Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 8 juli 2021 op het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (COM(2020)0652 – C9-0329/2020 – 2020/0300(COD))(1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een besluit Overweging 3
(3) De Commissie heeft in haar evaluatie van het 7e MAP24 geconcludeerd dat de in het 7e MAP neergelegde visie voor 2050 en de prioritaire doelstellingen nog steeds relevant zijn, dat het 7e MAP er mede heeft toe geleid dat maatregelen op het gebied van milieubeleid voorspelbaarder, sneller en beter gecoördineerd zijn, en dat de structuur en het ondersteunend kader synergieën mogelijk hebben gemaakt, waardoor het milieubeleid doeltreffender en doelmatiger is geworden. Bovendien werd in de evaluatie geconcludeerd dat het 7e MAP vooruitliep op de Agenda 2030 van de Verenigde Naties door te onderstrepen dat economische groei en sociaal welzijn alleen mogelijk zijn als er voldoende natuurlijke hulpbronnen zijn, en dat het 7e MAP de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling heeft bevorderd. Het stelde de Unie ook in staat om op het wereldtoneel in klimaat- en milieukwesties eensgezind op te treden. In haar evaluatie van het 7e MAP heeft de Commissie ook geconcludeerd dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt op het gebied van natuurbescherming, gezondheid en beleidsintegratie.
(3) De Commissie heeft in haar evaluatie van het 7e MAP24 geconcludeerd dat de in het 7e MAP neergelegde visie voor 2050 en de prioritaire doelstellingen nog steeds relevant zijn, dat het 7e MAP er mede heeft toe geleid dat maatregelen op het gebied van milieubeleid voorspelbaarder, sneller en beter gecoördineerd zijn, en dat de structuur en het ondersteunend kader synergieën mogelijk hebben gemaakt, waardoor het milieubeleid doeltreffender en doelmatiger is geworden. Bovendien werd in de evaluatie geconcludeerd dat het 7e MAP vooruitliep op de Agenda 2030 van de Verenigde Naties door te onderstrepen dat economische groei en sociaal welzijn alleen mogelijk zijn als er voldoende natuurlijke hulpbronnen zijn, en dat het 7e MAP de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling heeft bevorderd. Het stelde de Unie ook in staat om op het wereldtoneel in klimaat- en milieukwesties eensgezind op te treden. In haar evaluatie van het 7e MAP heeft de Commissie ook geconcludeerd dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt op het gebied van natuurbescherming, gezondheid en de integratie van milieuaspecten in andere beleidsterreinen.Voorts stelde zij dat er in het 7e MAP meer aandacht had kunnen worden besteed aan sociale kwesties door voort te bouwen op de bestaande banden tussen het milieu en het sociaal beleid, bijvoorbeeld wat betreft de gevolgen voor kwetsbare groepen, de werkgelegenheid, sociale inclusie en ongelijkheid. In haar evaluatie kwam de Commissie bovendien tot de conclusie dat de uitgaven voor de bescherming van het milieu in Europa, ondanks de steeds ambitieuzere milieudoelstellingen op talloze beleidsterreinen, al jarenlang laag zijn (circa 2 % van het bbp), en dat het niet uitvoeren van milieuwetgeving de economie van de Unie jaarlijks circa 55 miljard EUR kost aan gezondheidskosten en rechtstreekse milieukosten. In de evaluatie werd opgemerkt dat de uitvoering van het 7e MAP ondersteund had kunnen worden met een beter monitoringmechanisme.
Amendement 2 Voorstel voor een besluit Overweging 4
(4) Volgens het verslag van het Europees Milieuagentschap (EEA) “Het milieu in Europa — stand van zaken en vooruitzichten 2020 – Kennis voor de overgang naar een duurzaam Europa” (SOER 2020) biedt 2020 een unieke kans voor de Unie om leiderschap te tonen op het gebied van duurzaamheid en om het hoofd te bieden aan de dringende duurzaamheidsuitdagingen die structurele oplossingen vereisen. Zoals vermeld in SOER 2020 hebben de sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw waargenomen veranderingen in het wereldwijde klimaat en de wereldwijde ecosystemen zich in de afgelopen decennia en millennia nog nooit eerder voorgedaan. De wereldbevolking is sinds de jaren vijftig verdrievoudigd, terwijl de bevolking in steden verviervoudigd is. Met het huidige groeimodel zal de druk op het milieu naar verwachting verder toenemen, met directe en indirecte schadelijke gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van de mens. Dit geldt in het bijzonder voor de sectoren met het grootste milieueffect, met name levensmiddelen, mobiliteit, energie, infrastructuur en gebouwen.
(4) Volgens het verslag van het Europees Milieuagentschap (EEA) “Het milieu in Europa – stand van zaken en vooruitzichten 2020 – Kennis voor de overgang naar een duurzaam Europa” (SOER 2020) biedt het komende decennium een unieke kans voor de Unie om mondiaal leiderschap te tonen op het gebied van duurzaamheid door het hoofd te bieden aan de dringende duurzaamheidsuitdagingen die ongekend zijn en die alleen kunnen worden aangepakt door voor structurele verandering te zorgen. Structurele verandering is een fundamentele, transformatieve en horizontale vorm van verandering die vraagt om ingrijpende verschuivingen en heroriëntering van systemen, doelen, stimulansen, technologieën, sociale gebruiken en normen, kennissystemen en bestuurlijke benaderingen. Zoals vermeld in SOER 2020 is een van de belangrijkste oorzaken van de aanhoudende milieu- en duurzaamheidsuitdagingen het feit dat deze onlosmakelijk verbonden zijn met de economische activiteit en leefgewoonten, met name waar het de maatschappelijke systemen betreft die de Europeanen van noodzakelijke diensten voorzien, zoals goederen, energie en mobiliteit. Het waarborgen van beleidscoherentie met en de volledige uitvoering van bestaand milieubeleid zou Europa een eind op weg helpen bij het verwezenlijken van zijn milieudoelstellingen voor 2030. Toch zijn ook systemische langetermijnkaders noodzakelijk, met bindende streefcijfers voor klimaat- en milieudoelstellingen.In SOER 2020 wordt de conclusie getrokken dat Europa zijn duurzaamheidsdoelstelling “Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet” niet zal realiseren door eenvoudigweg economische groei te stimuleren en te trachten de schadelijke gevolgen te beheersen met instrumenten uit het sociaal en milieubeleid. In plaats daarvan moet duurzaamheid het leidend beginsel voor ambitieuze en coherente beleidslijnen en maatregelen in alle sectoren van de samenleving worden.
Amendement 3 Voorstel voor een besluit Overweging 5
(5) De Europese Commissie heeft als antwoord op de in de SOER 2020 vastgestelde uitdagingen de Europese Green Deal25 aangenomen: een nieuwe groeistrategie voor de groene en de digitale transitie die erop is gericht de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een concurrerende, klimaatneutrale en hulpbronnenefficiënte economie. Bij Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad26 wordt de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken vastgelegd in wetgeving.
(5) Het antwoord van de Europese Commissie op de in de SOER 2020 vastgestelde uitdagingen is uiteengezet in de Europese Green Deal25, als een nieuwe groeistrategie voor de groene en de digitale transitie die erop gericht is de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een concurrerende, klimaatneutrale en hulpbronnenefficiënte economie, het natuurlijk kapitaal van de Unie te beschermen, in stand te houden en vergroten, en tegelijkertijd de kwaliteit van leven van de huidige en toekomstige generaties te verbeteren. Er moet prioriteit worden gegeven aan het snel bereiken van de klimaat- en milieudoelstellingen, waarbij de gezondheid en het welzijn van burgers worden beschermd tegen milieugerelateerde risico’s en effecten en wordt toegezien op een rechtvaardige en inclusieve transitie. Bij Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad26 wordt de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken vastgelegd in wetgeving.
Amendement 4 Voorstel voor een besluit Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) Op 28 november 2019 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen waarin een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu werd afgekondigd op zowel Europees als mondiaal niveau, en waarin de nieuwe Commissie werd aangespoord met spoed betekenisvolle maatregelen te nemen, onder meer door de inconsistenties in het huidige Uniebeleid ten aanzien van de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu aan te pakken, met name in de vorm van ingrijpende hervormingen van het landbouw-, handels-, vervoers-, energie- en infrastructuurinvesteringsbeleid, en door te waarborgen dat alle toekomstige wetgevings- en begrotingsvoorstellen volledig zijn afgestemd op de doelstelling om de opwarming van de aarde tot onder 1,5 °C te houden en niet bijdragen aan het biodiversiteitsverlies.
Amendement 5 Voorstel voor een besluit Overweging 5 ter (nieuw)
(5 ter) Zowel in de Unie als wereldwijd worden land en bodem nog altijd aangetast door een breed scala aan menselijke activiteiten, zoals slecht landbeheer, verandering in landgebruik, niet-duurzame landbouwpraktijken, buitengebruikstelling van grond, verontreiniging, niet-duurzame bosbouwpraktijken, bodemafdekking, verlies aan biodiversiteit en klimaatverandering, vaak in combinatie met andere factoren, waardoor hun vermogen om ecosysteemdiensten en -functies te leveren wordt beperkt. Desalniettemin liggen de Unie en de lidstaten momenteel niet op schema wat betreft het nakomen van hun internationale en Europese toezeggingen met betrekking tot de bodem en grond, ook niet van de verplichtingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming om woestijnvorming tegen te gaan, aangetast land en aangetaste bodem te herstellen, en tegen 2030 een wereld zonder bodemaantasting te verwezenlijken. In overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement van 28 april 2021 over bodembescherming is er behoefte aan een EU-breed gemeenschappelijk wettelijk kader voor de bescherming en het duurzame gebruik van bodems, waarmee – met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel – alle belangrijke bedreigingen voor bodems worden aangepakt. Dat kader zou onder andere gemeenschappelijke definities moeten omvatten van bodem en bodemfuncties, criteria voor het bereiken van de goede status daarvan en duurzaam gebruik, alsook tussentijdse en einddoelen met inbegrip van geharmoniseerde indicatoren en methoden voor toezicht en verslaglegging.
Amendement 6 Voorstel voor een besluit Overweging 5 quater (nieuw)
(5 quater) Uit de COVID-19-pandemie, die tot een ongekende crisis in de economie en de gezondheidszorg heeft geleid, is eens te meer gebleken hoe belangrijk het is om in de beleidsvorming de multisectorale “één gezondheid”-benadering aan te houden. Daarin wordt rekening gehouden met het feit dat de gezondheid van de mens, de gezondheid van dieren en het milieu met elkaar verbonden zijn en dat deze drie dimensies moeten worden meegenomen bij maatregelen om gezondheidsbedreigingen aan te pakken. Om onder andere uitbraken van zoönosen en bedreigingen van de voedselveiligheid effectief te signaleren, aan te pakken en te voorkomen, moeten alle sectoren informatie en gegevens met elkaar delen. Daarnaast moet de nationale en subnationale samenwerking worden geïntensiveerd om doeltreffende en gezamenlijke benaderingen toe te passen. Het 8e MAP zou moeten bijdragen tot de volledige integratie van de “één gezondheid”-benadering op alle beleidsvormingsniveaus.
