Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2021 over samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan (2021/2002(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de relevante VN-verdragen, in het bijzonder het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de protocollen daarbij (het Protocol van Palermo van 2000) en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie,
– gezien de verdragen van de Raad van Europa inzake de strafrechtelijke en civielrechtelijke bestrijding van corruptie, die op 27 januari 1999 en 4 november 1999 te Straatsburg voor ondertekening zijn opengesteld, en resoluties (98) 7 en (99) 5, door het Comité van Ministers van de Raad van Europa respectievelijk op 5 mei 1998 en 1 mei 1999 aangenomen, tot oprichting van de Groep van Staten tegen Corruptie (Greco),
– gezien het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken,
– gezien het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging,
– gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme,
– gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit (Verdrag van Boedapest),
– gezien de werkzaamheden van het Comité van deskundigen inzake de evaluatie van maatregelen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (Moneyval) en de aanbevelingen van de Financiële-actiegroep (FATF),
– gezien de conclusies van de Raad van 26 juni 2018, 18 juni 2019 en 25 maart 2020 over uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces,
– gezien Besluit (GBVB) 2018/1788 van de Raad van 19 november 2018 ter ondersteuning van het Uitwisselingscentrum voor Zuidoost- en Oost-Europa inzake de beheersing van het aantal handvuurwapens en lichte wapens (Seesac) voor de uitvoering van de regionale routekaart voor de strijd tegen illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan(1),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 februari 2018 getiteld “Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere EU-betrokkenheid bij de Westelijke Balkan” (COM(2018)0065),
– gezien de mededeling van de Commissie van 24 juli 2020 over de EU-strategie voor de veiligheidsunie (COM(2020)0605),
– gezien de mededeling van de Commissie van 24 juli 2020 getiteld “EU-actieplan 2020-2025 inzake illegale vuurwapenhandel” (COM(2020)0608),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 april 2021 over de EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit (2021-2025) (COM(2021)0170), vergezeld van het werkdocument van de diensten van de Commissie over Empact, het vlaggenschipinstrument van de EU voor samenwerking ter bestrijding van georganiseerde en zware internationale criminaliteit (SWD(2021)0074),
– gezien de mededeling van de Commissie van 14 april 2021 over de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel 2021-2025 (COM(2021)0171),
– gezien de overeenkomsten inzake operationele en strategische samenwerking tussen het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië, en de werkafspraken voor samenwerking tussen de rechtshandhavingsinstanties van Kosovo en Europol,
– gezien de samenwerkingsovereenkomsten tussen Eurojust en Albanië, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië,
– gezien de overeenkomsten betreffende samenwerking bij grensbeheer tussen het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië,
– gezien het proces van Berlijn en de verbintenissen inzake corruptiebestrijding die de landen van de Westelijke Balkan in 2018 zijn aangegaan,
– gezien de dreigingsevaluatie van de zware en georganiseerde criminaliteit van Europol van 12 april 2021, en de dreigingsevaluatie van de georganiseerde internetcriminaliteit van Europol van 5 oktober 2020,
– gezien het rapport van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) over het in kaart brengen van de georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan (“Measuring Organized Crime in the Western Balkans”),
– gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over de bestrijding van mensenhandel in de externe betrekkingen van de EU(2),
