Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2021 over het feit dat in Polen een jaar geleden de facto een abortusverbod werd ingevoerd (2021/2925(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name artikel 2 en artikel 7, lid 1,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) van 4 november 1950 en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM),
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en met name de artikelen 18 en 19,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), en met name de artikelen 1, 2, 3, 6, 7, 10, 11, 21, 23, 35 en 45,
– gezien de grondwet van de Republiek Polen,
– gezien het Internationaal Verdrag van de VN inzake economische, sociale en culturele rechten van 16 december 1966 en het Internationaal Verdrag van de VN inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966,
– gezien het Verdrag van de VN inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 18 december 1979 en de bijbehorende algemene aanbevelingen nr. 21 (1994), nr. 24 (1999), nr. 28 (2010), nr. 33 (2015) en nr. 35 (2017),
– gezien het actieprogramma van Peking en de resultaten van de toetsingsconferenties daarvan,
– gezien de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD) die in 1994 in Caïro werd gehouden, het actieprogramma ervan en de conclusies van de toetsingsconferenties ervan, met name de top van Nairobi ICPD+25, en de in dat kader gedane toezegging om ervoor te zorgen dat geen enkele behoefte aan informatie over en diensten op het gebied van gezinsplanning onvervuld blijft, dat vermijdbare moedersterfte ook daadwerkelijk wordt voorkomen en dat gendergerelateerd geweld en schadelijke praktijken ten aanzien van vrouwen en meisjes worden uitgebannen (de “three zeros”-doelstelling),
– gezien de in 2015 overeengekomen duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN, met name doelstellingen 3 en 5,
– gezien het actieplan inzake seksuele en reproductieve gezondheid van het Regionaal Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie voor Europa: “Towards achieving the 2030 Agenda for Sustainable Development in Europe – leaving no one behind” (Op weg naar de verwezenlijking van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in Europa – niemand aan zijn lot overlaten),
– gezien het Verdrag van de VN tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 10 december 1984,
– gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) dat op 1 augustus 2014 in werking is getreden,
– gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul en andere maatregelen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld(1),
– gezien de nota van de commissaris voor mensenrechten van de Raad van Europa van 4 december 2017, getiteld “Women’s sexual and reproductive health and rights in Europe” (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen in Europa),
– gezien de internationale technische richtsnoeren inzake seksuele voorlichting van de Unesco van 2018,
– gezien zijn eerdere resoluties over Polen, en met name die van 15 november 2017 over rechtsstaat en democratie in Polen: stand van zaken(2) en die van 17 september 2020 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, door de Republiek Polen, van de rechtsstaat(3),
– gezien de vier inbreukprocedures die door de Commissie tegen Polen werden ingeleid naar aanleiding van de hervorming van het Poolse rechtsstelsel en het voorstel voor een besluit van de Raad van 20 december 2017 betreffende de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, door de Republiek Polen, van de rechtsstaat (COM(2017)0835),
– gezien zijn resolutie van 1 maart 2018 over het besluit van de Commissie om de procedure van artikel 7, lid 1, VEU in te leiden ten aanzien van de situatie in Polen(4),
– gezien zijn resolutie van 14 november 2019 over de criminalisering van seksuele voorlichting in Polen(5),
– gezien zijn resolutie van 13 februari 2019 over verslechteringen op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid in de EU(6),
– gezien zijn resolutie van 26 november 2020 over de feitelijke nietigverklaring van het recht op abortus in Polen(7),
– gezien zijn resolutie van 24 juni 2021 over de situatie op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de EU, in verband met de gezondheid van vrouwen(8),
– gezien de European Abortion Policies Atlas van 2021, een document dat van 52 Europese landen en gebieden in kaart brengt in hoeverre vrouwen toegang hebben tot veilige abortus en dat deze landen rangschikt aan de hand van een score die toegekend wordt voor hun beleid ter zake,
– gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over de mediavrijheid en de verdere achteruitgang van de rechtsstaat in Polen(9) en zijn resolutie van 21 oktober 2021 over de crisis op het gebied van de rechtsstaat in Polen en de voorrang van het EU-recht(10),
– gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Unie berust op de waarden eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtvaardigheid, de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en non-discriminatie, zoals neergelegd in artikel 2 VEU; overwegende dat alle lidstaten uit hoofde van het internationaal recht en de EU-Verdragen de taak en verplichting hebben de grondrechten te eerbiedigen, waarborgen en handhaven;
