Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2037(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0252/2021

Ingediende teksten :

A9-0252/2021

Debatten :

PV 14/09/2021 - 13
CRE 14/09/2021 - 13

Stemmingen :

PV 15/09/2021 - 12
PV 16/09/2021 - 2
CRE 16/09/2021 - 2

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0382

Aangenomen teksten
PDF 193kWORD 63k
Donderdag 16 september 2021 - Straatsburg
Een nieuwe EU-strategie ten aanzien van China
P9_TA(2021)0382A9-0252/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2021 over een nieuwe EU-strategie ten aanzien van China (2021/2037(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 12 maart 2019 getiteld “EU en China – Een strategische visie” (JOIN(2019)0005),

–  gezien de in 1995 gestarte dialoog tussen de EU en China over de mensenrechten, en de 37e ronde van deze dialoog op 1 en 2 april 2019 in Brussel,

–  gezien het in 2003 gelanceerde strategische partnerschap EU-China,

–  gezien de strategische agenda 2020 voor samenwerking tussen de EU en China,

–  gezien de integrale strategie van de EU voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van juni 2016,

–  gezien Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad(1) en Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad(2) van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten,

–  gezien de conclusies van de Raad van 28 juli 2020 over Hongkong,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de mensenrechtensituatie in China, met name die van 17 december 2020 over dwangarbeid en de situatie van de Oeigoeren in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang(3), van 18 april 2019 over China, met name de situatie van religieuze en etnische minderheden(4), van 4 oktober 2018 over massale willekeurige detentie van Oeigoeren en Kazakken in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang(5), van 12 september 2018 over de stand van zaken van de betrekkingen tussen de EU en China(6), en van 15 december 2016 over de zaak rond het boeddhistische opleidingsinstituut Larung Gar in Tibet en Ilham Tohti(7),

–  gezien zijn eerdere resoluties en aanbevelingen over Hongkong, met name die van 19 juni 2020 over de wet inzake de nationale veiligheid die de Volksrepubliek China heeft uitgevaardigd voor Hongkong en het feit dat de EU de hoge mate van autonomie van Hongkong moet verdedigen(8), van 21 januari 2021 over het harde optreden tegen de democratische oppositie in Hongkong(9), en van 13 december 2017 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over Hongkong, 20 jaar na de machtsoverdracht(10),

–  gezien zijn resolutie van 26 november 2020 over de toetsing van het handelsbeleid van de EU(11),

–  gezien zijn resolutie van 20 mei 2021 over de Chinese sancties als vergelding tegen EU‑instanties, EP-leden en leden van nationale parlementen(12),

–  gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over connectiviteit en de betrekkingen EU‑Azië(13),

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en andere mensenrechtenverdragen en ‑instrumenten van de VN,

–  gezien het VN-Verdrag van 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide,

–  gezien het protocol van 2014 bij het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 1930 betreffende de gedwongen arbeid, dat niet door China is ondertekend,

–  gezien het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de Overeenkomst van Parijs, die op 4 november 2016 in werking is getreden,

–  gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), die gesloten is op 10 december 1982 en van kracht is sinds 16 november 1994,

–  gezien het verslag van 25 november 2020 van de door de secretaris-generaal van de NAVO aangewezen reflectiegroep, getiteld: “NATO 2030: United for a New Era”,

–  gezien het 14e vijfjarenplan van China en de beginselen van duale circulatie en veilige toeleveringsketens,

–  gezien artikel 36 van de grondwet van de Volksrepubliek China, waarin het recht van alle burgers op vrijheid van religie en geloof wordt gewaarborgd, en artikel 4 van diezelfde grondwet, waarin de rechten van “minderheidsnationaliteiten” worden bevestigd,

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Commissie internationale handel,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0252/2021),

A.  overwegende dat de EU in haar strategisch kader voor mensenrechten en democratie belooft dat zij de democratie, de rechtsstaat en de “mensenrechten op alle deelterreinen van haar externe optreden, zonder uitzondering”, zal bevorderen en “mensenrechten in het centrum zal plaatsen van haar betrekkingen met alle derde landen, inclusief haar strategische partners”;

B.  overwegende dat China dankzij zijn sterke economische groei en assertieve buitenlandse agenda, met name zijn investeringsstrategie, het streven naar mondialisering, het initiatief “Made in China 2025” en de Nieuwe Zijderoute, een grotere rol speelt op het wereldtoneel, als economische macht en als speler in het buitenlands beleid, hetgeen ernstige uitdagingen op politiek, economisch, technologisch en veiligheidsgebied met zich brengt voor de EU, alsook aanzienlijke en langdurige gevolgen heeft voor de wereldorde en een bedreiging vormt voor het op regels gebaseerde multilateralisme en de democratische kernwaarden;

C.  overwegende dat de Volksrepubliek China een unitaire communistische eenpartijstaat is onder leiding van de Chinese Communistische Partij (CCP), die vasthoudt aan het marxisme-leninisme; overwegende dat de Volksrepubliek China geen democratische waarden onderschrijft zoals persoonlijke vrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst;

D.  overwegende dat China een steeds grotere rol op het wereldtoneel wil spelen, wat onder meer blijkt uit het feit dat President Xi Jinping tijdens het 19e Congres van de Communistische Partij in 2017 openlijk verklaarde dat het de ambitie is van China om tegen 2049 te zijn uitgegroeid tot een mondiale leider in termen van nationale kracht en internationale invloed;

E.  overwegende dat uit de lange democratische traditie in Hongkong, Macau en Taiwan blijkt dat de democratie voor de Chinese bevolking van waarde is;

F.  overwegende dat de Chinese autoriteiten in Macau, na een verbod op de herdenking van het bloedbad op het Tiananmenplein en druk op mediaorganisaties om een pro-Chinees redactioneel standpunt in te nemen, deze zomer 21 kandidaten, van wie de meesten lid zijn van prodemocratische bewegingen, hebben uitgesloten van deelname aan de volgende parlementsverkiezingen;

G.  overwegende dat China een slechte staat van dienst heeft wat mensenrechtenschendingen betreft, en zijn bilaterale en multilaterale verplichtingen op dit gebied niet nakomt; overwegende dat China bij de VN-Mensenrechtenraad regelmatig resoluties heeft ingediend om van “soevereiniteit, niet-inmenging en wederzijds respect” fundamentele, onwrikbare beginselen te maken die prevaleren boven de bevordering en bescherming van de mensenrechten van individuen; overwegende dat China zich schuldig maakt aan de systemische vervolging van Oeigoeren, Tibetanen, Mongolen en andere etnische minderheden, mensenrechtenverdedigers, maatschappelijke activisten, religieuze groeperingen, journalisten, ondertekenaars van petities en demonstranten tegen onrechtvaardigheid, alsook aan alsmaar toenemende onderdrukking van alle afwijkende en oppositionele stemmen, met name in Hongkong; overwegende dat goodwillmaatregelen en niet-bindende verbintenissen niet afdoende zijn gebleken om de naleving door China van voor de EU fundamentele waarden te verbeteren;

H.  overwegende dat het recente vertrek van buitenlandse correspondenten uit China en het feit dat de Chinese autoriteiten de Foreign Correspondents’ Club als “illegale organisatie” hebben bestempeld, de laatste voorbeelden zijn in een steeds langere reeks gevallen van intimidatie en tegenwerking van buitenlandse journalisten die daardoor uiteindelijk uit China zijn verjaagd; overwegende dat dit deel uitmaakt van een poging om uitlatingen over China wereldwijd te controleren en om te bepalen welk soort uitlatingen en discussies in de wereld toegestaan zijn, en dat deze poging als onderdeel van een totalitaire dreiging kan worden beschouwd;

I.  overwegende dat is gebleken dat de bestaande EU-strategie voor China tekortschiet in het licht van recente ontwikkelingen en de mondiale uitdagingen die China stelt, en dat deze strategie geactualiseerd moet worden;

J.  overwegende dat het Parlement de Commissie heeft verzocht een begin te maken met het verkennend onderzoek en een effectbeoordeling teneinde de onderhandelingen met Taiwan zo snel mogelijk formeel op te starten;

