Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2054(INL)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0311/2021

Ingediende teksten :

A9-0311/2021

Debatten :

Stemmingen :

PV 23/11/2021 - 6

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0464

Aangenomen teksten
PDF 170kWORD 59k
Dinsdag 23 november 2021 - Straatsburg
Digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle
P9_TA(2021)0464A9-0311/2021
Resolutie
 Bijlage

Resolutie van het Europees Parlement van 23 november 2021 met aanbevelingen aan de Commissie over de digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle (2021/2054(INL))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 322, lid 1, en artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU, en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, (het “Financieel Reglement”)(1),

–  gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)(2),

–  gezien Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (de “PIF-richtlijn”)(3),

–  gezien Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (antiwitwasrichtlijn)(4),

–  gezien artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit(5),

–  gezien de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement en de Commissie over gegevensverzameling met het oog op doeltreffende controles en audits(6),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen,

–  gezien zijn resolutie van 14 mei 2020 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling III – Commissie en uitvoerende agentschappen(7),

–  gezien zijn resolutie van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, afdeling III – Commissie en uitvoerende agentschappen(8),

–  gezien punt 24 van de conclusies van de Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020 over het meerjarig financieel kader 2021-2027,

–  gezien de verklaring van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-465/00, C-138/01 en C-139/01, Österreichischer Rundfunk e.a.(9), dat “in een democratische samenleving de belastingplichtigen en de publieke opinie in het algemeen het recht hebben, geïnformeerd te worden over het gebruik van overheidsinkomsten”,

–  gezien de in opdracht van de Commissie begrotingscontrole uitgevoerde studie van de beleidsondersteunende afdeling Begrotingszaken, getiteld “The Largest 50 Beneficiaries in each EU Member State of CAP and Cohesion Funds” (“De 50 grootste begunstigden van het GLB en het Cohesiefonds in elke lidstaat van de EU”),

–  gezien de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement inzake de beoordeling van de Europese meerwaarde, getiteld “Digitalisation of the European reporting, monitoring and audit” (“Digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle”),

–  gezien Speciaal verslag nr. 4/2020 van de Rekenkamer, getiteld “Gebruikmaking van nieuwe beeldtechnologieën voor de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: over het algemeen gestage vooruitgang, zij het trager voor de monitoring van klimaat en milieu”,

–  gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0311/2021),

A.  overwegende dat de instellingen, organen en instanties van de Unie overeenkomstig artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in een zo groot mogelijke openheid werken;

B.  overwegende dat toepassing van dit beginsel inhoudt dat het voor Europese burgers duidelijk moet zijn waar en met welk doel de Unie bij de uitvoering van de begroting middelen besteedt; stelt vast dat het aantal buiten de begroting vallende instrumenten blijft toenemen en is van mening dat instrumenten zoals NextGenerationEU de basis vormen voor het directe beheer van de Commissie; benadrukt dat het Parlement zijn mandaat op het gebied van besluitvorming, toezicht en kwijting moet vervullen; pleit voor de bijwerking van het Financieel Reglement, opdat het Parlement zijn mandaat met betrekking tot de controle op deze nieuwe mechanismen kan vervullen; beklemtoont dat dit met name belangrijk is in verband met de digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle;

C.  overwegende dat publieke kennis over en volledige transparantie van de besteding van middelen van de Unie van essentieel belang is voor de aanvaarding van deze uitgaven en tevens cruciaal is voor het waarborgen van de verantwoordingsplicht, geloofwaardigheid en betere controle op de uitgaven, alsook voor het voorkomen van misbruik, corruptie, fraude en belangenconflicten;

D.  overwegende dat in artikel 38 van het Financieel Reglement de huidige regels zijn vastgelegd voor de bekendmaking van informatie over ontvangers en andere informatie;

E.  overwegende dat de uiteenlopende tenuitvoerlegging van deze regels ertoe heeft geleid dat elke lidstaat momenteel één rapportagesysteem heeft voor het GLB en dat er in de lidstaten meer dan 250 rapportagesystemen bestaan voor het structuur- en cohesiebeleid;

F.  overwegende dat er momenteel grote verschillen bestaan in de vormgeving en werking van deze systemen, evenals de manier waarop hieruit informatie kan worden opgevraagd en gedeeld;

G.  overwegende dat de versnippering van gegevens het uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk maakt om de eindbegunstigden van middelen van de Unie in direct, indirect of gedeeld beheer te identificeren;

