Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2021/2769(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B9-0550/2021

Ingediende teksten :

B9-0550/2021

Debatten :

PV 23/11/2021 - 14
CRE 23/11/2021 - 14

Stemmingen :

PV 24/11/2021 - 10
CRE 24/11/2021 - 10
PV 25/11/2021 - 8

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0474

Aangenomen teksten
PDF 144kWORD 54k
Donderdag 25 november 2021 - Straatsburg
Multilaterale onderhandelingen met het oog op de 12e Ministeriële Conferentie van de WTO in Genève, van 30 november tot en met 3 december 2021
P9_TA(2021)0474B9-0550/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2021 over multilaterale onderhandelingen met het oog op de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO van 30 november tot en met 3 december 2021 in Genève (2021/2769(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de overeenkomst van Marrakesh van 15 april 1994 tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO),

–  gezien de ministeriële verklaring van Doha van de WTO van 14 november 2001(1),

–  gezien zijn eerdere resoluties over de WTO, met name die van 15 november 2017 over multilaterale onderhandelingen met het oog op de elfde Ministeriële Conferentie van de WTO(2) van 29 november 2018 getiteld “WTO: de weg vooruit”(3), en van 28 november 2019 over de crisis van de WTO-Beroepsinstantie(4),

–  gezien zijn resolutie van 20 mei 2021 getiteld “Snellere vooruitgang boeken en ongelijkheden aanpakken om een einde te maken aan aids als bedreiging voor de volksgezondheid tegen 2030”(5),

–  gezien zijn resolutie van 10 juni 2021 over de omgang met de uitdaging van de wereldwijde COVID-19-pandemie: gevolgen van een opschorting van de TRIPS-overeenkomst van de WTO voor COVID-19-vaccins en de behandeling, uitrusting en productiecapaciteit in ontwikkelingslanden (6),

–  gezien het slotdocument dat op 7 december 2018 bij consensus werd goedgekeurd tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Parlementaire Conferentie over de WTO in Genève(7),

–  gezien de resultaten van de elfde Ministeriële Conferentie in Buenos Aires in december 2017, waaronder een reeks ministeriële besluiten, maar waar geen ministeriële verklaring kon worden aangenomen,

–  gezien de verklaring van Buenos Aires over vrouwen en handel van 12 december 2017, alsook de gezamenlijke verklaringen over elektronische handel, bevordering van investeringen, en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (mkmo’s), die op 13 december 2017 in Buenos Aires werden aangenomen,

–  gezien de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s),

–  gezien de Overeenkomst van Parijs binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die sinds november 2016 van kracht is,

–  gezien de op 14 januari 2020 aangenomen gezamenlijke verklaring over de trilaterale vergadering van de ministers van Handel van de Verenigde Staten, Japan en de Europese Unie,

–  gezien het ministerieel besluit van Bali van 7 december 2013 inzake overheidsvoorraden met het oog op voedselzekerheid,

–  gezien de conceptnota van de Commissie van 18 september 2018 over modernisering van de WTO,

–  gezien de evaluatie van het handelsbeleid door de Commissie en de bijlage daarbij getiteld “Hervorming van de WTO: naar een duurzaam en doeltreffend multilateraal handelsstelsel”,

–  gezien het initiatief inzake handel en gezondheid van de Groep van Ottawa(8),

–  gezien de mededeling van de EU aan de Algemene Raad van de WTO van 4 juni 2021 getiteld “urgent trade policy responses to the COVID-19 crisis”,

–  gezien het zesde beoordelingsverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC)(9),

–  gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie internationale handel,

A.  overwegende dat de WTO opgericht is om de liberalisering van de handel in goederen en diensten te bevorderen, het multilateralisme te versterken, en een open, inclusief, op regels gebaseerd en niet-discriminerend multilateraal handelssysteem te bevorderen; overwegende dat handel van vitaal belang is en een essentieel instrument vormt om de inspanningen ter bevordering van duurzame groei en verbetering van de levensstandaard te ondersteunen en aan te vullen, waarbij wordt gezorgd voor volledige werkgelegenheid en een groot en gestaag groeiend volume aan reëel inkomen, overeenkomstig de doelstelling van duurzame ontwikkeling;

