genderstereotypen, genderdiscriminatie en een combinatie van biologische en sociale factoren, met name de combinatie van het moederschap en de productiefste jaren in de loopbaan van vrouwen, zonder de vrijheid van vrouwen bij het nemen van beslissingen in het gedrang te brengen; moedigt de lidstaten aan de participatie van vrouwen en meisjes in STEM-opleidingen en -loopbanen in hun relevante nationale of regionale genderactieplannen of -strategieën te bevorderen door passende prikkels te bieden; is van mening dat deze actieplannen of strategieën, naast andere initiatieven, gericht moeten zijn op de bevordering van gendergelijkheid door de nadruk te leggen op de uitbanning van genderstereotypen, een betere toegang tot opleidingen en kwalificaties, een beter evenwicht tussen werk en privéleven, gelijke kansen, het waarborgen van een gezonde en veilige werk- en leeromgeving, non-discriminatie op de arbeidsmarkt, bewustmaking met betrekking tot gendervooroordelen en -stereotypen in alle STEM-gerelateerde sectoren, het invoeren van verplichte transparantie over lonen, de toepassing van nultolerantie voor seksuele intimidatie, en een betere zichtbaarheid van vrouwelijke rolmodellen;

3.  wijst er nogmaals op dat genderstereotypering, culturele ontmoediging en het gebrek aan bekendheid met en bevordering van vrouwelijke rolmodellen een belemmerend, negatief effect hebben op de kansen van meisjes en vrouwen in STEM-opleidingen, daaraan gerelateerde beroepen en digitaal ondernemerschap, en kunnen leiden tot discriminatie en minder kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt;

4.  herhaalt eens te meer hoe belangrijk het is om het bewustzijn van gendervooroordelen in alle relevante sectoren te integreren, onder meer in de initiële en voortgezette opleiding van leraren; benadrukt dat structurele belemmeringen, zoals sociaaleconomische nadelen, evenals vijandige werkomgevingen en arbeidsomstandigheden voor vrouwen, die meisjes en vrouwen ervan weerhouden een hoofdzakelijk door mannen gedomineerd gebied te betreden, moeten worden aangepakt, en dat de zichtbaarheid van tot dusver ondergewaardeerde rolmodellen moet worden vergroot om vrouwen en meisjes te inspireren; verzoekt de Commissie bewustmakingscampagnes en andere initiatieven en programma’s op te zetten en te ondersteunen teneinde deze obstakels te verminderen in de academische wereld; benadrukt dat gendergelijkheidsmaatregelen zoals de uitbanning van genderstereotypen in het onderwijs, voorlichting, de promotie van STEM-vakken voor meisjes en vrouwen en loopbaanbegeleiding om meisjes aan te moedigen na te denken over een studie op door mannen gedomineerde gebieden, ervoor kunnen zorgen dat grotere aantallen vrouwen afstuderen in STEM-studierichtingen;

5.  verzoekt de lidstaten de segmentering van de arbeidsmarkt op basis van geslacht aan te pakken door te investeren in formeel, informeel en niet-formeel onderwijs, een leven lang leren en beroepsopleidingen voor vrouwen, zodat zij toegang hebben tot hoogwaardige werkgelegenheid en de kans krijgen om andere of meer vaardigheden aan te leren die aansluiten op de toekomstige vraag op de arbeidsmarkt en zodoende de vicieuze cirkel kunnen doorbreken die leidt tot gendersegregatie op de arbeidsmarkt; verzoekt de Commissie en de lidstaten beleidsmaatregelen te ontwikkelen die de genderdimensie volledig integreren door middel van bewustmakingscampagnes, opleiding, onderwijsprogramma’s en, in het bijzonder, loopbaanbegeleiding, met het oog op de bevordering van ondernemerschap, STEM-vakken en digitaal onderwijs voor meisjes vanaf jonge leeftijd, teneinde bestaande onderwijsstereotypen te bestrijden en ervoor te zorgen dat meer vrouwen toetreden tot sectoren in ontwikkeling met goedbetaalde banen; benadrukt de noodzaak om de media, met inbegrip van de sociale media, hierbij te betrekken ter aanmoediging van inclusief taalgebruik en ter vermijding van stereotypen die bijdragen tot een negatieve beeldvorming van de deelname van meisjes aan en hun belangstelling voor STEM-opleidingen; dringt erop aan STEM-voorzieningen te verbeteren en gelijke toegang tot deze voorzieningen te waarborgen; vraagt om specifieke beurzen voor meisjes en vrouwen die een loopbaan in de STEM-sector ambiëren;