B. overwegende dat seksuele en reproductieve gezondheid en rechten volgens het Handvest, het EVRM, de rechtspraak van het EHRM en de rechtspraak van de VN-verdragsorganen verband houden met diverse mensenrechten, zoals het recht op leven, het recht op toegang tot gezondheidszorg, het recht om niet te worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling en het recht op eerbiediging van de lichamelijke integriteit, privacy en persoonlijke autonomie; overwegende dat deze mensenrechten ook verankerd zijn in de Poolse grondwet; overwegende dat de lidstaten overeenkomstig hun grondwetten, de EU-Verdragen en het Handvest, alsook het internationaal recht verplicht zijn de mensenrechten te eerbiedigen en te beschermen;
C. overwegende dat het uitstellen en onmogelijk maken van abortus aangemerkt moet worden als een vorm van gendergerelateerd geweld; overwegende dat toegang tot abortushulpverlening essentieel is voor sociale en economische gelijkheid; overwegende dat diverse mensenrechtenorganen(11) stellen dat het onmogelijk maken van veilige abortus aangemerkt kan worden als foltering of wrede, onmenselijke en onterende behandeling, en dat onveilige abortussen die gepleegd worden in een situatie waarin een abortusverbod geldt en ten gevolge waarvan vrouwen overlijden, beschouwd moeten worden als “gendergerelateerde moorden, waarvan alleen vrouwen het slachtoffer zijn en die het gevolg zijn van in de wet verankerde discriminatie”;
D. overwegende dat het onwettige Poolse constitutioneel hof op 22 oktober 2020 het artikel van de wet van 1993 inzake gezinsplanning, bescherming van de menselijke foetus en voorwaarden voor zwangerschapsafbreking, op grond waarvan abortus toegestaan was in gevallen waarin prenatale tests of andere medische overwegingen wijzen op een grote kans op een ernstige en onomkeerbare afwijking aan de foetus of een ongeneeslijke ziekte die van invloed is op de levensvatbaarheid van de foetus, ongrondwettelijk heeft verklaard; overwegende dat er ten gevolge van deze uitspraak de facto een verbod op abortus geldt, omdat de overgrote meerderheid van de in Polen uitgevoerde legale abortussen werd uitgevoerd om bovenstaande redenen;
E. overwegende dat de uitholling van de rechtsstaat in Polen leidt tot schendingen van de mensenrechten, waaronder de bescherming van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; overwegende dat het de-factoverbod op abortus in Polen, na de vele aanvallen op de rechtsstaat waarvan de afgelopen jaren reeds sprake was, een duidelijke aanval op de rechtsstaat en de grondrechten vormt en aan de verwezenlijking van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in Polen in de weg staat;
F. overwegende dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa reeds vele malen uiting heeft gegeven aan zijn bezorgdheid over het feit dat Polen al meer dan 13 jaar geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraken van het EHRM in diverse zaken(12) waarin het EHRM had vastgesteld dat Polen de mensenrechten had geschonden doordat het de toegang tot legale abortus in de praktijk niet waarborgde;
G. overwegende dat eerdere pogingen om de bescherming van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten aan te tasten in 2016, 2018 en 2020 spaak liepen, omdat de Poolse bevolking massaal in verzet kwam, onder meer tijdens de “Zwarte Vrijdag”-protestmarsen, die op grote steun konden rekenen van diverse leden van het Europees Parlement van uiteenlopende fracties;
H. overwegende dat in reactie op deze uitspraak waarmee de toegang tot abortus nog verder werd beperkt, op allerlei plaatsen in Polen, ook in kleine steden en dorpen, en in de rest van de wereld grootschalige protesten hebben plaatsgevonden, en dat er in oktober 2021 in meer dan 20 steden in heel Polen opnieuw protesten werden georganiseerd om aandacht te besteden aan het feit dat het inmiddels een jaar geleden was dat het de-factoverbod op abortus tot stand kwam; overwegende dat deze ernstige beperking waarmee het fundamentele recht op bescherming van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van Poolse vrouwen wordt ondermijnd de aanleiding vormde voor deze protesten, maar dat de protesten zich inmiddels ook richten tegen andere schendingen van de rechtsstaat en tegen de regering die voor deze schendingen verantwoordelijk is; overwegende dat ordehandhavers buitensporig en onevenredig hard hebben opgetreden tegen de demonstranten en dat dit uitvoerig is gedocumenteerd;
I. overwegende dat de uitspraak, ondanks de ongekend grootschalige demonstraties, officieel werd gepubliceerd op 27 januari 2021 en dat het de-factoverbod op abortus voor vrouwen in Polen dus werkelijkheid werd, waardoor er onveilige abortussen plaatsvinden en vrouwen zich genoodzaakt zien om naar het buitenland te reizen als zij een abortus willen ondergaan, waardoor de gezondheid en rechten van vrouwen en hun seksuele en lichamelijke autonomie en integriteit worden aangetast en hun leven in gevaar wordt gebracht;