Amendement 7 Voorstel voor een besluit Overweging 5 quinquies (nieuw)
(5 quinquies) Volgens het verslag uit 2020 over biodiversiteit en pandemieën van het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES)1 bis zijn de mondiale ecologische veranderingen die ten grondslag liggen aan pandemieën, ook de onderliggende oorzaak van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering, zoals veranderingen in landgebruik, de uitbreiding en intensivering van landbouw en de handel in en consumptie van wilde dieren en andere factoren. Klimaatverandering speelt een rol bij de uitbraak van nieuwe ziekten en brengt waarschijnlijk een aanzienlijk risico op toekomstige pandemieën met zich mee, terwijl verlies van biodiversiteit ook samenhangt met de transformatie van landschappen en in sommige gevallen kan leiden tot een grotere kans op het ontstaan van ziekten. Volgens het verslag zijn de kosten van niets doen aanzienlijk hoger dan de kosten van het invoeren van mondiale strategieën ter voorkoming van pandemieën die gebaseerd zijn op het terugdringen van de handel in wilde dieren en veranderingen in landgebruik en het opvoeren van de “één gezondheid”-surveillance.
__________________
1 bisIPBES-workshop over biodiversiteit en pandemieën – Samenvatting, 2020.
Amendement 8 Voorstel voor een besluit Overweging 5 sexies (nieuw)
(5 sexies) De aantasting van het milieu en de nadelige effecten van klimaatverandering zullen de komende jaren naar verwachting verder toenemen en ontwikkelingslanden en kwetsbare bevolkingsgroepen het hardst treffen. Om derde landen te helpen veerkracht op te bouwen en ze te ondersteunen in hun inspanningen om de klimaatverandering te matigen en zich eraan aan te passen en om de biodiversiteit te beschermen, moet financiële bijstand van de Unie en de lidstaten aan derde landen bijdragen tot de Agenda 2030 van de VN, de Overeenkomst van Parijs, die gesloten is in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering1 bis (de “Overeenkomst van Parijs”) en het mondiaal kader voor na 2020 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit, en in overeenstemming zijn met de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP. Ook moeten de Unie en de lidstaten erop toezien dat de Overeenkomst van Parijs en andere internationale klimaat- en milieuakkoorden worden uitgevoerd op een manier die in overeenstemming is met de beginselen van billijkheid en van gezamenlijke, doch verschillende, verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden, zoals verankerd in artikel 2, lid 2, van de Overeenkomst van Parijs.
_______________
1 bis PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
Amendement 9 Voorstel voor een besluit Overweging 6
(6) De Europese Green Deal ondersteunt NextGenerationEU, het herstelplan van de Unie dat investeringen in belangrijke groene sectoren die nodig zijn om veerkracht op te bouwen, bevordert en groei en banen in een eerlijke, inclusieve maatschappij creëert. De faciliteit voor herstel en veerkracht, die samen met de begroting van de Unie voor 2021-2027 de EU-economie na de coronacrisis er weer zal bovenop helpen, is ook gebaseerd op de prioritaire doelstellingen van de Europese Green Deal. Daarnaast moeten alle initiatieven in het kader van NextGenerationEU in overeenstemming zijn met het niet-schadenbeginsel van de Europese Green Deal.
(6) De Europese Green Deal ondersteunt NextGenerationEU, het herstelplan van de Unie dat investeringen in belangrijke groene en digitale sectoren die nodig zijn om veerkracht op te bouwen, bevordert en groei en banen in een eerlijke, inclusieve maatschappij creëert. De faciliteit voor herstel en veerkracht, die samen met de begroting van de Unie voor 2021-2027 de EU-economie na de coronacrisis er weer zal bovenop helpen, is ook gebaseerd op de prioritaire doelstellingen van de Europese Green Deal. Daarnaast moeten alle initiatieven in het kader van NextGenerationEU in overeenstemming zijn met het beginsel van “geen ernstige afbreuk doen” uit Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (de “taxonomieverordening”)1 bis.Het herstelplan biedt een belangrijke kans om het tempo van de transitie naar klimaatneutraliteit en de bescherming van het milieu te verhogen.
______________
1 bis Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
Amendement 10 Voorstel voor een besluit Overweging 7
(7) Sinds het begin van de jaren zeventig hebben milieuactieprogramma’s de ontwikkeling van het milieubeleid van de EU gestuurd. In artikel 4, lid 3, van het 7e MAP, dat afloopt op 31 december 2020, is bepaald dat de Commissie indien nodig tijdig een voorstel moet indienen voor een achtste milieuactieprogramma (8e MAP), om een onderbreking tussen het 7e en het 8e MAP te voorkomen. In de Europese Green Deal is de vaststelling van een nieuw milieuactieprogramma aangekondigd.
(7) Sinds het begin van de jaren zeventig hebben milieuactieprogramma’s de ontwikkeling en coördinatie van het milieubeleid van de EU gestuurd. In artikel 4, lid 3, van het 7e MAP, dat is afgelopen op 31 december 2020, was bepaald dat de Commissie indien nodig tijdig een voorstel moest indienen voor een achtste milieuactieprogramma (8e MAP), om een onderbreking tussen het 7e en het 8e MAP te voorkomen. In de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal werd aangekondigd dat het 8e MAP een nieuw monitoringmechanisme zou omvatten om te waarborgen dat de Unie op schema blijft bij het halen van haar milieudoelstellingen.Ook zegde de Commissie in haar mededeling toe een dashboard in het leven te zullen roepen waarop de vooruitgang bij de verwezenlijking van alle doelstellingen van de Europese Green Deal kan worden gevolgd.
Amendement 11 Voorstel voor een besluit Overweging 8
(8) Het 8e MAP moet de milieu- en klimaatactiedoelstellingen van de Europese Green Deal ondersteunen in overeenstemming met de reeds in het 7e MAP vastgestelde langetermijndoelstelling “goed leven, binnen de grenzen van onze planeet” tegen 2050. Het moet bijdragen tot de verwezenlijking van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de daarin geformuleerde doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
(8) Het 8e MAP moet als algemeen milieuactieprogramma van de Unie voortbouwen op en bijdragen tot de verwezenlijking tegen uiterlijk 2050 van de doelstellingen van de Europese Green Deal in overeenstemming met de langetermijndoelstelling “goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”, zoals reeds vastgesteld in het 7e MAP. Het moet ook volledig zijn afgestemd op de Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de daarin geformuleerde doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s), die geïntegreerd en ondeelbaar zijn, en bijdragen tot de uitvoering en verwezenlijking daarvan, en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en andere relevante internationale overeenkomsten.Het 8e MAP moet leiden tot structurele verandering van een EU-economie die welzijn waarborgt binnen de grenzen van de planeet, waarin groei regeneratief is. Ook moet het ervoor zorgen dat de milieu- en klimaattransitie op een rechtvaardige en inclusieve manier wordt verwezenlijkt en bijdraagt tot het terugdringen van ongelijkheden.
Amendement 12 Voorstel voor een besluit Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) De prioritaire doelstellingen van het 8e MAP sturen de beleidsvorming van de Unie. Zij bouwen voort op – maar zijn niet beperkt tot – de verbintenissen van de Europese Green Deal en de bijbehorende strategieën en initiatieven.
Amendement 13 Voorstel voor een besluit Overweging 8 ter (nieuw)
(8 ter) Het 8e MAP vormt de basis voor de verwezenlijking van de in de Agenda 2030 van de Verenigde Naties vastgestelde milieu- en klimaatdoelstellingen en de bijbehorende SDG’s. Volgens een door het Stockholm Resilience Centre ontwikkeld model ondersteunt de verwezenlijking van de milieu- en klimaat-SDG’s de sociale en economische SDG’s, aangezien onze samenleving en economie afhankelijk zijn van een gezonde biosfeer, en duurzame ontwikkeling alleen kan plaatsvinden binnen een veilige operationele ruimte van een stabiele en veerkrachtige planeet. Als de Unie mondiaal leider op het gebied van duurzame transitie wil worden, is het van essentieel belang dat zij de SDG’s haalt en ook derde landen daarbij ondersteunt.
Amendement 14 Voorstel voor een besluit Overweging 9
(9) Het 8e MAP moet de transitie naar een regeneratieve economie waarin meer aan de planeet wordt teruggegeven dan wordt onttrokken, versnellen. Bij een regeneratief groeimodel wordt erkend dat het welzijn en de welvaart van onze samenlevingen afhankelijk zijn van een stabiel klimaat, een gezonde omgeving en bloeiende ecosystemen, die onze economieën een veilige operationele ruimte bieden. Aangezien de wereldbevolking toeneemt en de vraag naar natuurlijke hulpbronnen blijft groeien, moet de economische activiteit zich ontwikkelen op een manier die geen schade veroorzaakt, maar daarentegen de klimaatverandering en de aantasting van het milieu ombuigt, verontreiniging tot een minimum beperkt en het natuurlijk kapitaal behoudt en verrijkt en bijgevolg zorgt voor een overvloed aan hernieuwbare en niet-hernieuwbare hulpbronnen. Door voortdurende innovatie, aanpassing aan nieuwe uitdagingen en cocreatie versterkt de regeneratieve economie de veerkracht en beschermt zij het welzijn van de huidige en toekomstige generaties.
(9) Het 8e MAP moet de transitie versnellen naar een regeneratief groeimodel waarin meer aan de planeet wordt teruggegeven dan wordt onttrokken in het kader van een duurzame welzijnsgerichte economie die structurele verandering mogelijk maakt, en waarin wordt erkend dat het welzijn en de welvaart van onze samenlevingen afhankelijk zijn van een stabiel klimaat, een gezonde omgeving en bloeiende ecosystemen, die onze economieën een veilige operationele ruimte bieden binnen de grenzen van de planeet. Aangezien de wereldbevolking toeneemt en de vraag naar natuurlijke hulpbronnen blijft groeien, moet de economische activiteit zich ontwikkelen op een duurzame manier die geen schade veroorzaakt, maar daarentegen de klimaatverandering ombuigt, ecosystemen en de biodiversiteit beschermt en herstelt en het verlies daarvan tot staan brengt en ombuigt, de aantasting van het milieu voorkomt, de gezondheid en het welzijn beschermt tegen negatieve milieugerelateerde gevolgen, verontreiniging voorkomt en tot een minimum beperkt en natuurlijke hulpbronnen en de biodiversiteit behoudt en verrijkt en bijgevolg zorgt voor een overvloed aan hernieuwbare en niet-hernieuwbare hulpbronnen. Door doorlopend onderzoek en voortdurende innovatie, de transformatie van productie- en consumptiepatronen, aanpassing aan nieuwe uitdagingen en cocreatie versterkt de regeneratieve en duurzame welzijnsgerichte economie de veerkracht, zorgt zij ervoor dat de natuur er beter aan toe is en beschermt zij het welzijn van de huidige en toekomstige generaties en hun recht op een gezond milieu.
Amendement 15 Voorstel voor een besluit Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis) Volgens de OESO is het inmiddels ingeburgerd om economische prestaties en maatschappelijke vooruitgang niet alleen aan de hand van het bbp te meten, en krijgen beleidsmakers met alleen het bbp als kompas geen voldoende precies beeld van wat de economie voor burgers doet, of van welke langetermijneffecten de groei op duurzaamheid heeft1 bis. Met het oog op de ontwikkeling van een meer holistische EU-benadering van economische beleidsvorming, in overeenstemming met de SDG’s, de Overeenkomst van Parijs en het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, is in het 8e MAP bepaald dat er een brede reeks indicatoren moet worden ontwikkeld die meer behelzen dan alleen het bbp, zoals verzocht in het 7e MAP, om de vooruitgang op weg naar een duurzame welzijnsgerichte economie te meten en om de toekomstige beleidsvorming te sturen en onderbouwen.
__________________
1 bisWDO-werkdocument nr. 102 van 18 september 2019 “The Economy of Well-being - Creating opportunities for people’s well-being and economic growth”.