– gezien zijn aanbeveling van 19 juni 2020 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betreffende de Westelijke Balkan, naar aanleiding van de top in 2020(3),
– gezien zijn resoluties van 2019 en 2020 over de verslagen van de Commissie over Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië,
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0298/2021),
A. overwegende dat georganiseerde misdaad een centraal thema in internationale aangelegenheden is geworden en een bedreiging vormt voor vrede en ontwikkeling, en derhalve een gezamenlijk en gecoördineerd optreden van de EU, haar lidstaten en internationale partners vereist;
B. overwegende dat doeltreffende bestrijding van georganiseerde misdaad deel uitmaakt van het EU-toetredingsproces, in het bijzonder binnen het cluster fundamentele kwesties en onderhandelingshoofdstuk 24 (justitie, vrijheid en veiligheid);
C. overwegende dat corruptie en georganiseerde misdaad nog steeds een bron van grote zorg zijn in de Westelijke Balkan, hetgeen ook negatieve consequenties kan hebben voor de EU-lidstaten; overwegende dat er nauwe onderlinge banden bestaan tussen netwerken van georganiseerde criminaliteit en dat zij hun oorsprong hebben in zowel EU-lidstaten als niet-EU-lidstaten;
D. overwegende dat het proces van Europese integratie van de landen van de Westelijke Balkan rechtstreeks afhankelijk is van de normalisering van hun onderlinge betrekkingen en van hun betrekkingen met de EU-lidstaten;
E. overwegende dat de georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan een structureel probleem is dat zeer sterk ingebed is in bedrijven en overheidsinstellingen, en dat het een van de symptomen van gijzeling van de staat is, en dat hervormingen in het kader van het EU-integratieproces tot doel hebben dit probleem te verhelpen;
F. overwegende dat georganiseerde misdaad en corruptie gepaard gaan met het witwassen van geld, belastingontduiking, cliëntelisme en een cultuur van straffeloosheid;
G. overwegende dat criminele organisaties op doeltreffende wijze grensoverschrijdend en over etnische scheidslijnen heen samenwerken, en dat dit in schril contrast staat met de samenwerking tussen politiële en justitiële autoriteiten van de landen van de Westelijke Balkan, die hun onderlinge coördinatie dringend moeten verbeteren;
H. overwegende dat criminele organisaties samenwerken met groeperingen uit Europese buurlanden in de brede zin bij activiteiten zoals mensenhandel, migrantenhandel, smokkel van artefacten en het witwassen van geld;
I. overwegende dat geharmoniseerde rechtskaders die op doeltreffende wijze worden uitgevoerd, onafhankelijke instanties voor corruptie- en misdaadbestrijding, alsook een oprechte politieke wil, van cruciaal belang zijn voor het uitroeien van georganiseerde misdaad;
J. overwegende dat uit het UNODC-rapport getiteld “Measuring Organized Crime in the Western Balkans” blijkt dat in de Westelijke Balkan vooral leden uit de lagere rangen van criminele organisaties worden vervolgd en veroordeeld terwijl kopstukken vaak buiten schot blijven;
K. overwegende dat maatschappelijke organisaties belangrijke stakeholders zijn geworden in de strijd tegen georganiseerde misdaad en corruptie in de hele regio, en dat zij een cruciale rol spelen bij met name het monitoren en evalueren van maatregelen gericht tegen corruptie;
L. overwegende dat meer onderzoek en betrouwbaardere gegevens met betrekking tot georganiseerde misdaad nodig zijn om op een betere manier tot een doeltreffende beleidsrespons op georganiseerde criminaliteit en corruptie in de regio te komen;
M. overwegende dat onderwijs een sleutelrol speelt bij misdaadpreventie en de bevordering van een cultuur van legaliteit;
N. overwegende dat de dreiging van criminele organisaties uit de Westelijke Balkan in sommige landen ten onrechte is gebruikt als argument tegen toetreding tot de EU, en dat die dreiging derhalve naar behoren moet worden aangepakt om verdere stappen in het EU-toetredingsproces van de landen van de Westelijke Balkan te bevorderen;
