Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2679(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0431/2021

Ingediende teksten :

B9-0431/2021

Debatten :

Stemmingen :

PV 14/09/2021 - 2

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0366

Aangenomen teksten
PDF 141kWORD 51k
Dinsdag 14 september 2021 - Straatsburg
LGBTI+-rechten in de EU
P9_TA(2021)0366B9-0431/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2021 over lhbtiq-rechten in de EU (2021/2679(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 2 en 3, en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 8, 10, 18 en 21,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7, 9, 21, 24, lid 2, 24, lid 3, en 45,

–  gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en met name artikel 8 over het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, en artikel 14 en protocol nr. 12 over het verbod van discriminatie,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

–  gezien het Europees Sociaal Handvest, dat op 18 oktober 1961 in Turijn werd ondertekend,

–  gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (VRK),

–  gezien Resolutie 2239 (2018) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) van 10 oktober 2018 getiteld “Private and family life: achieving equality regardless of sexual orientation” (Privé-, familie- en gezinsleven: gelijkheid realiseren ongeacht seksuele gerichtheid)(1),

–  gezien Resolutie 2048 (2015) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) van 22 april 2015 getiteld “Discrimination against transgender people in Europe” (Discriminatie van transgender personen in Europa)(2),

–  gezien Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG(3),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 12 november 2020, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025” (COM(2020)0698),

–  gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(4),

–  gezien zijn resolutie van 11 maart 2021 over het uitroepen van de EU tot vrijheidszone voor LGBTIQ-personen(5),

–  gezien zijn resolutie van 18 december 2019 over openbare discriminatie en haatzaaiende uitlatingen ten aanzien van LGBTI-personen, zoals LGBTI-vrije zones(6),

–  gezien zijn resolutie van 14 februari 2019 over de toekomst van de lijst van acties ter bevordering van de gelijkheid van LGBTI-personen (2019-2024)(7),

–  gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, door de Republiek Polen, van de rechtsstaat(8),

–  gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) van 5 juni 2018 in de zaak Relu Adrian Coman e.a. tegen Inspectoratul General pentru Imigrări en Ministerul Afacerilor Interne(9) en het arrest van 23 april 2020 in de zaak NH tegen Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI – Rete Lenford(10), en de conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 15 april 2021 in de zaak V.М.А. tegen Stolichna obshtina, rayon “Pancharevo”(11),

–  gezien de arresten van het HvJ-EU in de zaak Maruko, de zaak Römer en de zaak Hay(12), en het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Taddeucci en McCall(13),

–  gezien artikel 227, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat lhbtiq-rechten mensenrechten zijn;

B.  overwegende dat de Commissie verzoekschriften verschillende verzoekschriften heeft ontvangen waarin bezorgdheid wordt geuit over de discriminatie die lhbtiq-personen in het algemeen ondervinden in de EU, met name in het geval van koppels van hetzelfde geslacht en regenbooggezinnen;

C.  overwegende dat in die verzoekschriften enerzijds wordt opgeroepen te garanderen dat regenbooggezinnen in alle lidstaten dezelfde gezinsrechten genieten als gezinnen met personen van verschillend geslacht en hun kinderen, en met name het recht op vrij verkeer binnen de EU en de wederzijdse erkenning van hun relatie en ouderschap, en anderzijds wordt aangedrongen op maatregelen tegen Polen wegens schending van de beginselen van non-discriminatie, gelijkheid en vrijheid van meningsuiting, onder meer met betrekking tot “regionale handvesten van gezinsrechten” en resoluties waarin gemeenten en regio’s vrij van “lhbti-ideologie” worden verklaard (de zogenaamde “lhbti-vrije zones”);

D.  overwegende dat de Commissie verzoekschriften op 22 maart 2021 een workshop heeft gehouden over lhbti+-rechten in de EU, waarbij de in opdracht van de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken van het Europees Parlement namens de commissie uitgevoerde studie getiteld “Obstacles to the Free Movement of Rainbow Families in the EU” (Belemmeringen voor het vrij verkeer van regenbooggezinnen in de EU) werd voorgesteld;

E.  overwegende dat in bovengenoemde studie wordt geconcludeerd dat regenbooggezinnen in de EU anno 2021 nog steeds met aanzienlijke belemmeringen voor hun vrij verkeer worden geconfronteerd, met negatieve gevolgen voor de belangen van hun kinderen, en dat de EU-instellingen door middel van de uitoefening van de EU-bevoegdheid met betrekking tot het vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden maatregelen kunnen nemen om die belemmeringen weg te nemen; overwegende dat transgender ouders wier identiteitsdocumenten niet worden erkend nadat ze een grens hebben overschreden, mogelijk alle wettelijke banden met hun kinderen verliezen, hetgeen de belangen van deze kinderen ernstig aantast;