B.  overwegende dat het op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel momenteel een ernstige crisis doormaakt, hetgeen een bedreiging vormt voor de fundamentele taken van de organisatie, namelijk het vaststellen van de essentiële regels en structuur voor de internationale handel en het zorgen voor een doeltreffende geschillenbeslechting en handhaving;

C.  overwegende dat de Beroepsinstantie van de WTO per 11 december 2019 niet langer operationeel is, waardoor de functionele, onafhankelijke en onpartijdige beroepsfase buiten werking is gesteld;

D.  overwegende dat de WTO in het kader van SDG 14.6 een duidelijk mandaat heeft om te onderhandelen over visserijsubsidies teneinde tot een overeenkomst te komen waarin bepaalde vormen van visserijsubsidies die bijdragen tot overcapaciteit van de vloot en overbevissing worden verboden, met het oog op de bevordering van een duurzaam beheer van de visbestanden;

E.  overwegende dat de COVID-19-pandemie het multilaterale handelsstelsel voor uitzonderlijke uitdagingen heeft gesteld en tegelijkertijd het cruciale vraagstuk van de samenhang tussen handel en gezondheid op de voorgrond heeft geplaatst;

F.  overwegende dat handel en het multilaterale systeem, ondanks expliciete of impliciete exportbeperkingen, in het algemeen een positieve rol hebben gespeeld bij het aanpakken van de pandemie; overwegende dat de pandemie met name de zwakke plekken en kwetsbaarheden binnen de essentiële bevoorradingsketens aan het licht heeft gebracht; overwegende dat de toezichthoudende functie van de WTO in dit verband haar nut heeft bewezen doordat de WTO erop heeft aangedrongen dat de leden transparantie verschaffen over de maatregelen die in het kader van COVID-19 zijn genomen met betrekking tot de handel en handelsgerelateerde aangelegenheden;

G.  overwegende dat de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO (MC12) van 30 november t/m 3 december 2021 zal plaatsvinden in Genève, Zwitserland;

1.  herhaalt zich volledig te zullen blijven inzetten voor het multilateralisme, dat van blijvende waarde is, en onderstreept dat een multilateraal systeem voor het regelen van de wereldhandel van essentieel belang is; roept ertoe op een handelsagenda te formuleren die gebaseerd is op eerlijke en op regels gebaseerde handel in ieders belang, die bijdraagt tot duurzame economische groei en welvaart en die aldus de vrede en de veiligheid versterkt; benadrukt het belang van de SDG’s, van sociale, milieu- en mensenrechten en van het waarborgen van de universele toepassing van multilateraal overeengekomen en geharmoniseerde regels;

2.  waarschuwt dat de toekomst van de WTO gevaar loopt als niet alle leden zich committeren aan een succesvol resultaat van de MC12; is van oordeel dat de MC12 het officiële startpunt moet zijn voor de vooruitgang en de modernisering van de WTO, zodat deze een rol kan spelen bij het aangaan van de uitdagingen van de 21e eeuw, met inbegrip van vraagstukken zoals klimaatverandering en duurzaamheid; dringt er bij alle leden op aan om, in verband met het herstel na COVID, hun inspanningen op te voeren om zich te concentreren op een aantal concrete kernresultaten die aantonen dat de WTO de huidige uitdagingen kan aangaan; verzoekt de leden ten minste een multilateraal akkoord te bereiken over een verbod op niet-duurzame visserijsubsidies, alsmede over de reactie op pandemieën, een beperkt pakket maatregelen op landbouwgebied, en over het starten van werkzaamheden met het oog op institutionele hervormingen, met inbegrip van een proces dat uiterlijk op de MC13 moet leiden tot een volledig functionerend systeem voor geschillenbeslechting; waarschuwt ervoor dat indien tijdens de MC12 geen substantiële resultaten worden geboekt sommige leden misschien naar alternatieve fora voor het vaststellen van regels zouden kunnen gaan kijken, hetgeen de toekomst van het multilaterale handelssysteem op de helling zou kunnen zetten; is ingenomen met de benoeming van een nieuwe directeur-generaal van de WTO en prijst haar grote inzet voor het multilateralisme;

