Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2021 over de invoering van een Europese socialezekerheidspas voor het verbeteren van de digitale handhaving van socialezekerheidsrechten en billijke mobiliteit (2021/2620(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren(1),
– gezien zijn resolutie van 19 januari 2017 over een Europese pijler van sociale rechten(2),
– gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities(3),
– gezien zijn resolutie van 22 oktober 2020 over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone 2020(4),
– gezien zijn resolutie van 20 januari 2021 over het versterken van de eengemaakte markt: de toekomst van het vrij verkeer van diensten(5),
– gezien zijn resolutie van 20 mei 2021 over de gevolgen van de EU-regelgeving voor het vrije verkeer van werknemers en diensten: arbeidsmobiliteit binnen de EU als instrument om de behoeften van en vaardigheden voor de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen(6),
– gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over Europese bescherming van grensoverschrijdende en seizoenarbeiders in het kader van de COVID-19-crisis(7),
– gezien vraag E-001132/2021 van 25 februari 2021 en het schriftelijke antwoord daarop, namens de Commissie ingediend door de commissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Rechten op 28 april 2021(8),
– gezien Richtlijn 2008/104/EG van 19 november 2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende uitzendarbeid(9),
– gezien Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit(10),
– gezien Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels(11),
– gezien Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels(12),
– gezien Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(13),
– gezien Richtlijn (EU) 2018/957 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(14),
– gezien Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (“de IMI-verordening”)(15),
– gezien Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012(16),
– gezien Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen(17),
– gezien Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) nr. 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector(18),
– gezien Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie(19),
– gezien het arrest van het HvJ-EU in zaak C-55/18, waarin wordt gesteld dat elke lidstaat werkgevers moet verplichten om een systeem op te zetten waarmee de dagelijkse arbeidstijd wordt geregistreerd(20),
– gezien de Europese pijler van sociale rechten, die in november 2017 werd afgekondigd door de Europese Raad, het Parlement en de Commissie,
– gezien het voorstel van de Commissie van 3 juni 2021 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit (COM(2021)0281), “een betrouwbare en beveiligde Europese e-ID”,
– gezien de mededeling van de Commissie van 30 maart 2020 betreffende richtsnoeren voor de uitoefening van het vrije verkeer van werknemers tijdens de uitbraak van COVID-19,
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 juli 2020 over richtsnoeren betreffende seizoenarbeiders in de EU in het kader van de uitbraak van COVID-19,
– gezien de mededeling van de Commissie van 4 maart 2021 getiteld “Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten” (COM(2021)0102),
– gezien de vraag aan de Commissie over de invoering van een Europese socialezekerheidspas voor het verbeteren van de digitale handhaving van socialezekerheidsrechten en billijke mobiliteit (O-000071/2021 – B9-0041/2021),
– gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken ingediende ontwerpresolutie,
A. overwegende dat de arbeidsmobiliteit binnen de EU de laatste jaren een opwaartse trend vertoont; overwegende dat in 2019 17,9 miljoen mensen uit de EU-28 naar een ander EU-land zijn verhuisd; overwegende dat 13 miljoen van deze verhuizers zich in de beroepsgeschikte leeftijdscategorie bevonden en dat 78 % van hen een baan had; overwegende dat er in 2019 1,5 miljoen grensoverschrijdende werknemers waren in de EU(21); overwegende dat de actieve arbeidsmigranten in 2019 goed waren voor 4,3 % van de totale beroepsbevolking in de EU-28-lidstaten; overwegende dat de gegevens van de Commissie van 2017 zwartwerk ramen op ongeveer 11,6 % van de totale input van arbeid in de particuliere sector in de EU en op 16,4 % van de bruto toegevoegde waarde(22); overwegende dat in 2019 in de Unie 4,6 miljoen draagbare documenten A1 zijn afgegeven, hetgeen goed is voor naar schatting 3,06 miljoen werknemers; overwegende dat gedetacheerde werknemers moeten beschikken over een A1-formulier wanneer ze werkzaam zijn in een andere lidstaat; overwegende dat het A1-formulier informatie verstrekt over het socialezekerheidsstelsel waaronder een werknemer valt; overwegende dat A1-formulieren geen actuele informatie in realtime verstrekken over de socialezekerheidsdekking;