H.  overwegende dat veel systemen geen gebruik maken van unieke identificatienummers voor natuurlijke personen en bedrijven;

I.  overwegende dat er voor bedrijven in de huidige systemen in de meeste gevallen geen informatie is opgenomen over de eigenaar of eigenaren van de bedrijven en de uiteindelijke begunstigden ervan; overwegende dat de digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle het nuttigste instrument is om desinformatie te voorkomen als niet-gevoelige informatie openbaar beschikbaar is;

J.  overwegende dat het Parlement de Commissie meermaals heeft gevraagd informatie te verstrekken over de 50 grootste begunstigden van het GLB en de structuurfondsen in elke lidstaat, maar tot dusver enkel onvolledige en onbevredigende antwoorden heeft ontvangen;

K.  overwegende dat het Parlement in 2020 is begonnen aan een studie om de 50 grootste begunstigden van het GLB en de structuurfondsen in elke lidstaat op basis van openbaar beschikbare informatie in kaart te brengen, die interessante bevindingen heeft opgeleverd, maar tevens heeft aangetoond hoe moeilijk het nog altijd is om veel eindbegunstigden te identificeren;

L.  overwegende dat het vanwege de huidige situatie de facto onmogelijk is te achterhalen hoeveel geld eindbegunstigden uit het GLB en het structuur- en cohesiebeleid ontvangen;

M.  overwegende dat uit de tijdens de openbare hoorzitting van 2 september 2021 in de commissie CONT gepresenteerde bevindingen van de Rekenkamer duidelijk is gebleken dat de transparantie van het bestaande systeem voor toezicht op de middelen van de Unie moet worden verbeterd;

N.  overwegende dat sommige bedrijven en natuurlijke personen in meer dan één lidstaat actief zijn en daarom in verschillende lidstaten subsidies van de Unie ontvangen, en dat bedrijfsstructuren zeer complex en ondoorzichtig kunnen zijn; overwegende dat de Commissie daarom geen zicht heeft op het totale bedrag dat elk van deze multinationals ontvangt;

O.  overwegende dat de Europese Raad op 17-21 juli 2020, in verband met het akkoord tussen de staatshoofden over het MFK 2021-2027, in punt 24 van zijn conclusies heeft beaamd dat er behoefte is aan meer informatie over de eindbegunstigden van Uniefinanciering met het oog op controle en audit;

P.  overwegende dat uit al deze factoren blijkt dat er dringend behoefte is aan de totstandbrenging van één transparant, gebruiksvriendelijk, gestandaardiseerd, Uniebreed, interoperabel digitaal systeem dat zoveel mogelijk gebaseerd is op opensourcebeginselen, met behulp waarvan de uitvoerende autoriteiten van de lidstaten over de begunstigden van het GLB, de structuur- en cohesiefondsen, en alle andere fondsen kunnen rapporteren om nationale controle- en auditautoriteiten, OLAF, het EOM en andere instellingen en organen van de Unie in staat te stellen volledige en betrouwbare informatie te verkrijgen over de identiteit van eindbegunstigden, de bedragen die zij ontvangen en de fondsen waaruit deze bedragen afkomstig zijn;

Q.  overwegende dat het publiek zoveel mogelijk toegang moet hebben tot informatie over de directe en eindbegunstigden van middelen van de Unie, in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de bekendmaking van gegevens over begunstigden van middelen van de Unie;

R.  overwegende dat dit systeem moet zorgen voor de harmonisatie van het gegevensformaat, machineleesbaar moet zijn, unieke identificatienummers moet bevatten, zoek- en sorteerfuncties moet hebben en interoperabel moet zijn, zodat gegevens niet alleen per beleid of fonds, maar ook voor alle beleidsmaatregelen, fondsen en lidstaten kunnen worden geaggregeerd, en bovendien betrekking moet hebben op direct, indirect en gedeeld beheer;

S.  overwegende dat dit systeem door de Commissie moet worden ontwikkeld om de volledige interoperabiliteit ervan te waarborgen, met inbegrip van de automatische vertaling van de belangrijkste elementen van het systeem, en te zorgen voor een zo spoedig mogelijke tenuitvoerlegging ervan in alle lidstaten en voor alle beleidsmaatregelen en fondsen;