3.  benadrukt dat het voor de geloofwaardigheid van de WTO als multilaterale instelling van cruciaal belang is dat een overeenkomst wordt bereikt over schadelijke visserijsubsidies die daadwerkelijk leidt tot een snelle en aanzienlijke verlaging van bepaalde vormen van visserijsubsidies die bijdragen tot overcapaciteit en overbevissing, en een einde maakt aan subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO), teneinde het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen te waarborgen; benadrukt in dit verband dat het beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden naargelang van de omvang van de schadelijke subsidies moet worden toegepast, waarbij een speciale en gedifferentieerde behandeling in overeenstemming met SDG 14.6. noodzakelijk is; wijst erop dat meer dan 39 miljoen mensen rechtstreeks afhankelijk zijn van de visvangst, terwijl nog eens vele miljoenen mensen ervan afhankelijk zijn in de verwerkende industrie; acht een dergelijke overeenkomst van essentieel belang, niet alleen voor de geloofwaardigheid van de WTO bij het bereiken van multilaterale overeenkomsten, maar ook als voorwaarde om het onmiskenbare verband tussen het multilaterale handelssysteem en de SDG’s aan te tonen; benadrukt dat de EU haar standpunt en interne regels moet verduidelijken om haar geloofwaardigheid te vergroten;

4.  onderkent dat het handelsbeleid een cruciale rol heeft gespeeld tijdens de COVID-19-pandemie; verwijst nogmaals naar zijn resolutie van 10 juni 2021 over de omgang met de uitdaging van de wereldwijde COVID-19-pandemie: gevolgen van een opschorting van de TRIPS-overeenkomst van de WTO voor COVID-19-vaccins en de behandeling, uitrusting en productiecapaciteit in ontwikkelingslanden; benadrukt in dit verband de noodzaak om een basisakkoord uit te werken met het oog op de afschaffing van de tarieven op farmaceutische en medische goederen, de afschaffing van uitvoerbeperkingen en voorschriften inzake transparantie en wereldwijde samenwerking in crisistijd, een en ander in een ministeriële verklaring in het verlengde van het Initiatief voor handel en gezondheid; is van mening dat een dergelijk akkoord van het grootste belang is om aan te tonen dat de WTO een relevante organisatie is; dringt aan op de oprichting van een nieuwe permanente commissie inzake handel en gezondheid tijdens de MC12, met als mandaat het bijstaan van regeringen bij de toepassing van de bestaande uitzonderingen en flexibiliteiten in het internationale handelsrecht, en het leggen van het fundament voor een handelspijler voor onderhandelingen over een toekomstig internationaal verdrag inzake herstel na een pandemie; merkt op dat tal van landen – met name ontwikkelingslanden – te maken hebben met problemen bij de toepassing van de flexibiliteiten van de TRIPS-overeenkomst, met name artikel 31 bis; herinnert eraan dat de EU actief moet deelnemen aan onderhandelingen over een tijdelijke TRIPS-ontheffing; dringt er in dat verband op aan dat de EU haar steun verleent aan het toekennen van een tijdelijke ontheffing van een aantal bepalingen van de Trips-Overeenkomst voor COVID-19, teneinde de tijdige wereldwijde toegang tot betaalbare COVID-19-vaccins, geneesmiddelen en diagnosemiddelen te verbeteren door wereldwijde productiebeperkingen en tekorten in de voorziening aan te pakken;

5.  roept alle WTO-leden op hun toezeggingen inzake transparantie in alle landbouwpijlers na te komen, en overeenstemming te bereiken over systematische verbeteringen, zoals voorgesteld in het mede door de EU ingediende voorstel voor een ministerieel besluit inzake de verbetering van de transparantie in de landbouw in document JOB/AG/213; benadrukt het belang van de goedkeuring van een werkplan inzake handelsverstorende nationale steun, met inbegrip van een permanente oplossing voor het aanhouden van overheidsvoorraden, overeenkomstig het mandaat van de ministeriële verklaring van Bali, met een verplicht kennisgevingssysteem dat gebaseerd is op een doeltreffend mechanisme van technische bijstand en capaciteitsopbouw om ervoor te zorgen dat de programma’s voor het aanhouden van voorraden in verhouding staan tot en stroken met de doelstelling van voedselzekerheid en om handelsverstoringen en nadelige gevolgen voor de voedselzekerheid van andere leden tot een minimum te beperken; benadrukt dat het Landbouwakkoord moet worden aangepast om de uitdagingen van de huidige tijd aan te gaan en te zorgen voor eerlijker concurrentievoorwaarden door rekening te houden met de productiewijzen; steunt directeur-generaal Okonjo-Iweala in haar oproep tot vaststelling van een voedselzekerheidspakket van de WTO;