J. overwegende dat een 30-jarige zwangere vrouw, Izabela genaamd, op 22 september 2021 aan een septische shock overleed omdat haar artsen, vanwege de beperkingen op abortus ten gevolge waarvan artsen in Polen terugdeinzen om abortussen uit te voeren, geen tijdige abortus uitvoerden die haar leven had kunnen redden, maar in plaats daarvan wachtten op het overlijden van de foetus; overwegende dat haar dood leidde tot protesten in diverse Poolse steden en op sociale media, met als motto “Niet één meer”;
K. overwegende dat volgens berichten in de media een andere vrouw, Anna, die in de vijfde maand van haar zwangerschap was, op 14 juni 2021 aan een septische schok overleed nadat artsen haar dwongen te bevallen van haar in de baarmoeder reeds overleden baby, ondanks dat er reeds een vermoeden van sepsis bestond;
L. overwegende dat veel Poolse vrouwen zich sinds de uitspraak genoodzaakt zien om voor zorgverlening op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, met name abortuszorg, hulp te vragen via initiatieven als Abortion Without Borders en organisaties in andere lidstaten; overwegende dat de organisatie van abortusprocedures berust op de schouders van vrouwenrechtenorganisaties en informele groepen, en afhankelijk is van donaties;
M. overwegende dat afdelingen van Abortion Without Borders de afgelopen 12 maanden 34 000 Poolse vrouwen hebben geholpen om een abortus te krijgen(13); overwegende dat dit slechts een fractie is van het totale aantal Poolse vrouwen dat steun nodig heeft om abortuszorg te kunnen krijgen;
N. overwegende dat er als gevolg van wettelijke beperkingen en stigmatisering in veel lidstaten een gebrek is aan betrouwbare gegevens over het aantal uitgevoerde abortussen en over de omstandigheden waaronder deze abortussen worden uitgevoerd; overwegende dat het om inzicht te krijgen in de behoeften op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en om de rechten van vrouwen te kunnen waarborgen, belangrijk is om te kunnen beschikken over nauwkeurige, regelmatig bijgewerkte en anonieme gegevens over abortus met betrekking tot alle lidstaten;
O. overwegende dat uit gegevens van de Poolse federatie voor vrouwen en gezinsplanning (Federa) blijkt dat de afgelopen 10 maanden slechts 300 vrouwen gebruik hebben gemaakt van abortuszorg in Poolse ziekenhuizen en dat het daarbij ging om gevallen waarin het leven en de gezondheid van de betreffende vrouwen gevaar liep; overwegende dat de uitspraak de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten verder onder druk zet en onevenredige gevolgen heeft voor vrouwen en zwangeren die niet over de financiële middelen beschikken om een abortus om medische redenen of een abortus in het buitenland te financieren, en eveneens onevenredige gevolgen heeft voor vrouwen die geen toegang hebben tot informatietechnologie;
P. overwegende dat slechts enkele ziekenhuizen in Polen abortussen uitvoeren, omdat veel ziekenhuizen bang zijn dat er tegen hen rechtszaken worden aangespannen; overwegende dat vrouwen vaak geen gebruik maken van de door deze ziekenhuizen geboden zorg omdat zij vrezen voor omslachtige procedures, opzettelijke vertraging en doorverwijzingen; overwegende dat steeds meer vrouwen proberen om een legale abortus om psychische redenen te ondergaan, nadat zij in ernstige psychische nood zijn geraakt omdat zij door de overheid niet gesteund werden bij de toegang tot legale abortuszorg in Polen; overwegende dat het EHRM in juli 2021 heeft aangekondigd voornemens te zijn de klachten van Poolse vrouwen over schendingen van hun door het EVRM gewaarborgde rechten in behandeling te nemen(14);
Q. overwegende dat uit de European Contraception Atlas 2020(15) blijkt dat Polen reeds voor de uitspraak behoorde tot de landen met het meest restrictieve beleid als het gaat om de toegang tot anticonceptiemiddelen, gezinsplanning, voorlichting en de beschikbaarheid van online-informatie; overwegende dat Polen een van de weinige landen is waar noodanticonceptiepillen uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, en dat artsen vaak weigeren hiervoor een recept uit te schrijven omdat het gebruik van dergelijke middelen indruist tegen hun eigen overtuigingen;
R. overwegende dat in het Poolse wetboek van strafrecht is bepaald dat eenieder die wederrechtelijk een zwangerschap van een ander beëindigt, een ander ertoe aanzet een zwangerschap te beëindigen of een ander helpt bij het beëindigen van een zwangerschap, hiervoor strafrechtelijk aansprakelijk is en veroordeeld kan worden tot een gevangenisstraf; overwegende dat artsen in Polen vanwege de huidige wettelijke bepalingen en het sociale stigma rond abortus en uit angst en onder druk van andere artsen en de medische autoriteiten liever niet in verband willen worden gebracht met abortusprocedures, en dat dit al het geval was toen abortus nog legaal was; overwegende dat veel artsen aanvoeren dat zij gewetensbezwaren hebben, maar dat sommige artsen daarnaast nog extra niet op regelgeving gebaseerde belemmeringen opwerpen, bijvoorbeeld in de vorm van onnodig medisch onderzoek of consulten met een psycholoog of andere deskundigen, en dat in sommige gevallen het recht van vrouwen op prenataal onderzoek en op informatie wordt beperkt, terwijl het hier gaat om rechten die in het kader van de openbare gezondheidszorg voor iedereen gewaarborgd moeten worden; overwegende dat het standpunt van een behandelaar ten aanzien van abortus er niet toe mag leiden dat een patiënte haar wettelijke recht op toegang tot gezondheidszorg en diensten niet ten volle kan uitoefenen;