6.  verzoekt de Commissie en de lidstaten specifiek rekening te houden met de situatie van vrouwen en meisjes uit kansarme sociaaleconomische milieus, zoals vrouwen met een handicap of vrouwen die in ultraperifere gebieden of plattelandsgebieden wonen, vrouwen die in armoede leven, alleenstaande moeders, studentes in onzekere situaties, vrouwelijke migranten en Roma-vrouwen, en ervoor te zorgen dat zij volledig toegang hebben tot en deel kunnen nemen aan digitaal onderwijs en STEM-loopbanen, teneinde te voorkomen dat de digitale kloof nog verder groeit; verzoekt de Commissie en de lidstaten bij het opstellen van hun actieplannen zorgvuldig aandacht te besteden aan intersectionele discriminatie en vooroordelen op grond van etniciteit, godsdienst, seksuele geaardheid, leeftijd of handicap; verzoekt de Commissie en de lidstaten vergelijkbare, geharmoniseerde gegevens te verzamelen om de vooruitgang van vrouwen met uiteenlopende sociaaleconomische achtergronden of een verschillende raciale en etnische afkomst op alle onderwijsniveaus te volgen, ook met betrekking tot hun loopbaankeuze en -ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor ongelijkheden in de STEM- en de digitale sector, hetgeen zal helpen om de impact van beleid te monitoren en belanghebbenden in staat te stellen tekortkomingen en de onderliggende oorzaken daarvan op te sporen; verzoekt de Commissie om met de lidstaten samen te werken om de indicatoren van het “Women in Digital”-scorebord uit te breiden met informatie en gegevens over vrouwen in STEM-onderwijs en -loopbanen, en een toolkit te ontwikkelen met methodologieën, indicatoren en kaders om exactere gegevens te genereren en de bestaande informatie beter te benutten;

7.  verzoekt de lidstaten hun volledige steun te verlenen aan de initiatieven van de Commissie om meer bewustzijn te creëren ten aanzien van digitale mogelijkheden, zoals de campagne “No women, no panel”, de EU-programmeerweek, de coalities voor digitale vaardigheden en banen, de EU-prijs voor vrouwelijke innovators, de #SaferInternet4EU-initiatieven in heel Europa en de vaardighedenagenda voor Europa;

Onderwijs

8.  is ingenomen met het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 en de daarin vervatte maatregelen om “de deelname van vrouwen aan STEM te stimuleren”, en hoopt dat dit zal bijdragen tot de ontwikkeling van aantrekkelijkere en creatieve manieren om meisjes aan te moedigen voor STEM-studies te kiezen en om het vertrouwen van vrouwen in hun digitale vaardigheden te vergroten; benadrukt dat slechts 36 % van de STEM-afgestudeerden vrouw is(18), ondanks het feit dat meisjes beter presteren dan jongens op het gebied van digitale geletterdheid(19); wijst erop dat vrouwen die genderstereotypen overnemen minder zelfredzaam zijn en minder vertrouwen in hun eigen capaciteiten hebben dan jongens, en dat die zelfredzaamheid in aanzienlijke mate zowel hun resultaten in STEM-vakken als hun ambitie om een STEM-loopbaan te kiezen beïnvloedt; benadrukt dat meisjes hun belangstelling voor STEM-vakken lijken te verliezen naarmate ze ouder worden, wat erop wijst dat er al in het kleuter- en lager onderwijs maatregelen nodig zijn om de belangstelling van meisjes voor deze gebieden te behouden en schadelijke stereotypen over genderrollen voor zowel meisjes als jongens te bestrijden; vraagt de Commissie en de lidstaten nieuwe kanalen op te zetten om aansluiting te vinden bij meisjes en ervoor te zorgen dat digitaal onderwijs hen allemaal bereikt, alsook te investeren in docenten als aanjagers van culturele verandering gezien hun potentieel om op school een blijvende betrokkenheid van meisjes bij de wetenschap te bevorderen; stelt voor deze inspanningen te vergroten door gemeenschappelijke richtsnoeren voor de lidstaten te ontwikkelen om de kennis en competenties van leerlingen die op de middelbare school beginnen te verbeteren; dringt aan op een efficiënt gebruik van EU-fondsen, -programma’s en -strategieën, waaronder Erasmus+, het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en het programma Digitaal Europa, om meisjes actief aan te moedigen een ICT- of STEM-studie te kiezen en doeltreffende ondersteuning te bieden voor een leven lang leren en opleiding in STEM-sectoren; dringt erop aan dat gendergelijkheid naar behoren wordt opgenomen in de toekomstige EU-strategieën en -beleidsmaatregelen voor jongeren;