Amendement 16 Voorstel voor een besluit Overweging 9 ter (nieuw)
(9 ter) De invoering van een doeltreffend mondiaal biodiversiteitskader na 2020 is afhankelijk van het terugdringen van geldstromen die schadelijk zijn voor de biodiversiteit. Toch zijn de jaarlijkse overheidsuitgaven die mogelijk schadelijk zijn voor de biodiversiteit volgens een OESO-verslag vijf tot zes keer hoger dan de totale jaarlijkse uitgaven voor biodiversiteit1 bis. In de Aichi-biodiversiteitsdoelstellingen is bepaald dat subsidies die schadelijk zijn voor de biodiversiteit uiterlijk in 2020 moeten zijn afgeschaft of hervormd. De onverwijlde geleidelijke afschaffing van milieuonvriendelijke subsidies op het niveau van de Unie en de lidstaten was ook een verplichting in het kader van het 7e MAP. Als de Unie de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP wil verwezenlijken, met inbegrip van de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, moeten alle milieuonvriendelijke subsidies, met inbegrip van subsidies voor fossiele brandstoffen, geleidelijk worden afschaft. Dit geldt voor alle rechtstreekse en onrechtstreekse subsidies, ook in de vorm van belastingvrijstellingen. Ook moet er een mechanisme worden ontwikkeld voor de verslaglegging door de lidstaten over de geleidelijke afschaffing van andere milieuonvriendelijke subsidies dan subsidies voor fossiele brandstoffen. De geleidelijke afschaffing van alle milieuonvriendelijke subsidies moet aansluiten op het beginsel van een rechtvaardige transitie en vergezeld gaan van maatregelen om eventuele negatieve sociaal-economische effecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te voorkomen of verzachten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat niemand wordt achtergelaten.
__________________
1 bis Eindverslag OESO, april 2020 “A Comprehensive Overview of Global Biodiversity Finance”.
Amendement 17 Voorstel voor een besluit Overweging 9 quater (nieuw)
(9 quater) Een van de prioriteiten van de Europese Strategie voor milieuboekhouding 2019-2023 is de uitbreiding van de lijst van sectoren die onder Europese milieurekeningen vallen. Een van de sectoren die momenteel wordt ontwikkeld, is de sector “subsidies of steunmaatregelen die mogelijk schadelijk zijn voor het milieu”. Door middel van haar werkzaamheden aan een voorbereidende actie zal de Commissie belanghebbenden voorzien van de nodige instrumenten om ze te helpen milieuonvriendelijke subsidies in kaart te brengen en vervolgens een op feiten gebaseerde aanbeveling te doen voor de hervorming of afschaffing van deze subsidies door vast te stellen wat de sociale, economische en milieueffecten zullen zijn van geleidelijke afschaffing.
Amendement 18 Voorstel voor een besluit Overweging 9 quinquies (nieuw)
(9 quinquies) Mariene en kustecosystemen als mangroven, koraalriffen, kwelders en zeegrasvelden worden aangetast door en ondervinden negatieve gevolgen van processen als eutrofiëring en verzuring, wat negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit die zij ondersteunen, hun ecosysteemdiensten en -functies en hun mogelijke werking als koolstofput. Er moet dringend actie worden ondernomen om deze mariene en kustecosystemen, met inbegrip van de oceaanbodem, te beschermen en herstellen, waarbij het erkennen van de oceanen als een mondiale gemeenschappelijke hulpbron zou kunnen bijdragen tot het creëren van meer bewustzijn, het verbeteren van de kennis over oceanen en het treffen van doeltreffende maatregelen op alle maatschappelijke niveaus en door alle actoren van de samenleving.
Amendement 19 Voorstel voor een besluit Overweging 10
(10) In het 8e MAP moeten thematische prioritaire doelstellingen worden vastgesteld op het gebied van klimaatneutraliteit, aanpassing aan klimaatverandering, bescherming en herstel van biodiversiteit, circulaire economie, de ambitie om vervuiling tot nul terug te brengen en het verlagen van de milieudruk als gevolg van productie en consumptie. Voorts moeten in het 8e MAP voor alle betrokken actoren faciliterende voorwaarden worden vastgesteld om de langetermijn- en thematische prioritaire doelstellingen te verwezenlijken.
(10) In het 8e MAP moeten thematische prioritaire doelstellingen worden vastgesteld op het gebied van de matiging van en de aanpassing aan klimaatverandering, de bescherming en het herstel van de terrestrische en mariene biodiversiteit, een gifvrije circulaire economie, een milieu zonder vervuiling en het minimaliseren van de milieudruk als gevolg van productie en consumptie in alle sectoren van de economie. Deze thematische prioritaire doelstellingen, die zowel de oorzaken als gevolgen van milieuaantasting betreffen, zijn inherent met elkaar verbonden. Daarom vergt de verwezenlijking van deze doelstellingen een systematische aanpak. Voorts moeten in het 8e MAP voor alle betrokken actoren faciliterende voorwaarden worden vastgesteld om de langetermijn- en thematische prioritaire doelstellingen op coherente wijze te verwezenlijken, en moeten de nodige maatregelen om aan deze voorwaarden te voldoen worden gecoördineerd.
Amendement 20 Voorstel voor een besluit Overweging 10 bis (nieuw)
(10 bis) De term “op ecosystemen gebaseerde benadering” wordt in het VN-verdrag inzake biologische diversiteit omschreven als een strategie voor het integrale beheer van land, water en levende rijkdommen die instandhouding en duurzaam gebruik op een billijke manier bevordert teneinde een evenwicht te bereiken tussen instandhouding, duurzaam gebruik en de verdeling van voordelen van biologische biodiversiteit (de drie doelstellingen van dat verdrag).
Amendement 21 Voorstel voor een besluit Overweging 10 ter (nieuw)
(10 ter) Volgens het EEA zijn op de natuur gebaseerde oplossingen voor aanpassing aan de klimaatverandering en de beperking van het risico op rampen, maatregelen die hand in hand gaan met de natuur en deze versterken, met als doel om ecosystemen te herstellen en beschermen, de samenleving te ondersteunen bij de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering en verdere opwarming te vertragen, waarbij zij meerdere aanvullende voordelen opleveren1 bis. Hoewel op de natuur gebaseerde oplossingen economische voordelen kunnen opleveren, moet worden erkend dat deze mogelijk pas op langere termijn zichtbaar worden. Op de natuur gebaseerde oplossingen moeten aan bepaalde criteria voldoen om te waarborgen dat de toepassing ervan aansluit op de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP en deze niet ondermijnt. Wanneer op de natuur gebaseerde oplossingen gefinancierd worden door compensatiemechanismen voor de biodiversiteit, moeten deze mechanismen voorts strikt voldoen aan een mitigatiehiërarchie, zodat onder meer wordt gegarandeerd dat biodiversiteitscompensaties alleen als laatste redmiddel kunnen dienen.
__________________
1 bisEEA-verslag nr. 1/2021 “Nature-based solutions in Europe: Policy, knowledge and practice for climate change adaptation and disaster risk reduction”.
Amendement 22 Voorstel voor een besluit Overweging 11
(11) Aangezien het milieubeleid sterk gedecentraliseerd is, moeten maatregelen ter verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP op verschillende bestuursniveaus worden genomen, d.w.z. op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, met een op samenwerking gebaseerde aanpak van multilevel governance. De geïntegreerde aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering moet worden versterkt om de synergieën tussen economische, milieu- en sociale doelstellingen te maximaliseren, waarbij tegelijk zorgvuldig aandacht wordt besteed aan mogelijke wisselwerkingen en aan de behoeften van kwetsbare groepen. Om het welslagen van het 8e MAP en de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen te waarborgen, is het bovendien van belang niet-gouvernementele actoren op transparante wijze hierbij te betrekken.
(11) Aangezien het milieubeleid sterk gedecentraliseerd is, moeten maatregelen ter verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP op verschillende bestuursniveaus worden genomen, d.w.z. op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, met een op samenwerking gebaseerde aanpak van multilevel governance. Efficiënt toezicht, uitvoering, handhaving en verantwoordingsplicht zijn essentieel, en er moet sprake zijn van een doeltreffend bestuur om de samenhang tussen verschillende beleidsmaatregelen te waarborgen. De geïntegreerde aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering moet worden versterkt om de synergieën tussen sociale, economische en milieudoelstellingen te maximaliseren door de mogelijke wisselwerkingen in dit kader en de behoeften van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen structureel te evalueren. Deze geïntegreerde aanpak moet tegemoetkomen aan de specifieke behoeften van alle regio’s, met inbegrip van zowel stedelijke en plattelandsgebieden als ultraperifere gebieden. Om het welslagen van het 8e MAP en de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen te waarborgen, is het bovendien van belang te zorgen voor toegang tot milieugerelateerde informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter, in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus, en moet er transparant overleg worden gepleegd met en tussen overheidsinstanties op alle besluitvormingsniveaus, niet-gouvernementele actoren en het brede publiek.
Amendement 23 Voorstel voor een besluit Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis) Bij effectbeoordelingen die worden uitgevoerd in het kader van het 8e MAP moet volledig rekening worden gehouden met alle korte- en langetermijneffecten op het milieu en het klimaat, met inbegrip van de cumulatieve effecten, en met de kosten van zowel optreden als niet-optreden. Hiervoor zullen instrumenten moeten worden ontwikkeld. Deze effectbeoordelingen moeten gebaseerd zijn op brede en transparante raadpleging, en binnen acht weken na afsluiting van een openbare raadpleging moet de Commissie systematisch gedetailleerde feedback geven op de reacties van belanghebbenden op de raadpleging, waarbij zij onderscheid maakt tussen de bijdragen van verschillende typen belanghebbenden. Voorts moeten effectbeoordelingen zodra zij voltooid zijn worden gepubliceerd om controle door belanghebbenden mogelijk te maken, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 4 september 2018 in zaak C-57/16 P1 bis, en voldoende gedetailleerd zijn, met inbegrip van alle informatie die is gebruikt ter onderbouwing van de conclusies, evenals de sociaal-economische effecten.
__________________
1 bisArrest van het Hof van Justitie van 4 september 2018, ClientEarth/Commissie, C-57/16 P, ECLI:EU:C:2018:660.
Amendement 24 Voorstel voor een besluit Overweging 11 ter (nieuw)
(11 ter) Maatregelen die zijn gericht op het realiseren van de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie moeten in samenhang en overeenkomst met de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten worden uitgevoerd.
Amendement 25 Voorstel voor een besluit Overweging 11 quater (nieuw)
(11 quater) Uit het Milieuprogramma van de VN en het “OESO Global Forum on Environment” is naar voren gekomen dat ecologische veranderingen genderspecifieke gevolgen hebben. Genderspecifieke rollen zorgen er eveneens voor dat vrouwen en mannen in verschillende mate kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering. De gevolgen van de klimaatverandering vergroten genderongelijkheden. Om een eind te maken aan genderongelijkheid moet er dan ook een genderperspectief worden geïntegreerd wat betreft de maatregelen en doelstellingen met betrekking tot de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP, met inbegrip van een gendereffectbeoordeling van geplande maatregelen en specifieke aandacht voor gendermainstreaming en genderbewuste maatregelen. In het 8e MAP wordt erkend dat gendergelijkheid een voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling en voor het bereiken van een optimaal resultaat bij de aanpak van klimaat- en milieu-uitdagingen.
Amendement 26 Voorstel voor een besluit Overweging 12
(12) Nauwere samenwerking met partnerlanden, goede wereldwijde milieugovernance en synergieën tussen het interne en externe beleid van de Unie zijn essentieel om de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken.