B. overwegende dat uit gegevens van Eurofound blijkt dat de perioden van mobiliteit binnen de EU korter worden: 50 % van de arbeidsmigranten blijft één tot vier jaar in het gastland; overwegende dat ook de terugkeermobiliteit is toegenomen(23): voor elke vier personen die een lidstaat verlieten in 2017, keerden er drie terug(24); overwegende dat kortere en herhaalde perioden van mobiliteit het voor mobiele werknemers nog noodzakelijker maken om hun socialezekerheidsbijdragen en pensioenrechten op te volgen;
C. overwegende dat in artikel 48 VWEU het Parlement en de Raad de bevoegdheid wordt verleend om volgens de gewone wetgevingsprocedure de maatregelen vast te stellen welke op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers; overwegende dat zij daartoe regelingen moeten treffen waardoor het mogelijk is voor al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers en hun rechthebbenden socialezekerheidsrechten te waarborgen; overwegende dat artikel 153, lid 1, VWEU aan de Unie de bevoegdheid toekent om het optreden van de lidstaten op het gebied van de sociale zekerheid te ondersteunen en aan te vullen; overwegende dat artikel 153, lid 2, VWEU bepaalt dat de Raad op het gebied van de sociale zekerheid volgens een bijzondere wetgevingsprocedure met eenparigheid van stemmen besluit, na raadpleging van het Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s;
D. overwegende dat mobiele werknemers en burgers bijdragen aan de rijkdom van het sociaal-economische weefsel in de grensgebieden, die 40 % van het grondgebied van de EU; overwegende dat het daarom noodzakelijk is te zorgen voor een gelijk speelveld en billijke mobiliteitsvoorwaarden voor burgers door hun de juiste instrumenten te bieden om hun rechtszekerheid, bescherming van hun rechten en socialeszekerheidsdekking te waarborgen; overwegende dat het belangrijk is buitensporige administratieve lasten voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), te voorkomen;
E. overwegende dat beginsel 12 van de Europese pijler van sociale rechten bepaalt dat ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie werknemers en, onder vergelijkbare voorwaarden, zelfstandigen recht hebben op adequate sociale bescherming;
F. overwegende dat de uitdagingen met betrekking tot oneerlijke concurrentie als gevolg van arbeidsuitbuiting, frauduleuze contractvormen en oneerlijke praktijken zoals sociale dumping in diverse lidstaten nog steeds een probleem zijn en hoogst problematisch zijn voor de Europese bedrijven, werknemers en maatschappijen; overwegende dat diverse vormen van contractwerk het meest getroffen lijken te zijn door frauduleus gebruik; overwegende dat er een gebrek is aan betrouwbare gegevens om de omvang van het probleem vast te stellen, met name in de context van de detachering van werknemers(25); overwegende dat een van de oorzaken het gebrek is aan effectieve monitoring en handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, met name wat het beginsel betreft van gelijke behandeling en het beginsel van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek, dat niet gewaarborgd kan worden indien het beginsel van traceerbaarheid en overdraagbaarheid van rechten niet wordt geëerbiedigd, en dat verbeterd moet worden;
G. overwegende dat de COVID-19-pandemie de onzekere arbeids- en levensomstandigheden van vele mobiele werknemers en grensarbeiders in de EU heeft blootgelegd en verergerd; overwegende dat de crisis heeft aangetoond dat solide, stabiele socialezekerheidsstelsels belangrijk zijn, om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft omdat hij gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer; overwegende dat bij de uitbraak van de pandemie de maatregelen van de lidstaten leidden tot onzekerheid voor mobiele werknemers ten aanzien van de toepasselijke voorschriften inzake sociale zekerheid en dat velen moeite hadden om op afstand een werkloosheidsuitkering aan te vragen; overwegende dat de pandemie de bijzondere kwetsbaarheid duidelijk heeft gemaakt van zwartwerkers en seizoenarbeiders zonder sociale zekerheid, en dat misbruik en frauduleus gebruik van reddingspakketten met financiële steun op korte termijn in verband met COVID-19 hebben geleid tot meer zwartwerk en gedeeltelijk zwartwerk, met inbegrip van nieuwe vormen van steun voor zwartwerk(26);