T.  overwegende dat de ontwikkeling van dit systeem vergezeld moet gaan van het hoogste niveau van cyberbeveiliging om cyberaanvallen op het systeem of pogingen daartoe in alle lidstaten te voorkomen;

U.  overwegende dat de ontwikkeling van dit systeem gefinancierd moet worden uit de Uniebegroting en ter beschikking moet worden gesteld van de lidstaten en de regionale autoriteiten die belast zijn met het beheer en onderhoud van dergelijke rapportagesystemen, alsook van journalisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en het grote publiek, en dat bovendien opleiding moet worden verzorgd voor ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse werking van deze systemen;

V.  overwegende dat de rapportagesystemen voor het GLB en het structuur- en cohesiebeleid realistisch gezien niet continu kunnen worden bijgewerkt met de meest recente informatie over de eigenaars van bedrijven en daarmee over de eindbegunstigden; overwegende dat de systemen daarom automatisch moeten worden gekoppeld aan databanken van overheidsbedrijven en gemeenschappelijke databanken over eindbegunstigden;

W.  overwegende dat middelen uit het GLB of de structuurfondsen vaak direct worden uitbetaald aan overheidsinstanties en vervolgens als onderdeel van de uitvoering van een specifiek programma aan andere ontvangers worden doorbetaald; overwegende dat de betrokken overheidsinstanties in dergelijke situaties verplicht zouden moeten vermelden bij welke begunstigden de middelen uiteindelijk zijn terechtgekomen; overwegende dat het digitale systeem onder meer interoperabel moet zijn met de interne systemen van de betrokken nationale organen en autoriteiten en beheers- en betalingsautoriteiten, alsook met nationale databanken voor overheidsopdrachten en aanbestedingen;

X.  overwegende dat dit interoperabel systeem moet stroken met de bepalingen van de AVG en redelijke “de-minimisregels” voor de bekendmaking van gegevens;

Y.  overwegende dat gegevens over de ontvangers van middelen uit het GLB en de structuur- en cohesiefondsen gedurende een periode van ten minste vijf jaar door het publiek moeten kunnen worden geraadpleegd;

Z.  overwegende dat de regels inzake bekendmaking van gegevens met betrekking tot begunstigden van middelen in gedeeld beheer voor zover mogelijk moeten worden geharmoniseerd met de regels voor begunstigden van middelen in direct beheer; overwegende dat satellietgegevens vaker en beter moeten worden benut en dat de belemmeringen die het brede gebruik van nieuwe technologieën door betaalinstanties momenteel in de weg staan, moeten worden weggenomen(10);

1.  verzoekt de Commissie, onder meer als onderdeel van de aankomende herziening van het Financieel Reglement, vóór het einde van 2021 de nodige wetgevingsvoorstellen in te dienen voor wijzigingen van het Financieel Reglement op basis van de in de bijlage opgenomen aanbevelingen;

2.  is van mening dat de financiële gevolgen van het verlangde voorstel moeten worden gedekt door de Uniebegroting;

3.  meent dat het waarborgen van vertrouwen in het financieel beheer van de middelen van de Unie van essentieel belang is voor het algehele vertrouwen in de instellingen van de Unie en daarmee voor het waarborgen van de geloofwaardigheid van het project van verdere Europese integratie;

4.  overwegende dat clouddiensten strategische innovatie mogelijk maken met het oog op digitale transformatie en dat de oprichting van de Europese alliantie voor industriële gegevens, edge en cloud in juli 2021 in dit verband een belangrijke stap vormt;

5.  benadrukt dat duidelijke, begrijpelijke en eerlijke regels inzake het recht om in aanmerking te komen voor steun of deel te nemen aan uitgavenprogramma’s een eerste voorwaarde zijn voor steun wat betreft het financieel beheer van de middelen van de Unie;

6.  is er stellig van overtuigd dat er een geïntegreerd, interoperabel en geharmoniseerd systeem voor de verzameling, monitoring en analyse van informatie over eindbegunstigden in alle lidstaten tot stand moet worden gebracht om op de meest efficiënte en doeltreffende manier de financiën van de Unie beter te beschermen en het toezicht nader te verscherpen;

7.  is van oordeel dat transparantie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de regels en bijgevolg tot de identiteit van de ontvangers van middelen uit verschillende fondsen en programma’s, alsook tot de bedragen die zij ontvangen, evenals fraudepreventiebeleid een essentieel onderdeel vormen van het vertrouwen in het financieel beheer van de middelen van de Unie; beaamt dat de bekendmaking van gegevens over begunstigden “de-minimisdrempels” moet omvatten in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie;