K.  overwegende dat de situatie van de Oeigoeren en van andere voornamelijk islamitische etnische minderheden in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang snel is verslechterd sinds de campagne “Hard optreden tegen gewelddadig terrorisme” die de Chinese regering in 2014 is gestart; overwegende dat meer dan een miljoen mensen gevangen worden gehouden in kampen die “centra voor politieke heropvoeding” of “opleidingscentra” worden genoemd, waar de Oeigoeren het slachtoffer zijn van systemische dwangarbeid, foltering, gedwongen verdwijning, grootschalige surveillance, culturele en religieuze uitvlakking, gedwongen sterilisatie van vrouwen, seksueel geweld, schendingen van reproductieve rechten en scheiding van familieleden; overwegende dat uit juridische analyse is gebleken dat deze misdrijven binnen het internationaal rechtskader als misdaden tegen de menselijkheid en zelfs als genocide kunnen worden aangemerkt; overwegende dat verschillende nationale parlementen standpunten in die zin hebben ingenomen;

L.  overwegende dat de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten de EU in staat stelt beperkende maatregelen te nemen tegen specifieke personen, entiteiten en organen – zowel overheids- als niet-overheidsactoren – die verantwoordelijk zijn voor, betrokken zijn bij of gelinkt zijn aan ernstige mensenrechtenschendingen; overwegende dat op 22 maart 2021 vier Chinese personen en één entiteit die rechtstreeks verantwoordelijk waren voor ernstige mensenrechtenschendingen in de Oeigoerse autonome regio Xinjiang zijn toegevoegd aan de lijst van natuurlijke personen en entiteiten op wie deze beperkende maatregelen van toepassing zijn; overwegende dat China als antwoord op deze maatregelen tegensancties heeft opgelegd aan tien Europese personen en vier entiteiten, waaronder vijf leden van het Europees Parlement, twee EU‑instellingen, de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement en het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad van de Europese Unie, alsook twee Europese wetenschappers, twee denktanks in Duitsland en de Alliance of Democracies-stichting in Denemarken; overwegende dat de Chinese sancties niet juridisch gerechtvaardigd zijn en geen rechtsgrondslag hebben en niet alleen rechtstreeks tegen de betreffende individuele personen en entiteiten zijn gericht, maar tegen de Europese Unie als geheel; overwegende dat de sancties duidelijk een poging zijn om de EU ervan te weerhouden haar werkzaamheden en maatregelen tegen mensenrechtenschendingen in China voort te zetten;

1.  beveelt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de Raad aan:

   a) een assertievere, meer omvattende en samenhangendere EU-strategie ten aanzien van China te ontwikkelen die alle lidstaten verenigt en in de betrekkingen met China het belang van de EU als geheel vooropstelt, waarbij de verdediging van onze waarden centraal staat en een op regels gebaseerde multilaterale orde wordt bevorderd; benadrukt dat in de strategie rekening moet worden gehouden met het veelzijdige karakter van de betrekkingen van de EU met China; onderstreept dat China een samenwerkings- en onderhandelingspartner voor de EU is, maar ook een economische concurrent en een systemische rivaal op steeds meer gebieden;
   b) voor te stellen dat deze strategie gebaseerd moet zijn op zes pijlers:
   1) open dialoog en samenwerking met betrekking tot mondiale uitdagingen;
   2) grotere inzet voor universele waarden, internationale normen en mensenrechten;
   3) analyse en vaststelling van risico’s, zwakke punten en uitdagingen;
   4) opbouwen van partnerschappen met gelijkgestemde partners;
   5) bevordering van open strategische autonomie, ook ten aanzien van de handels- en investeringsbetrekkingen;
   6) verdediging en bevordering van Europese kernwaarden en -belangen door de EU om te vormen tot een doeltreffendere geopolitieke speler;

Open dialoog en samenwerking met betrekking tot mondiale uitdagingen

2.  verzoekt de VV/HV ervoor te zorgen dat China in de nieuwe EU-strategie wordt betrokken bij een op principes en belangen gebaseerde dialoog over mondiale uitdagingen zoals de mensenrechten, door in het kader van deze nieuwe EU-strategie ten aanzien van China een ambitieuze, holistische en resultaatgerichte EU-aanpak te ontwikkelen met betrekking tot de mensenrechten in China, alsook het milieu en klimaatverandering, nucleaire ontwapening, de bevordering van het economisch herstel van de COVID-19-crisis. de strijd tegen mondiale gezondheidscrises en de hervorming van specifieke multilaterale organisaties; vraagt dat deze dialoog berust op de fundamentele beginselen en belangen van de EU en gericht is op de kerndoelstellingen van het extern optreden van de EU; benadrukt dat samenwerking tussen beide partners zinvol is bij het aanpakken van deze mondiale problemen; herhaalt dat China een belangrijke partner van de EU blijft;

3.  steunt een intensievere dialoog en samenwerking met China op het gebied van vrede en veiligheid; erkent dat samenwerking met China belangrijk is om te voorkomen dat Afghanistan een nieuwe broedplaats voor terrorisme wordt en om Noord-Korea ervan te weerhouden zijn nucleair programma voort te zetten; steunt het streven naar samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, bijdragen aan humanitaire hulp en bijstand in noodsituaties, milieuvraagstukken, lucht- en ruimtevaart, wetenschap, technologie en innovatie, en dringt daarbij aan op volledige vrijheid van onderzoek; benadrukt dat deze dialoog en samenwerking gebaseerd moeten zijn op een gezamenlijk streven naar openheid en samenwerking op transparante, rechtvaardige en billijke wijze, als onderdeel van een op regels gebaseerd internationaal systeem, waarbij wordt gewaarborgd dat de Europese belangen en waarden zijn beschermd en het vermogen van Europa om waar nodig met China te concurreren, wordt bevorderd;

4.  wijst op het feit dat sommige samenwerkingsterreinen, zoals ITC en lucht- en ruimtevaart, toepassingen voor tweeërlei gebruik betreffen die tegen Chinese burgers en het Westen kunnen worden ingezet;

5.  onderstreept dat het van belang is de toezegging van China om de klimaatverandering en andere milieuvraagstukken aan te pakken aan te moedigen door het partnerschap tussen de EU en China op dit gebied te versterken, en benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat zowel de EU als China hun verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs nakomen; onderstreept dat het van belang is dat de EU een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens invoert; merkt op dat China in de afgelopen drie decennia zijn koolstofemissies heeft verdrievoudigd en inmiddels verantwoordelijk is voor 27 % van de totale wereldwijde uitstoot van broeikasgassen; benadrukt dat het van belang is samenhang te waarborgen tussen de door China aangekondigde mondiale ambities in de bestrijding van de klimaatverandering en de milieueffecten van zijn investeringsstrategieën in binnen- en buitenland; dringt er bij de Chinese overheid op aan de Chinese kolencapaciteit niet naar derde landen over te brengen, in het bijzonder in het kader van de Nieuwe Zijderoute;

6.  dringt aan op resultaatgerichte mensenrechtendialogen, die jaarlijks worden gehouden en regelmatig worden geëvalueerd, en meer in het algemeen op gedegen benchmarking van de vooruitgang die bij bilaterale dialogen wordt geboekt, om te waarborgen dat deze gedachtewisselingen daadwerkelijk tot positieve resultaten leiden voor de mensenrechten en mensenrechtenverdedigers in China; dringt er eveneens op aan dat de resultaten met betrekking tot de benchmarks en vooruitgang, stagnatie of achteruitgang op transparante wijze worden besproken; dringt er eveneens op aan dat de mensenrechten met regelmaat op de hoogste politieke niveaus aan de orde worden gesteld, zowel tijdens de topbijeenkomsten tussen de EU en China als op het niveau van de lidstaten; dringt voorts aan op het voeren van een schaduwmensenrechtendialoog met diplomaten uit de EU en de lidstaten, leden van de Chinese diaspora, vrije en onafhankelijke ngo’s, academici en wetgevers, met als doel een beter inzicht te krijgen in het Chinese stelsel en betere strategieën te ontwikkelen om de vorderingen op het gebied van mensenrechten in China te beïnvloeden; onderstreept dat deze mensenrechtendialogen onder meer, maar niet uitsluitend, de volgende kwesties moeten bestrijken: media- en persvrijheid, de rechten van minderheden, onder meer in de regio’s Xinjiang, Binnen-Mongolië en Tibet, en de vrije toegang tot deze regio’s, onder meer voor diplomaten en journalisten, de situatie van Hongkong, de vrijheid van meningsuiting, arbeidsrechten, het recht van vergadering, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de situatie met betrekking tot de rechtsstaat in China in het algemeen; is verheugd over de aanstelling van de nieuwe speciaal gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging buiten de Europese Unie, en vraagt dat deze nieuwe gezant een actieve rol speelt bij de ondersteuning van alle religieuze groeperingen en entiteiten, met inbegrip van moslims, christenen en boeddhisten, die op het vasteland van China en in Hongkong met vervolging te kampen hebben; verzoekt de bevoegde EU-instellingen deze mensenrechtendialogen te benutten om individuele gevallen aan de orde te stellen; is nog steeds ernstig bezorgd over de aanhoudende detentie van de Zweedse burger en uitgever Gui Minhai; dringt erop aan dat de EU en de lidstaten op het hoogste niveau interveniëren om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen te bewerkstelligen; maakt zich zorgen over de stelselmatige mensenrechtenschendingen in China en veroordeelt alle gevallen van willekeurige arrestatie en van belemmering van de vrije uitwisseling van informatie en van de vrijheid van meningsuiting;