H. overwegende dat digitalisering een ongeziene kans biedt om arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken, en er tegelijkertijd voor zorgt dat de naleving van de toepasselijke EU-bepalingen sneller en makkelijker kan worden gecontroleerd; overwegende dat er geen systematische gegevensverzameling in de hele EU plaatsvindt om adequate gegevens over mobiele werknemers te verstrekken of om de overdraagbaarheid van socialezekerheidsrechten over de grenzen heen te vergemakkelijken door middel van realtime verificatie van de socialezekerheidsdekking en -uitkeringen van werknemers door bevoegde actoren en instellingen; overwegende dat toegang tot informatie over de toepasselijke regels, in combinatie met doeltreffende naleving, controle en handhaving, noodzakelijke voorwaarden zijn voor billijke mobiliteit en de bestrijding van misbruik; overwegende dat digitale technologie, waarmee het toezicht op en de handhaving van wetgeving kan worden gefaciliteerd, ter bescherming van de rechten van mobiele werknemers en met een vermindering van de administratieve kosten voor bedrijven en nationale instanties, bijgevolg moet worden bevorderd en gebruikt, met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming;
I. overwegende dat de nationale sociale partners in diverse sectoren in de lidstaten verschillende vormen van nationale kaarten of vergelijkbare instrumenten op het gebied van het arbeidsrecht hebben ontwikkeld, hetzij in samenwerking met de lokale autoriteiten, hetzij via een optreden van de nationale autoriteiten; overwegende dat deze verschillende initiatieven een essentieel kenmerk gemeen hebben: een identificatienummer of een persoonlijke kaart die werknemers, autoriteiten en de belangrijkste aanbieders een doeltreffend instrument verschaft om socialezekerheidsdekking en behoorlijke lonen en arbeidsomstandigheden op de werkplek te waarborgen; overwegende dat deze initiatieven voor bewustwording zorgen van de arbeidvoorwaarden en -omstandigheden voor alle werknemers en de handhaving verbeteren;
J. overwegende dat het Parlement de Commissie in zijn resolutie van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties heeft verzocht de voordelen te onderzoeken van de invoering van een fraudebestendige Europese socialezekerheidskaart of een ander elektronisch EU-document op Europees niveau, waarop alle gegevens opgeslagen zijn die voor het controleren van de arbeidsrelatie relevant zijn, zoals bijzonderheden inzake sociale zekerheid en arbeidstijden, en waarvoor strenge regels van gegevensbescherming gelden; overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 19 januari 2017 over de Europese pijler van sociale rechten heeft gewezen op het potentieel van toegankelijke e-governmentoplossingen, met eventueel ook een Europese socialezekerheidskaart, met sterke garanties voor gegevensbescherming, die de coördinatie van de EU op het gebied van de socialezekerheidsstelsels kan verbeteren en het individuele bewustzijn kan vergroten; overwegende dat het Parlement de Commissie in zijn resolutie van 22 oktober 2020 over het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de eurozone 2020 heeft verzocht om, na een gedegen, op feiten gebaseerde effectbeoordeling, een voorstel in te dienen voor een digitaal EU‑socialezekerheidsnummer; overwegende dat het Parlement de Commissie in zijn resolutie van 17 december 2020 over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities eens te meer heeft verzocht een voorstel in te dienen voor een digitaal EU-socialeverzekeringsnummer, (ESSN) en voor een mogelijk controlemechanisme zoals een persoonlijke arbeidskaart, en heeft gesteld dat de werknemers en hun vertegenwoordigers alsook de inspectiediensten up-to-date toegang moeten hebben tot informatie over hun werkgevers en hun loonrechten en sociale en arbeidsrechten; overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 20 mei 2021 over de arbeidsmobiliteit binnen de EU heeft benadrukt dat de digitalisering van de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten het vrije verkeer van werknemers op eerlijke en rechtvaardige basis kan vergemakkelijken en kan zorgen voor de handhaving van de desbetreffende Unieregels;