6.  is van oordeel dat het dringend noodzakelijk is over te gaan tot een grondige hervorming van de WTO in het licht van de diepe crisis waarin de organisatie verkeert, maar ook vanwege het langdurige gebrek aan vooruitgang met betrekking tot de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA), en onderstreept dat de relevante punten van de DDA op de agenda moeten blijven staan; verzoekt de leden van de WTO werk te maken van een fundamentele herziening van meerdere aspecten van de organisatie, in het bijzonder haar monitoring-, onderhandelings- en geschillenbeslechtingsfuncties, teneinde de doeltreffendheid, inclusiviteit, transparantie en legitimiteit te vergroten; dringt er bij alle WTO-leden op aan zich te richten op een constructief veranderingsproces om de WTO te moderniseren en uit te rusten met instrumenten waarmee de handelsuitdagingen van de 21e eeuw doeltreffend kunnen worden aangepakt, en een institutioneel mechanisme en een duidelijk tijdschema vast te stellen om de hervormingsagenda tijdens de MC12 uit te voeren, met als doel uiterlijk tijdens de MC13 concrete resultaten te bereiken;

7.  is ingenomen met de opmerkingen van VS-ambassadeur Tai over de WTO van 14 oktober 2021, en met name met de duidelijke toezegging om alle drie de functies van de organisatie te hervormen; verwacht dat de Verenigde Staten met concrete voorstellen zullen komen om vooruitgang te boeken; dringt er bij de Verenigde Staten op aan zich ertoe te verbinden om tijdens de MC12 een constructief proces op gang te brengen voor onderhandelingen over hervormingen van het mechanisme voor geschillenbeslechting, zodat er uiterlijk tegen de MC13 een volledig functionerend systeem ingevoerd is;

8.  betreurt ten zeerste dat de beroepsinstantie van de WTO in een impasse is geraakt, waardoor het wereldwijde handelsstelsel verstoken blijft van een afdwingbaar systeem voor geschillenbeslechting; waarschuwt dat zonder een functionerende beroepsinstantie de WTO tandeloos is en de neiging om zich niet aan multilaterale akkoorden te houden alleen maar verder zal toenemen; merkt op dat er momenteel meer dan 15 zaken voor beroep zijn gemeld, zonder mogelijkheid tot herziening; dringt er met klem bij alle WTO-leden op aan zich volledig in te zetten en te werken aan oplossingen om ervoor te zorgen dat er zo spoedig mogelijk weer een volledig functionerend tweeledig systeem voor geschillenbeslechting met een volledig functionerende en onafhankelijke beroepsinstantie komt; is groot voorstander van recente EU-initiatieven om met onze belangrijkste handelspartners regelingen te treffen die, op voorlopige basis, een functionerende geschillenbeslechtingsprocedure handhaven onder de WTO-leden die aan die procedure deelnemen; herinnert eraan dat een bindend, tweeledig en onafhankelijk proces de kerndoelstelling van de strategie van de EU moet blijven; beklemtoont dat de hervorming alleen succesvol kan zijn indien rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde zorgen van alle betrokken partijen en compromisbereidheid aan de dag wordt gelegd; dringt er bij de betrokken belanghebbenden op aan om tegen het einde van de MC12 overeenstemming te bereiken over een agenda voor verdere werkzaamheden op het gebied van hervormingen op de middellange tot lange termijn, waarvan sommige vóór de volgende Ministeriële Conferentie moeten zijn afgerond (MC13); steunt het recente voorstel van de Commissie voor de hervorming van de handhavingsverordening, om ervoor te zorgen dat de EU over de juiste instrumenten beschikt om de verbintenissen van derde landen te handhaven;

9.  roept de Commissie en de Raad op met alle WTO-leden samen te werken om een discussie op gang te brengen over de vaststelling van nieuwe regels om de huidige lacunes in de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken, vervalsingen, marktverstorende subsidies, staatsbedrijven en gedwongen technologieoverdracht aan te pakken;