8.  is voorts van oordeel dat transparantie, gewaarborgd door middel van een digitaliseringsprogramma, waarbij een geïntegreerd, interoperabel en geharmoniseerd systeem tot stand wordt gebracht, het beste instrument zou kunnen zijn om desinformatie in alle lidstaten te bestrijden;

9.  is van mening dat transparantie met betrekking tot eindbegunstigden tevens een zeer efficiënt instrument is in de strijd tegen mogelijk misbruik en potentiële belangenconflicten, fraude en corruptie in verband met de besteding en verdeling van de middelen van de Unie;

10.  is van mening dat transparantie met betrekking tot overheidsmiddelen zorgt voor een betere verantwoordingsplicht en een groter vertrouwen van burgers in overheidsinstanties;

11.  onderstreept dat transparantie met betrekking tot eindbegunstigden de audit-, controle- en kwijtingsautoriteiten van nationale en regionale overheidsdiensten, de Commissie, de Raad en het Parlement in staat zal stellen er op veel betere en nauwkeurigere wijze voor te zorgen dat de middelen efficiënt worden besteed en er tevens voor zal zorgen dat zij in geval van fraude of andere vormen van verkeerde besteding kunnen overgaan tot terugvordering, volgens de regels en beleidsambities; beklemtoont dat de Rekenkamer, OLAF en het EOM hun respectieve verantwoordelijkheden ook efficiënter en nauwkeuriger kunnen vervullen indien zij volledige toegang krijgen tot volledige en betrouwbare informatie;

12.  onderstreept voorts dat de samenhangendere, Uniebrede bekendmaking van gegevens over eindbegunstigden journalisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en het grote publiek veel beter in staat zal stellen legitieme vragen en kwesties aan de orde te stellen en aldus potentiële gevallen van misbruik of fraude in verband met de middelen van de Unie of vermoedelijke betrokkenheid van politiek prominente personen aan het licht te brengen;

13.  meent dat de huidige situatie, waarin het onmogelijk is een redelijk volledig beeld te krijgen van de vraag hoeveel middelen er worden uitbetaald en aan wie, met name uit fondsen in gedeeld beheer, en waarin bovendien in het bijzonder sprake is van een onvermogen om afzonderlijke bedragen die dezelfde directe begunstigde en/of eindbegunstigde en/of uiteindelijke begunstigde betreffen, te aggregeren, onaanvaardbaar is en dat hierin zo spoedig mogelijk verandering moet worden gebracht om de transparantie en efficiëntie van de middelen van de Unie te vergroten;

14.  is er stellig van overtuigd dat de meest efficiënte manier om de situatie te corrigeren erin bestaat de desbetreffende delen van het Financieel Reglement te herzien met als doel de transparantie te bevorderen met betrekking tot de vraag hoeveel middelen er worden uitbetaald, aan wie, en uit welke fondsen en programma’s van de Unie;

15.  onderstreept dat een dergelijke wijziging van het Financieel Reglement tevens wijzigingen van de sectorale wetgeving inzake respectievelijk fondsen en programma’s met zich mee kan brengen;

16.  benadrukt dat deze herziening van het huidig Financieel Reglement moet worden uitgevoerd als onderdeel van de aankomende herziening van het Financieel Reglement, die volgens de aankondiging van de Commissie in het vierde kwartaal van 2021 zal worden voorgelegd;

17.  is van oordeel dat de herziening van het Financieel Reglement een solide rechtsgrondslag moet omvatten voor het verplichte gebruik van open en gestandaardiseerde gegevens over overheidsopdrachten; meent voorts dat IT-systemen voor begrotingscontrole die interoperabel zijn met nationale en regionale databanken, verplicht moeten worden gesteld;