S. overwegende dat het voor vrouwen in Polen zeer moeilijk en in sommige regio’s vrijwel onmogelijk is om toegang te krijgen tot gynaecologische zorg, waardoor er veel ongewenste zwangerschappen zijn, de reproductieve gezondheid tekortschiet, baarmoederhalskanker vaak voorkomt en vrouwen vaak geen toegang hebben tot anticonceptie; overwegende dat volgens de hoge controle-instantie in het jaar 2018 slechts 2 % van de zwangere vrouwen op het platteland in Polen alle standaardcontroles die tijdens een zwangerschap moeten worden uitgevoerd, heeft ondergaan; overwegende dat het voor LHBTI+-personen zeer moeilijk is om toegang te krijgen tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en dat zij hun rechten op dit gebied vaak niet kunnen uitoefenen; overwegende dat transgenders en non-binaire personen die gynaecologische zorg nodig hebben in een medische context vaak te maken krijgen met discriminatie en vaak geen toegang tot zorg kunnen krijgen; overwegende dat Poolse scholen niet verplicht zijn om op de leeftijd van de kinderen afgestemde voorlichting te geven over seksualiteit en relaties en dat de voorlichting die gegeven wordt slechts summier is en niet wetenschappelijk onderbouwd, en dat er zelfs pogingen worden ondernomen om seksuele voorlichting volledig te verbieden;
T. overwegende dat vrouwelijke mensenrechtenverdedigers die zich inzetten voor de rechten van vrouwen en het recht op abortus in Polen en Strajk Kobiet (Vrouwen in Staking), de actiegroep die een voortrekkersrol heeft gespeeld bij de grote demonstraties tegen de inperking van het recht op abortus, steeds vaker bedreigd worden en steeds vaker het voorwerp zijn van haatcampagnes, wat een zorgwekkende ontwikkeling is; overwegende dat deze bedreigingen er op verontrustende wijze aan herinneren dat vrouwelijke mensenrechtenverdedigers steeds meer gevaar lopen in Polen;
U. overwegende dat vrouwelijke mensenrechtenverdedigers bezig zijn om handtekeningen te verzamelen voor een wetsontwerp dat deel uitmaakt van het burgerinitiatief van Federa, getiteld “Legale abortus. Geen compromissen”, dat ertoe strekt het abortusverbod ongedaan te maken en veilige abortus tot en met de 12e zwangerschapsweek en in uitzonderlijke gevallen na de 12e zwangerschapsweek mogelijk te maken zonder dat de patiënte daarvoor een reden hoeft aan te voeren; overwegende dat de organisatie Pro Prawo do Zycia (Pro Recht op Leven) in september 2021 bij het Poolse parlement een voorstel voor wetgeving heeft ingediend met als titel “Stop abortus 2021” (Stop Aborcji), met als doel abortus volledig te verbieden en strafbaar te stellen, met als maximale strafoplegging 25 jaar gevangenisstraf;
V. overwegende dat de wetten inzake het constitutioneel hof die op 22 december 2015 en 22 juli 2016 door het Poolse parlement werden aangenomen en het pakket met drie wetten dat eind 2016 werd aangenomen de onafhankelijkheid en de legitimiteit van het constitutioneel hof ernstig hebben aangetast; overwegende dat de wetten van 22 december 2015 en 22 juli 2016 door het constitutioneel hof op respectievelijk 9 maart en 11 augustus 2016 ongrondwettig zijn verklaard; overwegende dat de Poolse autoriteiten deze uitspraken niet bekend hebben gemaakt en evenmin uitvoering aan deze uitspraken hebben gegeven; overwegende dat de grondwettigheid van Poolse wetten sinds de inwerkingtreding van bovengenoemde wetswijzigingen(16) niet langer doeltreffend kan worden gewaarborgd en dat de wettigheid van de uitspraak van 22 oktober 2020 derhalve kan worden betwijfeld;
W. overwegende dat hetzelfde onwettige “constitutioneel hof” op 7 oktober 2021 uitspraak heeft gedaan in zaak K 3/21 (waarbij twee rechters een afwijkend standpunt innamen), die op 29 maart 2021 was aangespannen door de Poolse premier, waarbij het constitutioneel hof de bepalingen van het VEU om meerdere redenen onverenigbaar met de Poolse grondwet verklaarde; overwegende dat deze uitspraak een aanval vormt op de Europese waardengemeenschap en het Europese rechtsstelsel en afbreuk doet aan het beginsel van voorrang van het Unierecht, wat overeenkomstig vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie een van de hoekstenen van de Unie is;
X. overwegende dat abortus in Polen vóór de uitspraak van 22 oktober 2020 in drie gevallen toegestaan was en dat de uitspraak dus verworven rechten van Poolse vrouwen ongedaan maakt en dat de rechtspositie van Poolse vrouwen nu dus slechter is dan in 2004, toen Polen toetrad tot de EU; benadrukt dat het constitutioneel hof de grondwettigheid van de drie uitzonderingen op het abortusverbod nooit in twijfel heeft getrokken totdat de PiS-regering de controle over het hof en het rechtsstelsel in het algemeen overnam;