7.  roept de EU op een dialoog aan te gaan met China over mogelijke manieren om op transparante wijze de eerste respons te verbeteren met betrekking tot besmettelijke ziekten die tot epidemieën of pandemieën kunnen uitgroeien, onder meer waar het herkenning, risicobeoordeling en systemen voor vroegtijdige waarschuwing betreft, teneinde te zorgen voor een betere mondiale paraatheid om op pandemieën te reageren; verzoekt China voorts toestemming te geven voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar de oorsprong en verspreiding van SARS-COV-2;

8.  steunt intensievere contacten tussen mensen in de EU en China, alsook wederzijdse uitwisselingen van studenten, maar spoort de lidstaten aan beter toezicht te houden op de impact van de bemoeienis van de Chinese regering met de academische vrijheid;

Grotere inzet voor universele waarden, internationale normen en mensenrechten

9.  veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de ongegronde en willekeurige sancties die door de Chinese autoriteiten zijn opgelegd en die neerkomen op een aanval op de vrijheid van meningsuiting, de academische vrijheid en de internationale inzet voor en opvatting van universele mensenrechten; dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan deze ongerechtvaardigde sancties op te heffen; meent dat de door de Chinese autoriteiten opgelegde sancties het vertrouwen verder ondermijnen en bilaterale samenwerking belemmeren;

10.  onderstreept dat pas een begin kan worden gemaakt met de behandeling en het ratificatieproces van de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China wanneer de Chinese sancties tegen EP-leden en EU-instellingen zijn opgeheven;

11.  wijst in dat verband op zijn resolutie van 20 mei 2021 over de Chinese vergeldingssancties; verzoekt de Commissie om, in overeenstemming met de resolutie van het Parlement van 20 mei 2021 over Chinese tegensancties en met artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), alle haar ter beschikking staande instrumenten en het debat over de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China in te zetten als hefboom om de bescherming van de mensenrechten en de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in China te verbeteren; dringt er bij China op aan concrete maatregelen te nemen om een einde te maken aan andere mensenrechtenschendingen in China, zoals dwangarbeid en de systematische vervolging van de Oeigoeren en andere etnisch-Turkse moslimminderheden, Tibetanen, christenen en andere religieuze gemeenschappen en kerken, en zich te houden aan zijn internationale verbintenissen ten aanzien van Hongkong in het kader van de Chinees-Britse Gezamenlijke Verklaring en de Basiswet van Hongkong door over te gaan tot de opschorting van de geplande hervormingen van het kiesstelsel van deze stad en de vrijlating van democratisch gezinde wetgevers en activisten; dringt er bij China tevens op aan de basiswet van Macau, die tot 2049 van kracht zal zijn, en de bepalingen van de Chinees-Portugese gezamenlijke verklaring(14) te eerbiedigen, die elke inmenging in het verkiezingsproces van het land en de werking van de media voorkomen;

12.  benadrukt dat het Parlement de mensenrechtensituatie in China, met inbegrip van Hongkong, in aanmerking zal nemen alvorens zijn standpunt te bepalen; herhaalt dat het zich ernstig zorgen maakt over de diverse mensenrechtenschendingen in China en wijst erop dat volledige eerbiediging van de universele waarden van het allergrootste belang is, wat de verschillen tussen beide systemen ook mogen zijn;

13.  verzoekt China zich te houden aan de internationale normen, ook met betrekking tot zijn impact op het klimaat, milieu, biodiversiteit, armoede, gezondheid, arbeidsrechten en mensenrechten; dringt erop aan dat China, in het kader van de bevordering van duurzame handel en ontwikkeling, concrete stappen onderneemt om de vier resterende fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ratificeren en uit te voeren; betreurt het feit dat diverse internationale ondernemingen, met name in de kleding- en textielsector, een uitgebreide en wijdverbreide boycot te verduren kregen nadat zij hun bezorgdheid hadden geuit over de berichten over dwangarbeid in Xinjiang en besloten hadden om voor hun toeleveringsketens de banden met Xinjiang te verbreken, en veroordeelt met klem de politieke dwang die de Chinese regering tegen hen uitoefent; herhaalt zijn verzoek dat de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) snel de laatste hand leggen aan het advies voor bedrijven in de toeleveringsketens, met richtsnoeren voor ondernemingen over de risico’s die ze lopen door gebruik te maken van Oeigoerse dwangarbeiders, en met ondersteuning om snel alternatieve bevoorradingsbronnen te vinden;

14.  onderstreept dat het van belang is dat de wetgeving op het gebied van de interne markt, evenals een rechtskader met verplichte zorgvuldigheidseisen of een invoerverbod op producten die zijn vervaardigd met behulp van dwangarbeid, op efficiënte en doeltreffende wijze worden toegepast om te voorkomen dat entiteiten die direct of indirect betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Xinjiang, op de interne markt van de EU actief kunnen zijn; verzoekt Europese bedrijven in China bovendien om, als onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, een grondig onderzoek uit te voeren naar het gebruik van dwangarbeid binnen hun toeleveringsketens;

15.  dringt er bij de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten op aan onafhankelijke gerechtelijke onderzoeken in te stellen naar vermeende genocide, vermeende misdaden tegen de menselijkheid en mensenrechtenschendingen, met inbegrip van programma’s voor dwangarbeid in verschillende regio’s in China, en roept de EU en de lidstaten op hun politieke steun te verlenen voor dergelijke onderzoeken en hiervoor ook internationale steun te vinden; verzoekt de Chinese autoriteiten vrije, betekenisvolle en onbelemmerde toegang tot de regio toe te staan; maakt zich ernstig zorgen over berichten over werkprogramma’s in Tibet, die door de Chinese autoriteiten ook wel als “opleidingskampen” worden bestempeld; roept China op zich te houden aan zijn verplichtingen uit hoofde van het nationaal en internationaal recht tot eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden in Xinjiang, Tibet en Binnen-Mongolië;

16.  veroordeelt het feit dat China de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de persvrijheid ernstig beknot; betreurt de politieke vervolging waaraan vele journalisten die zich momenteel in ballingschap bevinden, zijn onderworpen; dringt er bij China op aan te waarborgen dat alle journalisten hun werkzaamheden vrijelijk kunnen uitvoeren, zonder belemmering en angst voor vergelding; benadrukt dat de pers- en mediavrijheid moeten worden gewaarborgd; dringt er bij de EU op aan het recht op vrije meningsuiting en vrije media in China te ondersteunen door een democratisch Europees mediafonds op te richten ter ondersteuning van de onafhankelijke journalistiek;

17.  verzoekt de Commissie dringend werk te maken van het voorstel voor een rechtskader met verplichte zorgvuldigheidseisen op het gebied van de mensenrechten, en haar steun te verlenen aan de inspanningen tot vaststelling van een soortgelijk instrument in het kader van de Verenigde Naties;

18.  verzoekt de Commissie haar bezorgdheid over het nieuwe Besluit nr. 15, dat de vrijheden van de religieuze bevolking en haar leiders verder beperkt, kenbaar te maken aan de Chinese autoriteiten;