18.  beklemtoont dat de herziening het gebruik van gestandaardiseerde gegevensreeksen en de mogelijkheid om de eindbegunstigden van middelen te identificeren, moet waarborgen; is van mening dat de verplichte informatie die voor audit- en controledoeleinden wordt verzameld, ten minste het registratienummer van juridische instanties moet omvatten, evenals het nationaal identificatienummer voor natuurlijke personen, een aanduiding van het soort begunstigde, de onderaannemers, de uiteindelijke begunstigden, of de begunstigde ook staatssteun ontvangt, en de contactgegevens van de begunstigde; onderstreept dat de toegang tot gevoelige gegevens via het interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem moet worden beperkt tot bevoegde nationale en Europese autoriteiten, instellingen en organen ten behoeve van audit-, controle- en kwijtingswerkzaamheden, en strikt in overeenstemming moet zijn met de vereisten inzake gegevensbescherming;

19.  benadrukt dat de Commissie ervoor moet zorgen dat het gebruik van geïntegreerde en gestandaardiseerde rapportage- en monitoringinstrumenten verplicht is en volledig ten uitvoer wordt gelegd in de lidstaten, en dus niet langer uitsluitend op vrijwillige basis verloopt;

20.  onderstreept dat de herziening er bovendien voor moet zorgen dat achterhaald kan worden wie de uiteindelijke begunstigden van een bedrijf zijn, indien het desbetreffende bedrijf de directe ontvanger is van middelen van de Unie;

21.  onderstreept dat er, in situaties waarin de directe ontvanger een bedrijf is dat in handen is van een ander bedrijf, voor moet worden gezorgd dat ook kan worden achterhaald wie de uiteindelijke begunstigden van het tweede bedrijf zijn; benadrukt dat deze verplichting moet gelden voor alle betrokken bedrijven in de eigendomsstructuur; meent daarom dat moederondernemingen unieke identificatienummers moeten invoeren voor begunstigden, zodat elke dochteronderneming een volgend nummer heeft en middelen volledig kunnen worden teruggevoerd tot de eindbegunstigden en de uiteindelijke begunstigden;

22.  merkt op dat deze verplichting om de uiteindelijke begunstigde te identificeren ten minste van toepassing moet zijn wanneer een natuurlijke of rechtspersoon meer dan 15 % van het desbetreffende bedrijf bezit; benadrukt dat bedrijfsaandelen die aan familieleden toebehoren, moeten worden samengevoegd en als één geheel moeten worden geteld;

23.  merkt op dat de verplichting om te kunnen achterhalen wie de uiteindelijke begunstigden van een bedrijf zijn, ook van toepassing moet zijn op bedrijven die in een derde land zijn gevestigd;

24.  merkt op dat overheidsinstanties die directe ontvangers zijn van middelen van de Unie in het kader van de herziening van het Financieel Reglement moeten worden verplicht te vermelden wie de eindbegunstigden van de middelen zijn (d.w.z. of dit natuurlijke of rechtspersonen zijn die verschillen van de overheidsinstantie zelf); onderstreept dat het digitale systeem onder meer interoperabel moet zijn met de interne systemen van de betrokken nationale organen en autoriteiten en beheers- en betalingsautoriteiten, alsook met nationale databanken voor overheidsopdrachten en aanbestedingen;

25.  verzoekt de Commissie een systeem te ontwikkelen ter waarborging van de digitalisering van de Europese rapportage, monitoring en controle voor het GLB, beleid in het kader van de cohesie- en structuurfondsen en ander beleid, en dit systeem ter beschikking te stellen van financiële actoren en instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begroting, met inbegrip van bevoegde nationale en regionale autoriteiten in gedeeld beheer;

26.  beklemtoont dat dit systeem zoveel mogelijk gebaseerd moet zijn op opensourcebeginselen en gebruik moet maken van gestandaardiseerde gegevensreeksen en maatregelen voor het verzamelen, vergelijken en aggregeren van informatie en cijfers over de directe en uiteindelijke ontvangers en de eindbegunstigden van Uniefinanciering met het oog op controle, audit en kwijting; benadrukt dat digitale identiteit een noodzakelijke eerste stap vormt om het vertrouwen van burgers in overheidsinstellingen te vergroten;

27.  onderstreept dat dit systeem moet worden ontwikkeld om de volledige naleving van het transparantiebeginsel zoals omschreven in titel II, hoofdstuk 8, van het Financieel Reglement te waarborgen;

28.  benadrukt dat dit systeem toegankelijk moet zijn voor journalisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en het grote publiek om onderzoek naar het gebruik van overheidsmiddelen te vergemakkelijken en mogelijk fraude aan het licht te brengen, met inachtneming van de bepalingen van de AVG;