Y. overwegende dat Ordo Iuris, een fundamentalistische organisatie die nauwe banden heeft met de regeringscoalitie, een drijvende kracht is achter de campagnes waarmee de mensenrechten en gendergelijkheid in Polen worden ondermijnd, en onder meer heeft opgeroepen tot een verbod op abortus, tot terugtrekking van Polen uit het Verdrag van Istanbul en tot instelling van de zogeheten “LHBTI-vrije zones”; overwegende dat culturele en religieuze waarden in Polen worden misbruikt om de volledige verwezenlijking van vrouwenrechten te belemmeren, het principe van gelijke rechten te ondergraven en het recht van vrouwen om te beslissen over hun eigen lichaam te ondermijnen;
Z. overwegende dat de Commissie van Venetië van de Raad van Europa, het EHRM, het Parlement en de Commissie hun ernstige bezorgdheid hebben geuit over de rechtsstaat en over de legitimiteit, onafhankelijkheid en doeltreffendheid van het constitutioneel hof; overwegende dat de Commissie naar aanleiding van de hervormingen van het Poolse rechtssysteem die in 2015 werden doorgevoerd een procedure overeenkomstig artikel 7, lid 1, heeft ingeleid;
1. veroordeelt nogmaals ten stelligste de uitspraak van het onwettige constitutioneel hof van 22 oktober 2020 waarmee een vrijwel volledig verbod op abortus werd ingevoerd en spreekt zijn afkeuring uit over deze flagrante aanval op de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in Polen; roept de Poolse regering op onverwijld volledige toegang tot en verlening van abortuszorg te waarborgen, te voorzien in veilige, legale, kosteloze en kwalitatief hoogstaande abortuszorg, en deze zorg voor alle vrouwen en meisjes toegankelijk te maken; roept de Poolse autoriteiten op het recht van vrouwen op leven, gezondheid en gelijkheid, alsook het recht van vrouwen om niet het slachtoffer te worden van discriminatie, geweld en foltering of wrede, onmenselijke en onterende behandeling, te eerbiedigen, na te leven en te bevorderen;
2. betreurt ten zeerste dat er in het afgelopen jaar geen enkel initiatief of voorstel is geweest om het de-factoverbod op abortus en de vele beperkingen op de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in het land op te heffen; herhaalt dat het de-factoverbod op abortus de gezondheid en het leven van vrouwen in gevaar brengt en reeds tot de dood van ten minste één vrouw heeft geleid; herinnert eraan dat universele toegang tot gezondheidszorg, met inbegrip van gezondheidszorg op het gebied van seksuele en reproductieve rechten, een fundamenteel mensenrecht is;
3. is solidair met de vrouwen, activisten en andere moedige personen en organisaties in Polen die vrouwen blijven ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot abortuszorg wanneer zij die nodig hebben, omdat het Parlement de leus “mijn lichaam, mijn keuze” onderschrijft; betreurt ten zeerste dat de uitspraak, ondanks de massale betogingen voor het recht op toegang tot abortus, van kracht is geworden; steunt alle vrouwen en mensenrechtenverdedigers die onvermoeibaar blijven protesteren tegen deze ernstige beperkingen van hun fundamentele vrijheden en rechten; wijst erop dat de demonstranten niet alleen de nietigverklaring van de uitspraak van het onwettige constitutioneel hof eisen, maar er ook op aandringen dat het recht op vrije toegang tot legale en veilige abortus en het recht op eerbiediging van de lichamelijke autonomie en integriteit worden geëerbiedigd; wijst erop dat vanuit vele lidstaten en ook vanuit de rest van de wereld steun is betuigd voor de zaak van de Poolse demonstranten en dat aan deze zaak over de hele wereld veel aandacht is besteed;
4. benadrukt dat het beperken van het recht op abortus of het verbieden van abortus de behoefte aan abortussen geenszins vermindert, maar ertoe leidt dat vrouwen zich genoodzaakt zien een onveilige abortus te laten uitvoeren, naar het buitenland te reizen om abortus te ondergaan of hun zwangerschap tegen hun wil uit te dragen, ook als de foetus niet levensvatbaar is of een zeer ernstige afwijking heeft; beklemtoont voorts dat dit een schending van de mensenrechten is en een vorm van gendergerelateerd geweld is die het recht van vrouwen en meisjes op leven, lichamelijke en geestelijke integriteit, gelijkheid, non-discriminatie en gezondheid aantast;
5. keurt het ten zeerste af dat duizenden vrouwen zich genoodzaakt zien een reis te ondernemen om toegang te krijgen tot een zo essentiële vorm van gezondheidszorg als abortuszorg; benadrukt dat grensoverschrijdende abortuszorg met name voor vrouwen die in armoede leven, vrouwen die te maken hebben met intersectionele discriminatie en vrouwen die in een kwetsbare situatie verkeren, geen haalbare optie is; wijst erop dat reizen naar het buitenland om een abortus te ondergaan de gezondheid, het leven en het welzijn van vrouwen in gevaar brengt en vindt dit een zorgwekkend fenomeen; wijst op het belang van nazorg na een abortus, met name bij vrouwen die complicaties krijgen na een onvolledige of onveilige abortus;