19.  verzoekt de lidstaten het pakket aan maatregelen dat werd overeengekomen na de invoering van de wet inzake de nationale veiligheid voor Hongkong in juli 2020, volledig uit te voeren, en hun asiel-, immigratie-, visum- en verblijfsbeleid voor bewoners van Hongkong te herzien; dringt er bij de VV/HV en de Raad op aan de conclusies over Hongkong te herzien en te actualiseren; dringt erop aan waar nodig gerichte maatregelen te nemen in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten teneinde de onderdrukking in Hongkong aan te pakken; dringt er verder op aan dat China de in juni 2020 aan Hongkong opgelegde wet inzake de nationale veiligheid intrekt; verzoekt de lidstaten die nog steeds over uitleveringsverdragen met China en Hongkong beschikken om individuele extraditie op te schorten wanneer de uitlevering van een persoon het risico van foltering of wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing met zich brengt, wanneer die persoon om politieke redenen aangeklaagd zou worden, in andere situaties waar etnische minderheden, vertegenwoordigers van de prodemocratische oppositie in Hongkong of dissidenten in het algemeen het doelwit zouden zijn, en wanneer dit in strijd zou zijn met de verplichtingen van de EU uit hoofde van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

20.  beveelt aan dat de leiders van de EU en de lidstaten uitnodigingen voor de Olympische Winterspelen in Peking afwijzen indien de mensenrechtensituatie in China en Hongkong niet verbetert en er voorafgaand aan het evenement geen mensenrechtentop of -dialoog op hoog niveau tussen de EU en China plaatsvindt die een tastbaar resultaat oplevert;

21.  betreurt dat China steun geeft aan de meest repressieve regimes in de wereld, met name Syrië, Iran en Noord-Korea, maar ook Venezuela en Cuba;

Analyse en vaststelling van dreigingen, zwakke punten en uitdagingen

22.  is van mening dat de toekomstige EU-strategie ten aanzien van China de nodige instrumenten en gegevens moet verschaffen om het hoofd te bieden aan de politieke, economische, sociale en technologische dreigingen die uitgaan van China, onder meer de Nieuwe Zijderoute, de strategie voor duale circulatie, het 14e vijfjarenplan, en de initiatieven “Made in China 2025”, “China Standards 2035” en “16+1”, met inbegrip van militaire modernisering en capaciteitsopbouw, alsook de gevolgen daarvan voor de open strategische autonomie van de Unie en de op regels gebaseerde multilaterale orde; benadrukt dat het van belang is dringend de politieke wil en middelen te waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering van de EU-connectiviteitsstrategie; dringt aan op betere samenwerking tussen de EU-connectiviteitsstrategie en het “Blue Dot Network” teneinde met een duurzaam alternatief te komen voor de Nieuwe Zijderoute; is ingenomen met het akkoord van de G7-leiders over een nieuw partnerschap voor mondiale betere wederopbouw – het “Build Back Better World”-initiatief (B3W) – als alternatief voor China’s Nieuwe Zijderoute; dringt er bij de lidstaten en instellingen van de Unie op aan dit initiatief te omarmen en eraan bij te dragen;

23.  verzoekt de Commissie opdracht te geven voor een EU-brede audit, uitgesplitst naar lidstaat, om na te gaan hoe afhankelijk de EU is van China in bepaalde strategisch belangrijke en kritieke sectoren, met inbegrip van de levering van geneesmiddelen, zo mogelijk op zowel nationaal als subnationaal niveau, voortbouwend op haar recente uitgebreide analyse met de titel “Strategic dependencies and capacities” (SWD(2021)0352), waarin plannen worden uitgetekend om de risico’s met betrekking tot ongewenste afhankelijkheid te verminderen en tegelijkertijd de algemene betrekkingen met China in stand te houden, waarbij die betrekkingen zo wederkerig en evenwichtig moeten zijn als mogelijk en in overeenstemming moeten zijn met de waarden en strategische prioriteiten van de EU;

24.  verzoekt de Commissie en de Raad mechanismen uit te werken voor een coherente aanpak van deze bedreigingen, met name door:

   a) de eenheid van de EU te waarborgen op het niveau van de lidstaten, wat nodig is om de nieuwe EU-strategie ten aanzien van China doeltreffend uit te voeren; alle lidstaten op te roepen de EU-kernwaarden te verdedigen;
   b) voort te bouwen op de EU-instrumenten voor nationale, regionale en lokale risicobeperkende maatregelen met het oog op de ontwikkeling, samen met gelijkgestemde partners, van mondiale normen in overeenstemming met de democratische waarden voor de nieuwe generatie technologieën, zoals 5G- en 6G‑netwerken, en te waarborgen dat bedrijven die niet aan de veiligheidsnormen voldoen, worden uitgesloten van de ontwikkeling van 5G- en 6G-netwerken;
   c) het vermogen van de EU te versterken om wereldwijd leiderschap te tonen, onder meer door samenwerking met gelijkgestemde partners;
   d) te zorgen voor institutionele coördinatie tussen de Commissie, de Raad en de EDEO voorafgaand aan evenementen met betrekking tot de Nieuwe Zijderoute, en samen te werken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat de besluiten van de lidstaten die bij het initiatief betrokken zijn, in overeenstemming zijn met het beleid en de belangen van de EU en de fundamentele waarden van de EU eerbiedigen; benadrukt dat overleg op EU-niveau moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van een gezamenlijke bijeenkomst van het Comité handelspolitiek en het Politiek en Veiligheidscomité op het niveau van de Raad voorafgaand aan evenementen met betrekking tot de Nieuwe Zijderoute, om erop toe te zien dat de lidstaten eensgezind optreden; benadrukt dat de Nieuwe Zijderoute moet voldoen aan de internationale normen; onderstreept dat projecten in het kader van de Nieuwe Zijderoute nauwlettend moeten worden gevolgd, ook wat betreft negatieve politieke gevolgen in de EU;
   e) toezicht te houden op belangrijke infrastructuurcontracten in de lidstaten en kandidaat-landen om zich ervan te verzekeren dat zij in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving en zijn afgestemd op de strategische belangen van de EU, zoals bepaald in de EU-strategie ten aanzien van China; kritieke infrastructuur te beschermen tegen de invloed van derde landen, die schadelijk kan zijn voor de economische en veiligheidsbelangen van de EU en haar lidstaten;

25.  onderstreept dat de bilaterale en ongecoördineerde samenwerking van sommige lidstaten met China en het feit dat zij de Commissie niet in kennis stellen wanneer zij memoranda van overeenstemming ondertekenen met derde landen, contraproductief zijn en schadelijk voor de positie van de EU in de wereld, alsook voor de gunstige onderhandelingspositie die de lidstaten hebben wanneer zij als Unie optreden in plaats van als individuele staten; verzoekt de lidstaten dergelijke memoranda niet te ondertekenen zonder de Raad en de Commissie te raadplegen; dringt aan op de instelling van een coördinatiemechanisme op EU-niveau om dergelijke kwesties te kunnen aanpakken; brengt artikel 24 VEU in herinnering, waarin is bepaald: “De lidstaten geven in een geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie” en “Zij onthouden zich van ieder optreden dat in strijd is met de belangen van de Unie of dat afbreuk zou kunnen doen aan de doeltreffendheid ervan als bundelende kracht in de internationale betrekkingen”;

26.  benadrukt dat de tenuitvoerlegging van de EU-strategie en de nationale strategieën en beleid ten aanzien van China regelmatig moet worden gecoördineerd tussen de EU‑instellingen, de lidstaten, de verschillende directoraten-generaal van de Commissie en het Europees Parlement, teneinde een veelomvattend en samenhangend beleid te kunnen waarborgen zonder compartimentering van de afzonderlijke beleidsterreinen; is van mening dat het beleid ook moet worden gecoördineerd met regionale en lokale actoren die banden met China ontwikkelen en onderhouden;

27.  uit zijn bezorgdheid over de toenemende incidentie van hybride aanvallen, Chinese industriële spionage en cyberdiefstal gericht tegen Europese bedrijven; benadrukt dat het belangrijk is de particuliere en publieke cybercapaciteiten te versterken; dringt aan op nauwere samenwerking en de implementatie van een systeem dat een eind maakt aan kwaadwillige daden van China in de cyberruimte, met inbegrip van cyberaanvallen, gedwongen technologieoverdracht, cyberspionage en cybergerelateerde diefstal van intellectuele eigendom; onderstreept dat nauwere samenwerking met de NAVO en de G7-landen moet worden bevorderd om hybride dreigingen, waaronder cyberaanvallen, en desinformatiecampagnes uit China te bestrijden, onder meer door de lidstaten toe te staan op vrijwillige basis collectieve tegenmaatregelen op te leggen, ook al is de aard van de aanvallen niet ernstig genoeg om artikel 5 van het NAVO-Verdrag of artikel 42, lid 7, VEU in werking te doen treden;