9.  benadrukt dat hoogwaardig, inclusief en niet-discriminerend digitaal onderwijs een essentiële rol moet spelen bij een grotere participatie van meisjes en vrouwen in ICT- en STEM‑gerelateerde gebieden en bij het dichten van de digitale kloof tussen vrouwen en mannen; benadrukt dat digitaal onderwijs moet zorgen voor betere digitale inclusie en digitale geletterdheid, alsook de gelijke participatie van meisjes en vrouwen in het digitale tijdperk moet waarborgen; onderstreept dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat gendermainstreaming op alle niveaus van het STEM-onderwijs wordt gehandhaafd, met inbegrip van buitenschoolse activiteiten, informeel en niet‑formeel onderwijs, ook voor het onderwijzend personeel; dringt daarom aan op specifieke leeftijdsgerichte strategieën; moedigt de lidstaten aan informatica-onderwijs in nationale leerplannen te bevorderen en roept onderwijsinstellingen op om de onderwerpen robotica, codering, ICT en programmering in een vroeger stadium van het kleuter- en lager onderwijs te integreren, teneinde meisjes en studentes aan te moedigen wiskunde, programmeren, ICT-vakken en exacte vakken op school te volgen;

10.  erkent de rol van scholen en leraren bij het dichten van de genderkloof in het STEM-onderwijs, en benadrukt de rol van het onderwijs bij het bevorderen van de deelname van meisjes aan STEM-gerelateerde opleidingen en bij het vaststellen van benchmarks voor het monitoren van de aanwerving en het behoud van vrouwen in STEM-sectoren; verzoekt de lidstaten te investeren in de ontwikkeling van de vaardigheden van leerkrachten die in het lager en middelbaar onderwijs STEM-vakken geven, teneinde hen te helpen onbewuste vooroordelen in hun onderwijspraktijk en -beoordelingen te onderkennen en aan te pakken en alle leerlingen in gelijke mate te betrekken; benadrukt dat de lidstaten alle leraren moeten betrekken bij STEM-bewegingen, zodat zij kunnen fungeren als motor voor verandering; stelt voor dat onderwijsinstellingen gelijkheidsplannen opstellen om het genderevenwicht onder leerkrachten te bevorderen; roept op tot versterking van STEM-onderwijsplannen en -materiaal om een gelijke deelname aan STEM te bevorderen; dringt aan op betere loopbaanbegeleiding en op nieuwe en creatieve manieren om vrouwelijke studenten ertoe te bewegen na te denken over een STEM-loopbaan; wijst in dit verband op de noodzaak om te investeren in de capaciteit van leraren en loopbaanadviseurs om meisjes die belangstelling voor STEM hebben, te stimuleren om voor een STEM-loopbaan te kiezen, aangezien een groter bewustzijn van de stereotypen en genderverschillen op het gebied van STEM docenten en loopbaanadviseurs helpt te begrijpen met welke obstakels hun leerlingen te maken krijgen, zodat zij kunnen zorgen voor een gelijke deelname aan STEM-vakken en de keuze voor een STEM-loopbaan onder vrouwelijke leerlingen kunnen bevorderen;

11.  benadrukt dat de overgrote meerderheid van de leraren en het andere personeel binnen STEM-gerelateerde richtingen op scholen, universiteiten en werkplekken uit mannen bestaat, wat leidt tot een gebrek aan vrouwelijke rolmodellen en beperkte mogelijkheden voor begeleiding en mentorschap; moedigt gendermainstreaming in het lager, middelbaar en hoger onderwijs aan, onder meer door genderbewust educatief materiaal, genderbewuste lerarenopleidingen en onderwijsplannen, en dringt er bij de bij de aanwerving betrokken commissies en instellingen op aan het genderevenwicht te bevorderen om een “outsidereffect” te vermijden; wijst op de noodzaak van investeringen in onderwijs en opleiding met genderbewuste aanwervings- en selectieprocedures in alle onderwijssectoren, met name in STEM‑sectoren en opkomende digitale sectoren, waar vrouwen ondervertegenwoordigd zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten om aantrekkelijkere en creatievere manieren te vinden om de schijnwerper te richten op vrouwelijke rolmodellen met een succesvolle carrière op het gebied van ICT of STEM teneinde het vertrouwen van meisjes in hun digitale vaardigheden te vergroten en hen aan te moedigen een studie op het gebied van ICT of STEM te volgen;

12.  benadrukt de noodzaak om financiële educatie aan te pakken, met inbegrip van simulaties van financiële praktijken, en het verband daarvan met de genderpensioenkloof; wijst erop dat voorlichting aan jonge vrouwen over onderwerpen als de loonkloof tussen mannen en vrouwen het pad zal effenen voor een nieuwe generatie financieel vaardige vrouwen;