O. overwegende dat de landen van de Westelijke Balkan, om te voldoen aan de criteria voor EU-lidmaatschap, uitgebreide hervormingen moeten doorvoeren in cruciale domeinen en concrete resultaten moeten boeken inzake justitiële hervormingen en de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad;
P. overwegende dat het versterken van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad hoekstenen zijn van de EU-strategie voor de Westelijke Balkan van 2018;
Q. overwegende dat via het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) 64 miljoen EUR is toegewezen aan projecten ten behoeve van de strijd tegen georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan, waarmee meerdere nationale en meerlandenprojecten zijn gefinancierd ter ondersteuning van een beter werkende rechtsbedeling in zaken betreffende georganiseerde misdaad en corruptie in de Westelijke Balkan, onder andere door waarneming van rechtszaken; overwegende dat IPA III tevens specifieke doelstellingen bevat om doeltreffende instrumenten te ontwikkelen ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad, mensenhandel, handel in illegale vuurwapens, drugshandel en het witwassen van geld;
Algemene situatie
1. benadrukt dat georganiseerde misdaad en corruptie weliswaar in de eerste plaats schade berokkenen aan de burgers van de landen van de Westelijke Balkan, aangezien hun recht op veiligheid en sociale samenhang alsook hun vertrouwen in het democratisch systeem erdoor ondermijnd worden, en democratische hervormingen en het toetredingsproces erdoor belemmerd worden, maar dat er ook sprake is van potentiële en feitelijke negatieve gevolgen voor de veiligheid en stabiliteit van EU-lidstaten;
2. beklemtoont dat als de landen van de Westelijke Balkan het vooruitzicht op een toekomst in de EU wordt ontnomen, dit de situatie op het vlak van de georganiseerde misdaad erger maakt, en dat de situatie kan worden verbeterd door het EU-integratieproces en samenwerking met de lidstaten te bevorderen; benadrukt dat aangezien de bestrijding van georganiseerde misdaad en de bevordering van EU-integratie elkaar versterkende processen zijn, het EU-integratieproces moet worden versneld;
3. is van mening dat het contraproductief is om de visumliberalisering voor Kosovo te koppelen aan de bestrijding van georganiseerde misdaad, aangezien isolatie criminele activiteiten in de hand werkt; onderstreept nogmaals dat Kosovo aan alle criteria voor visumliberalisering heeft voldaan en roept de Raad op om visumliberalisering onverwijld toe te staan;
4. merkt op dat de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad de cruciale gebieden zijn waarop de landen van de Westelijke Balkan tastbare resultaten moeten laten zien om dichter in de buurt te komen van toetreding tot de EU; dringt erop aan dat zij hun inzet aanzienlijk vergroten om de noodzakelijke hervormingen te stimuleren, en verzoekt de EU om, als prioriteit van het uitbreidingsbeleid, financiële hulp en praktische samenwerking aan te bieden zodat de correcte omzetting en tenuitvoerlegging van de relevante internationale instrumenten die de rechtsstaat ondersteunen en corruptie en georganiseerde misdaad aanpakken, bevorderd worden;
5. is ingenomen met de op 14 april 2021 gepubliceerde EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit 2021-2025 en dringt er bij de EU op aan de internationale samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde misdaad te intensiveren, met name met de landen van de Westelijke Balkan, teneinde deze transnationale dreiging op effectieve wijze aan te pakken;
6. merkt op dat het gebrek aan werkgelegenheidskansen, corruptie, desinformatie, elementen van gijzeling van de staat, ongelijkheid, buitenlandse inmenging door niet-democratische regimes zoals Rusland en China, en het trage proces van toetreding tot de EU, tot de factoren behoren die de samenlevingen van de Westelijke Balkan kwetsbaar maken voor georganiseerde misdaad; dringt er bij zowel de autoriteiten van de landen van de Westelijke Balkan als hun internationale partners, en met name de EU, op aan zich meer in te zetten voor de aanpak van deze problemen die instabiliteit aanwakkeren, de integratie ondermijnen en democratische en economische ontwikkeling vertragen;