10.  is ervan overtuigd dat het huidige onderscheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden niet de economische realiteit weerspiegelt, en is van mening dat dit een belemmering kan vormen om vooruitgang te boeken tijdens de Doha-ronde; dringt er bij de meer geavanceerde ontwikkelingslanden op aan hun deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen en bijdragen te leveren die in verhouding staan tot hun ontwikkelingsniveau; roept ertoe op om het mechanisme voor bijzondere en gedifferentieerde behandeling opnieuw te onderzoeken en te herzien, waarbij alle WTO-leden moeten worden betrokken, zodat het beter de indices voor menselijke ontwikkeling weerspiegelt en tegelijkertijd de beleidsruimte voor het aanpakken van oneerlijke handel wordt beschermd; onderstreept echter dat het zelf bepalen van de ontwikkelingsstatus als enig criterium tot oneerlijke handel zou kunnen leiden;

11.  verwacht dat de hervorming van de WTO het gemakkelijker zal maken om binnen de multilaterale architectuur van de WTO open plurilaterale overeenkomsten te sluiten, zodat vooruitgang geboekt kan worden op gebieden waar nog niet alle leden aan toe zijn; verzoekt alle leden na te denken over een manier om een nieuw systeem voor nauwere samenwerking te ontwikkelen, zoals dat in de Europese Unie wordt gebruikt, met duidelijke regels voor een minimumaantal leden dat aan een plurilateraal initiatief moet deelnemen, en op die basis een eenvoudig mechanisme in te stellen waarmee de resulterende overeenkomsten in de WTO-structuur kunnen worden opgenomen;

12.  verwelkomt en steunt het brede lidmaatschap, de ambitieuze onderhandelingsagenda en de tot dusver geboekte vooruitgang tijdens de plurilaterale WTO-onderhandelingen over e-handel; roept ertoe op de onderhandelingen over de naleving van de WTO-regels af te ronden; herinnert aan zijn standpunt dat een mogelijke overeenkomst de markttoegang voor met e-handel verband houdende goederen en diensten in derde landen moet waarborgen, evenals de bescherming van consumenten- en arbeidsrechten; beklemtoont dat innovatie en gegevensstromen van bedrijven moeten worden bevorderd, met volledige inachtneming van de EU-wetgeving inzake privacy en gegevensbescherming; erkent de mogelijke juridische onzekerheid waarmee bedrijven en onderzoekers die persoonsgegevens gebruiken, te maken hebben, en het mogelijke effect daarvan op innovatie; dringt aan op het snel nemen van maatregelen ter vergroting van de rechtszekerheid voor belanghebbenden die afhankelijk zijn van het gebruik van gegevens voor procedures voor het vooraf goedkeuren van het gebruik van gegevens, alsmede voor pseudonimisering en anonimisering; benadrukt dat de WTO-leden hun onverminderde steun voor de onderhandelingen en een helder tijdpad voor verdere vooruitgang kenbaar moeten maken; is er voorstander van het WTO-moratorium op elektronische overdrachten permanent te maken;

13.  roept ertoe op dringend de mogelijkheden te onderzoeken om de gegevensstromen met strategisch belangrijke derde landen te vergemakkelijken; merkt op dat Europese bedrijven die in bepaalde derde landen actief zijn, steeds vaker te maken krijgen met ongerechtvaardigde belemmeringen en digitale beperkingen; benadrukt dat daartoe in voorkomend geval lokalisatievoorschriften moeten worden vermeden, dat gegevens onder de vrijhandelsovereenkomsten van de EU moeten vallen, en dat de inspanningen om met derde landen besluiten te nemen over de adequaatheid van de gegevens moeten worden opgevoerd;

14.  merkt op dat de handel als gevolg van wettelijke voorschriften nog steeds berust op een aanzienlijke hoeveelheid papieren documenten, hetgeen kostbaar en inefficiënt is en een risico vormt tijdens wereldwijde crises; benadrukt dat het gebruik van elektronische handelsdocumenten moet worden onderzocht, hetgeen de efficiëntie en veiligheid zal vergroten en de impact op het milieu zal verminderen; benadrukt dat het internationaal recht moet worden aangepast om het gebruik van elektronische documenten in de handel mogelijk te maken;