13.  merkt op dat ieder meisjes de betere toegang tot digitale leeroplossingen van wereldklasse ten volle moet kunnen benutten en moet beschikken over de middelen en de motivatie om als gebruiker en ontwikkelaar aan de slag te gaan met digitale technologieën; verzoekt de lidstaten rekening te houden met de aanhoudende bezorgdheid over het risico van de verdere verspreiding van COVID-19 en het gebrek aan ICT-apparatuur en connectiviteit aan te pakken voor kwetsbare studenten uit sociaaleconomisch achtergestelde milieus, zoals meisjes in plattelandsgebieden of moeilijk te bereiken gebieden, en instrumenten te ontwikkelen om de volledige toegang tot en de soepele werking van digitaal onderwijs te waarborgen; benadrukt de noodzaak van speciale financieringsprogramma’s voor scholen in plattelandsgebieden, aangezien deze in toenemende mate de middelen ontberen om de geavanceerde technologieën te bekostigen die voor veel scholen in stedelijke gebieden vanzelfsprekend zijn; dringt verder aan op betere ondersteuning van leerkrachten op plattelandsscholen om hen te helpen STEM-vakken te onderwijzen, in het bijzonder door middel van opleiding, hulpmiddelen en infrastructuur;

14.  onderstreept het belang van het opzetten van netwerken van vrouwelijke STEM-professionals met het oog op grootschalige communicatiecampagnes teneinde de beeldvorming rond vrouwen in STEM-beroepen te veranderen en vrouwen in STEM-beroepen in contact te brengen met meisjes door middel van loopbaanondersteuning, vaardigheidstrainingen en netwerkactiviteiten; prijst de diverse particuliere onderwijsinitiatieven ter ondersteuning van meisjes en ter bevordering van vrouwen in de digitale economie, waaronder het gebruik van virale verhalen op sociale media, door vrouwen voor vrouwen opgezette beroepsnetwerken en initiatieven van techbedrijven; verzoekt de Commissie en de lidstaten om op alle onderwijsniveaus mentorprogramma’s op te zetten met vrouwelijke rolmodellen uit de STEM-sector; verzoekt de Commissie een gerichte genderbenadering te hanteren bij de invoering van stages voor digitale kansen, zodat jonge vrouwen met verschillende achtergronden de kans krijgen praktische digitale, ICT- en STEM-ervaring op te doen op gebieden waarnaar vraag is op de arbeidsmarkt, en dringt sterk aan op de bevordering van stages in STEM-bedrijven tijdens de opleiding; spoort de lidstaten aan initiatieven op te zetten om de overgang van opleiding naar werk voor meisjes te ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van beroepsvoorlichting op scholen, leerlingplaatsen en stages, om zo de toekomstige ambities van meisjes te ondersteunen en hen te helpen toegang te krijgen tot STEM-beroepen;

15.  neemt er nota van dat de Raad in zijn conclusies van mei 2015 over de routekaart voor de Europese Onderzoeksruimte voor 2015-2020 de Commissie en de lidstaten – tevergeefs – heeft verzocht een begin te maken met de omzetting van nationale wetgeving inzake gelijke kansen in doeltreffende maatregelen om genderongelijkheid bij onderzoeksinstellingen en in besluitvormingsorganen tegen te gaan en de genderdimensie beter te integreren in beleid, programma’s en projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling; erkent de doelstelling van de Commissie om de deelname van vrouwen aan STEM aan te moedigen met het Europees Instituut voor innovatie en technologie en om de EU-coalitie voor STEM te ondersteunen bij het ontwikkelen van hogeronderwijsprogramma’s die vrouwen ertoe aanzetten voor engineering en ICT te kiezen; betreurt het feit dat er nog steeds sprake is van ongelijke toegang van vrouwen tot onderzoeksposities, -financiering en -publicaties, met inbegrip van een onaangepaste salariskloof tussen mannen en vrouwen in de wetenschappelijke en academische wereld, ondanks het bestaan in de EU en de lidstaten van wettelijke bepalingen inzake gelijke behandeling en non-discriminatie op de arbeidsmarkt, waaronder gelijke beloning;

16.  wijst op de gevallen van seksuele intimidatie van vrouwelijke STEM-studenten in het hoger onderwijs, en verzoekt de lidstaten en onderwijsinstellingen een nultolerantiebeleid voor seksuele intimidatie te hanteren, overeenstemming te bereiken over strikte gedragscodes en protocollen, veilige en vertrouwelijke klachtenkanalen voor vrouwen en meisjes te creëren, en alle gevallen van seksuele intimidatie aan de bevoegde autoriteiten te melden; verzoekt de Commissie, de lidstaten en onderwijsinstellingen om preventieve maatregelen en passende sancties voor de daders van seksuele intimidatie in te voeren om seksuele intimidatie op scholen en in STEM-onderwijsinstellingen terug te dringen;

17.  benadrukt de noodzaak om gendergerichte leermogelijkheden en loopbaankansen op STEM-gebied in de nationale ontwikkelingsplannen en beleidsmaatregelen voor de onderwijssector, ICT en wetenschap op te nemen;