28.  verzoekt de Commissie acties aan te moedigen en te coördineren om China’s buitenlandse financiering van onze democratische processen tegen te gaan, waaronder de strategie van “elite capture” en de techniek waarbij hooggeplaatste ambtenaren en voormalige Europese politici worden ingezet;

29.  is bezorgd over de assertieve en soms agressieve diplomatieke druk van de Chinese autoriteiten, bijvoorbeeld ten aanzien van de voorzitter van de Tsjechische Senaat; benadrukt dat de EU-instellingen in geen geval mogen buigen voor druk of censuur van Chinese kant; is bezorgd over de ongepaste druk van Chinese ambtenaren op onderzoekers en academici in de EU die zich bezighouden met onderwerpen in verband met China, onder meer de activiteiten van de Confucius-instituten in de EU;

Opbouwen van partnerschappen met gelijkgestemde partners

30.  verzoekt de VV/HV het optreden van de Unie te coördineren met gelijkgestemde partners wat betreft de bescherming van de mensenrechten en de ondersteuning van de bevolking in China, Hongkong en Macau en de Chinese diaspora in de wereld, alsook de verdediging van de liberale democratie in de wereld, met name in Hongkong en Taiwan, en om China ertoe aan te zetten het internationale recht, het recht van demonstratie als uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en van de vrijheid van vergadering, de vrijheid van scheepvaart, met name in de Zuid-Chinese en Oost-Chinese Zee, het recht van overvlucht en de vreedzame oplossing van geschillen te eerbiedigen; onderstreept daarnaast dat dergelijke partnerschappen en multilaterale samenwerking met gelijkgestemde partners betrekking moeten hebben op alle elementen en maatregelen als bedoeld in de nieuwe EU-strategie ten aanzien van China;

31.  maakt zich grote zorgen over het assertieve en expansionistische beleid van China in de Zuid-Chinese Zee, de Oost-Chinese Zee en de Straat van Taiwan, en met name over China’s voortdurende militaire provocatie van Taiwan; beklemtoont dat de status quo in de Straat van Taiwan en de vrijheid van scheepvaart in de Indo-Pacifische regio van essentieel belang zijn voor de EU en haar lidstaten; spreekt zich eens te meer uit tegen elk unilateraal optreden dat de spanningen verder doet oplopen en de status quo ondermijnt; pleit voor de constructieve ontwikkeling van de betrekkingen tussen China en Taiwan en beklemtoont dat een wijziging van de betrekkingen tussen China en Taiwan niet mag worden doorgevoerd tegen de wil van de Taiwanese burgers; onderschrijft de bezorgdheid die Japan en de Verenigde Staten tot uitdrukking hebben gebracht over een nieuwe Chinese wet die schepen van de Chinese kustwacht toestaat wapens in te zetten tegen buitenlandse schepen die zich schuldig maken aan schendingen van grondgebied dat China als Chinees beschouwt; dringt er bij de EU op aan deze kwesties zowel in de nieuwe EU-strategie ten aanzien van China als in de EU‑strategie voor samenwerking in de Indo-Pacifische regio aan de orde te stellen en de multilaterale diplomatieke uitwisselingen op te voeren om tot een vreedzame oplossing van geschillen en controverses te komen, in overeenstemming met het internationaal recht, met inbegrip van UNCLOS;

32.  roept de lidstaten op te investeren in nauwere samenwerking met andere democratische en gelijkgestemde partners zoals de VS, Canada, het VK, Japan, India, Zuid-Korea, Australië, Nieuw-Zeeland en Taiwan, en verzoekt de EDEO en de lidstaten prioriteit te geven aan de strategische partnerschappen met de Asean en de Afrikaanse Unie en deze te versterken;

33.  acht het van primair belang dat de EU ambitieuze en dynamische trans-Atlantische betrekkingen met de Amerikaanse regering ontwikkelt en bevordert, gebaseerd op onze gedeelde geschiedenis, waarden en belangen, in het kader van een trans-Atlantische dialoog over China, inclusief een parlementaire dimensie; benadrukt het belang van het partnerschap tussen de EU en de VS om de eensgezindheid en kracht van de mondiale liberale democratieën te demonstreren en te bevestigen, mede door ons werk in multilaterale organisaties; beklemtoont in dit verband dat de nieuwe dialoog tussen de EU en de VS over China een van de mechanismen moet zijn voor het behartigen van onze gedeelde belangen en het omgaan met onze meningsverschillen, en voor het hervormen van multilaterale organisaties in het kader van de op regels gebaseerde orde; is van mening dat de Unie haar operationele autonomie en veerkracht ten aanzien van externe bedreigingen verder moet versterken;

34.  onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU waakzaam blijft ten aanzien van China’s veranderende rol en toenemende mondiale invloed in multilaterale organisaties, met inbegrip van de VN, waarvan China de op een na grootste financier is, en dat zij zorgt voor een betere coördinatie tussen de lidstaten en gelijkgestemde partners, teneinde de krachten van de mondiale liberale democratieën te bundelen om op deze ontwikkeling te reageren; merkt op dat de grotere betrokkenheid van de Chinese regering met internationale en multilaterale organisaties, zoals de VN, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Interpol, de Voedsel- en Landbouworganisatie, de Internationale Unie voor Telecommunicatie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), inclusief normalisatie-instellingen, tot doel heeft normen, standaarden en praktijken wereldwijd om te vormen, met het oog op het bevorderen van China’s geopolitieke strategie en economische belangen op de lange termijn; betreurt dat China’s binnenlandse censuur, die nu onder andere in de VN wordt uitgeoefend, erop gericht is de procedures te manipuleren om het toezicht op China’s gedragingen te minimaliseren, met name wat betreft de situatie van de etnische Oeigoerse moslims en andere etnisch-Turkse moslimminderheden; dringt erop aan dat de EU met gelijkgestemde partners samenwerkt om deze ontwikkelingen tegen te gaan;

35.  benadrukt dat China van alle vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad de meeste blauwhelmen ter beschikking stelt, maar geweigerd heeft delen van hoofdstuk VII van het VN-Handvest en de pijler Responsability to Protect (R2P) te ratificeren; onderstreept dat de EU R2P in haar externe optreden heeft geïntegreerd;

36.  roept op tot nauwere samenwerking van de EU met de NAVO op het gebied van Chinese veiligheidsuitdagingen; steunt het voorstel van de NAVO om een politieke strategie uit te tekenen voor de benadering van een wereld waarin China een mondiale supermacht is; vraagt dat deze strategie wordt vastgesteld op basis van verschillende scenario’s voor de ontwikkeling van de betrekkingen met China, met inbegrip van een mogelijke verdere verslechtering van de veiligheid in de Zuid-Chinese Zee, en dringt aan op dialoog en coördinatie met de landen van de veiligheidsdialoog met vier partijen (Quadrilateral Security Dialogue); verwelkomt de inspanningen van de NAVO om gedetailleerd in kaart te brengen wat de veiligheidsimplicaties zijn van China’s toenemende fysieke aanwezigheid in het gebied van de Noordpool en in Afrika; beveelt aan bij de uitwerking van het strategische kompas van de EU en de herziening van het strategische concept van de NAVO terdege rekening te houden met de samenwerking tussen de EU en de NAVO inzake veiligheidsuitdagingen in verband met China;

37.  is ingenomen met het voornemen van de Raad om de strategische focus, aanwezigheid en actie van de EU in de Indo-Pacifische regio te versterken door een nieuwe EU‑strategie voor samenwerking met de Indo-Pacifische regio te lanceren, alsook een nieuwe strategie voor connectiviteit; stelt vast dat een dergelijke nieuwe strategie in overeenstemming moet zijn met de EU-strategie ten aanzien van China;