7. betreurt het gebrek aan oprechte politieke wil bij een deel van de plaatselijke politieke elites om georganiseerde misdaad en corruptie te bestrijden en alle elementen van gijzeling van de staat uit te bannen;
8. betreurt het gebrek aan onafhankelijkheid en naar behoren functioneren, in veel gevallen, van de rechterlijke macht in de landen van de Westelijke Balkan, en dringt daarom aan op een meer strategische benadering bij de aanpak van problemen gerelateerd aan georganiseerde misdaad; verzoekt de EU verdere bijstand te verlenen ter bevordering van een professionele en resultaatgerichte strafrechtcultuur en ter verbetering van de integriteit van de rechterlijke macht; merkt op dat weliswaar enige vooruitgang is geboekt wat betreft justitiële hervormingen, maar dat aanzienlijke inspanningen nog steeds vereist zijn om tastbare resultaten te verwezenlijken;
9. dringt er bij de landen van de Westelijke Balkan op aan de tekortkomingen van hun strafrechtstelsels aan te pakken, met inbegrip van de duur van procedures; roept de EU en andere internationale partners op te voorzien in verdere richtsnoeren voor rechtshandhavingsinstanties en de rechterlijke macht, teneinde de professionaliteit en het goed functioneren van het strafrecht te verbeteren;
10. is ingenomen met de omzetting in nationale wetgeving door de landen van de Westelijke Balkan van EU- en internationale normen inzake de ontneming van vermogensbestanddelen, en andere inspanningen ter bestrijding van georganiseerde misdaad in de regio, zoals de ontwikkeling van coördinatiemechanismen binnen de overheid en speciale rechtbanken en wetshandhavingseenheden; betreurt echter dat de tenuitvoerlegging achterblijft en dringt er bij de autoriteiten van de Westelijke Balkan op aan een solide staat van dienst op te bouwen met betrekking tot de terugvordering van dergelijke activa voor het profijt van al hun burgers, en het confisqueren van opbrengsten van en hulpmiddelen bij misdrijven tot prioriteit te maken in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad; verzoekt de EU om ondersteuning te verlenen voor adequate middelen voor wetshandhavingsinstanties alsook voor behoorlijke omstandigheden en middelen en benadrukt daarbij in het bijzonder dat er behoefte is aan meer expertise in financieel forensisch onderzoek bij de openbare ministeries;
11. roept de landen van de Westelijke Balkan op hun inspanningen ook te richten op criminele organisaties in hun totaliteit en niet enkel op individuele gevallen, en daarmee goede resultaten neer te zetten in het vervolgen en veroordelen van criminele zwaargewichten; merkt op dat het voor de strafrechtelijke respons van essentieel belang is dat criminele activiteiten correct worden geïdentificeerd en zorgvuldig worden onderzocht als zijnde “georganiseerd”; dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan de mazen in de wetgeving te repareren zodat informanten en klokkenluiders uit de openbaarheid kunnen blijven, en hen, alsook hun naaste familieleden, te beschermen tegen pestgedrag, ontslag of bedreigingen, zodat criminele organisaties met inzet van meer capaciteit kunnen worden ontmanteld en corruptie en georganiseerde misdaad met succes kunnen worden bestreden; pleit voor de uitwisseling van best practices met EU-lidstaten die bijzonder succesvol zijn in hun strijd tegen georganiseerde misdaad; roept de EU-lidstaten op hun steun te verlenen aan getuigenbeschermingsprogramma’s, onder andere door middel van hervestiging;
12. roept de landen van de Westelijke Balkan op om consistent te werken aan een staat van dienst op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen en hierover periodiek te rapporteren middels nationale rapporten, en de samenwerking tussen overheidsinstanties te versterken, onder meer op het gebied van het verzamelen en delen van inlichtingen, teneinde de georganiseerde misdaad beter te begrijpen en aan te pakken;