K. overwegende dat in het werkprogramma van de Commissie voor 2018 van 24 oktober 2017 het voornemen is aangekondigd om een ESSN in te voeren met als doel bij te dragen aan de algemene doelstelling van het waarborgen van billijke arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers, het handhaven van sociale normen voor alle mobiele burgers en het toezien op de correcte naleving ervan; overwegende dat de Commissie tussen 27 november 2017 en 7 januari 2018 belanghebbenden en burgers heeft geraadpleegd over de invoering van een ESSN; overwegende dat de Commissie in haar aanvangseffectbeoordeling van 2017 voor een ESSN de mogelijkheid heeft overwogen voor de langere termijn om het gebruik van het Europees socialezekerheidsnummer uit te breiden tot andere beleidsterreinen dan de coördinatie van de sociale zekerheid; overwegende dat de Commissie in haar jaarlijkse lastenoverzicht 2019, gepubliceerd op 13 augustus 2020, heeft bevestigd te werken aan een initiatief inzake een ESSN; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in haar Staat van de Unie op 16 september 2020 heeft aangekondigd dat de Commissie snel een betrouwbaar en beveiligd Europees e-identiteitssysteem zou voorstellen; overwegende dat de Commissie in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten heeft aangekondigd te zullen starten met een proefproject in 2021 om de invoering te onderzoeken van een Europese socialezekerheidskaart uiterlijk in 2023, voortbouwend op het initiatief voor een Europese e-ID;
L. overwegende dat het Europees Verbond van Vakverenigingen het ESSN beschouwt als een waardevol instrument om fraude en misbruik met betrekking tot sociale zekerheid te bestrijden; overwegende dat Business Europe op 12 januari 2018 een nota heeft gepubliceerd waarin wordt gewezen op het potentieel van het ESSN om de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU te verbeteren, en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de bezorgdheid in verband met de diversiteit van de nationale socialezekerheidsstelsels, mogelijke problemen inzake gegevensbescherming en extra administratieve lasten; overwegende dat de sociale partners in de bouwsector hebben aangedrongen op doeltreffende digitale instrumenten om de handhaving van de toepasselijke wetgeving te waarborgen, met inbegrip van een Europese aanpak van persoonlijke arbeidskaarten(27);
M. overwegende dat de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) is opgericht in juni 2019; overwegende dat geen ESSN is opgenomen in de ELA-verordening; overwegende dat de Europese Arbeidsautoriteit tot doel heeft billijke arbeidsmobiliteit te waarborgen door de lidstaten en de Commissie bij te staan bij de doeltreffende toepassing en handhaving van de Uniewetgeving inzake arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
1. herinnert eraan dat het Parlement de Commissie sinds 2014 herhaaldelijk heeft verzocht de voordelen te onderzoeken van de invoering van een wetgevingsvoorstel voor een ESSN om een digitaal instrument voor de hele EU voor de coördinatie van de sociale zekerheid te creëren en billijke arbeidsmobiliteit voor mobiele werknemers te garanderen; betreurt dat de Commissie nog geen voorstel voor een ESSN heeft ingediend, hoewel zij zich hier diverse malen toe heeft verplicht; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een verklaring te geven waarom zij dit nog niet heeft gedaan;
2. verzoekt de Commissie de ontwerpeffectbeoordeling van het ESSN, die in 2017/2018 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) is voorgelegd, met het Parlement te delen en ook het advies van de RSB over deze ontwerpeffectbeoordeling met het Parlement te delen; verzoekt de Commissie alle andere documenten die hebben bijgedragen tot haar besluit om niet verder te gaan met het voorstel voor een ESSN, te delen met het Parlement;
3. is ingenomen met het voornemen van de Commissie in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten om een proefproject te starten om de invoering van een digitale Europese socialezekerheidskaart te onderzoeken; is ingenomen met het opstarten van proefprojecten om digitale oplossingen te verkennen, en verzoekt de Commissie het Parlement naar behoren te informeren over de resultaten en de eventuele moeilijkheden die zich tijdens de uitvoeringsfase hebben voorgedaan; onderstreept dat het proefproject voor een Europese socialezekerheidskaart sterk gericht moet zijn op het waarborgen van billijke mobiliteit; verzoekt de Commissie haar ambitie op het gebied van inhoud en timing op te voeren en een behoorlijke evaluatie op te starten parallel met het proefproject op basis van het tot dusver verrichte werk, met het oog op het initiëren van een wetgevingsvoorstel over de Europese socialezekerheidskaart vóór eind 2022, teneinde de overdraagbaarheid en traceerbaarheid van werknemersrechten zo snel mogelijk te waarborgen;