29.  pleit ervoor dat dit systeem binnen twee jaar wordt ontwikkeld en eveneens kosteloos ter beschikking wordt gesteld van en verplicht wordt gesteld voor de rapporterende instanties in de lidstaten;

30.  onderstreept dat de ontwikkeling van dit systeem gepaard moet gaan met het in staat stellen van nationale en regionale autoriteiten en betrokken instellingen van de Unie, waaronder, in voorkomend geval, het Parlement, de Commissie, de Rekenkamer, OLAF en het EOM, om efficiënte controles te waarborgen op belangenconflicten, onregelmatigheden, problemen in verband met dubbele financiering en misbruik van de middelen, alsook met het gebruik van moderne IT-instrumenten zoals ARACHNE;

31.  wijst erop dat dit systeem het mogelijk zou maken om terugkerende en mogelijk oververtegenwoordigde begunstigden van middelen van de Unie, waaronder winnaars van aanbestedingen, zeer snel te identificeren;

32.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in de Uniebegroting de nodige middelen voor dit systeem worden vrijgemaakt, met inbegrip van kredieten voor de opleiding en technische bijstand voor het personeel van nationale en regionale autoriteiten dat van het systeem gebruik zal maken;

33.  merkt op dat het systeem zelf geen actuele gegevens kan bevatten over de eigenaren van bedrijven; stelt voorts vast dat een dergelijke vereiste de verantwoordelijkheid voor de gegevens over bedrijven zou verschuiven naar de beheersautoriteiten, die hiervoor niet bevoegd zijn;

34.  pleit ervoor dat het systeem zodanig wordt vormgegeven dat het automatisch wordt gekoppeld aan databanken met actuele informatie over de eigenaren van bedrijven en dat het interoperabel is met de interne systemen van de betrokken nationale organen en autoriteiten en beheers- en betalingsautoriteiten, alsook met nationale databanken voor overheidsopdrachten en aanbestedingen;

35.  vraagt dat informatie over de ontvangers van Uniefinanciering gedurende een periode van ten minste vijf jaar door het publiek moet kunnen worden geraadpleegd;

36.  onderstreept dat dit systeem in overeenstemming moet zijn met de regels van de Unie inzake gegevensbescherming en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie; merkt op dat er verschillen bestaan tussen de gedetailleerdheid van de informatie die moet worden verzameld, geaggregeerd en opgeslagen met het oog op controle, audit en kwijting en die ter beschikking kan worden gesteld van het grote publiek; beklemtoont dat audit-, controle- en kwijtingsautoriteiten alle beschikbare informatie volledig moeten kunnen raadplegen en dat de bekendmaking van gegevens kan worden beperkt door toepasselijke vereisten inzake gegevensbescherming en “de‑minimisdrempels”;

37.  benadrukt dat dit systeem op doeltreffende wijze moet worden beschermd tegen cyberdreigingen; vraagt de Commissie ook op het niveau van de lidstaten te investeren in software voor cyberbeveiliging op hoog niveau en periodieke tests uit te voeren om potentiële zwakke punten in kaart te brengen;

38.  beaamt dat het systeem moet voldoen aan de regels inzake minimumbedragen die niet openbaar worden gemaakt; beklemtoont dat de verantwoordelijke autoriteiten niettemin altijd alle middelen moeten aggregeren die aan één begunstigde worden uitbetaald, en dat informatie over alle betalingen aan één begunstigde moet worden bekendgemaakt aan het grote publiek indien het totaalbedrag dat aan de desbetreffende begunstigde wordt uitbetaald, hoger is dan het minimumbedrag;

39.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat dit systeem bovendien zo veel mogelijk zal worden gebruikt voor fondsen en beleid in direct beheer, op basis van dezelfde regels inzake transparantie met betrekking tot de ontvangers van middelen uit programma’s van de Unie;

40.  benadrukt dat het bestaande systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting ook een belangrijke rol speelt bij de bescherming van de financiële belangen van de Unie; is bezorgd dat het alleen van toepassing is op fondsen in direct beheer, die slechts circa 20 % van de Uniemiddelen uitmaken; is eveneens bezorgd over het feit dat marktdeelnemers van wie OLAF heeft vastgesteld dat zij overheidsmiddelen misbruiken, niet automatisch worden uitgesloten van uit de Uniebegroting gefinancierde contracten of aan financiële sancties worden onderworpen; verzoekt de Commissie met klem het toepassingsgebied van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting bij de aankomende herziening van het Financieel Reglement uit te breiden om het doeltreffender te maken;