(12) Nauwere samenwerking en groene diplomatie met derde landen, met inbegrip van ontwikkelingslanden, en ondersteuning van goede wereldwijde milieugovernance, ook via de bevordering van toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, zijn essentieel om de SDG’s en de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Het waarborgen van synergieën en coherentie tussen al het interne en externe beleid van de Unie, met inbegrip van het handelsbeleid en handelsakkoorden, evenals de toepassing van beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling, zijn eveneens essentieel.
Amendement 27 Voorstel voor een besluit Overweging 13
(13) De Europese Commissie moet de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP beoordelen in de context van de transitie naar meer duurzaamheid, welzijn en veerkracht. Dit is in overeenstemming met de oproepen van de Raad27 en het Europees Economisch en Sociaal Comité28 om de economische prestaties en de maatschappelijke vooruitgang niet alleen aan de hand van het bbp te meten en over te schakelen op het gebruik van welzijn als beleidskompas, wat ook de OESO ondersteunt29.
(13) De Europese Commissie moet de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP beoordelen in de context van de rechtvaardige en inclusieve transitie naar duurzaamheid, welzijn en veerkracht binnen de grenzen van de planeet. Dit is in overeenstemming met de oproepen van de Raad27 en het Europees Economisch en Sociaal Comité28 om de economische prestaties en de maatschappelijke vooruitgang niet alleen aan de hand van het bbp te meten en over te schakelen op het gebruik van welzijn als beleidskompas, wat ook de OESO ondersteunt29.
29 Zie bv. het Well-being Framework, het Framework for Policy Action on Inclusive Growth, het Better Life Initiative en het initiatief New Approaches to Economic Challenges van de OESO.
29 Zie bv. het Well-being Framework, het Framework for Policy Action on Inclusive Growth, het Better Life Initiative en het initiatief New Approaches to Economic Challenges van de OESO.
Amendement 28 Voorstel voor een besluit Overweging 14
(14) Bij de beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP moet rekening worden gehouden met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren. De beoordeling moet in overeenstemming zijn met en mag geen afbreuk doen aan monitoring- of governance-instrumenten die betrekking hebben op specifiekere aspecten van het milieu- en klimaatbeleid, zoals met name Verordening (EG) nr.1999/2018 van het Europees Parlement en de Raad30, de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid of monitoringinstrumenten met betrekking tot de circulaire economie, het tot nul terugbrengen van vervuiling, biodiversiteit, lucht, water, bodem, afvalstoffen of ander milieubeleid. Samen met andere instrumenten die in het kader van het Europees Semester worden gebruikt, het SDG-monitoringverslag van Eurostat en het strategisch prognoseverslag van de Commissie31, moet de beoordeling deel uitmaken van een samenhangende, onderling verbonden reeks monitoring- en governance-instrumenten.
(14) Bij de beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP moet rekening worden gehouden met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren, en de beoordeling moet gebaseerd zijn op een robuuste, alomvattende en transparante “afstand tot het streefdoel”-methode. De beoordeling moet in overeenstemming zijn met en mag geen afbreuk doen aan monitoring- of governance-instrumenten die betrekking hebben op specifiekere aspecten van het milieu- en klimaatbeleid, zoals met name Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad30, de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid of monitoringinstrumenten met betrekking tot de gifvrije circulaire economie, het tot nul terugbrengen van vervuiling, biodiversiteit, lucht, water, bodem, afvalstoffen of ander milieu- en industriebeleid. Samen met instrumenten die in het kader van het Europees Semester worden gebruikt, het SDG-monitoringverslag van Eurostat en het strategisch prognoseverslag van de Commissie31, moet de beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP deel uitmaken van een bredere, samenhangende en onderling verbonden reeks monitoring- en governance-instrumenten, die niet alleen milieufactoren bestrijken, maar ook sociale en economische factoren.
__________________
__________________
30 Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
30 Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
Amendement 29 Voorstel voor een besluit Overweging 14 bis (nieuw)
(14 bis) Verdere ontwikkeling van een wetenschappelijke kennisbasis over de grenzen van de planeet, ook met betrekking tot relevante indicatorreeksen, is belangrijk met het oog op de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP, met name de prioritaire doelstelling voor de lange termijn.
Amendement 30 Voorstel voor een besluit Overweging 15
(15) De Commissie, het EEA en andere relevante agentschappen moeten toegang hebben tot de door de lidstaten in overeenstemming met de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie verstrekte gegevens en indicatoren en deze kunnen gebruiken. Daarnaast moet worden gebruikgemaakt van andere gegevensbronnen, zoals satellietgegevens en verwerkte informatie van het Europees programma voor monitoring van de aarde (Copernicus), het Europees Bosbrandinformatiesysteem en het Europees waarschuwingssysteem voor overstromingen, of gegevensplatforms zoals het Europees marien observatie- en datanetwerk of het Informatieplatform voor chemische monitoring. Dankzij de toepassing van moderne digitale instrumenten en kunstmatige intelligentie kunnen de gegevens op doeltreffende wijze worden beheerd en geanalyseerd en bijgevolg de administratieve lasten worden verminderd en de tijdigheid en kwaliteit worden vergroot.
(15) Er is behoefte aan solide en zinvolle gegevens en indicatoren om de vooruitgang bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te volgen.De Commissie, het EEA en andere relevante agentschappen moeten toegang hebben tot de door de lidstaten in overeenstemming met de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie verstrekte gegevens en indicatoren en deze gebruiken en erop voortbouwen. Daarnaast moet worden gebruikgemaakt van andere gegevensbronnen, zoals satellietgegevens en verwerkte informatie van het programma voor aardobservatie van de Europese Unie (Copernicus), het Europees Bosbrandinformatiesysteem, het biodiversiteitsinformatiesysteem, het landbouwpercelenidentificatiesysteem en het Europees waarschuwingssysteem voor overstromingen, of gegevensplatforms zoals het Europees marien observatie- en datanetwerk of het Informatieplatform voor chemische monitoring. Dankzij de toepassing van moderne digitale instrumenten en kunstmatige intelligentie kunnen de gegevens op doeltreffende wijze worden beheerd en geanalyseerd en bijgevolg de administratieve lasten worden verminderd en de tijdigheid en kwaliteit worden vergroot.
Amendement 31 Voorstel voor een besluit Overweging 17
(17) Om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te verwezenlijken, moeten het EEA en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) worden uitgerust met passende capaciteit en voldoende middelen zodat zij een degelijke, toegankelijke en transparante kennis- en wetenschappelijke basis kunnen bieden ter ondersteuning van de uitvoering van de strategische prioriteiten van de Europese Green Deal en de beoordeling van de vooruitgang in het kader van het programma.
(17) Om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te verwezenlijken, moeten het EEA en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) worden uitgerust met passende capaciteit en voldoende middelen zodat zij een degelijke, toegankelijke en transparante kennis- en wetenschappelijke basis kunnen bieden ter ondersteuning van de uitvoering van de strategische prioriteiten van de Europese Green Deal en de beoordeling van de vooruitgang in het kader van het programma. Waar relevant, moeten andere organen en agentschappen hierbij worden betrokken en een bijdrage leveren aan de uitvoering van de strategische prioriteiten en de beoordeling van de vooruitgang in het kader van het 8e MAP.
Amendement 32 Voorstel voor een besluit Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis) De Commissie moet uiterlijk 31 maart 2024 een tussentijdse evaluatie verrichten van het 8e MAP om de vooruitgang ervan te beoordelen en de prioriteiten van de volgende Commissie te sturen. In het kader van de in de tussentijdse evaluatie geschetste vooruitgang moet de nieuwe Commissie die aantreedt na de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 binnen de eerste honderd dagen van haar mandaat een verslag uitbrengen met de milieu- en klimaatprioriteiten waarvoor zij binnen haar mandaat actie wil ondernemen, alsook over de manier waarop deze actie de volledige verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP moet waarborgen.
Amendement 33 Voorstel voor een besluit Overweging 18
(18) De Commissie moet in 2029 het 8e MAP evalueren in het licht van de veranderende beleidsdoelstellingen en de geboekte vooruitgang.
(18) De Commissie moet in 2029 het 8e MAP evalueren in het licht van de veranderende beleidsdoelstellingen en de geboekte vooruitgang. De Commissie moet een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad met de bevindingen van die evaluatie en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel voor het volgende milieuactieprogramma. Een dergelijk wetgevingsvoorstel moet op tijd worden ingediend om een onderbreking tussen het 8e en het 9e MAP te voorkomen.
Amendement 34 Voorstel voor een besluit Overweging 18 bis (nieuw)
(18 bis) Overeenkomstig artikel 191 VWEU streeft de Unie in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio’s van de Unie, en berust haar beleid op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
Amendement 35 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – lid 1
1. Dit besluit bevat een algemeen milieuactieprogramma voor de periode tot en met 31 december 2030 (“8e MAP”). In dat actieprogramma worden de prioritaire doelstellingen, de faciliterende voorwaarden voor de verwezenlijking ervan en een kader om te meten of de Unie en haar lidstaten op koers liggen om deze prioritaire doelstellingen te behalen, vastgesteld.
1. Dit besluit bevat een algemeen milieuactieprogramma voor de periode tot en met 31 december 2030 (het “achtste milieuactieprogramma” of “8e MAP”). In dat actieprogramma worden de prioritaire doelstellingen, de faciliterende voorwaarden en de nodige acties voor de verwezenlijking van deze voorwaarden vastgesteld. Het omvat een monitoringkader om te meten of de Unie en haar lidstaten op koers liggen om deze prioritaire doelstellingen te behalen en om hun vorderingen op dit vlak te beoordelen.Ook zorgt het voor de instelling van een bestuursmechanisme om de volledige verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen te waarborgen.
Amendement 36 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – lid 2
2. Het 8e MAP is erop gericht de transitie naar een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte, schone en circulaire economie op een rechtvaardige en inclusieve manier te versnellen, en onderschrijft de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Europese Green Deal en de desbetreffende initiatieven.
2. Het 8eMAP is erop gericht de transitie naar een klimaatneutrale, duurzame, gifvrije, hulpbronnenefficiënte, op hernieuwbare energie gebaseerde, veerkrachtige en concurrerende circulaire economie op een rechtvaardige, billijke en inclusieve manier te versnellen, de kwaliteit van het milieu, met inbegrip van lucht, water en bodem, te beschermen, te herstellen en te verbeteren, en de biodiversiteit en ecosystemen te beschermen en herstellen. Het programma onderschrijft de doelstellingen van de Europese Green Deal en de desbetreffende initiatieven en bouwt hierop voort.
Amendement 37 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – lid 3
3. Het 8e MAP vormt de basis voor de verwezenlijking van de in de Agenda 2030 van de Verenigde Naties vastgestelde milieu- en klimaatdoelstellingen en doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, en biedt een monitoringkader voor de milieu- en klimaatdimensie van de inspanningen van de Unie om de vooruitgang op weg naar meer duurzaamheid, klimaatneutraliteit en efficiënt hulpbronnengebruik, welzijn en veerkracht te meten.
3. Het 8eMAP vormt de basis voor de verwezenlijking van de in de Agenda2030 van de Verenigde Naties vastgestelde milieu- en klimaatdoelstellingen en doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, alsook van de doelstellingen die zijn vervat in multilaterale milieu- en klimaatakkoorden. Het biedt een monitoringmechanisme dat bijdraagt tot de milieu- en klimaatdimensie van de inspanningen van de Unie om de vooruitgang op weg naar duurzaamheid, welzijn en veerkracht te meten.