38.  acht het dienstig dat de Commissie tijdige en alomvattende verslagen uitbrengt over het regionale alomvattende economische partnerschap (RCEP) – ’s werelds grootste vrijhandelsovereenkomst – teneinde de ontwikkelingen ter plaatse te beoordelen; is met name geïnteresseerd in de gevolgen voor de strategische belangen van de EU van kwesties zoals de vaststelling van normen in de regio Azië-Stille Oceaan alsook de bepalingen inzake de oorsprongsregels; merkt op dat de EU weliswaar geen partij is bij het RCEP, maar dat de overeenkomst wel degelijk gevolgen zal hebben voor de EU; wijst op het ontbreken van bepalingen in het RCEP over handel en duurzaamheid, waaronder arbeids- en sociale normen alsook klimaat- en milieudoelstellingen;

39.  wijst, gezien de regionale dynamiek, op het belang van handels- en economische betrekkingen tussen de EU en Taiwan, onder meer met betrekking tot multilateralisme en de WTO, technologie en volksgezondheid, alsook van de essentiële samenwerking met betrekking tot kritieke voorraden van bijvoorbeeld halfgeleiders; merkt op dat Taiwan een volwaardig WTO-lid is; herhaalt zijn oproep en dringt er bij de Commissie en de Raad op aan over te gaan tot het sluiten van een bilaterale investeringsovereenkomst met Taiwan en dringend te beginnen met de effectbeoordeling, de openbare raadpleging en het verkennend onderzoek met de Taiwanese autoriteiten;

40.  verzoekt de Commissie met klem concrete voorstellen te presenteren en actie te ondernemen om de volledige participatie van Taiwan als waarnemer in de vergaderingen, mechanismen en activiteiten van de WHO, de ICAO en het UNFCCC te faciliteren;

Bevordering van open strategische autonomie, ook ten aanzien van de handels- en investeringsbetrekkingen

41.  benadrukt dat investerings- en handelsvoorwaarden op zich niet volstaan om de assertieve houding van China te counteren; meent dat de EU haar strategische autonomie moet vergroten door aandacht te besteden aan andere dimensies van de betrekkingen tussen de EU en China, met name digitale en technologische soevereiniteit; benadrukt in dit verband de noodzaak om onderzoek en innovatie te ondersteunen en een concurrerende soevereine industriestrategie te ontwikkelen op gebieden met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de productie van microchips en halfgeleiders, de winning van zeldzame aardmetalen, cloudcomputing en telecommunicatietechnologie om de EU minder afhankelijk te maken van China, altijd met het oog op een betere coördinatie van dit beleid met dat van andere gelijkgestemde liberale democratieën, waarbij het potentieel moet worden verkend om middelen te bundelen en nieuwe synergieën tot stand te brengen;

42.  merkt op dat China in 2020, in de context van COVID-19, voor het eerst de grootste partner van de EU voor de handel in goederen was, en dat de handelsbalans verder is verslechterd ten nadele van de EU; onderstreept evenwel dat de VS nog steeds de belangrijkste handelspartner van de EU is wat betreft de handel in goederen en diensten samen; is van mening dat de economische opkomst en de voorspelde groei van China de komende tien jaar aanzienlijke invloed zullen hebben op de mondiale economische ontwikkelingen; wijst erop dat wat de wederzijdse investeringsniveaus betreft, het potentieel om uiteenlopende redenen nog steeds niet wordt gehaald, en erkent de economische kansen die de bredere regio kenmerken; is van mening dat de omvang van de handel tussen China en de EU een op regels gebaseerd en door waarden gedreven kader vergt dat is gestoeld op internationale normen; wijst erop dat eerbiediging van de mensenrechten een eerste voorwaarde is voor het aangaan van handels- en investeringsbetrekkingen met de EU, en verzoekt China met klem te voldoen aan zijn internationale verplichtingen en zich in te zetten voor de eerbiediging van de mensenrechten;

43.  benadrukt de belangrijke rol van het Europees Parlement in het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU, bij internationale onderhandelingen en bij de controle, toetsing, ratificatie en monitoring van de uitvoering van handels- en investeringsovereenkomsten; beklemtoont dat de Commissie internationale handel op tijd en naar behoren moet worden geraadpleegd, en verzoekt de Commissie en de Raad met klem om voortdurend in dialoog te blijven en uitvoerig verslag uit te brengen over de ontwikkelingen op het gebied van de bilaterale handels- en investeringsagenda van de EU en China;

44.  wijst op het belang van de strategische handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en China en dringt er bij de lidstaten en instellingen van de EU op aan om ten aanzien van China een eensgezinde en gecoördineerde aanpak te volgen; is van mening dat investeringsinitiatieven in het 16+1-formaat niet ten koste mogen gaan van de eenheid van de EU, en evenmin contraproductief mogen zijn voor inspanningen om met één stem te spreken;

45.  verzoekt de Commissie de economische afhankelijkheid van de EU in strategische sectoren, zoals kritieke grondstoffen, waarvan sommige enkel in China voorkomen, te onderzoeken, en benadrukt de dringende noodzaak om de veerkracht van de Europese toeleveringsketens te vergroten; dringt aan op inspanningen om de toegang van de EU tot belangrijke strategische hulpbronnen die de twee motoren voor groei in de EU aandrijven, te diversifiëren en te consolideren, met bijzondere nadruk op de 30 elementen op de vierde lijst met kritieke grondstoffen die in 2020 is geactualiseerd; herinnert aan de algemene doelstelling van de EU om haar open strategische autonomie in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid te versterken; wijst nogmaals op het toenemende belang van de samenhang tussen handel en veiligheid in het internationale handelsbeleid van de EU;

46.  pleit voor meer transparantie, samenhang en coördinatie tussen de lidstaten in verband met bilaterale investeringsprojecten en -overeenkomsten, met name over buitenlandse directe investeringen (BDI) in strategische activa en kritieke infrastructuur; vestigt de aandacht op het verband tussen economische afhankelijkheid en politieke invloed van buitenaf op het niveau van de lidstaten; wijst nogmaals op het belang van de toekomstige versterking van de bestaande EU-verordening voor de screening van BDI, om ervoor te zorgen dat potentiële investeringen die mogelijk gevaar opleveren voor de veiligheid en openbare orde van de EU, met name door staatsbedrijven, worden tegengehouden; roept de lidstaten op dringend een nationaal screeningmechanisme in te voeren indien zij dat nog niet hebben, overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie van maart 2020;

47.  is ervan overtuigd dat de bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en China van strategisch belang zijn en op regels gebaseerd moeten zijn, waarbij het multilaterale handelsstelsel en het wederkerigheidsbeginsel centraal staan; herhaalt dat zolang er sprake is van verontrustende tendensen tot economische ontkoppeling, een doortastender handhaving en naleving van de verplichtingen in de algehele handels- en investeringsbetrekkingen noodzakelijk is; verzoekt China een actievere en meer verantwoordelijke rol te spelen in de WTO en andere multilaterale initiatieven om zijn economische macht in evenwicht te brengen met zijn ontwikkelingsniveau, en zich ten volle te kwijten van al zijn internationale en WTO-verplichtingen; verzoekt de Commissie en de Chinese autoriteiten om bij het hervormen van de regels van de WTO nauw samen te werken teneinde een duurzamere ontwikkeling te bewerkstelligen, de groene transitie en de digitale revolutie te bevorderen en te zorgen voor stabiliteit en rechtszekerheid in de internationale handel;

48.  uit zijn bezorgdheid over de steeds meer uit balans rakende bilaterale economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en China; benadrukt dat herstel van het evenwicht en een gelijker speelveld van essentieel belang zijn voor de EU; is van mening dat China en de EU moeten zorgen voor een gelijk speelveld en een vruchtbare relatie moeten opbouwen, in weerwil van de verschillen tussen hun economische systemen; benadrukt in dat verband de lopende werkzaamheden van de EU ter versterking van haar handelsinstrumentarium, maar erkent tegelijkertijd dat er een open dialoog moet worden gevoerd over gemeenschappelijke uitdagingen zoals de mondiale strijd tegen klimaatverandering; wijst erop dat de EU dringend haar reeks autonome instrumenten moet vervolledigen, met inbegrip van een strengere EU-verordening voor de screening van BDI, wetgeving inzake buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren, de snelle invoering van een krachtig en doeltreffend instrument voor internationale overheidsopdrachten, maatregelen met betrekking tot de uitvoer van technologie voor tweeërlei gebruik, een doeltreffend instrument om dwang tegen te gaan, een pakket wetgeving met betrekking tot duurzame corporate governance, alsook wetgeving inzake de toeleveringsketens met verplichte zorgvuldigheidseisen, die eveneens moet voorzien in een invoerverbod voor goederen die met dwangarbeid zijn vervaardigd; is van mening dat aanvullende doelgerichte maatregelen in het kader van de wereldwijde EU‑sanctieregeling voor de mensenrechten noodzakelijk zijn;