6. veroordeelt met klem alle wetgevingsvoorstellen of beperkende maatregelen die gericht zijn op het nog verder verbieden, strafbaar stellen of beperken van de toegang tot veilige en legale abortus in Polen; herinnert het Poolse parlement en de Poolse autoriteiten eraan dat maatregelen ter beperking van de rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid in strijd zijn met het beginsel van non-regressie zoals gewaarborgd in het internationaal recht inzake de mensenrechten, en dringt er bij hen op aan te waarborgen dat de rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid volledig worden geëerbiedigd;
7. spreekt zijn afkeuring uit over het feit dat vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in Polen geconfronteerd worden met steeds meer vijandigheid en geweld, en roept de Poolse autoriteiten op tot eerbiediging van het recht van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers om zich in het openbaar te uiten, ook wanneer zij zich tegen het regeringsbeleid verzetten, zonder bang te hoeven zijn voor repercussies of bedreigingen; roept de Poolse autoriteiten op om vrouwelijke mensenrechtenverdedigers die te maken hebben met dergelijke bedreigingen per direct bescherming te bieden, een onderzoek in te stellen naar deze bedreigingen en de schuldigen ter verantwoording te roepen; dringt er bij de Poolse regering op aan de schadelijke, tegen vrouwelijke mensenrechtenverdedigers gerichte desinformatiecampagnes tegen te gaan; benadrukt dat veel vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in Polen strafrechtelijk worden vervolgd voor hun rol in de protesten tegen het wetsvoorstel als gevolg van de toen geldende COVID-19-beperkingen; dringt er bij de Poolse regering op aan geen politiek gemotiveerde strafrechtelijke procedures tegen vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in te leiden;
8. spreekt zijn afschuw uit over het feit dat wetshandhavingsinstanties en niet-overheidsactoren, zoals extreemrechtse nationalistische groeperingen, buitensporig en onevenredig geweld hebben gebruikt tegen demonstranten, waaronder vrouwenrechtenactivisten en -organisaties; verzoekt de Poolse autoriteiten te garanderen dat personen die betogers aanvallen ter verantwoording worden geroepen;
9. veroordeelt de vijandige retoriek van Poolse regeringsfunctionarissen jegens vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en andere personen die zich kritisch uitlaten over het regeringsbeleid, en dringt er bij de Commissie op aan hier aandacht aan te besteden en de activisten zowel politiek als financieel te steunen;
10. roept de Poolse regering op om ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes betrokken worden bij het opstellen van wetten en beleidsmaatregelen met betrekking tot onderwerpen die specifiek voor hen van belang zijn, zoals seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en dat vrouwen en meisjes toegang hebben tot de rechter en tot rechtsmiddelen wanneer hun rechten worden geschonden;
11. verzoekt de Raad en de Commissie te waarborgen dat er toereikende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor nationale en lokale maatschappelijke organisaties om bij de burgers in de lidstaten, waaronder in Polen, draagvlak te creëren voor democratie, de rechtsstaat en de grondrechten; dringt er bij de Commissie op aan onverwijld rechtstreekse steun te verstrekken aan programma’s en Poolse maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen; verzoekt de Commissie en de lidstaten via financieringsprogramma’s steun te verlenen voor bewustmakings- en opleidingsactiviteiten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; is ingenomen met de steun die bepaalde lidstaten hebben verleend aan maatschappelijke organisaties die Poolse vrouwen helpen hun rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid uit te oefenen, en moedigt andere lidstaten aan hetzelfde te doen; roept de lidstaten op tot efficiëntere samenwerking om de grensoverschrijdende toegang tot abortus te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door Poolse vrouwen toegang te verlenen tot gratis en veilige abortus binnen hun nationale gezondheidszorgstelsels;
12. is van oordeel dat het wetboek van strafrecht geen artikelen mag bevatten die het verrichten van abortus op welke wijze en in welke vorm dan ook strafbaar stellen, aangezien dergelijke artikelen een afschrikkend effect hebben op artsen, die als gevolg daarvan uit angst voor strafrechtelijke sancties afzien van het verlenen van zorg op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, wat ertoe leidt dat het aanbod op het gebied van gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes wordt beperkt; is verontrust over het feit dat artsen als gevolg van deze situatie geneigd zijn voorrang te geven aan het redden van de foetus in plaats van aan het redden van het leven van de moeder; roept de Poolse regering op te waarborgen dat geen enkele andere vrouw in Polen overlijdt ten gevolge van deze restrictieve regelgeving en dringt er bij de Poolse regering op aan om abortus en alles wat met abortus te maken heeft volledig uit het wetboek van strafrecht te halen, zodat artsen binnen de wettelijke grenzen van het nationale recht abortussen kunnen uitvoeren, en ervoor te zorgen dat de informatie die zij verstrekt over de toegang tot abortus en over andere rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid onbevooroordeeld en op feiten gebaseerd is;