Amendement 38 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1
1. De prioritaire langetermijndoelstelling voor 2050 van het 8e MAP is dat burgers goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een regeneratieve economie waar niets wordt verspild, er geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en de economische groei van hulpbronnengebruik is losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn van de burgers, biodiversiteit floreert en natuurlijk kapitaal wordt beschermd, hersteld en gewaardeerd op een wijze die de veerkracht bij klimaatverandering en andere milieurisico’s vergroot. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen.
1. De prioritaire langetermijndoelstelling van het 8e MAP zal zijn dat burgers zo snel mogelijk en uiterlijk in 2050 goed leven, binnen de grenzen van onze planeet, in een duurzame welzijnsgerichte economie waar niets wordt verspild, groei regeneratief is, klimaatneutraliteit is bereikt en ongelijkheid tot een minimum is beperkt. Een gezond milieu biedt de basis voor het welzijn en de gezondheid van iedereen en zorgt ervoor dat de biodiversiteit en ecosystemen floreren en dat de natuur wordt beschermd en hersteld, zodat zij beter bestand is tegen klimaatverandering, natuurrampen en andere milieurisico’s. De Unie neemt het voortouw om de welvaart van de huidige en toekomstige generaties wereldwijd te waarborgen, in overeenstemming met de intergenerationele verantwoordelijkheid.
Amendement 39 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – inleidende formule
2. Het 8e MAP heeft de volgende zes prioritaire thematische doelstellingen:
2. Het 8e MAP moet bestaan uit de volgende zes met elkaar verbonden prioritaire thematische doelstellingen die uiterlijk in 2030 moeten zijn verwezenlijkt:
Amendement 40 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt a
a) geleidelijke, definitieve vermindering van broeikasgasemissies en een grotere verwijdering door natuurlijke en andere putten in de Unie zodat het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 kan worden behaald en tegen 2050 klimaatneutraliteit kan worden bereikt, zoals vastgelegd in Verordening (EU) .../...32;
a) snelle en voorspelbare vermindering van broeikasgasemissies en tegelijkertijd een grotere verwijdering door natuurlijke putten in de Unie zodat het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 kan worden behaald, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2021/...32, in overeenstemming met haar klimaat- en milieudoelstellingen, waarbij wordt gezorgd voor een rechtvaardige transitie waarbij niemand achterblijft;
Amendement 41 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt b
b) voortdurende vergroting van het aanpassingsvermogen, versterking van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering;
b) voortdurende vergroting en mainstreaming van het aanpassingsvermogen, ook op basis van ecosysteembenaderingen, versterking van de veerkracht en aanpassing en vermindering van de kwetsbaarheid van het milieu, de samenleving en alle sectoren van de economie voor klimaatverandering, waarbij tegelijkertijd de preventie en paraatheid ten aanzien van natuurrampen worden verbeterd;
Amendement 42 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt c
c) evolueren naar een regeneratief groeimodel waarbij meer aan de planeet wordt teruggeven dan wordt onttrokken, de economische groei van hulpbronnengebruik wordt losgekoppeld en geen milieuaantasting veroorzaakt en de transitie naar een circulaire economie wordt versneld;
c) evolueren naar een duurzame welzijnsgerichte economie waarbij meer aan de planeet wordt teruggeven dan wordt onttrokken, en wordt gezorgd voor de transitie naar een gifvrije circulaire economie waarin groei regeneratief is en hulpbronnen efficiënt worden gebruikt, in overeenstemming met de afvalhiërarchie;
Amendement 43 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt d
d) streven naar het terugbrengen van vervuiling van lucht, water en bodem tot nul voor een gifvrij milieu, het beschermen van de gezondheid en het welzijn van de burgers tegen milieugerelateerde risico’s en gevolgen;
d) streven naar het terugbrengen van vervuiling van lucht, water, bodem, alsmede de lichtvervuiling en geluidsoverlast tot nul met het oog op een gifvrij milieu, en het beschermen van de gezondheid en het welzijn van mensen, dieren en ecosystemen tegen milieugerelateerde risico’s en gevolgen, onder meer door de “één gezondheid”-benadering te volgen en bevorderen;
Amendement 44 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt e
e) bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit en verbetering van het natuurlijk kapitaal, met name lucht, water, bodem en bos, zoet water, moerasland en mariene ecosystemen;
e) bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit – onder meer door het verlies daarvan binnen en buiten beschermde gebieden een halt toe te roepen en om te buigen – en verbetering van de gezondheid van het milieu, met name lucht, water en bodem, evenals de aanpak van de aantasting van mariene en terrestrische ecosystemen, met name door het uitvoeren van de doelstellingen die zijn vastgelegd in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 en in desbetreffende wetgeving van de Unie;
Amendement 45 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 – punt f
f) bevordering van milieuduurzaamheid en vermindering van de grootste productie- en consumptiebronnen van milieu- en klimaatdruk, met name op het gebied van energie, industriële ontwikkeling, gebouwen en infrastructuur, mobiliteit en het voedselsysteem.
f) waarborging van milieuduurzaamheid en aanzienlijke vermindering van de grootste milieu- en klimaatdruk met betrekking tot de productie- en consumptievoetafdruk van de Unie, met inbegrip van door de Unie bevorderde ontbossing op wereldniveau, met name op het gebied van energie, industriële ontwikkeling, gebouwen en infrastructuur, mobiliteit, toerisme, internationale handel en voedselketens, waaronder de landbouw, visserij en aquacultuur, terwijl de externe klimaat- en milieukosten worden doorberekend;
Amendement 46 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De thematische prioritaire doelstellingen in lid 2 worden geacht de doelstellingen, streefcijfers en maatregelen zoals uiteengezet in de strategieën en initiatieven van de Europese Green Deal af te dekken, alsmede de streefcijfers in de wetgeving van de Unie die bijdragen aan de verwezenlijking van die doelstellingen. Bij het ontwikkelen van het monitoringkader voor het beoordelen van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP wordt rekening gehouden met die doelstellingen, streefcijfers en maatregelen.
Amendement 47 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – titel
Faciliterende voorwaarden voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het programma
Faciliterende voorwaarden voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het programma en de maatregelen die nodig zijn om deze voorwaarden tot stand te brengen
Amendement 48 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt a
a) moet worden gewaarborgd dat de milieu- en klimaatwetgeving van de Unie effectief en efficiënt wordt uitgevoerd, moet worden gestreefd naar uitmuntende milieuprestaties op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau, onder meer door te voorzien in een passende administratieve capaciteit en capaciteit op het gebied van waarborging van de naleving, zoals uiteengezet in de regelmatige evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, en moet meer tegen milieucriminaliteit worden opgetreden;
a) moet worden gewaarborgd dat de milieu- en klimaatwetgeving van de Unie doeltreffend, snel en volledig wordt uitgevoerd, moet worden gestreefd naar uitmuntende milieuprestaties op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau, onder meer door te voorzien in aanvullende en voldoende administratieve capaciteit en capaciteit op het gebied van waarborging van de naleving, zoals uiteengezet in de regelmatige evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid;
Amendement 49 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt a bis (nieuw)
a bis) moeten de richtsnoeren en aanbevelingen worden verbeterd, en doeltreffende, ontradende en evenredige sancties worden gewaarborgd, met inbegrip van boetes, om de risico’s op niet-naleving van de milieuwetgeving terug te dringen, ook op het gebied van de handel in wilde dieren, afvalcriminaliteit en illegale houtkap, moet meer worden opgetreden op het gebied van milieuaansprakelijkheid, moeten gevallen van niet-naleving steviger worden aangepakt en moet de samenwerking tussen de rechtshandhavingsinstanties, de met vervolging belaste autoriteiten en de gerechtelijke autoriteiten worden versterkt bij de aanpak van milieucriminaliteit, zoals vastgelegd in de relevante wetgeving van de Unie, bijvoorbeeld Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad1 bis, alsook de bepalingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie;
__________________
1 bis Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
Amendement 50 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt a ter (nieuw)
a ter) moet prioriteit worden gegeven aan de toepassing van de milieuwetgeving van de Unie waar de uitvoering te wensen over laat, met snelle en systematische opvolging van de inbreukprocedures, onder meer door te waarborgen dat hiervoor op zowel het niveau van de Unie als het niveau van de lidstaten voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn;
Amendement 51 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt b – streepje 1
— de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen in alle relevante strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen en projecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te mainstreamen, zodat deze en de uitvoering ervan geen afbreuk doen aan de in artikel 2 genoemde prioritaire doelstellingen,
— de in artikel 2 en in de SDG’s genoemde prioritaire doelstellingen in alle relevante strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen en projecten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau te mainstreamen, evenals in alle relevante door de Unie gesloten internationale overeenkomsten, om te waarborgen dat deze strategieën, wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven, programma’s, investeringen, projecten en overeenkomsten en de uitvoering daarvan waar relevant bijdragen tot de in artikel 2, leden 1 en 2, genoemde prioritaire doelstellingen, en geen schade berokkenen, onder meer in overeenstemming met artikel 17 van de taxonomieverordening,
Amendement 52 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt b – streepje 3
— zorgvuldig aandacht te besteden aan synergieën en mogelijke wisselwerkingen tussen economische, milieu- en sociale doelstellingen zodat op duurzame wijze wordt voorzien in de behoeften van de burgers op het gebied van voeding, huisvesting en mobiliteit, zonder dat iemand achterblijft,
— de synergieën en mogelijke wisselwerkingen tussen milieu-, sociale en economische doelstellingen voor alle initiatieven structureel en uitgebreid te evalueren zodat het welzijn en met name de rechten en behoeften van mensen op het gebied van een gezonde omgeving, betaalbaar, hoogwaardig en toegankelijk water, voeding, huisvesting, energie, gezondheidszorg en mobiliteit op duurzame wijze worden gewaarborgd zonder dat iemand achterblijft,
Amendement 53 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt b – streepje 3 bis (nieuw)
— een “eerst over duurzaamheid nadenken”-benadering toe te passen in de richtsnoeren en toolbox voor betere regelgeving, ook door het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, waarnaar wordt verwezen in artikel 17 van de taxonomieverordening, daarin te integreren en in de praktijk te brengen;
Amendement 54 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt b – streepje 3 ter (nieuw)
— toe te zien op de samenhang tussen de maatregelen en het beleid van de Unie, met inbegrip van de sectorale wetgeving, het extern optreden en de begroting van de Unie en de door de lidstaten bij de Commissie ingediende nationale en regionale plannen voor de uitvoering van de wetgeving van de Unie enerzijds, en de prioritaire doelstellingen zoals vastgelegd in artikel 2, leden 1 en 2, anderzijds;
Amendement 55 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt b – streepje 4
— het bestaande beleid regelmatig te evalueren en effectbeoordelingen voor nieuwe initiatieven voor te bereiden op basis van breed overleg en met inachtneming van verantwoorde, inclusieve, onderbouwde en eenvoudig uit te voeren procedures, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de verwachte effecten op het milieu en het klimaat;