49.  herhaalt zijn diepe bezorgdheid over de vele belemmeringen waarop Europese bedrijven stuiten bij de toegang tot en activiteiten op de Chinese markt; is bezorgd over het feit dat als gevolg van de Chinese “strategie voor duale circulatie”, waarnaar wordt verwezen in zijn 14e vijfjarenplan, het ondernemingsklimaat voor EU-bedrijven verder zal verslechteren; benadrukt nogmaals zijn bijzondere bezorgdheid over de marktverstorende praktijken, met inbegrip van maar niet beperkt tot, industriële subsidies, de bevoordeling van Chinese staatsbedrijven, diefstal van intellectuele eigendom, gedwongen overdracht van technologie en gegevenslokalisatie, industriële overcapaciteit in bijvoorbeeld de staalsector en de daarmee gepaard gaande dumping bij uitvoer, andere oneerlijke handelspraktijken en de in het algemeen toenemende politieke inmenging in het bedrijfsleven, ook in de particuliere sector; vraagt de Commissie en de lidstaten hun samenwerking met gelijkgezinde partners bij de WTO op te voeren teneinde een gemeenschappelijke aanpak uit te werken om die oneerlijke handelspraktijken van China tegen te gaan; is ingenomen met de dialoog tussen de EU en de VS inzake China als middel voor samenwerking op gebieden zoals wederkerigheid, multilateralisme, marktverstorende praktijken en de economie, alsook andere structurele vraagstukken waarbij afstemming tussen de EU en de VS meerwaarde kan opleveren; is overtuigd van het doorslaggevende belang van juiste informatie over de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving op de Chinese markt, aangezien deze ondoorzichtig is en door de staat wordt aangestuurd; wijst in dit verband op het belang van geregelde en openhartige gesprekken met EU-instellingen, de Kamer van Koophandel van de Europese Unie in China en al onze partners aldaar;

50.  acht het met name dienstig om de negatieve handelsgerelateerde gevolgen van en de mogelijke oplossingen voor verstoringen als gevolg van de wereldwijde overcapaciteit aan staal en aluminium te bespreken, en wijst op het belang om subsidies aan de industrie op het niveau van de WTO aan te pakken; dringt er bij China op aan opnieuw actief deel te nemen aan de werkzaamheden in het kader van het Mondiaal Forum over de overcapaciteit van staal, teneinde overcapaciteit te elimineren en een gelijk speelveld te herstellen; merkt op dat ondanks het Chinese voornemen om verouderde productielocaties te sluiten en de productie te moderniseren, de jaarlijkse productie van ruwstaal van het land voor het vierde jaar achtereen een record heeft gevestigd; moedigt de Chinese autoriteiten aan werk te maken van hun beloftes om de productie van ruwstaal terug te schroeven;

51.  wijst in deze context op de verbanden tussen handel, octrooien en normen; is van mening dat normalisatie en de normatieve elementen bij een toenemende internationale concurrentie van essentieel belang zijn voor het handelsbeleid van de EU en een belangrijke pijler van haar strategische industriebeleid moeten vormen; herinnert eraan dat normalisatie een terrein is waarop China naar verluidt een andere, eigen weg zou kunnen inslaan; benadrukt dat namaak de hoogste prioriteit heeft bij de inspanningen van de EU wat betreft de commerciële aspecten van de bescherming van intellectuele eigendom; vindt het zorgwekkend dat China zowel in waarde als in volume nog steeds een overheersend aandeel heeft in de nagemaakte en door piraterij verkregen goederen die de EU binnenkomen; onderstreept dat de overeenkomst tussen de EU en China over geografische aanduidingen een eerste stap is in de strijd tegen namaak, en verzoekt de Commissie met klem haar inspanningen op te voeren om de intellectuele eigendom van de EU, waaronder octrooien, te beschermen; maakt zich zorgen over de opkomende praktijk bij Chinese rechtbanken om wereldwijde rechtsbevoegdheid op te eisen ten aanzien van de vaststelling van eerlijke, redelijke en niet-discriminerende licentievoorwaarden voor standaard essentiële octrooien, en bedrijven te beletten hun beslissingen aan te vechten; onderstreept dat deze praktijk erop neerkomt dat Chinese bedrijven geen eerlijke prijs hoeven te betalen voor het gebruik van standaard essentiële octrooien en Europees onderzoek in gevaar brengt; vraagt de Commissie de Chinese autoriteiten hierop aan te spreken; vraagt dat meer aandacht wordt besteed aan inbreuken op het gebied van digitalisering en communicatie in alle betrokken instellingen, met inbegrip van de Internationale Telecommunicatie-unie van de VN, samen met de gelijkgezinde partners van de EU, in het bijzonder de VS; pleit voor meer beleidsbesprekingen over de gevolgen van Chinese initiatieven zoals “Made in China 2025” of “China Standards 2035”, een initiatief dat aan relevantie wint; maakt zich in dit verband zorgen over het toenemende digitale autoritarisme van China en de inspanningen van het land om zijn model voor e-governance wereldwijd te promoten; benadrukt dat de sluiting van de WTO-overeenkomst inzake e-handel in het kader van het initiatief voor een gemeenschappelijke verklaring onontbeerlijk is om een zeker niveau van eerlijkheid en een gelijk speelveld met China te bevorderen;

52.  vraagt dat meer aandacht uitgaat naar Europese kmo’s die handels- en investeringsbetrekkingen onderhouden met China, en is ingenomen met de steun van de Commissie voor kmo-vriendelijke initiatieven zoals de portaalsite Access2Markets, de portaalsite voor zelfbeoordeling van oorsprongsregels (ROSA) en de Helpdesk Intellectuele-eigendomsrechten in China voor kmo’s;

53.  neemt kennis van de principiële sluiting, op politiek niveau, van de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China, en erkent de inspanningen van de Commissie om tekortkomingen in verband met ongelijke markttoegang, een gelijk speelveld en duurzame ontwikkeling aan te pakken door middel van op regels gebaseerde betrokkenheid; herinnert er evenwel aan dat handelsbetrekkingen zich niet in een vacuüm afspelen;

54.  verzoekt de Commissie het Parlement te raadplegen alvorens stappen te ondernemen met het oog op de sluiting en ondertekening van de brede investeringsovereenkomst; dringt er bij China op aan concrete stappen te ondernemen met het oog op de ratificatie en de uitvoering van de fundamentele IAO-verdragen nrs. 29 en 105 over dwangarbeid; benadrukt dat China tevens heeft toegezegd de geratificeerde IAO-verdragen daadwerkelijk uit te voeren en toe te werken naar de ratificatie van andere “geactualiseerde” fundamentele verdragen van de IAO;

55.  merkt op dat 26 EU-lidstaten traditionele bilaterale investeringsovereenkomsten met China zijn aangegaan;

56.  herinnert er echter aan dat de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China alleen geen oplossing biedt voor alle problemen waardoor onze economische en politieke betrekkingen worden geplaagd, en derhalve moet worden gezien in de context van een versterkt en assertiever EU-instrumentarium met unilaterale maatregelen; benadrukt dat het Europees Parlement de overeenkomst, inclusief het onderdeel over duurzame ontwikkeling, grondig onder de loep zal nemen;

57.  benadrukt dat een correcte uitvoering en effectieve handhaving van cruciaal belang zijn voor het nut en het welslagen van de overeenkomst bij het wegwerken van structurele ongelijkheden in de handels- en investeringsbetrekkingen; wijst op de rol en het belang van gestructureerde en geregelde uitwisselingen met de dienst van het hoofd handhaving voor de handel van de Commissie bij het evalueren van de toekomstige uitvoering van de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China, mits deze wordt goedgekeurd; wijst in dit verband nogmaals met klem op het belang van de parlementaire diplomatie voor het bevorderen van wederzijds begrip, transparante communicatie en eerlijke dialoog;