Loopbanen

18.  betreurt het feit dat vrouwen onevenredig meer belemmeringen in hun loopbaan ondervinden dan mannen als gevolg van het gebrek aan een goed evenwicht tussen werk en privéleven en een toename van onbetaalde zorgtaken in de meeste huishoudens; merkt op dat de COVID-19-pandemie de situatie van vrouwen verder heeft verslechterd, aangezien zij overwerk op afstand hebben moeten combineren met de zorg voor kinderen en onbetaalde zorgtaken; betreurt de bijzonder negatieve gevolgen van de cultuur van “altijd aan staan” voor het evenwicht tussen werk en privéleven van werknemers met zorgtaken, die meestal vrouwen zijn; dringt er bij particuliere en overheidsinstellingen op aan ervoor te zorgen dat er bij telewerken rekening wordt gehouden met de belemmeringen die een beter evenwicht tussen werk en privéleven in de weg staan en dat het recht om buiten werktijd niet bereikbaar te zijn wordt geëerbiedigd, en een gezinsvriendelijk beleid te voeren; dringt er bij de lidstaten op aan passende maatregelen vast te stellen ter waarborging van een nultolerantiebeleid ten aanzien van seksuele intimidatie, beter zwangerschapsverlof, aanzienlijk meer en langer vaderschapsverlof en betaald, niet-overdraagbaar ouderschapsverlof, zodat vrouwen en mannen verlof kunnen opnemen om voor hun kinderen te zorgen, en ter bestrijding van de norm dat de vrouw de ouder is die de loopbaan onderbreekt, teneinde een grote belemmering voor de loopbaanontwikkeling van vrouwen weg te nemen, en te zorgen voor flexibele werktijden, kinderopvang ter plaatse en telewerk; spoort de lidstaten aan de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven(20) volledig om te zetten en uit te voeren en roept de Commissie ertoe op dit doeltreffend te monitoren; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de oorzaken en factoren die leiden tot een hoog uitvalpercentage onder vrouwen in de STEM-sector grondig te onderzoeken, aanbevelingen te formuleren voor maatregelen om dit te voorkomen, en zo nodig mechanismen en programma’s te ontwikkelen om vrouwen en meisjes te betrekken bij initiatieven op het gebied van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid en de hiervoor benodigde beleidsmaatregelen vast te stellen; benadrukt dat COVID-19 een nieuw hoofdstuk in de wereld van werk, onderwijs, bestuur en dagelijks leven heeft geopend en het bijzondere belang van digitale geletterdheid en digitale vaardigheden heeft onderstreept, evenals de behoefte aan nieuwe voorwaarden op het gebied van telewerken, waardoor tijdens de pandemie en de daaruit voortvloeiende lockdowns een aanzienlijke genderkloof aan het licht is gekomen; wijst op de dringende noodzaak om te streven naar een genderevenwicht in de digitale sector vanwege de manier waarop mensen en bedrijven ICT en andere digitale technologieën gebruiken om te werken en te communiceren in de nieuwe digitale samenleving;

19.  acht het van bijzonder groot belang om meer vrouwelijke rolmodellen te hebben en het aantal vrouwen in leidinggevende posities in de STEM-sector te vergroten; benadrukt dat het dalende percentage vrouwen in hogere functies een negatief effect heeft op de werving van vrouwen, waardoor de kansen van vrouwen om in hogere functies te worden benoemd nog verder afnemen; betreurt het feit dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in leidinggevende functies in STEM-sectoren, en benadrukt dat er dringend werk moet worden gemaakt van gendergelijkheid op alle besluitvormingsniveaus in het bedrijfsleven en het management; benadrukt dat genderdiversiteit in raden van bestuur en besluitvormingsfuncties de prestaties van bedrijven verbetert dankzij een breder spectrum aan kennis, attitudes en ervaring; betreurt het bestaan van zowel horizontale als verticale gendersegregatie in de hiërarchische structuren van universiteiten en scholen in Europa; vestigt de aandacht op het feit dat vrouwen bijzonder ondervertegenwoordigd zijn in topfuncties in de academische wereld en besluitvormingsorganen bij academische instellingen en universiteiten, hetgeen wijst op het bestaan van een glazen plafond, namelijk onzichtbare barrières op basis van vooroordelen die vrouwen ervan weerhouden op te klimmen naar leidinggevende posities; dringt er bij de Raad en de lidstaten op aan de voorgestelde richtlijn vrouwelijke bestuurders aan te nemen en streefdoelen vast te stellen voor genderevenwicht in besluitvormingsorganen;

20.  betreurt het feit dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen nog steeds een realiteit is en nog meer uitgesproken is in door mannen gedomineerde sectoren, zoals ICT en technologische bedrijven(21); dringt bij alle betrokkenen aan op loontransparantie; dringt er bij de Raad op aan de voorgestelde richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, die tot doel heeft de bescherming tegen discriminatie via een horizontale aanpak uit te breiden, niet langer te blokkeren;