15.  dringt met klem aan op verlenging van de uitbreiding van de informatietechnologieovereenkomst (ITA); erkent dat de ITA de wereldwijde digitalisering van de productie bevordert en verder moet worden ontwikkeld om een groter scala van producten te omvatten; dringt aan op meer inspanningen om tarieven voor de handel in ICT-producten af te schaffen; benadrukt de positieve gevolgen voor de handel van een uitbreiding van de geografische dekking naar meer landen;

16.  is van oordeel dat de MC12 zou moeten resulteren in een op acties gebaseerde agenda voor een handelsbeleid dat de SDG’s 2030 en de Overeenkomst van Parijs schraagt; moedigt de WTO-leden nadrukkelijk aan alle mogelijke maatregelen in overweging te nemen om bij te dragen tot de beperking van broeikasgasemissies in overeenstemming met het UNFCCC, de afstemming op het Akkoord van Parijs en klimaatneutraliteit te versterken, en de samenwerking in het kader van de WTO met betrekking tot in eigen land genomen maatregelen te versterken, met inbegrip van de invoering van taxonomieën op basis van groene boekhoudnormen om de particuliere en de openbare sector te helpen duurzame economische activiteiten, activiteiten die aanzienlijke schade berokkenen en maatregelen voor de aanpak van koolstoflekkage te identificeren; verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een initiatief inzake handel en klimaat; verzoekt de Commissie specifieke voorstellen ter zake in te dienen; benadrukt daarnaast dat vooruitgang moet worden geboekt in de discussie over goederen en diensten die milieu- en klimaatuitdagingen helpen aanpakken; benadrukt dat vooruitgang moet worden geboekt in de onderhandelingen over de overeenkomst over milieugoederen die de vergroening van industrieën en een op fatsoenlijk werk gerichte aanpak van de overgang naar klimaatvriendelijke technologieën ondersteunt; pleit voor een betere coördinatie tussen de WTO en andere internationale instellingen, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en het Internationaal Monetair Fonds, met betrekking tot de aanpak van koolstoflekkage;

17.  wijst nogmaals op het verband tussen gendergelijkheid en inclusieve ontwikkeling, en benadrukt dat zelfredzaamheid van vrouwen de sleutel is tot de uitbanning van armoede en dat het voor de economische ontwikkeling van cruciaal belang is dat tegelijkertijd de belemmeringen voor de deelneming van vrouwen aan de handel worden weggenomen en de nadelige gevolgen van de huidige handelsvoorschriften voor de meervoudige rol van vrouwen worden aangepakt; spoort alle leden van de WTO aan hun handtekening te zetten onder de verklaring van Buenos Aires van 2017 over handel en economische empowerment van vrouwen, en roept de 123 landen die dit reeds gedaan hebben op invulling te geven aan hun toezeggingen; verzoekt de Commissie met klem te werken aan een robuuste ministeriële verklaring die als routekaart zou kunnen dienen voor de tenuitvoerlegging van de verklaring van Buenos Aires van 2017;

18.  is verheugd over de geboekte vooruitgang en dringt aan op de definitieve afronding van de plurilaterale besprekingen over de binnenlandse regelgeving inzake diensten, aangezien dit een belangrijke stap voorwaarts zou betekenen en zou bewijzen dat ook binnen de WTO-context ruimte is voor plurilateraal overleg;

19.  vindt dat een ministeriële verklaring moet worden gepresenteerd met een beoordeling van de vooruitgang die geboekt is in de onderhandelingen over de bevordering van investeringen;

20.  is ook ingenomen met de vorderingen met het in Buenos Aires gelanceerde gezamenlijke initiatief inzake mkmo’s en de goedkeuring van het mkmo-pakket in december 2020; stelt vast dat de COVID-19-pandemie aanzienlijke negatieve gevolgen heeft gehad voor mkmo’s, en spreekt zijn steun uit voor het mkmo-werkprogramma van de WTO, waarin het beginsel “denk eerst klein” in de WTO-regels wordt verankerd; roept alle WTO-leden op zich bij dit initiatief aan te sluiten;