— het bestaande beleid regelmatig te evalueren en alomvattende effectbeoordelingen voor nieuwe initiatieven voor te bereiden op basis van breed en transparant overleg en met inachtneming van verantwoorde, inclusieve, onderbouwde en eenvoudig uit te voeren procedures, waarbij volledig rekening wordt gehouden met alle korte- en langetermijneffecten op het milieu en het klimaat, met inbegrip van de cumulatieve effecten, en met de kosten van zowel optreden als niet-optreden;
Amendement 56 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt c
c) moeten milieu- en klimaatduurzaamheid effectief worden opgenomen in het Europees Semester voor economische governance, onder meer in de nationale hervormingsprogramma’s en de nationale plannen voor herstel en veerkracht;
c) moeten de SDG’s en klimaat-, sociale en milieudoelstellingen, met inbegrip van doelstellingen op het gebied van biodiversiteit, effectief worden opgenomen in het Europees Semester voor economische governance, zonder afbreuk te doen aan het oorspronkelijke doel daarvan, onder meer in de landenspecifieke aanbevelingen, de nationale hervormingsprogramma’s en de nationale plannen voor herstel en veerkracht, teneinde de lidstaten een analyse en aanvullende indicatoren te bieden;
Amendement 57 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt c bis (nieuw)
c bis) moet een overkoepelend kader van de Unie tot stand worden gebracht om de vooruitgang richting een duurzame welzijnsgerichte economie te meten en vast te stellen, dat in overeenstemming is met de SDG’s, de Overeenkomst van Parijs en het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, zonder daarbij afbreuk te doen aan het Europees Semester, en dat helpt bij de vormgeving van nieuw beleid en nieuwe initiatieven, waarbij de transitie naar een duurzame welzijnsgerichte economie waarin groei regeneratief is wordt geïntegreerd in de politieke prioriteiten en jaarlijkse programmering van de Unie alsook in de richtsnoeren en toolbox voor betere regelgeving;
Amendement 58 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt d
d) moeten duurzame investeringen uit publieke en private bronnen, met inbegrip van de in de begroting van de Unie beschikbare middelen en instrumenten, via de Europese Investeringsbank en op nationaal niveau worden gemobiliseerd;
d) moeten voldoende duurzame investeringen uit publieke en private bronnen, met inbegrip van de in de begroting van de Unie beschikbare middelen en instrumenten, via de Europese Investeringsbank en op nationaal niveau worden gemobiliseerd en gewaarborgd, overeenkomstig de EU-strategie voor duurzame financiering, met inbegrip van maatregelen die zijn vervat in de taxonomieverordening en het beginsel van “geen ernstige afbreuk doen”, en moet, gezien het potentieel van deze maatregelen om banen te creëren, het concurrentievermogen op lange termijn van de Unie worden gegarandeerd en de veerkracht van de economie en samenleving van de Unie worden vergroot;
Amendement 59 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e
e) moeten milieuonvriendelijke subsidies op EU- en nationaal niveau geleidelijk worden afgeschaft, moet optimaal van marktconforme instrumenten en groene begrotingsinstrumenten worden gebruikgemaakt, met inbegrip van de nodige instrumenten om een sociaal rechtvaardige transitie te waarborgen, en moeten bedrijven en andere belanghebbenden worden geholpen bij de ontwikkeling van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal;
e) moeten alle rechtstreekse en onrechtstreekse subsidies voor fossiele brandstoffen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau onverwijld en uiterlijk in 2025 geleidelijk worden afgeschaft;
Amendement 60 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e bis (nieuw)
e bis) moeten alle rechtstreekse en onrechtstreekse milieuonvriendelijke subsidies – naast de subsidies voor fossiele brandstoffen – op Unieniveau en op nationaal, regionaal en lokaal niveau onverwijld en uiterlijk in 2027 geleidelijk worden afgeschaft;
Amendement 61 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e ter (nieuw)
e ter) moet optimaal gebruikgemaakt worden van milieubelasting en marktconforme instrumenten, alsook van groene begrotingsinstrumenten, financieringsinstrumenten en milieuvriendelijke stimuleringsmaatregelen, met inbegrip van de nodige instrumenten om een sociaal rechtvaardige transitie te waarborgen, en moeten bedrijven en andere belanghebbenden ondersteund worden bij de toepassing van gestandaardiseerde boekhoudpraktijken voor natuurlijk kapitaal, mits dit niet in de plaats komt van de doelstellingen en maatregelen ter vermindering van de broeikasgasemissies of ter bescherming van de biodiversiteit;
Amendement 62 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e quater (nieuw)
e quater) moet worden geïnvesteerd in bescherming en herstel van de biodiversiteit overeenkomstig de in het MFK 2021-2027 overeengekomen minimale jaarlijkse uitgavendoelstellingen (7,5 % in 2024 en 10 % in 2026 en 2027), waarbij de intentie bestaat deze doelstellingen in het volgende MFK geleidelijk te verhogen, en overeenkomstig de financieringsdoelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, die worden gemonitord aan de hand van een solide, transparante en omvattende methodologie, waarbij rekening wordt gehouden met de taxonomiecriteria van de Unie;
Amendement 63 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e quinquies (nieuw)
e quinquies) moet worden gewaarborgd dat klimaat en biodiversiteit doeltreffend worden gemainstreamd en getoetst in de begrotingen van de Unie en de lidstaten, en dat er coherentie bestaat tussen klimaat- en biodiversiteitsfinanciering;
Amendement 64 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e sexies (nieuw)
e sexies) moet worden gewaarborgd dat op een sociaal rechtvaardige en inclusieve wijze uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen met het oog op de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP, dat deze maatregelen bijdragen aan de Europese pijler van sociale rechten en dat sociale ongelijkheid – waaronder genderongelijkheid – die mogelijk voortvloeit uit klimaat- en milieugerelateerde gevolgen en beleidsmaatregelen, doeltreffend wordt aangepakt en teruggedrongen;
Amendement 65 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt e septies (nieuw)
e septies) moet in het hele 8e MAP worden toegezien op gendermainstreaming, onder meer door het uitvoeren van gendereffectbeoordelingen en het doorvoeren van genderbewuste maatregelen;
Amendement 66 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f
f) moet worden gewaarborgd dat milieubeleid en -maatregelen op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis zijn gebaseerd en dat de kennisbasis op milieugebied en de toepassing ervan worden versterkt, onder meer door onderzoek, innovatie, het bevorderen van groene vaardigheden en het verder ontwikkelen van milieu- en ecosysteemboekhouding;
f) moet worden gewaarborgd dat milieubeleid en -maatregelen op Unieniveau en nationaal, regionaal en lokaal niveau op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en technologieën zijn gebaseerd en dat de kennisbasis op milieugebied, met inbegrip van inheemse en lokale kennis, en de toepassing ervan worden versterkt, onder meer door onderzoek, innovatie, het bevorderen van groene vaardigheden, scholing en omscholing, en het verder ontwikkelen van milieu- en ecosysteemboekhouding;
Amendement 67 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f bis (nieuw)
f bis) moet een wetenschappelijke kennisbasis worden opgebouwd over het vermogen van verschillende ecosystemen om als putten en voorraden voor broeikasgassen te fungeren;
Amendement 68 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f ter (nieuw)
f ter) moet een kennisbasis worden opgebouwd over de vereisten voor een structurele verandering, waaronder de vraag hoe de invloed van onder meer omslagpunten, terugkoppelingseffecten, lock-ins, interdependenties en belemmeringen voor fundamentele veranderingen in milieu- en sociaaleconomische systemen vastgesteld, gemeten en geëvalueerd kunnen worden, hoe van een verkokerde en sectorale beleidsfocus overgestapt kan worden op een systemische benadering van beleidscoherentie, en hoe eventuele negatieve sociale, economische en milieueffecten kunnen worden voorkomen of verzacht;
Amendement 69 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f quater (nieuw)
f quater) moeten de lacunes in de relevante indicatorenreeksen worden opgevuld en de indicatoren geoptimaliseerd, waarbij de indicatoren onder meer betrekking hebben op structurele verandering, de grenzen van onze planeet, de ecologische voetafdruk van de Unie, ook met betrekking tot productie- en consumptiesystemen, governance, duurzame financiering en ongelijkheid, en moet erop worden toegezien dat deze indicatorenreeksen op alle niveaus van beleidsvorming vergelijkbaar zijn;
Amendement 70 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f quinquies (nieuw)
f quinquies) moet de volledige deelname van en samenwerking met regionale en lokale autoriteiten in alle dimensies van het milieubeleid worden gewaarborgd middels een coöperatieve aanpak op verschillende niveaus, waarbij erop toegezien moet worden dat lokale en regionale gemeenschappen beschikken over voldoende middelen voor tenuitvoerlegging ter plaatse;
Amendement 71 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f sexies (nieuw)
f sexies) moet de samenwerking tussen alle instellingen van de Unie op het gebied van klimaat- en milieubeleid worden versterkt, ook tussen de Commissie en het Comité van de Regio’s in het kader van het Technisch Platform voor milieusamenwerking, en moet worden nagegaan hoe de dialoog en het uitwisselen van informatie verbeterd kunnen worden;
Amendement 72 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f septies (nieuw)
f septies) moeten het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen volledig worden geëerbiedigd en de toepassing ervan gewaarborgd, evenals het beginsel dat milieuschade prioritair aan de bron moet worden hersteld en het beginsel dat de vervuiler betaalt, overeenkomstig artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
Amendement 73 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f octies (nieuw)
f octies) moet landdegradatie worden aangepakt en een wettelijk kader voor de bescherming en het duurzaam gebruik van de bodem worden vastgesteld dat op de hele Unie van toepassing is en geharmoniseerde indicatoren en een monitoring- en rapportagemethode bevat;
Amendement 74 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f nonies (nieuw)
f nonies) moet het voedselsysteem worden omgevormd, onder meer via het gemeenschappelijk landbouwbeleid, om het in overeenstemming te brengen met de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP, zodat het onder meer bijdraagt tot de bescherming en het herstel van de biodiversiteit in en buiten de Unie, de inzet van chemicaliën, antibiotica en fossiele brandstoffen minimaliseert, een hoog niveau van dierenwelzijn waarborgt en de betrokken belanghebbenden een rechtvaardige transitie garandeert;
Amendement 75 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f decies (nieuw)
f decies) moet worden bevorderd dat pesticiden die niet zijn toegelaten in de Unie overal ter wereld geleidelijk worden afgeschaft en moet de verplichting worden aangegaan ervoor te zorgen dat pesticiden die in de Unie niet voor gebruik zijn toegelaten niet buiten de Unie worden uitgevoerd, met het oog op waarborging van een gelijk speelveld en coherentie tussen het interne en externe beleid van de Unie;
Amendement 76 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt f undecies (nieuw)
f undecies) moeten zeer zorgwekkende stoffen en andere gevaarlijke chemicaliën snel worden vervangen, waaronder hormoonontregelaars, zeer persistente chemicaliën, neurotoxica en immunotoxica, en moeten de combinatie-effecten van chemicaliën, nanovormen van stoffen en blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën uit producten worden aangepakt, en de uitwerking ervan op de gezondheid en het milieu, ook op het klimaat en de biodiversiteit, worden beoordeeld, waarbij een wijdverbreider gebruik en een betere betaalbaarheid van veilige alternatieven worden gestimuleerd en de inspanningen ter bevordering van de ontwikkeling en validering van alternatieven voor dierproeven worden opgevoerd en gecoördineerd;
Amendement 77 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt g
g) moet het potentieel van digitale en datatechnologieën ter ondersteuning van het milieubeleid worden benut en tegelijkertijd de ecologische voetafdruk ervan tot een minimum worden beperkt;