21.  roept alle belanghebbenden op discriminatie bij hun aanwervingspraktijken aan te pakken en quota in te voeren om de inclusie van vrouwen te bevorderen, met name vrouwen met uiteenlopende raciale en etnische achtergronden, vrouwen met een beperking en lhbti+-mensen;

22.  moedigt de totstandbrenging aan van een inclusieve dialoog met alle belanghebbenden, zoals particuliere bedrijven, niet-gouvernementele organisaties, branche- en beroepsorganisaties, overheidsinstellingen, regionale en lokale autoriteiten, beleidsmakers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, om de ontbrekende schakels te coördineren en aan te pakken teneinde de aanwezigheid van vrouwen in STEM-sectoren te bevorderen; benadrukt dat er, gezien het cruciale belang van de bestrijding van culturele en sociale stereotypen over de capaciteiten en de rol van vrouwen in de STEM-sector, gerichte maatregelen moeten worden genomen om gendergelijkheid te bevorderen, zoals wetgeving inzake gendermainstreaming of beleidsmaatregelen in de vorm van financiële stimulansen, of andere maatregelen om de participatie van meisjes in STEM-onderwijs en -loopbanen te vergroten; dringt aan op stimulansen voor bedrijven die vrouwelijke rolmodellen, mentorprogramma’s en loopbaantrajecten ondersteunen, en op vergroting van de zichtbaarheid van vrouwen; erkent de essentiële rol die bepaalde CEO’s en hogere leidinggevenden van bedrijven spelen bij het dichten van de digitale kloof tussen mannen en vrouwen door ondernemingsbeleid te formuleren dat gericht is op de bestrijding van digitale, gendergerelateerde stereotypen, op het bevorderen van rolmodellen, het motiveren van vrouwen om STEM-studies te volgen, het stimuleren van de om- en bijscholing van vrouwen, het bevorderen van mentorprogramma’s en de verbetering van het imago van ICT-functies; verzoekt de Commissie en de lidstaten om te blijven samenwerken met alle ICT-, digitale, telecom-, media-, audiovisuele en technologische zakenpartners teneinde een inclusieve en genderevenwichtige arbeidscultuur en -omgeving te bevorderen, onder meer door maatregelen in te voeren zoals bewustmakingscampagnes ter bevordering van gendergelijkheid in de particuliere STEM-sectoren en publiek-private partnerschappen om de toegang tot de STEM-arbeidsmarkt voor recent afgestudeerden te vergemakkelijken, door de bevordering van leerlingstelsels en stages voor meisjes en jonge vrouwen om hun overgang naar de arbeidsmarkt te bevorderen, via initiatieven zoals mentorschappen en beurzen voor kansarme meisjes, en publiek-private partnerschappen tussen onderwijsstelsels, overheden en bedrijven die werken met opkomende technologieën zoals 3D-technologieën, AI, nanotechnologie, robotica en gentherapie, en om hiertoe informatie en goede praktijken uit te wisselen tussen de lidstaten;

23.  wijst op het verband tussen de genderkloof en de pensioenkloof; verzoekt de lidstaten daarom deze problemen aan te pakken en te verminderen en verdere stappen te nemen om ervoor te zorgen dat vrouwen adequate toegang hebben tot onderwijs en de kans krijgen om economisch onafhankelijk te worden en hun loopbaan te ontwikkelen;

Digitale sector

24.  betreurt dat er een genderkloof is op alle gebieden van de digitale technologie, maar is vooral bezorgd over de genderkloof op het gebied van innovatieve technologieën zoals AI en cyberbeveiliging, sectoren die wereldwijd gemiddeld voor respectievelijk 12 % en 20 % uit vrouwen bestaan(22); stelt voor meer aandacht en steun te geven aan dunbevolkte gebieden, met name plattelandsgebieden, waar de situatie verslechtert;

25.  benadrukt dat de kwaliteit van de gebruikte gegevensreeksen van cruciaal belang is voor de prestaties van AI-technologieën, dat AI genderongelijkheden en -stereotypen niet mag versterken doordat vertekening en vooroordelen op basis van algoritmen worden omgezet van een analoge omgeving naar een digitale omgeving, en dat AI aanzienlijk kan bijdragen tot de bevordering van gendergelijkheid, mits er een passend rechtskader wordt ontwikkeld en bewuste en onbewuste vooroordelen worden uitgebannen; benadrukt dat een van de meest kritieke zwakke punten van AI verband houdt met bepaalde soorten vooroordelen zoals gender, leeftijd, handicap, godsdienst, raciale of etnische afkomst, sociale achtergrond of seksuele geaardheid als gevolg van een homogene beroepsbevolking; merkt op dat de combinatie van verschillende vormen van discriminatie vrouwen marginaliseert bij de toepassing van nieuwe technologieën, zoals blijkt uit de fouten die apparatuur voor gezichtsherkenning maakt bij vrouwen met een donkere huidskleur; beklemtoont dat verschillende teams van ontwikkelaars en ingenieurs moeten samenwerken met de belangrijkste actoren in de samenleving om te voorkomen dat gender- en culturele vooroordelen AI-algoritmen, -systemen en -toepassingen onbedoeld binnendringen; pleit voor het opzetten van leerplannen en activiteiten op het gebied van publieksvoorlichting betreffende de maatschappelijke, juridische en ethische gevolgen van AI; verzoekt de Commissie en de lidstaten alle mogelijke maatregelen te nemen om dergelijke vooroordelen te voorkomen en de volledige bescherming van de grondrechten te waarborgen; benadrukt dat er voorzieningen voor menselijke toetsing moet worden ontwikkeld voordat AI-technologieën in sectoren met een hoog risico worden uitgerold, met name in de gezondheidszorg, en dat hierbij deskundigen op het gebied van gendergelijkheid moeten worden betrokken;