F.  overwegende dat in artikel 21 van het VWEU is bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven;

G.  overwegende dat de Europese Unie sociale uitsluiting en discriminatie dient te bestrijden;

H.  overwegende dat het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie een grondrecht is dat verankerd is in de Verdragen en het Handvest, en dat dit recht volledig moet worden geëerbiedigd; overwegende dat gelijkheid en de bescherming van minderheden behoren tot de EU-waarden die verankerd zijn in artikel 2 VEU en dat de EU die waarden ontwikkelt door middel van de initiatieven en acties in het kader van de “Unie van gelijkheid”;

I.  overwegende dat Commissievoorzitter Von der Leyen in september 2020 in haar toespraak over de Staat van de Unie heeft benadrukt dat wie een ouder is in één land, een ouder is in alle landen, en hierbij verwees naar de noodzaak van wederzijdse erkenning van familierelaties in de EU;

J.  overwegende dat alle lidstaten uit hoofde van het internationaal recht en de EU-Verdragen de taak en verplichting hebben om erop toe te zien dat de grondrechten worden geëerbiedigd, gewaarborgd, beschermd en gehandhaafd;

K.  overwegende dat er in de EU weliswaar vooruitgang is geboekt op het gebied van huwelijk en geregistreerd partnerschap, adoptierechten voor lhbtiq-personen en bescherming in rechte tegen discriminatie, haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven, maar dat er ook sprake is van achteruitgang, zoals vijandige retoriek van verkozen politici, opflakkeringen van homofoob en transfoob geweld en het uitroepen van de zogenaamde “lhbti-vrije zones”;

L.  overwegende dat lhbtiq-personen in Europa nog steeds te lijden hebben onder discriminatie en geweld; overwegende dat de Rainbow Europe Map, het jaarlijkse benchmarkinginstrument van ILGA-Europe, in 2021 een wijdverspreide en bijna volledige stagnatie op het gebied van mensenrechten van lhbtiq-personen laat zien, met name wat de erkenning van familierecht in heel Europa betreft, en dat er dit jaar geen enkele verandering op het gebied van wetgeving of beleid heeft plaatsgevonden die positieve gevolgen had voor lhbtiq-personen;

M.  overwegende dat in een enquête uit 2019 van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) naar voren kwam dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken in steeds meer toenemende mate aanwezig was in de EU;

N.  overwegende dat lhbtiq-personen in sommige lidstaten nog steeds te maken krijgen met discriminatie in verband met sociale bescherming, sociale zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs en de toegang tot en levering van goederen en andere diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting; overwegende dat de horizontale richtlijn inzake non-discriminatie, die dit gebrek aan bescherming buiten het gebied van de werkgelegenheid gedeeltelijk zou kunnen opvullen, al meer dan tien jaar geblokkeerd zit in de Raad;

O.  overwegende dat niet alle EU-lidstaten lhbtiq-personen wettelijke bescherming tegen discriminatie bieden;

P.  overwegende dat er geen EU-regels voorhanden zijn voor de erkenning van arresten inzake ouderschap tussen de lidstaten en dat er geen EU-bepalingen bestaan die erop gericht zijn conflicten in dit verband op te lossen; overwegende dat sommige lidstaten een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht uit een andere lidstaat niet erkennen voor andere doeleinden van het nationale recht dan een verblijfsvergunning; overwegende dat sommige lidstaten die koppels van hetzelfde geslacht toestaan te huwen, niet bereid lijken te zijn geregistreerde partners van hetzelfde geslacht uit andere lidstaten te erkennen; overwegende dat in sommige lidstaten koppels van hetzelfde geslacht met kinderen geweigerd kan worden wettelijk te worden erkend als gezamenlijke ouders van hun kinderen(14); overwegende dat transgender ouders bij het overschrijden van grenzen vaak erkenning van hun wettelijk gender wordt geweigerd en dat grensautoriteiten hen als gevolg daarvan niet als ouders van hun eigen kinderen erkennen;

1.  is verheugd over de allereerste strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025, die op 12 november 2020 door de Europese Commissie is vastgesteld (COM(2020)0698), waarvan twee van de belangrijkste acties gericht zijn op een wetgevingsinitiatief ter bescherming van de rechten van regenbooggezinnen en een actualisering in 2022 van de richtsnoeren van 2009 inzake vrij verkeer;