g) moet het potentieel van digitale en datatechnologieën ter ondersteuning van het milieubeleid worden benut, onder meer door het verstrekken van realtimegegevens en -informatie over de toestand van ecosystemen, en tegelijkertijd door het leveren van meer inspanningen om de ecologische voetafdruk van deze technologieën tot een minimum te beperken, waarbij gewaarborgd moet worden dat de gegevens en informatie transparant en openbaar toegankelijk zijn;
Amendement 78 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt g bis (nieuw)
g bis) moet algemeen onderkend worden dat het milieu en de gezondheid van mens en dier met elkaar vervlochten zijn door de “één gezondheid”-aanpak volledig in de beleidsvorming te integreren;
Amendement 79 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt g ter (nieuw)
g ter) moet het recht op een gezonde leefomgeving worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en moet een soortgelijk recht op internationaal niveau bevorderd worden;
Amendement 80 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h
h) moet ten volle worden gebruikgemaakt van op de natuur gebaseerde oplossingen en sociale innovatie;
h) moet ten volle worden gebruikgemaakt van ecosysteembenaderingen en groene infrastructuur, met inbegrip van op de natuur gebaseerde oplossingen, waarbij:
Amendement 81 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 1 (nieuw)
— de connectiviteit tussen ecosystemen en de voordelen van herstel wordt gemaximaliseerd en gebruikgemaakt wordt van synergieën tussen biodiversiteitsbehoud en afzwakking van en aanpassing aan de klimaatverandering;
Amendement 82 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 2 (nieuw)
— ervoor gezorgd wordt dat de uitvoering ervan ecosysteemdiensten en -functies verbetert, de biodiversiteit en de integriteit van ecosystemen niet in gevaar brengt, de maatregelen ter bescherming van de biodiversiteit of de snelle vermindering van broeikasgasemissies binnen de Unie niet vervangt of ondermijnt, het voorzorgsbeginsel eerbiedigt, duidelijke bijkomende voordelen voor de samenleving heeft en zorgt voor volledige betrokkenheid en instemming van de getroffen inheemse bevolkingsgroepen en lokale gemeenschappen;
Amendement 83 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 3 (nieuw)
— monitoringmethoden, evaluatie-instrumenten en meetbare indicatoren voor op de natuur gebaseerde oplossingen verder ontwikkeld worden en een lijst van uitgesloten activiteiten wordt aangelegd;
Amendement 84 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 4 (nieuw)
— erop wordt toegezien dat compensatiemechanismen voor de biodiversiteit op de juiste manier worden toegepast, gemonitord, geëvalueerd en gehandhaafd wanneer op de natuur gebaseerde oplossingen via deze mechanismen worden gefinancierd, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met directe, indirecte en cumulatieve effecten, zowel geografisch als in de tijd, en strikt wordt vastgehouden aan een mitigatiehiërarchie, zodat onder meer wordt gegarandeerd dat biodiversiteitscompensaties alleen als laatste redmiddel kunnen dienen;
Amendement 85 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 5 (nieuw)
— erop toegezien wordt dat informatie over compensatiemechanismen voor de biodiversiteit online openbaar wordt gemaakt wanneer deze mechanismen worden gebruikt om op de natuur gebaseerde oplossingen te financieren;
Amendement 86 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt h – streepje 6 (nieuw)
— ten volle gebruikgemaakt wordt van sociale innovatie en door gemeenschappen doorgevoerde maatregelen om afzonderlijke personen, gemeenschappen en kmo’s in staat te stellen maatregelen te nemen met het oog op verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP;
Amendement 87 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt i
i) moeten hoge normen op het gebied van transparantie, inspraak en toegang tot de rechter effectief worden toegepast overeenkomstig het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus)35;
i) moeten zowel op het niveau van de lidstaten als van de Unie hoge normen op het gebied van transparantie, inspraak en toegang tot de rechter effectief worden toegepast overeenkomstig het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus)35;
Amendement 88 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt j bis (nieuw)
j bis) moeten communicatieactiviteiten op het niveau van de Unie en op nationaal, regionaal en lokaal niveau worden bevorderd met het doel het bewustzijn over het belang van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP aan te scherpen en een debat op alle niveaus van politiek en samenleving mogelijk te maken;
Amendement 89 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt j ter (nieuw)
j ter) moeten de materiaal- en consumptievoetafdrukken van de Unie aanzienlijk verminderd worden om deze zo snel mogelijk binnen de grenzen van onze planeet te brengen, onder meer door de invoering van bindende Uniedoelstellingen voor een aanzienlijke vermindering van de materiaal- en consumptievoetafdrukken van de Unie, alsmede bindende middellange- en langetermijndoelstellingen voor terugdringing van het gebruik van primaire grondstoffen;
Amendement 90 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt k – streepje 1
— met partnerlanden klimaat- en milieumaatregelen af te spreken, hen aan te moedigen klimaat- en milieuregels die even ambitieus zijn als die van de Unie vast te stellen en uit te voeren en hen daarbij te ondersteunen, en ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht, volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van de Unie in overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie,
— met derde landen klimaat- en milieumaatregelen af te spreken, hen aan te moedigen klimaat- en milieuregels die minstens even ambitieus zijn als die van de Unie vast te stellen en uit te voeren en hen daarbij te ondersteunen, en ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht of uit de Unie worden uitgevoerd, volledig voldoen aan de toepasselijke vereisten van de Unie in overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie,
Amendement 91 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt k – streepje 1 bis (nieuw)
— het bevorderen van duurzame corporate governance en het vaststellen van bindende zorgvuldigheidsvereisten op het niveau van de Unie, en door rekening te houden met deze vereisten bij de uitvoering van het handelsbeleid van de Unie, ook met betrekking tot de ratificatie van handels- en investeringsovereenkomsten;
Amendement 92 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt k – streepje 2
— een betere samenwerking met regeringen, bedrijven en het maatschappelijk middenveld in derde landen en internationale organisaties om partnerschappen en allianties op het gebied van milieubescherming tot stand te brengen en samenwerking op milieugebied in de G7 en de G20 te bevorderen,
— een betere samenwerking met regeringen, bedrijven, sociale partners en het maatschappelijk middenveld in derde landen en internationale organisaties om partnerschappen en allianties op het gebied van milieubescherming tot stand te brengen en samenwerking op milieugebied te bevorderen,
Amendement 93 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt k – streepje 3
— een krachtigere uitvoering door de Unie en haar partners van de Overeenkomst van Parijs, het Verdrag inzake biologische diversiteit en andere multilaterale milieuovereenkomsten, onder meer door meer transparantie en verantwoordingsplicht ten aanzien van de vooruitgang met betrekking tot de verbintenissen die in het kader van die overeenkomsten zijn aangegaan,
— het tonen van leiderschap in internationale fora, onder meer door verwezenlijking door de Unie van de SDG’s en van de inde Overeenkomst van Parijs, het Verdrag inzake biologische diversiteit en andere multilaterale milieuovereenkomsten vastgelegde doelstellingen,en door derde landen te ondersteunen hetzelfde te doen, onder meer door meer transparantie en verantwoordingsplicht ten aanzien van de vooruitgang met betrekking tot de verbintenissen die in het kader van die overeenkomsten zijn aangegaan,
Amendement 94 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – punt k – streepje 5
— ervoor te zorgen dat de financiële bijstand van de Unie en de lidstaten aan derde landen de Agenda 2030 van de VN bevordert.
— ervoor te zorgen dat de financiële bijstand van de Unie en de lidstaten aan derde landen de Agenda 2030 van de VN, de Overeenkomst van Parijs en het mondiaal kader voor na 2020 van het Verdrag inzake biologische diversiteit bevordert en in overeenstemming is met de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP.
Amendement 95 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Teneinde de in lid 1 genoemde faciliterende voorwaarden te scheppen, neemt de Commissie de volgende maatregelen:
a) uiterlijk op 30 juni 2022 verbetert zij haar bestaande openbare databank over inbreukbesluiten, breidt deze uit en houdt deze vervolgens bij, zodat de door de lidstaten en de Commissie ondernomen stappen in verband met alle inbreukprocedures op het gebied van milieu en klimaat op een duidelijke, begrijpelijke en toegankelijke manier kunnen worden getraceerd;
b) zij beoordeelt regelmatig de coherentie tussen de maatregelen en het beleid van de Unie en de in artikel 2, leden 1 en 2, vastgestelde prioritaire doelstellingen, en voert zij dergelijke beoordelingen ook uit voor ontwerp- en bestaande maatregelen en strategieën van de Unie; wanneer inconsistenties worden vastgesteld, brengt de Commissie de ontwerpmaatregel of -strategie vóór bekendmaking in overeenstemming met deze prioritaire doelstellingen, of, in geval van bestaande maatregelen en strategieën van de Unie, stelt zij de nodige corrigerende maatregelen voor;
c) zij ontwikkelt instrumenten om de langetermijneffecten, waaronder de cumulatieve effecten, op het milieu en het klimaat van ontwerp- en bestaande maatregelen en strategieën te beoordelen, alsook de mogelijke uitwerking ervan op sociale ongelijkheid, met inbegrip van genderongelijkheid, en de kosten van niet-handelen;
d) binnen acht weken na afsluiting van een openbare raadpleging geeft zij systematisch gedetailleerde feedback op de reacties van belanghebbenden op de raadpleging, waarbij zij onderscheid maakt tussen de bijdragen van verschillende typen belanghebbenden;
e) effectbeoordelingen publiceert zij onmiddellijk na voltooiing, met inbegrip van alle informatie die is gebruikt ter onderbouwing van de conclusies;
f) zij ontwikkelt een indicator om de discrepantie tussen de structuur van de begrotingen van de lidstaten en het op de Overeenkomst van Parijs afgestemde scenario voor elk van hun nationale begrotingen te beoordelen, zodat aanbevelingen aan de lidstaten kunnen worden gedaan over de klimaatinvesteringen die nodig zijn om de vereiste koers in te slaan en hieraan vast te houden, zodat de verwezenlijking van de Overeenkomst van Parijs en de daarmee verband houdende prioritaire doelstellingen van het 8e MAP gewaarborgd kan worden;
g) uiterlijk op 30 juni 2022 legt zij een verslag voor met de onderlinge verbanden tussen de verschillende indicatorenreeksen, monitoringkaders en de procedures voor het meten van sociale, economische en ecologische vooruitgang, en waarin uiteengezet wordt hoe deze kunnen worden gestroomlijnd; op basis hiervan ontwikkelt de Commissie vóór 30 juni 2023 in overleg met het Europees Parlement en de Raad een omvattende reeks indicatoren die de vooruitgang niet alleen aan de hand van het bbp meten en die toekomstige beleidsvorming sturen en als grondslag hiervoor dienen, zonder daarbij afbreuk te doen aan het Europees Semester;
Amendement 96 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. Met het oog op het scheppen van de onder punt e bis van lid 1 genoemde faciliterende voorwaarde beoordeelt de Commissie tegen december 2022 op basis van de lopende werkzaamheden welke subsidies schadelijk zijn voor het milieu en ontwikkelt zij richtsnoeren om deze subsidies op Unieniveau en op nationaal, regionaal en lokaal niveau in kaart te kunnen brengen, alsmede mogelijke routes voor het geleidelijk afschaffen ervan. De lidstaten verzamelen jaarlijks informatie over het bestaan van subsidies op nationaal, regionaal en lokaal niveau, alsook over de maatregelen die zij nemen om deze subsidies geleidelijk af te schaffen. De lidstaten doen deze informatie jaarlijks toekomen aan de Commissie. De Commissie compileert de informatie in een verslag, uitgesplitst per lidstaat, dat uiterlijk 6 maanden na het verstrijken van het referentiejaar wordt gepubliceerd, waarbij het eerste referentiejaar 2023 is. De Commissie legt het verslag jaarlijks voor aan het Europees Parlement.