26.  erkent dat AI, als zij vrij is van onderliggende vooroordelen, een krachtig instrument kan zijn om genderongelijkheden en -stereotypen uit te bannen door de ontwikkeling van niet-vertekende, ethisch ontworpen algoritmen die bijdragen tot billijkheid en het welzijn in het algemeen; benadrukt het belang van een gemeenschappelijke Europese aanpak met betrekking tot de ethische aspecten van AI; benadrukt bovendien dat de Europese beleidsmaatregelen en wetgeving op het gebied van AI de Europese waarden, de verdragen en wetgeving van de Unie en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten in acht moeten nemen;

27.  dringt aan op sociaal verantwoordelijke AI en automatisering die zodanig zijn ontworpen dat ongelijkheden, waaronder genderdiscriminatie, kunnen worden uitgebannen en de uitdagingen waarmee vrouwen worden geconfronteerd, zoals onbetaalde zorgtaken, de loonkloof tussen mannen en vrouwen, cyberpesten, gendergerelateerd geweld en seksuele intimidatie, vrouwenhandel, schendingen van seksuele en reproductieve rechten en ondervertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies, kunnen worden aangepakt; dringt erop aan dat AI en automatisering bijdragen tot de verbetering van de gezondheid en economische welvaart van vrouwen, gelijke kansen, werknemers- en sociale rechten, kwaliteitsonderwijs, de bescherming van kinderen, culturele en taalkundige diversiteit, gendergelijkheid, digitale geletterdheid, innovatie en creativiteit, met inbegrip van toegang tot financiering, hoger onderwijs en flexibele arbeidskansen; verzoekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te helpen bijzondere aandacht te besteden aan nieuwe vormen van gendergerelateerd geweld, zoals cyberpesten en cyberstalking(23), alsook lopende evaluaties uit te voeren en deze kwesties doeltreffender aan te pakken;

Ondernemerschap en toegang tot financiering

28.  betreurt het feit dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in door innovatie gedreven start‑ups en wijst op de gendervooroordelen en systemische nadelen in sociale structuren, met name op het snijvlak van STEM en ondernemerschap; acht het van bijzonder groot belang om meer vrouwelijke rolmodellen te hebben en het aantal vrouwen in leidinggevende posities in de STEM-sector te vergroten; verzoekt de Commissie en de lidstaten beleid uit te voeren om de ondernemingsgeest van vrouwen, die nog altijd een niet-aangeboorde bron van economische groei, innovatie en werkgelegenheid vormen, te ondersteunen en tot bloei te laten komen, meer en betere informatie te verstrekken over het ondernemerschap als aantrekkelijke loopbaanmogelijkheid, met name aan jonge vrouwen die nog in opleiding zijn, en beleidsmaatregelen te nemen waarmee vrouwelijk ondernemerschap wordt gestimuleerd; is van mening dat de herstelperiode na COVID-19 een uitgelezen kans vormt om vrouwelijke ondernemers vooruit te helpen, zodat zij onze economieën en samenlevingen opnieuw kunnen opbouwen; onderstreept dat een echt herstel van COVID-19 alleen zal slagen als we Europa groener, eerlijker en gendergelijker maken en adequate gendermainstreaming van de herstelfondsen van de EU waarborgen, en er tegelijkertijd voor zorgen dat vrouwen er de vruchten van plukken op het gebied van werkgelegenheid en ondernemerschap in sectoren waarin zij traditioneel aanzienlijk ondervertegenwoordigd waren en dat nog altijd zijn, met inbegrip van de digitale sector, AI, ICT en STEM;

29.  is van mening dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen die verantwoordelijk zijn voor investeringsbeslissingen in ondernemingen met risicodragend vermogen een belangrijke oorzaak is van de aanhoudende financieringskloof voor door vrouwen aangestuurde start-ups en ondernemingen;