2.  spreekt zijn diepste bezorgdheid uit over de discriminatie van regenbooggezinnen en hun kinderen in de EU en het feit dat zij van hun rechten worden beroofd op grond van de seksuele gerichtheid of genderidentiteit of de geslachtskenmerken van de ouders of partners; verzoekt de Commissie en de lidstaten een einde te maken aan deze discriminatie en de belemmeringen waarmee zij worden geconfronteerd bij de uitoefening van het grondrecht op vrij verkeer binnen de EU weg te nemen;

3.  onderstreept dat moet worden gewerkt aan de volledige uitoefening van de grondrechten door lhbtiq-personen in alle EU-lidstaten en herinnert eraan dat de EU-instellingen en de lidstaten bijgevolg de plicht hebben deze rechten te handhaven en te beschermen in overeenstemming met de Verdragen en het Handvest, alsook met het internationaal recht;

4.  dringt erop aan dat de EU een gemeenschappelijke aanpak hanteert voor de erkenning van huwelijken en partnerschappen tussen personen van hetzelfde geslacht; verzoekt de lidstaten in het bijzonder om wetgeving in dit verband in te voeren met het oog op de volledige eerbiediging van het recht op een privé-, familie- en gezinsleven zonder discriminatie en vrij verkeer van alle gezinnen, met inbegrip van maatregelen om de erkenning van het wettelijk gender van transgender ouders te vergemakkelijken;

5.  herinnert eraan dat het EU-recht prevaleert boven elk type nationaal recht, met inbegrip van conflicterende grondwettelijke bepalingen, en dat de lidstaten zich bijgevolg niet kunnen beroepen op een grondwettelijk verbod op huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht of op grondwettelijke bescherming van “de zeden” of “de openbare orde” om het grondrecht op vrij verkeer van personen binnen de EU te belemmeren en zo de rechten van regenbooggezinnen die naar hun grondgebied verhuizen te schenden;

6.  veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen dat het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid(15), dat op 2 juli 2008 werd voorgesteld, nog steeds niet is goedgekeurd; verzoekt de Raad het voorstel goed te keuren; onderstreept dat deze blokkering een verkeerd signaal geeft van de kant van de EU-instellingen, namelijk dat ernstige discriminatie in de EU-lidstaten door de vingers wordt gezien en wordt gedoogd;

7.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle EU-lidstaten continuïteit in het recht eerbiedigen wat betreft de familiebanden van leden van regenbooggezinnen die vanuit een andere lidstaat naar hun grondgebied verhuizen, ten minste in alle omstandigheden waarin dit vereist is op grond van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

8.  verzoekt de Commissie wetgeving voor te stellen die alle lidstaten verplicht om, voor de toepassing van het nationale recht, de volwassenen te erkennen die op een in een andere lidstaat afgegeven geboorteakte worden vermeld als de wettelijke ouders van het kind, ongeacht het wettelijke geslacht of de burgerlijke staat van de volwassenen, en alle lidstaten te verplichten voor de toepassing van het nationale recht huwelijken of geregistreerde partnerschappen te erkennen die in een andere lidstaat zijn aangegaan, in alle situaties waarin de echtgenoten of geregistreerde partners recht zouden hebben op gelijke behandeling op grond van de jurisprudentie van het EHRM; benadrukt het belang van de erkenning van geboorteakten in alle lidstaten, ongeacht het geslacht van de ouders, aangezien dit ervoor zou zorgen dat kinderen niet staatloos worden wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen;

9.  staat achter de toezegging van de Commissie om een wetgevingsinitiatief voor te stellen met als doel de lijst van “EU-misdrijven” uit te breiden tot haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen, ook wanneer deze gericht zijn tegen lhbtiq-personen, en steunt het voorstel inzake de wederzijdse erkenning van ouderschap en mogelijke maatregelen ter ondersteuning van de wederzijdse erkenning van partnerschappen tussen personen van hetzelfde gender tussen de lidstaten; verzoekt de komende voorzitterschappen van de Raad deze kwesties als prioriteit op hun agenda te plaatsen;

10.  verzoekt de Commissie concrete maatregelen te nemen om het vrije verkeer van alle gezinnen, met inbegrip van regenbooggezinnen, te waarborgen, in overeenstemming met het arrest in de zaak Coman en Hamilton(16), waarin wordt gesteld dat het begrip “echtgenoot” zoals gebruikt in de richtlijn vrij verkeer ook van toepassing is op partners van hetzelfde geslacht; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de lidstaten het arrest in de zaak Coman en Hamilton naleven en tegen de lidstaten die dit niet doen handhavingsmaatregelen te nemen op grond van artikel 258 VWEU; verzoekt de Commissie handhavingsmaatregelen te nemen tegen Roemenië wegens de aanhoudende niet-naleving van dit arrest en het gebrek aan rechtsmiddelen waardoor de eiser gedwongen werd verhaal te halen bij het EHRM;