Amendement 97 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 2
2. Voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP is een breed draagvlak nodig, wat kan worden bereikt door burgers, sociale partners en andere belanghebbenden hierbij te betrekken en samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten in stedelijke en plattelandsgebieden voor de ontwikkeling en uitvoering van strategieën, beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot het 8e MAP aan te moedigen.
2. Bij de uitvoering van het 8e MAP werken overheidsinstanties op alle niveaus samen met bedrijven – in het bijzonder met kleine en middelgrote ondernemingen – en met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld, burgers, gemeenschappen en andere belanghebbenden. Voor de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP is een breed draagvlak nodig, wat kan worden bereikt door burgers, sociale partners en andere belanghebbenden hierbij te betrekken en samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten in stedelijke en plattelandsgebieden en ultraperifere gebieden voor de ontwikkeling en uitvoering van strategieën, beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot het 8e MAP aan te moedigen.
Amendement 98 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De betreffende instellingen van de Unie en de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het nemen van geëigende maatregelen om de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde prioritaire doelstellingen te halen. Bij het nemen van deze maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de beginselen van bevoegdheidstoedeling, subsidiariteit en evenredigheid, overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Amendement 99 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – titel
Monitoringkader
Indicatoren, monitoringkader en governance
Amendement 100 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 1
1. De Commissie zal, met steun van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen regelmatig evalueren en hierover verslag uitbrengen, rekening houdend met de in artikel 3 vastgestelde faciliterende voorwaarden.
1. De Commissie zal, met steun van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen en zonder afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, de vooruitgang van de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2 vastgestelde prioritaire doelstellingen jaarlijks monitoren, evalueren en hierover verslag uitbrengen, rekening houdend met de in artikel 3 vastgestelde faciliterende voorwaarden en maatregelen, en met het overkoepelende doel van structurele verandering. De Commissie ziet erop toe dat de informatie afkomstig van het monitoren, evalueren en verslag uitbrengen openbaar beschikbaar en goed toegankelijk is, en garandeert daarbij dat de geboekte voortgang effectief gemonitord wordt.
Amendement 101 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Na een raadplegingsprocedure met alle relevante belanghebbenden presenteert de Commissie vóór 31 december 2021 een gestroomlijnd kader in de vorm van één enkel scorebord, met inbegrip van kernindicatoren, teneinde de voortgang bij de verwezenlijking van de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde prioritaire doelstellingen te monitoren en te traceren, waarbij zij zich baseert op de bestaande monitoringkaders en -procedures.
Amendement 102 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 1 ter (nieuw)
1 ter. De in lid 1 bedoelde evaluatie bevat informatie over:
– de voortgang die is geboekt bij het realiseren van de structurele verandering die nodig is voor het behalen van de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde prioritaire doelstellingen, zodra het monitoringkader dit mogelijk maakt;
– de afstand tot het behalen van de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde prioritaire doelstellingen;
– de financiering die bijdraagt tot het behalen van de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde prioritaire doelstellingen, die moet worden getraceerd aan de hand van een solide, transparante en omvattende methodologie;
– de middelen voor tenuitvoerlegging die op Unie- en nationaal niveau zijn toegepast met het oog op het behalen van de prioritaire doelstellingen, alsook over de vraag of deze toereikend zijn; alsmede
– aanbevelingen en richtsnoeren voor het wegwerken van eventuele inconsistenties.
Amendement 103 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 2
2. In de in lid 1 bedoelde evaluatie worden de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergegeven, voortbouwend op de gegevens die beschikbaar zijn in de lidstaten en op het niveau van de Unie, met name die welke door het Europees Milieuagentschap en het Europees statistisch systeem worden beheerd. Deze evaluatie doet geen afbreuk aan bestaande monitoring-, rapportage- en governancekaders en -oefeningen op het gebied van milieu- en klimaatbeleid.
2. In de in lid 1 bedoelde evaluatie worden de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en indicatoren weergegeven, voortbouwend op de gegevens die beschikbaar zijn in de lidstaten, ook op regionaal en lokaal niveau, en op het niveau van de Unie, met name die welke door het Europees Milieuagentschap en het Europees statistisch systeem worden beheerd met het oog op het minimaliseren van de administratieve lasten. Deze evaluatie bouwt voort op, hangt samen met en doet geen afbreuk aan bestaande monitoring-, rapportage- en governancekaders en -oefeningen op het gebied van milieu- en klimaatbeleid en is gebaseerd op een solide methodologie aan de hand waarvan de voortgang kan worden gemeten.
Amendement 104 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wisselen jaarlijks standpunten uit op basis van de in lid 1 bedoelde beoordeling en brengen als onderdeel van de jaarlijkse programmering van de Unie aanvullende wetgevende en niet-wetgevende maatregelen in kaart wanneer de voortgang bij het behalen van de prioritaire doelstellingen niet toereikend wordt geacht, of om vastgestelde belemmeringen uit de weg te ruimen.
Amendement 105 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – inleidende formule
3. Het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ondersteunen de Commissie bij het verbeteren van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens en kennis, met name door:
3. Het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ondersteunen de Commissie bij het verbeteren van de beschikbaarheid en relevantie van gegevens, indicatoren en kennis, met name door:
Amendement 106 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt a
a) met moderne digitale instrumenten bewijsmateriaal en gegevens te verzamelen, te verwerken en te rapporteren;
a) met moderne digitale instrumenten bewijsmateriaal en gegevens te verzamelen, te verwerken en te rapporteren, en daarbij de methoden voor het verzamelen en verwerken van gegevens en het ontwikkelen van geharmoniseerde indicatoren verbeteren;
Amendement 107 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt a bis (nieuw)
a bis) fundamenteel onderzoek en activiteiten gericht op het in kaart brengen en monitoren te versterken en te ondersteunen;
Amendement 108 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt b
b) de relevante lacunes in de monitoringgegevens trachten weg te werken;
b) in te schatten welke middelen nodig zijn en trachten de relevante lacunes in de monitoringgegevens weg te werken, ook met betrekking tot het meten van structurele verandering;
Amendement 109 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt c
c) beleidsrelevante en systemische analysen uit te voeren en bij te dragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op EU- en nationaal niveau;
c) beleidsrelevante en systemische analysen uit te voeren en bij te dragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op EU- en nationaal niveau, ook door het doen van aanbevelingen ter verbetering van de voortgang bij het behalen van de doelstellingen;
Amendement 110 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt c bis (nieuw)
c bis) instrumenten samen te voegen, bijvoorbeeld prognose-instrumenten, die tevens informatie kunnen geven over de “afstand tot de doelstelling”;
Amendement 111 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt d
d) gegevens over milieu-, sociale en economische effecten te integreren en volledig gebruik te maken van andere beschikbare gegevens, zoals die welke door Copernicus worden aangeleverd;
d) gegevens over milieu-, gezondheids-, sociale en economische effecten te integreren en volledig gebruik te maken van andere beschikbare gegevens, zoals die welke door Copernicus worden aangeleverd;
Amendement 112 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt d bis (nieuw)
d bis) kritieke kennishiaten over ecologische omslagpunten te dichten;
Amendement 113 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt d ter (nieuw)
d ter) modellen te ontwikkelen om de verwachte effecten van milieu- en klimaatbeleid op toekomstige generaties te kunnen beoordelen en voorspellen;
Amendement 114 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt e
e) via programma’s van de Unie de toegang tot gegevens verder te verbeteren;
e) via programma’s van de Unie de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van en de toegang tot gegevens verder te verbeteren;
Amendement 115 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt g
g) het maatschappelijk middenveld, overheidsinstanties, burgers, sociale partners en de particuliere sector te helpen klimaat- en milieurisico’s in kaart te brengen en maatregelen te nemen om deze risico’s te voorkomen, te beperken en zich eraan aan te passen, en door hen meer te betrekken bij het dichten van kennishiaten.
g) het maatschappelijk middenveld, overheidsinstanties op nationaal, regionaal en lokaal niveau, afzonderlijke personen en gemeenschappen, sociale partners en de particuliere sector te helpen klimaat- en milieurisico’s in kaart te brengen, de gevolgen ervan te beoordelen en maatregelen te nemen om deze risico’s te voorkomen, te beperken en zich eraan aan te passen, en door hen meer te betrekken bij het dichten van kennishiaten;
Amendement 116 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 3 – punt g bis (nieuw)
g bis) burgers aan te moedigen milieukwesties en tekortkomingen in de naleving op te merken en te rapporteren, onder meer door onlinemechanismen en mobieletelefoonapps te gebruiken om de rapportage gemakkelijker te maken.
Amendement 117 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 4
4. De Commissie onderzoekt regelmatig de behoeften op het gebied van kennis en gegevens op EU- en nationaal niveau, met inbegrip van de capaciteit van het Europees Milieuagentschap en het Europees Agentschap voor chemische stoffen om de in lid 3 bedoelde taken uit te voeren.
4. De Commissie onderzoekt regelmatig de behoeften op het gebied van kennis en gegevens op EU- en nationaal niveau, met inbegrip van de capaciteit van het Europees Milieuagentschap, het Europees Agentschap voor chemische stoffen en indien relevant ook van andere Europese organen en agentschappen om de in lid 3 bedoelde taken uit te voeren,en doet verslag van de uitkomsten van deze beoordeling, met inbegrip van voorstellen om te voorzien in eventuele behoeften op het gebied van personele en financiële middelen, of om andere tekortkomingen aan te pakken.
Amendement 118 Voorstel voor een besluit Artikel 5 – alinea -1 (nieuw)
-1. Uiterlijk op 31 maart 2024 verricht de Commissie een tussentijdse evaluatie van het 8e MAP, en doet deze toekomen aan het Europees Parlement en de Raad. De tussentijdse evaluatie geeft weer welke voortgang is geboekt bij het verwezenlijken van de in artikel 2, lid 2, genoemde thematische prioritaire doelstellingen, met inbegrip van de doelstellingen in het kader van de Europese Green Deal, de stand van de in artikel 3 vastgelegde faciliterende voorwaarden en maatregelen, en de voortgang bij het monitoren en beoordelen van structurele verandering, waarbij de evaluatie is gebaseerd op de recentste beoordeling zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, alsook op de uitkomst van een openbare raadpleging. De tussentijdse evaluatie bevat aanbevelingen en correcties die noodzakelijk zijn om de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP te halen, totdat dit MAP is afgerond.
Amendement 119 Voorstel voor een besluit Artikel 5 – alinea -1 bis (nieuw)
-1 bis . In het kader van de vastgestelde voortgang in de in lid 1 bedoelde tussentijdse evaluatie, van andere relevante beleidsontwikkelingen en van het EMA-verslag “The European Environment – State And Outlook” brengt de nieuwe Commissie die aantreedt na de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 binnen de eerste honderd dagen van haar mandaat verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de maatregelen die zij voornemens is te nemen met het oog op volledige verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van het 8e MAP in respectievelijk 2030 en 2050.
Amendement 120 Voorstel voor een besluit Artikel 5 – alinea 1
De Commissie evalueert uiterlijk op 31 maart 2029 het 8e MAP. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie en, indien zij dit passend acht, een wetgevingsvoorstel voor het volgende milieuactieprogramma.
De Commissie evalueert uiterlijk op 31 maart 2029 het 8e MAP. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie en, indien zij dit passend acht, dient zij tijdig een wetgevingsvoorstel voor het volgende milieuactieprogramma in, zodat het 9e MAP op 1 januari 2031 kan worden ingevoerd en een onderbreking tussen het 8e en 9e MAP wordt vermeden.
De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0203/2021).