13. blijft herhalen dat het noodzakelijk is politieke en administratieve banden met de georganiseerde misdaad uit te roeien door middel van duidelijke waarborgen inzake corruptiebestrijding en door de doeltreffende vervolging van corruptiezaken op hoog niveau; verzoekt de EU meer bijstand te verlenen ten behoeve van de consolidatie van op verdiensten gebaseerde overheden; is uiterst gealarmeerd naar aanleiding van berichtgeving en beschuldigingen aangaande banden tussen hooggeplaatste politici en criminele organisaties, terwijl het gerechtelijk apparaat niet bij machte is deze beweringen te adresseren; benadrukt dat de bouwsector in de Westelijke Balkan tot de sectoren behoort die het meest kwetsbaar zijn voor georganiseerde misdaad en corruptie;
14. is bezorgd over het feit dat criminele organisaties de COVID-19-pandemie hebben weten uit te buiten, onder meer door misbruik te maken van directe openbare aanbestedingen voor essentiële medische apparatuur en diensten voor de gezondheidszorg, door vervalste COVID-19-certificaten te verkopen en, steeds vaker, door het verstrekken van woekerleningen; verzoekt de autoriteiten van de Westelijke Balkan maatregelen te nemen tegen namaakvaccins en namaakvaccinatiekaarten; verzoekt de Commissie om budgettaire steun te koppelen aan duidelijke anticorruptiedoelstellingen; benadrukt hiertoe de noodzaak om sterke mechanismen op te zetten voor het toezicht op de tenuitvoerlegging ervan;
15. herinnert eraan dat het IPA III in strikte voorwaardelijkheid voorziet en dat financiering moet worden verminderd of zelfs opgeschort indien een grote achteruitgang of een aanhoudend gebrek aan vooruitgang wordt vastgesteld op het gebied van de zogenoemde “fundamentele kwesties”, met name op het gebied van de rechtsstaat en de grondrechten, met inbegrip van de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad; beklemtoont dat het in het belang van de veiligheid van de EU is en onder haar verantwoordelijkheid valt om ervoor te zorgen dat EU-middelen geen averechts effect sorteren door cliëntelistische netwerken van corrupte politici en bevoorrechte bedrijven te versterken;
16. merkt op dat banden tussen de georganiseerde misdaad, de politiek en het bedrijfsleven al bestonden vóór het uiteenvallen van Joegoslavië en dat deze banden sinds de jaren negentig in stand zijn gebleven; veroordeelt het klaarblijkelijke gebrek aan wil bij de verantwoordelijke autoriteiten om de archieven van voormalig Joegoslavië te openen; herhaalt daarom zijn oproep om de archieven van voormalig Joegoslavië open te stellen en, in het bijzonder, toegang te verlenen tot de dossiers van de voormalige Joegoslavische geheime dienst (UDBA) en de geheime dienst van het Joegoslavische volksleger (KOS), en de dossiers op verzoek aan de respectieve regeringen terug te geven;
17. onderstreept het belang van samenwerking en uitwisseling van inlichtingen met de lidstaten, met internationale partners zoals de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk, alsook met internationale organisaties zoals de NAVO, Greco, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en het UNODC;
18. is ermee ingenomen dat de Verenigde Staten opnieuw constructieve betrokkenheid bij de Westelijke Balkan vertonen en daarbij de nadruk leggen op corruptiebestrijding; wijst in dit verband op het Amerikaanse uitvoeringsbevel waarmee sancties worden opgelegd aan personen die bijdragen tot de destabiliserende toestand in de Westelijke Balkan, en op het optreden van de VS tegen personen en entiteiten wegens aanzienlijke corrupte activiteiten; verzoekt de EU grondig te onderzoeken of het mogelijk is aan deze maatregelen navolging te geven;
Specifieke vormen van georganiseerde misdaad