58.  is verheugd over de inwerkingtreding van de overeenkomst tussen de EU en China betreffende geografische aanduidingen, en wijst nogmaals op het belang van de daadwerkelijke uitvoering en handhaving ervan op de markten van beide partijen; is ingenomen met de voorgenomen uitbreiding van de huidige overeenkomst met nog eens 350 geografische aanduidingen van beide zijden; onderstreept dat deze beperkte overeenkomst over geografische aanduidingen kan dienen als model en uitgangspunt voor toekomstige overeenkomsten over geografische aanduidingen; beklemtoont de essentiële rol die het hoofd handhaving voor de handel vervult bij het toezicht op en de verbetering van de naleving van de overeenkomst; dringt er bij het hoofd handhaving voor de handel op aan om onmiddellijk in actie te komen indien de overeenkomst niet naar behoren wordt uitgevoerd;

59.  benadrukt dat China nog een lange weg te gaan heeft om een vrijemarkteconomie te worden, gezien de zeer grote invloed van de staat op de economie en de besluitvorming van bedrijven met betrekking tot prijzen, kosten, productie en productiemiddelen; dringt er daarom bij China op aan maatregelen te nemen met het oog op meer openheid voor zijn eigen bedrijven en buitenlandse bedrijven die in het land actief zijn;

60.  dringt aan op meer financiering voor projecten voor de uitrol van 5G en onderzoek naar 6G, artificiële intelligentie (AI) en big data-technologie, om in de toekomst netwerkveiligheid en grotere digitale soevereiniteit te waarborgen, hetgeen van vitaal belang zal zijn voor digitalisering en economische groei, maar ook voor het dichten van de technologische kloof met China en voor het wegnemen van de risico’s waaraan NAVO-leden en -partners kunnen worden blootgesteld bij de integratie van Chinese 5G-technologie in de telecommunicatienetwerken, aangezien dit de toekomst van democratisch bestuur zou kunnen uithollen; dringt voorts aan op een gecoördineerde EU-strategie inzake cyberbeveiliging en op vergroting van de capaciteiten van de lidstaten op dit gebied, onder meer om de bescherming tegen bedreigingen van de kritieke infrastructuur van de EU vanuit derde landen, waaronder China, te versterken;

61.  onderstreept hoe belangrijk het is om te werken aan AI-regelgeving en een ethisch en civielrechtelijk aansprakelijkheidskader voor AI-systemen en aanverwante technologieën dat mensgerichte en privacybewuste innovatie stimuleert, in samenwerking met belangrijke strategische partners die de liberale en democratische waarden van de EU delen; onderstreept dat stelsels voor sociale beoordeling niet stroken met de fundamentele waarden van de EU; benadrukt dat de EU de rechten van het individu moet beschermen; benadrukt daarom dat dergelijke beleidsmaatregelen en toezichtsinstrumenten in geen geval in de EU mogen worden gebruikt; onderstreept daarom dat de EU zich moet inspannen om het transnationale bereik van digitale repressie te beperken en tegen te gaan;

Verdediging en bevordering van Europese kernwaarden en -belangen door de EU om te vormen tot een doeltreffendere geopolitieke speler

62.  is van mening dat de EU zich moet blijven inspannen om een effectieve geopolitieke speler te worden door te zorgen voor een beter gecoördineerde geopolitieke aanpak van haar lidstaten, en door haar strategische autonomie en capaciteit te bevorderen, in samenwerking met de VS en andere gelijkgestemde partners;

63.  benadrukt dat het succes van het Europees nabuurschapsbeleid bepalend is voor het vermogen van de EU om de rol van mondiale speler op zich te nemen; waarschuwt dat China een steeds grotere rol speelt in de onmiddellijke nabijheid van de EU, onder meer in kandidaat-lidstaten; dringt aan op een strategische aanpak op EU-niveau om Chinese acties tegen te gaan door middel van investeringen, leningen en zakelijke activiteiten in buurlanden, met name in de Westelijke Balkan; dringt er met name op aan dat de EU zich actief inzet om deze landen een levensvatbaar alternatief voor Chinese investeringen te bieden;

64.  wijst op de noodzaak om de instrumenten van de EU om zichzelf te verdedigen te versterken, haar vermogen om haar belangen in het buitenland te beschermen te vergroten, een proactievere, consistentere en strategischere rol te spelen in haar directe nabuurschap en ervoor te zorgen dat de lidstaten verenigd zijn in hun geopolitieke aanpak;

65.  is van mening dat de Conferentie over de toekomst van Europa een forum moet bieden voor debat over het externe optreden van de EU, bijvoorbeeld over kwesties in verband met de bescherming van de mensenrechten, en om te bespreken hoe een open strategische autonomie kan worden bereikt; onderstreept dat het belangrijk is kwesties te bespreken in verband met de verbetering en versterking van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, bijvoorbeeld door de VV/HV een sterker mandaat te geven om namens de EU op te treden in aangelegenheden van buitenlands beleid en de nodige stappen te ondernemen om in bepaalde aspecten van het buitenlands beleid stemming met gekwalificeerde meerderheid in te voeren; dringt erop aan de samenwerking op defensiegebied tussen de lidstaten te versterken, met als doel de Europese strategische defensievermogens te verbeteren en een volwaardige Europese defensie-unie op te richten, die ook de Europese militaire vermogens zou omvatten;

66.  wijst erop dat de EDEO een mandaat en de nodige middelen moet krijgen om Chinese desinformatieoperaties te monitoren en aan te pakken, met inbegrip van de oprichting van een speciale StratCom-taskforce voor het Verre Oosten die zich toespitst op uit China afkomstige desinformatie; vraagt China zich te onthouden van heimelijke middelen om het publieke debat in de EU te manipuleren; moedigt de Commissie aan een EU-breed regelgevingssysteem te ontwikkelen om te voorkomen dat mediabedrijven die door overheden van derde landen gefinancierd of gecontroleerd worden, Europese mediabedrijven overnemen, teneinde onafhankelijke en vrije berichtgeving in de EU te behouden; stelt voor de Chineestalige media in Europa te diversifiëren door samenwerking tussen Europese media en internationale partners, zoals Taiwan, aan te moedigen; benadrukt voorts dat de expertisecapaciteit inzake China bij de EDEO en de Commissie in het algemeen dringend aanzienlijk moet worden versterkt;

67.  wijst op het belang van onafhankelijke studies en onafhankelijk onderzoek inzake China in universiteiten, denktanks, onderzoeksinstellingen en scholen in de hele EU, zonder Chinese financiële steun of invloed, waarbij de academische integriteit en de vrijheid van meningsuiting worden gewaarborgd; verzoekt de EU daarom een programma te ontwikkelen voor de financiering van onderzoek en taalopleidingen in verband met China in de EU;

68.  wijst op de noodzaak om zonder invloed van de Chinese Communistische Partij programma’s in te voeren om de Chinese cultuur, taal en politiek te bestuderen, bijvoorbeeld door nauwere contacten met de Taiwanese academische wereld en samenleving;

69.  verzoekt de Commissie oog te hebben voor de snel groeiende Chinese belangstelling voor en betrokkenheid bij het Noordpoolgebied, en hiermee in haar strategie rekening te houden; dringt aan op paraatheid om de vrijheid van scheepvaart op de noordelijke zeeroute via het Noordpoolgebied te waarborgen; neemt kennis van China’s investeringen in onderzoek en strategische infrastructuur in het Noordpoolgebied en merkt op dat de EU in deze belangrijke regio geen terrein mag verliezen;

o
o   o

70.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en, ter informatie, aan de regering van de Volksrepubliek China.

(1) PB L 410 I van 7.12.2020, blz. 1.
(2) PB L 410 I van 7.12.2020, blz. 13.
(3) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0375.
(4) PB C 158 van 30.4.2021, blz. 2.
(5) PB C 11 van 13.1.2020, blz. 25.
(6) PB C 433 van 23.12.2019, blz. 103.
(7) PB C 238 van 6.7.2018, blz. 108.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0174.
(9) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0027.
(10) PB C 369 van 11.10.2018, blz. 156.
(11) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0337.
(12) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0255.
(13) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0016.
(14) Gezamenlijke verklaring tussen China en Portugal van 13 april 1987 over de kwestie Macau.

Laatst bijgewerkt op: 12 januari 2022Juridische mededeling - Privacybeleid