30.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de financieringsmogelijkheden met betrekking tot leningen en aandelenfinanciering voor vrouwelijke startende ondernemers en innovators door middel van EU-fondsen en -programma’s te vergroten, de toegang van vrouwen tot bestaande fondsen te vergemakkelijken, speciale fondsen in het leven te roepen en nieuwe en innovatieve manieren te zoeken om vrouwen financieel te ondersteunen en hen te helpen de belemmeringen waarmee zij worden geconfronteerd te overwinnen; dringt erop aan dat de Europese Investeringsbank er ook bij wordt betrokken wat betreft de toegang tot microfinanciering; erkent de noodzaak van bewustmakings- en voorlichtingscampagnes over de door de EU geboden financieringsmogelijkheden om vrouwelijke bedrijfseigenaren en ondernemers gericht te ondersteunen; roept op tot de verdere uitbreiding van het European Business Angels Network en het Europees netwerk van mentoren voor vrouwelijke ondernemers, onder meer door bijeenkomsten van vrouwelijke innovators, technologische professionals en investeerders te bevorderen teneinde innovatie en de financiering van door vrouwen opgezette initiatieven te stimuleren en er een impuls aan te geven;

31.  is ingenomen met het initiatief van de Commissie tot invoering van de EU-prijs voor innovatie door vrouwen, die elk jaar wordt uitgereikt aan Europese vrouwen die een succesvol bedrijf hebben opgericht en een innovatief product of innovatieve dienst op de markt hebben gebracht; verzoekt de Commissie en de lidstaten bijkomende manieren te vinden om meer vrouwen aan te moedigen een eigen bedrijf op te richten, en inspirerende vrouwelijke leiders op het gebied van innovatie in het zonnetje te zetten;

32.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om de toezeggingsverklaring “Women in Digital”, die in april 2019 werd ondertekend, uit te voeren en concrete maatregelen te nemen om gendergelijkheid in de STEM-sector te bevorderen, onder meer door het opzetten van de “dag voor Europese meisjes in ICT en STEM”; verzoekt de Commissie de inspanningen en acties van de lidstaten te monitoren en hierover verslag uit te brengen, en zorg te dragen voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken;

o
o   o

33.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 316 van 22.9.2017, blz. 173.
(2) PB C 349 van 17.10.2017, blz. 56.
(3) PB C 66 van 21.2.2018, blz. 44.
(4) PB C 390 van 18.11.2019, blz. 28.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0026.
(6) Studie “Education and employment of women in science, technology and the digital economy, including AI and its influence on gender equality”, Europees Parlement, directoraat-generaal Intern Beleid, beleidsondersteunende afdeling C – Rechten van de burger en constitutionele zaken, 15 april 2020.
(7) Studie voorbereid door iclaves voor het directoraat-generaal Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie, Europese Commissie.
(8) Eurostat, Statistieken over het tertiair onderwijs, gegevens van september 2020.
(9) Eurostat, Personele middelen in wetenschap en technologie, gemiddelde jaarlijkse gegevens 2016-2020.
(10) Scorebord “Women in Digital” van de Europese Commissie uit 2020.
(11) International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA), International Computer and Information Literacy Study (ICILS) 2018.
(12) O’Dea, R. E., Lagisz, M., Jennions, M. D. et al., “Gender differences in individual variation in academic grades fail to fit expected patterns for STEM”, Nature Communications 9, 3777, 2018.
(13) Europees Instituut voor gendergelijkheid, Economic benefits of gender equality in the EU: How gender equality in STEM education leads to economic growth, 2017.
(14) Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête (2014).
(15) Verslag van de deskundigengroep Innovation through Gender, getiteld “Gendered Innovations: How Gender Analysis Contributes to Research”, directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie, Europese Commissie, 2013.
(16) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), Bridging the digital gender divide: include, upskill, innovate, 2018.
(17) Europese Commissie en Europese Investeringsbank, Funding women entrepreneurs: How to empower growth, 2018.
(18) Europese Commissie, She Figures 2018.
(19) International Computer and Information Literacy Study (ICILS) 2018.
(20) Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79).
(21) Lambrecht, A. en Tucker, C. E., “Algorithmic bias? An empirical study into apparent gender-based discrimination in the display of STEM career ads”, Management Science, deel 65, nr. 7, 2019, blz. 2970.
(22) Sax, L. J., Kanny, M. A., Jacobs, J. A. et al., “Understanding the Changing Dynamics of the Gender Gap in Undergraduate Engineering Majors: 1971-2011”, Research in Higher Education, deel 57, nr. 5, 2016; Shade, L. R., “Missing in action: Gender in Canada’s digital economy agenda”, Signs: Journal of Women in Culture and Society, deel 39, nr. 4, 2014, blz. 887-896.
(23) Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête,2014, blz. 87.

Laatst bijgewerkt op: 8 oktober 2021Juridische mededeling - Privacybeleid