21.  roept de Commissie en de Raad op met andere WTO-leden samen te werken om ervoor te zorgen dat de WTO actief bijdraagt tot een grotere eerbiediging van de rechten van werknemers overal ter wereld, met name op basis van de arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en met concrete voorstellen ter zake te komen; herinnert aan het belang van de verspreiding van beste praktijken inzake zorgvuldigheid; juicht het voorstel van de VS inzake dwangarbeid toe als onderdeel van een bredere inspanning om arbeidsnormen in de WTO op te nemen, waarmee op internationaal niveau een gelijk speelveld tot stand zou worden gebracht, en benadrukt dat er een akkoord nodig is dat daarvoor zorgt; beveelt aan een werkgroep inzake arbeidsrechten in het leven te roepen, als eerste stap om ten aanzien van deze agenda vooruitgang te boeken;

22.  benadrukt dat transparantie cruciaal is voor het garanderen van een stabiel handels- en investeringsklimaat; vindt het belangrijk dat ten aanzien van de toezichtsprocedures voor meer transparantie wordt gezorgd door meer stimulansen voor de WTO-leden in te voeren om te voldoen aan de vereisten inzake kennisgeving, door ze minder complex te maken, en door voor capaciteitsopbouw te zorgen, en meent dat opzettelijke niet-naleving moet worden ontmoedigd en tegengegaan; verzoekt de leden van de WTO te overwegen in dit verband de rol van het WTO-secretariaat te versterken;

23.  roept de Commissie en de Raad op ervoor te zorgen dat het Parlement nauw betrokken blijft bij de voorbereidingen van de MC12, en voortdurend op de hoogte wordt gehouden en wordt geraadpleegd tijdens de Ministeriële Conferentie 2021;

24.  verzoekt de leden van de WTO voor democratische legitimiteit en transparantie te zorgen door de parlementaire dimensie van de WTO en de parlementaire conferentie te versterken; beklemtoont het belang van het werk van de gezamenlijke parlementaire conferentie van het Europees Parlement en de Interparlementaire Unie over de WTO; onderstreept de noodzaak ervoor te zorgen dat parlementsleden beter toegang hebben tot handelsonderhandelingen en dat zij worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van besluiten van de WTO;

25.  roept de WTO-leden op de uitwisseling met alle belanghebbenden, inclusief het maatschappelijk middenveld en bedrijfsorganisaties, te intensiveren en de samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de IAO en meer in het algemeen het VN-stelsel, te intensiveren; verwacht van regeringsleiders dat zij op verschillende niveaus intensiever communiceren over de voordelen van op regels gebaseerde handel;

26.  steunt de inspanningen die erop gericht zijn de toetredingsonderhandelingen met landen met de status van waarnemer, met name Servië, Kosovo en Bosnië en Herzegovina, nieuw leven in te blazen; dringt erop aan de onderhandelingen over de respectieve ontwerpverslagen van de werkgroepen snel af te ronden;

27.  roept dringend op tot grotere inspanningen om het lidmaatschap van de algemene overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de WTO uit te breiden, met name tot China en andere opkomende economieën;

28.  dringt aan op hernieuwde inspanningen om niet-preferentiële oorsprongsregels te harmoniseren, zoals bepaald in de Overeenkomst betreffende oorsprongsregels;

29.  verzoekt alle WTO-leden bijlage K bij de Overeenkomst van Kyoto van de Werelddouaneorganisatie te ratificeren teneinde de bureaucratie met betrekking tot de douane te verminderen;

30.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de directeur-generaal van de WTO.

(1) Ministeriële verklaring van Doha (WT/MIN(01)/DEC/1) van 14 november 2001.
(2) PB C 356 van 4.10.2018, blz. 34.
(3) PB C 363 van 28.10.2020, blz. 113.
(4) PB C 232 van 16.6.2021, blz. 62.
(5) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0250.
(6) Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0283.
(7) https://www.europarl.europa.eu/cmsdata/158345/outcome_document-final-e.pdf
(8) WTO WT/GC/223, 24 november 2020.
(9) IPCC, 2021: Summary for Policymakers. In: ‘Climate Change 2021: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)’.

Laatst bijgewerkt op: 2 maart 2022Juridische mededeling - Privacybeleid