41.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

(1) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(2) PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(3) PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29.
(4) PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43.
(5) PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.
(6) PB C 58 I van 18.2.2021, blz. 2.
(7) PB L 417 van 11.12.2020, blz. 381.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0164.
(9) ECLI:EU:C:2003:294, punt 85.
(10) Speciaal verslag nr. 4/2020 van de Rekenkamer, getiteld “Gebruikmaking van nieuwe beeldtechnologieën voor de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: over het algemeen gestage vooruitgang, zij het trager voor de monitoring van klimaat en milieu”.


BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE

TEKST VAN HET VERLANGDE VOORSTEL

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 1, juncto het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Overeenkomstig de verzoeken van het Europees Parlement en als antwoord op punt 24 van de conclusies van de Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020, moeten er, om de Uniebegroting en het herstelinstrument voor de Europese Unie beter te beschermen tegen fraude en onregelmatigheden, gestandaardiseerde maatregelen worden ingevoerd voor het verzamelen, vergelijken en aggregeren van informatie en cijfers over de uiteindelijke ontvangers en eindbegunstigden van Uniefinanciering, met het oog op controle en audit.

(2)  Om doeltreffende controles en audits te waarborgen, is het noodzakelijk gegevens te verzamelen over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering in gedeeld beheer en door projecten en hervormingen die worden ondersteund in het kader van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit(1), met inbegrip van gegevens over de uiteindelijke begunstigden van de ontvangers van de financiering. De regels voor het verzamelen en verwerken van deze gegevens zullen in overeenstemming moeten zijn met de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming.

(3)  Om de Uniebegroting beter te beschermen, moet de Commissie een geïntegreerd, interoperabel informatie- en monitoringsysteem ter beschikking stellen, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, om de bovengenoemde gegevens te kunnen raadplegen, opslaan, aggregeren en analyseren met het oog op een veralgemeende, verplichte toepassing door de lidstaten. Dit systeem moet zorgen voor efficiënte controles op belangenconflicten, onregelmatigheden, gevallen van dubbele financiering, en om het even welk misbruik van de middelen. De Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en andere onderzoeks- en controleorganen van de Unie moeten de nodige toegang tot die gegevens hebben, zodat zij hun toezichtfunctie kunnen uitoefenen in verband met de controles en audits die de lidstaten in de eerste plaats moeten uitvoeren om onregelmatigheden op te sporen en administratief onderzoek te verrichten naar het misbruik van de desbetreffende Uniefinanciering, en om een gedetailleerd beeld te krijgen van de verdeling ervan.

(4)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wordt als volgt gewijzigd:

(1)  artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a)  in lid 3 wordt het volgende punt ingevoegd:

“e sexies) de verzameling van gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering;”;

b)  in lid 4 wordt het volgende punt ingevoegd:

“c quater) vertrouwen op een geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, om gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering te kunnen raadplegen en analyseren;”;

(2)  artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)  lid 1 wordt vervangen door:

“1. De Commissie stelt op passende en tijdige wijze haar informatie over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering ter beschikking op basis van de gegevens die zijn verzameld in het overeenkomstig artikel 129 bis opgezette geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem.

De eerste alinea van dit lid geldt ook voor andere instellingen van de Unie wanneer zij krachtens artikel 59, lid 1, de begroting uitvoeren. Indien de ontvanger van middelen een rechtspersoon is, wordt informatie bekendgemaakt over personen en instanties die meer dan 15 % van deze instantie bezitten.”;

b)  lid 2 wordt vervangen door:

“2. De volgende niet-gevoelige informatie wordt bekendgemaakt, met inachtneming van de vereisten van vertrouwelijkheid en veiligheid, met name met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens:

a)  de naam van de ontvanger;

b)  de rechtsvorm van de ontvanger, te weten:

i)  een natuurlijke persoon;

ii)  een rechtspersoon;

iii)  een overheidsinstantie of -instelling;

iv)  overige.

c)  de locatie van de ontvanger, te weten:

i)  het adres van de ontvanger, indien de ontvanger een rechtspersoon is;

ii)  de regio op NUTS 2-niveau, indien de ontvanger een natuurlijke persoon is;

d)  het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan;

e)  de aard en het doel van de maatregel.”;

c)  lid 4 wordt geschrapt;

d)  lid 6 wordt vervangen door:

“6. Bekendgemaakte persoonsgegevens worden vijf jaar na het einde van het begrotingsjaar waarin voor de middelen een juridische verbintenis werd aangegaan, gewist. Hetzelfde geldt voor persoonsgegevens betreffende rechtspersonen waarvan de officiële benaming één of meer natuurlijke personen identificeert.”;

(3)  artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

a)  het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis. Bij de verrichting van taken in verband met de uitvoering van de begroting verzamelen de lidstaten gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering, in overeenstemming met de vereisten van het overeenkomstig artikel 129 bis opgezette geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem. Aanvullende vereisten voor het gebruik van het systeem in een bepaalde sector kunnen in sectorspecifieke regels worden vastgelegd.”;

b)  in lid 2 wordt in de eerste alinea het volgende punt ingevoegd:

“b ter) gegevens te verzamelen over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering, met behulp van het door de Commissie overeenkomstig artikel 129 bis beschikbaar gestelde geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem;”;

c)  in lid 4 wordt het volgende punt ingevoegd:

“b ter) maken gebruik van het door de Commissie overeenkomstig artikel 129 bis beschikbaar gestelde geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem;”;

(4)  het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 129 bis

Geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem

1.  De Commissie zet een geïntegreerd en interoperabel digitaal informatie- en monitoringsysteem op, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, bestuurt dit systeem en stelt het ter beschikking van financiële actoren en andere personen en instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de begroting, met inbegrip van bevoegde nationale autoriteiten in gedeeld beheer, om gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering te kunnen raadplegen en analyseren.

2.  Het in lid 1 bedoelde systeem is gebaseerd op gestandaardiseerde maatregelen voor het verzamelen, vergelijken en aggregeren van informatie en cijfers over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering, met het oog op controle en audit. Het systeem maakt efficiënte controles mogelijk op belangenconflicten, onregelmatigheden, gevallen van dubbele financiering, en om het even welk misbruik van de middelen.

3.  De in het systeem verzamelde, verplichte gegevens omvatten onder meer:

a)  het btw- of registratienummer van juridische instanties;

b)  het nationaal identificatienummer voor natuurlijke personen;

c)  de rechtsvorm van de ontvanger, te weten:

i)  een natuurlijke persoon;

ii)  een rechtspersoon;

iii)  een overheidsinstantie of -instelling;

iv)  overige;

d)  de aannemer(s) en onderaannemer(s);

e)  de uiteindelijke begunstigde(n), indien de ontvanger, eigenaar, aannemer of onderaannemer een rechtspersoon is;

f)  informatie over de vraag of de begunstigde tevens staatssteun ontvangt;

g)  de contactgegevens van alle begunstigden en uiteindelijke begunstigden.

4.  De Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, voor de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad, het EOM, evenals andere onderzoeks- en controleorganen van de Unie, waaronder de kwijtingsautoriteit, krijgen indien nodig toegang tot de in het in lid 1 bedoelde systeem opgenomen informatie om hun taken te kunnen uitvoeren.

5.  De verwerking van persoonsgegevens bij het gebruik van het systeem is steeds in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679.

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 269 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde regels vast te leggen inzake het gebruik en de werking van het in lid 1 bedoelde systeem, waaronder regels inzake gegevensverzameling en toegang tot de in het systeem opgenomen informatie.”;

(5)  in artikel 154, lid 4, eerste alinea, wordt het volgende punt ingevoegd:

“d quinquies) de verzameling van gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, begunstigd worden door Uniefinanciering, waarborgen in een mate die gelijkwaardig is aan de vereisten van het in artikel 129 bis bedoelde systeem;”;

(6)  Artikel 269 wordt als volgt gewijzigd:

a)  de eerste zin van lid 3 wordt vervangen door:

“Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 70, lid 1, artikel 71, derde alinea, artikel 129 bis, artikel 161 en artikel 213, lid 2, tweede en derde alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.”;

b)  de eerste zin van lid 6 wordt vervangen door:

“Een overeenkomstig artikel 70, lid 1, artikel 71, derde alinea, artikel 129 bis, artikel 161 en artikel 213, lid 2, tweede en derde alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken.”.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

(1) PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.

Laatst bijgewerkt op: 2 maart 2022Juridische mededeling - Privacybeleid