13. herinnert eraan dat de ongerechtvaardigde en buitensporige beperkingen betreffende de toegang tot veilige abortus ten gevolge van de hierboven vermelde uitspraak van het onwettige constitutioneel hof ertoe leiden dat de inherente en onvervreemdbare rechten en de waardigheid van vrouwen niet worden beschermd, aangezien deze beperkingen in strijd zijn met het Handvest, het EVRM, de jurisprudentie van het EHRM, tal van internationale verdragen die door Polen zijn ondertekend, en met de grondwet van de Republiek Polen; herhaalt zijn oproep aan de Poolse autoriteiten om volledig uitvoering te geven aan de uitspraken van het EHRM in de tegen Polen aangespannen zaken, waarin het EHRM oordeelde dat het beperken van de toegang tot legale abortus een schending van de mensenrechten van vrouwen vormt;
14. benadrukt dat een onbelemmerde en tijdige toegang tot diensten op het gebied van reproductieve gezondheidszorg en eerbiediging van de reproductieve autonomie en besluitvorming van vrouwen cruciale elementen zijn als het gaat om de bescherming van de mensenrechten van vrouwen en gendergelijkheid; wijst erop dat VN-deskundigen(17) hebben benadrukt dat “de mensenrechten van vrouwen grondrechten zijn die niet ondergeschikt kunnen worden gemaakt aan culturele, religieuze of politieke overwegingen” en dat “de invloed van ideologisch en religieus gemotiveerde inmenging in volksgezondheidskwesties bijzonder schadelijk is voor de gezondheid en het welzijn van vrouwen en meisjes”;
15. drukt zijn bezorgdheid uit over het gebruik van de gewetensclausule op grond waarvan een patiënte medische zorg kan worden onthouden als de behandelaar aanvoert daartegen gewetensbezwaren te hebben; betreurt dat artsen en medewerkers van zorginstellingen na de wijziging van de wet op de beroepen van arts en tandarts niet meer verplicht zijn om patiënten op een andere instelling of behandelaar te wijzen als zij op grond van hun persoonlijke overtuiging weigeren een abortus te verrichten of andere zorg op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid te verlenen; merkt op dat na de uitspraak van het onwettige constitutioneel hof van 22 oktober 2020 de gewetensclausule in de praktijk niet vaak zal worden toegepast omdat abortus op grond van een ernstige afwijking aan de foetus sowieso niet toegestaan is; betreurt dat het Poolse recht niet voorziet in beroepsmogelijkheden tegen oneigenlijk gebruik van de gewetensclausule; betreurt dat gynaecologen zich vaak ten onrechte op de gewetensclausule beroepen wanneer hun wordt verzocht voorbehoedsmiddelen voor te schrijven, waardoor in Polen feitelijk ook de toegang tot voorbehoedsmiddelen wordt beperkt; merkt op dat de mogelijkheid om op grond van persoonlijke overtuiging te weigeren medische zorg te verlenen ook de toegang tot prenatale screening kan belemmeren, hetgeen niet alleen een schending is van het recht op informatie over de toestand van de foetus, maar ook in de weg staat aan een succesvolle behandeling tijdens de zwangerschap of onmiddellijk na de bevalling; roept de Poolse regering op om regels vast te stellen met betrekking tot de weigering van zorgaanbieders om diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid te verlenen, in die zin dat gewaarborgd wordt dat de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg niet wordt belemmerd, en dringt er bij de Poolse regering op aan om voor zorgaanbieders die weigeren een patiënt zorg te verlenen de verplichting in te voeren deze patiënt door te verwijzen naar een andere behandelaar, en te voorzien in een beroepsprocedure tegen het onrechtmatig gebruik van de gewetensclausule;
16. dringt er bij de Poolse autoriteiten op aan de wet die de toegang tot de noodanticonceptiepil beperkt in te trekken en de financiering, ontwikkeling en bevordering van alle soorten voorbehoedmiddelen, met inbegrip van anticonceptie voor mannen, te ondersteunen;
17. veroordeelt het feit dat de Poolse regering het rechtssysteem en haar wetgevende bevoegdheden misbruikt om het leven en de gezondheid van vrouwen en LHBTI+-personen als politiek instrument in te zetten en ze op die manier te onderdrukken en te discrimineren;
18. spreekt opnieuw zijn in eerdere resoluties geuite diepe bezorgdheid uit over de pogingen om voorlichting over seksualiteit en relaties in Polen strafbaar te stellen, en verzoekt de Commissie en de lidstaten, waaronder Polen, ervoor te zorgen dat jongeren van alle leeftijden en seksuele geaardheden op hun leeftijd afgestemde en empirisch onderbouwde, uitgebreide voorlichting over seksualiteit en relaties krijgen, omdat dit van essentieel belang is om jongeren te leren hoe zij gezonde, gelijkwaardige, liefdevolle en veilige relaties kunnen aangaan, zonder discriminatie, dwang of geweld; benadrukt dat uitsluitend voorlichting, informatie, universele toegang tot anticonceptie, uitbanning van seksueel geweld en gedeelde verantwoordelijkheid van vrouwen en mannen voor anticonceptie ervoor kunnen zorgen dat er minder misleidende informatie wordt verstrekt en dat het aantal onbedoelde zwangerschappen daalt;