19. merkt op dat de landen van de Westelijke Balkan landen van herkomst, bestemming en doorvoer zijn voor mensenhandel, en dat het hierbij met name gaat om vrouwen en meisjes die voor doeleinden van seksuele uitbuiting worden verhandeld; wijst erop dat mensenhandel de misdaadvorm is die naar verhouding het vaakst banden vertoont met de georganiseerde misdaad; roept de bevoegde autoriteiten op meer aandacht te besteden aan preventie en het verhogen van de weerbaarheid van groepen die gemakkelijk het slachtoffer kunnen worden van mensenhandel, en onderstreept daarbij de behoefte aan een intersectionele, genderbewuste aanpak; is verheugd over de gezamenlijke acties met internationale partners, waaronder Interpol en Europol, die hebben geleid tot de arrestatie van personen die worden verdacht van mensenhandel en mensensmokkel;
20. merkt op dat de landen van de Westelijke Balkan als doorvoerroute dienen voor migranten en vluchtelingen en dat de regio en de lidstaten zich door de grote bevolkingsstromen van de afgelopen jaren voor enorme uitdagingen gesteld zien; dringt aan op grotere inspanningen om migrantensmokkel aan te pakken en de grondrechten van gesmokkelde personen, met name niet-begeleide minderjarigen, te beschermen, en op meer informatie-uitwisseling en betere coördinatie tussen de landen van de Westelijke Balkan onderling en met de lidstaten; spoort de EU en haar lidstaten aan meer bijstand te verlenen bij de aanpak van deze kwesties, zoals financiële en technische ondersteuning, het sluiten van informele en statusovereenkomsten en het bevorderen van samenwerking via het gezamenlijk operationeel bureau (Joint Operational Office) en het operationeel platform – oostelijke Middellandse Zeeroute, daarbij rekening houdend met de bijzonderheden en behoeften van de Westelijke Balkanroute, alsook door hulp bij het tot stand brengen van waardige opvangvoorzieningen; dringt aan op een betere bescherming van de buitengrenzen van de EU in samenwerking met de landen van de Westelijke Balkan;
21. wijst erop dat het aanpakken van criminele geldstromen van cruciaal belang is in de opsporing van criminele activiteiten en bij het voorkomen van criminele infiltratie in de legale economie; beklemtoont dat transparantie met betrekking tot uiteindelijk begunstigden een belangrijk beleidsinstrument is in de strijd tegen corruptie, illegale geldstromen en belastingontduiking; stelt met tevredenheid vast dat de regeringen van de landen van de Westelijke Balkan zich inspannen om het witwasprobleem aan te pakken, onder meer door de vaststelling van herziene kaders voor de bestrijding van witwassen; spreekt echter zijn bezorgdheid uit over de gebrekkige tenuitvoerlegging van deze kaders; herhaalt dat de handhaving van due-diligencebepalingen en de transparantie van uiteindelijk begunstigden aanzienlijk moeten worden verbeterd, ook in de bankensector;
22. uit zijn bezorgdheid over de grote omvang van de grijze economie (die in waarde naar schatting meer dan 30 % van het bbp in de regio bedraagt) en over het hoge aantal illegale betalingen in contanten in de hele regio; roept de regeringen in de regio op maatregelen te nemen om waar mogelijk de informele economie in te perken; benadrukt dat onlinebankieren, wanneer dit onvoldoende is gereguleerd, het witwasrisico vergroot en roept de landen van de Westelijke Balkan en de Commissie op om in het kader van het EU-uitbreidingsproces de kwestie van internationale en regionale harmonisatie aan te pakken;
23. is verheugd dat de landen van de Westelijke Balkan inzet tonen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens te bestrijden, met name door middel van een regionale routekaart die is goedgekeurd tijdens de top EU-Westelijke Balkan te Londen, en die erop gericht is het illegale bezit, het gebruik en de productie van, alsook de handel in handvuurwapens en lichte wapens aan te pakken; beklemtoont echter dat uit het EU-actieplan 2020-2025 inzake illegale vuurwapenhandel blijkt dat het bezit van en de handel in illegale vuurwapens serieuze problemen blijven, aangezien veel van de wapens die in het kader van georganiseerde misdaad in de EU worden aangetroffen en gebruikt, uit de regio komen; dringt er bij de zes landen van de Westelijke Balkan op aan in ontwapeningsprogramma’s te investeren;
24. benadrukt het belangrijke werk van Seesac in het kader van het versterken van het vermogen van nationale en regionale belanghebbenden om de verspreiding en het misbruik van handvuurwapens en lichte wapens te beheersen en terug te dringen, en dringt aan op meer samenwerking en coördinatie met Seesac;