11.  verzoekt de Commissie in haar komende richtsnoeren inzake vrij verkeer een verduidelijking op te nemen om ervoor te zorgen dat Richtlijn 2000/78/EG, in het licht van de arresten van het HvJ-EU in de zaak Maruko, de zaak Römer en de zaak Hay en het arrest van het EHRM in de zaak Taddeucci en McCall, aldus wordt uitgelegd dat de lidstaten verplicht zijn elke discriminatie van koppels van hetzelfde geslacht in arbeid, beroepsopleiding of een ander gebied binnen het materiële toepassingsgebied van de richtlijn, te verbieden;

12.  verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor de herziening van artikel 2, punt 2), b), van Richtlijn 2004/38/EG, met name om de voorwaarde “voorzover de wetgeving van het gastland geregistreerd partnerschap gelijkstelt met huwelijk” te schrappen, teneinde te voldoen aan artikel 21 van het Handvest;

13.  verzoekt de Commissie om in haar komende richtsnoeren inzake vrij verkeer, met het oog op de correcte toepassing van het recht inzake vrij verkeer, de lidstaten met klem te verzoeken Richtlijn 2004/38/EG consequent ten uitvoer te leggen zonder te discrimineren tussen de begunstigden van de richtlijn, zoals koppels van verschillend geslacht en koppels van hetzelfde geslacht, om te verduidelijken dat elke verwijzing naar een “partner”, een “ouder”, een “kind”, een “rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn” of een “rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn” ook betrekking moet hebben op regenbooggezinnen, zodat wordt gewaarborgd dat zij bij de uitoefening van hun EU-rechten op vrij verkeer uit hoofde van het EU-recht dezelfde rechten op gezinshereniging genieten als gezinnen die zijn gesticht door koppels van verschillend geslacht, en wordt gewaarborgd dat de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van het koppel door de lidstaten met het oog op het “faciliteren” van de toegang van de niet-geregistreerde partner van de burger van de Unie tot hun grondgebied, vrij is van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid;

14.  vraagt de Commissie de discriminatie van de lhbtiq-gemeenschap in Polen en Hongarije aan te pakken om er bij de lidstaten op aan te dringen de EU-wetgeving ter zake correct toe te passen en na te leven; verzoekt de Raad de besprekingen over de procedures tegen Polen en Hongarije op grond van artikel 7 VEU, onder meer over lhbtiq-rechten, te hervatten; herinnert aan zijn standpunt van 17 september 2020 en verzoekt de Commissie ten volle gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om het duidelijke gevaar voor een ernstige schending door Polen en Hongarije van de waarden waarop de Unie is gegrondvest aan te pakken, met name versnelde inbreukprocedures en verzoeken tot verkrijging van voorlopige maatregelen in kort geding bij het Hof van Justitie, alsook begrotingsinstrumenten; verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte te brengen en nauw betrokken te houden;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

(1) Resolutie 2239 (2018) PACE.
(2) Resolutie 2048 (2015) PACE.
(3) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
(4) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0089.
(6) PB C 255 van 29.6.2021, blz. 7.
(7) PB C 449 van 23.12.2020, blz. 146.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0225.
(9) Zaak C-673/16, Coman e.a., EU:C:218:385.
(10) Zaak C-507/18, Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI, EU:C:2020:289.
(11) Zaak C‑490/20, V.M.A, EU:C:2021:296.
(12) Zaak C-267/06, Maruko, EU:C:2008:179; Zaak C-147/08, Römer, EU:C:2011:286; Zaak C-267/12, Hay, EU:C:2013:823.
(13) EHRM Taddeucci en McCall tegen Italië, nr. 51361/09.
(14) “Obstacles to the Free Movement of Rainbow Families in the EU”, in opdracht van de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken van het Europees Parlement op verzoek van de Commissie verzoekschriften uitgevoerde studie, 2021. Obstacles to the Free Movement of Rainbow Families in the EU (europa.eu).
(15) COM(2008)0426.
(16) Arrest van 5 juni 2018 in zaak C‑673/16, Coman, EU:C:2018:385.

Laatst bijgewerkt op: 14 december 2021Juridische mededeling - Privacybeleid