19. is zeer verontrust over het recente besluit van de Poolse minister van Justitie om officieel van start te gaan met de opzegging door Polen van het Verdrag van Istanbul, aangezien dit een ernstige achteruitgang zou betekenen op het gebied van gendergelijkheid, vrouwenrechten en de bestrijding van gendergerelateerd geweld; dringt er bij de Poolse autoriteiten op aan dit besluit terug te draaien en te waarborgen dat het Verdrag van Istanbul doeltreffend en daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd; verzoekt de Raad de ratificatie van het Verdrag van Istanbul door de EU zo snel mogelijk af te ronden;
20. wijst erop dat vrouwenrechten grondrechten zijn en dat de EU-instellingen en de lidstaten krachtens de Verdragen en het Handvest en uit hoofde van het internationaal recht gehouden zijn deze rechten te handhaven en te beschermen;
21. verzoekt de Raad om aandacht te besteden aan deze kwestie en andere beschuldigingen van schendingen van de grondrechten in Polen, en deze onderwerpen op de agenda van zijn hoorzittingen over de situatie in Polen te plaatsen overeenkomstig artikel 7, lid 1, VEU;
22. roept de Poolse regering op om uitvoering te geven aan de uitspraak van het EHRM, waarin de samenstelling van het constitutioneel hof onwettig wordt verklaard(18); herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een grondige beoordeling uit te voeren van de samenstelling van het onwettige constitutioneel hof; benadrukt dat de uitspraak over abortus het zoveelste voorbeeld is van de politieke overname van de rechterlijke macht en van de ineenstorting van de rechtsstaat in Polen, en dat de EU-instellingen verplicht zijn daartegen op te treden;
23. dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten te steunen bij het waarborgen van universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, waaronder toegang tot veilige en legale abortus voor alle burgers;
24. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het recht op gezondheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes in Polen niet aan hun lot worden overgelaten, door doortastend op te treden en alle wetsvoorstellen en beperkingen die een aantasting inhouden van het recht op toegang tot gezondheidszorg in Polen, met inbegrip van zorg op het gebied van abortus, aan te vechten;
25. verzoekt de commissaris voor Gezondheid en Voedselveiligheid, de commissaris voor Gelijkheid en de commissaris voor Democratie en Demografie de bescherming van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in Polen te ondersteunen en te bevorderen als essentieel onderdeel van de verwezenlijking van het recht op gezondheid, veiligheid en gendergelijkheid;
26. dringt er bij de Commissie op aan concrete stappen te ondernemen om seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de EU meer in het algemeen te beschermen, te beginnen met de aanstelling van een speciale gezant van de EU voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het opnemen van een speciaal hoofdstuk over de “stand van zaken op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten” in het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie;
27. verzoekt de Commissie richtsnoeren voor de lidstaten vast te stellen om gelijke toegang tot goederen en diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te waarborgen, in overeenstemming met het EU-recht en de jurisprudentie van het EHRM;
28. herinnert de Commissie eraan dat zij moet komen met een voorstel voor een omvattende richtlijn betreffende de preventie en bestrijding van gendergerelateerd geweld in al zijn vormen, met inbegrip van schendingen van rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid;
29. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, de president, de regering en het parlement van Polen, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Het Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen, het Mensenrechtencomité, de speciale rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en de speciale rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies (Information Series: Sexual and Reproductive Health and Rights - Abortion, 2020, Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten).
Advies van de Commissie van Venetië van 14 en 15 oktober 2016 inzake de wet inzake het constitutioneel hof, par. 128; VN-mensenrechtencomité, Concluding observations on the seventh periodic report of Poland, 23 november 2016, par. 7 en 8; Aanbeveling (EU) 2017/1520 van de Commissie van 26 juli 2017 over de rechtsstaat in Polen (PB L 228 van 2.9.2017, blz. 19).
Working Group on discrimination against women and girls, 14 september 2021, te raadplegen via: https://www.ohchr.org/FR/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx?NewsID=27457&LangID=E