4. neemt kennis van het voorstel van de Commissie betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de invoering van de e-ID; is van mening dat het initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart, dat in het e-ID-kader moet worden verankerd, verplicht moet zijn voor alle lidstaten;
5. wijst op de rol die mobiele werknemers hebben gespeeld tijdens de COVID-19-pandemie, met name in bepaalde cruciale sectoren, en op de dringende noodzaak om deze werknemers niet alleen waardige werkomstandigheden te garanderen, maar ook gelijke voorwaarden voor gelijkwaardig werk op dezelfde werkplek;
6. is van mening dat het opstarten van een initiatief voor een Europese socialezekerheidskaart gericht moet zijn op: het zorgen voor effectieve identificatie, traceerbaarheid, samentelling en overdraagbaarheid van socialezekerheidsrechten; het op billijke en doeltreffende wijze verbeteren van de handhaving van de EU-regels inzake arbeidsmobiliteit, en de coördinatie van de sociale zekerheid op de arbeidsmarkt om een gelijk speelveld in de EU te waarborgen; het mogelijk maken van realtime verificatie van de verzekeringsstatus en -bijdragen van mobiele werknemers door de bevoegde nationale autoriteiten, zoals arbeids- en socialezekerheidsinspecties en sociale partners, wanneer zij arbeids- en socialezekerheidsinspecties uitvoeren of daaraan deelnemen; het beter voorkomen van oneerlijke praktijken zoals misbruik en sociale fraude en zo het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van zwartwerk en de niet-naleving van de loonvormingsmechanismen in het gastland en de verplichtingen in verband met socialezekerheidsbijdragen; wijst erop dat een Europese socialezekerheidskaart het ook gemakkelijker zou maken voor werknemers om hun socialezekerheidsbijdragen en -rechten, zoals pensioenrechten, te volgen en uitbetaling ervan te vorderen, hetgeen de overdraagbaarheid ervan zou vergemakkelijken; wijst erop dat de Europese socialezekerheidskaart voortbouwend op de Europese e-ID zowel een element van identificatie van de mobiele burger en werknemer als een element van realtime verificatie van hun socialezekerheidsrechten moet omvatten;
7. benadrukt dat een initiatief voor een Europese socialezekerheidskaart erop gericht moet zijn sociale rechten te waarborgen door de informatieverstrekking over en de handhaving van de toepasselijke voorschriften inzake de coördinatie van de sociale zekerheid en de arbeidsmobiliteit in grensoverschrijdende situaties te bevorderen; is van mening dat het voorstel van de Commissie voor een initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart duidelijke voordelen moet opleveren voor alle belanghebbenden die betrokken zijn bij het mobiliteitsproces, zoals mobiele burgers en werknemers, bedrijven, met inbegrip van kmo’s, werkgevers en vakbonden, alsook nationale autoriteiten zoals arbeids- en socialezekerheidsinspecties; is van mening dat een initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart erop gericht moet zijn de interactie te vereenvoudigen en deze belanghebbenden in grensoverschrijdende situaties dichter bij elkaar te brengen, met als doel mobiele burgers en werknemers en hun rechten beter te beschermen en al deze belanghebbenden duidelijke informatie te verschaffen om de voorspelbaarheid te verbeteren en de administratieve procedures soepel en zonder tijdverlies te laten verlopen; herinnert eraan dat een initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart in overeenstemming moet zijn met het subsidiariteitsbeginsel en dus niet ten koste mag gaan van de nationale socialezekerheidsstelsels en hun diversiteit, de nationale arbeidsmarktmodellen en de autonomie van de sociale partners, met inachtneming van de tradities van elke lidstaat; benadrukt dat een initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart geen vereiste mag zijn om zijn recht van vrij verkeer te kunnen uitoefenen, maar erop gericht moet zijn de toegang tot informatie te vergemakkelijken en de handhaving van de toepasselijke voorschriften inzake coördinatie van de sociale zekerheid en arbeidsmobiliteit in grensoverschrijdende situaties te verbeteren;
8. verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de ELA en na een gedegen beoordeling een wetgevingsvoorstel voor een Europese socialezekerheidskaart in te dienen om nationale autoriteiten, zoals arbeids- en socialezekerheidsinspecties en de sociale partners, waar zij arbeids- en socialezekerheidsinspecties uitvoeren of daarbij betrokken zijn, een realtime instrument te bieden om de nationale en EU-wetgeving effectief te handhaven; is van mening dat de Europese socialezekerheidskaart een realtime controle mogelijk moet maken van de werkplek, de standplaats, de arbeidsrelatie en de identiteit van de werknemers, evenals gestandaardiseerde socialezekerheidsuitkeringen, -bepalingen en -certificaten, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 883/2004; verzoekt de Commissie na te gaan of met de Europese socialezekerheidskaart de controle mogelijk kan worden gemaakt van andere relevante informatie, zonder afbreuk te doen aan de regels inzake gegevensbescherming en met eerbiediging van de gelijke behandeling;
9. is van mening dat de Europese socialezekerheidskaart betrekking moet hebben op alle mobiele EU-burgers en -werknemers, met inbegrip van zelfstandigen, alsook op alle mobiele onderdanen van derde landen die onder de EU-regels inzake mobiliteit binnen de EU vallen;
10. is van mening dat de invoering van een Europese socialezekerheidskaart een systeem moet omvatten van realtime verificatie en monitoring en informatie-uitwisseling via kruisverwijzingen tussen nationale databanken met strikte naleving van de EU-regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, teneinde volledig functioneel te zijn en een hoog niveau van betrouwbaarheid van de gegevens en van certificering van de identificatoren te handhaven en fouten en frauduleus gebruik te voorkomen; benadrukt dat de socialezekerheidsgegevens en persoonsgegevens alleen ter beschikking mogen worden gesteld van de betrokken persoon en de betrokken bevoegde nationale autoriteiten, en niet mogen worden gedeeld voor andere doeleinden dan de handhaving van de EU-voorschriften inzake coördinatie van de sociale zekerheid en arbeidsmobiliteit binnen de EU, met absolute naleving van de regels inzake gegevensbescherming; is van mening dat de sociale partners in lidstaten waar zij arbeidsinspecties uitvoeren of bij de arbeidsinspecties betrokken zijn, toegang moeten hebben tot de socialezekerheidsgegevens van werknemers uit andere lidstaten, zonder de naleving van de bepalingen inzake gegevensbescherming in gevaar te brengen;
11. is ingenomen met de initiatieven in diverse lidstaten om de doeltreffende handhaving van het recht van de Unie te verbeteren door middel van nationale kaarten of vergelijkbare instrumenten op het gebied van het arbeidsrecht(28); wijst erop dat deze initiatieven weliswaar voor bewustwording zorgen van de loon- en werkomstandigheden voor alle werknemers en de handhaving verbeteren, maar dat zij geen uitwisseling kunnen faciliteren van geldige en nauwkeurige informatie die ook betrekking heeft op de arbeidsverhoudingen en -rechten over de grenzen heen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart de lidstaten de mogelijkheid biedt gebruik te maken van de informatie die beschikbaar wordt gesteld door de verbeterde identificatie- en verificatiemogelijkheden die worden geboden door nationale kaarten of vergelijkbare instrumenten op het gebied van het arbeidsrecht in landen waar deze initiatieven bestaan; benadrukt dat de integratie van de Europese socialezekerheidskaart in de nationale kaarten of vergelijkbare instrumenten op het gebied van het arbeidsrecht deze nationale praktijken niet mag vervangen maar ze moet aanvullen, en dat alleen de relevante informatie aan de bevoegde autoriteiten mag worden verstrekt; benadrukt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de autonomie van de nationale sociale partners en de arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken; is van mening dat de Europese socialezekerheidskaart en de integratie ervan met nationale kaarten of vergelijkbare instrumenten op het gebied van het arbeidsrecht waar deze bestaan, de basis kunnen vormen voor toekomstige handhavingsinspanningen op EU-niveau;
12. is van mening dat alle werknemers, sociale partners en nationale arbeids- en socialezekerheidsinspecties toegang moeten hebben tot actuele informatie over de arbeidsrelaties, de loonrechten en de arbeids- en sociale rechten, overeenkomstig de toepasselijke collectieve overeenkomst of nationale wetgeving;
13. merkt op dat het draagbare document A1 (portable document (PD) A1) belangrijk is, maar dat het momenteel het enige instrument is voor de verificatie van de socialezekerheidsdekking van mobiele werknemers; erkent de beperkingen en uitdagingen in verband met de PD A1-procedure, met name wat het gebruik betreft van PD A1-formulieren door werkgevers, afhankelijk van de mate van digitalisering van de socialezekerheidsstelsels in de lidstaten, en de verificatie daarvan door de bevoegde nationale autoriteiten in het kader van de verlening van diensten in een andere lidstaat, maar ook met betrekking tot het verkrijgen van nauwkeurige informatie over het aantal gedetacheerde werknemers in de EU en hun kenmerken; verzoekt de Commissie en de lidstaten het verificatieproces van PD A1-formulieren verder te verbeteren en is van mening dat er snelle procedures tussen de lidstaten moeten worden ontwikkeld om op frauduleuze wijze verkregen of gebruikte PD A1-certificaten aan te pakken; merkt op dat de beperkingen en uitdagingen in verband met PD A1 een belemmering vormen voor het verkrijgen van nauwkeurige informatie over het aantal gedetacheerde werknemers in de EU en hun kenmerken; wijst erop dat het initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart realtime informatie zou verstrekken over de socialezekerheidsdekking van mobiele werknemers op de dag van een arbeidsinspectie in de ontvangende lidstaat; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het proefproject inzake een Europese socialezekerheidskaart de socialezekerheidsdekking vergemakkelijkt door de procedures voor het aanvragen, afgeven en controleren van PD A1 te vereenvoudigen teneinde fraude te bestrijden;
14. is van mening dat de Europese socialezekerheidskaart moet voortbouwen en een aanvulling vormen op de Europese e-ID, de Europese ziekteverzekeringskaart (European Health Insurance Card, EHIC) en de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (Electronic Exchange of Social Security Information, EESSI), tevens met het oog op uitbreiding tot andere gebieden van de coördinatie van de sociale zekerheid en het EU-arbeidsrecht; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de EESSI zo spoedig mogelijk volledig operationeel wordt, en de mogelijkheden die bestaande EU-fondsen bieden om de tenuitvoerlegging te faciliteren van de nationale plannen in het kader van de faciliteit voor herstel- en veerkracht te gebruiken om de EESSI volledig uit te voeren en de overheidsdiensten verder te digitaliseren, de uitwisseling van informatie tussen socialezekerheidsinstellingen te vergemakkelijken, de afhandeling van individuele gevallen te versnellen en de handhavingscapaciteit van de ELA en de relevante nationale bevoegde autoriteiten te verbeteren; verzoekt de Commissie de rol te verduidelijken die de ELA zal spelen bij de opzet en uitvoering van de Europese socialezekerheidskaart; benadrukt dat de toegenomen digitalisering niet mag leiden tot een ondermijning van de bestaande nationale waarborgen ter bestrijding van sociale fraude;
15. verzoekt de Commissie nauw samen te werken met de sociale partners en de relevante nationale socialezekerheidsinstellingen en arbeidsinspecties bij de ontwikkeling en invoering van een initiatief inzake een Europese socialezekerheidskaart, met volledige eerbiediging van de autonomie van de sociale partners en de nationale arbeidsmarktmodellen; is van mening dat een Europese socialezekerheidskaart met realtime toegang tot gegevens de bevoegde nationale autoriteiten en sociale partners in staat zou stellen de socialezekerheidsdekking van werknemers op elk willekeurig moment te verifiëren en aldus de arbeidsinspecties zou versterken en het verzamelen van bewijsmateriaal bij gezamenlijke grensoverschrijdende arbeidsinspecties ondersteunen(29);
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Europese Commissie, Jaarverslag 2020 over de arbeidsmobiliteit binnen de EU, 8 januari 2021. https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=en&pubId=8369
Europese Commissie, Evaluation of the scale of undeclared work in the European Union and its structural determinants, november 2017. https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=19002&langId=en
Europese Commissie, Jaarverslag 2020 over de arbeidsmobiliteit binnen de EU, 8 januari 2021. https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=en&pubId=8369
Eurofound, Exploring the fraudulent contracting of work in the European Union, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 21 november 2016.
Europees platform voor de aanpak van zwartwerk, COVID-19: combating fraud in short-term financial support schemes, mei 2021.https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=24072&langId=en
Verklaring van de EBBH en de FIEC, EU construction social partners call for digital enforcement, 24 juni 2021. https://www.efbww.eu/news/eu-construction-social-partners-call-for-digital-enforcement/2657-a