25. merkt op dat de zes landen van de Westelijke Balkan een belangrijke doorvoerregio voor drugshandel vormen en dat drugsproductie en -handel de misdrijven zijn met de meeste veroordelingen in de regio; stelt het toenemende aantal gezamenlijke drugsbestrijdingsoperaties op prijs; roept in verband hiermee op tot nauwere samenwerking tussen EU-rechtshandhavingsinstanties zoals Europol en de rechtshandhavingsorganen van de lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan; beklemtoont dat rechtshandhavingsinstanties hun capaciteit moeten uitbouwen om drugshandel beter te kunnen monitoren en bestrijden;
26. wijst op de toename in georganiseerde cybercriminaliteit; is ingenomen met de inzet van de landen van de Westelijke Balkan gericht op uitbreiding van hun capaciteit om cybercriminaliteit te bestrijden, en met het feit dat cybercriminaliteit vaker gerechtelijk wordt vervolgd; spoort de EU aan om de landen van de Westelijke Balkan met de juiste instrumenten en middelen te helpen bij de aanpak van cybercriminaliteit en andere onlinedreigingen, onder meer via het onlangs opgerichte Europees Kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging; onderstreept dat het belangrijk is om in nauwe samenwerking met Europese partners manipulatieve desinformatie aan te pakken;
27. vraagt de EU en de landen van de Westelijke Balkan gezamenlijk iets te doen aan de aanhoudende en toenemende dreigingen voor de bescherming en het behoud van cultureel erfgoed en aan de smokkel van cultuurgoederen, met name in conflictgebieden; dringt aan op meer samenwerking tussen de verschillende rechtshandhavingsinstanties, met inbegrip van onverwijlde informatie-uitwisseling tussen nationale inlichtingendiensten, en meer samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en de kunst- en archeologiewereld;
28. merkt op dat de landen van de Westelijke Balkan hun inspanningen moeten opvoeren om overige illegale activiteiten van criminele organisaties, waaronder arbeidsuitbuiting, milieucriminaliteit zoals illegale houtkap en stroperij, en afpersing, tegen te gaan;
Samenwerking met de EU (haar lidstaten en agentschappen) en interregionale samenwerking
29. is verheugd over de nauwere samenwerking tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan bij de bestrijding van georganiseerde misdaad en moedigt de EU aan steun te blijven verlenen aan de capaciteitsopbouw in de Westelijke Balkan en aan de bevordering van politiële en justitiële samenwerking bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad; benadrukt dat in elke samenwerkingsovereenkomst met EU-structuren de grondrechten volledig moet worden geëerbiedigd en een passend niveau van gegevensbescherming moet zijn gewaarborgd; roept de landen van de Westelijke Balkan op hun wetgeving verder te harmoniseren met het EU-acquis inzake overheidsopdrachten, de bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme, het witwassen van geld en cybercriminaliteit;
30. beveelt aan dat bestaande, door de EU gesteunde structuren zoals de Raad voor regionale samenwerking worden versterkt zodat zij een consistente rol kunnen spelen in het bevorderen van de verdere samenwerking tussen de EU, haar lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan;
31. is ingenomen met de sluiting van samenwerkingsovereenkomsten tussen Eurojust en Albanië, Noord-Macedonië, Montenegro en Servië, alsook met de toestemming om onderhandelingen te openen met Bosnië en Herzegovina; dringt er bij de Raad op aan zo snel mogelijk toestemming te verlenen voor het openen van onderhandelingen over een soortgelijke overeenkomst met Kosovo, aangezien justitiële samenwerking op het gebied van strafzaken met alle landen van de Westelijke Balkan van cruciaal belang is in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, en met name tegen mensenhandel en drugssmokkel die het leeuwendeel van de criminele activiteiten in de regio uitmaken; merkt op dat Eurojust ongeveer 200 gezamenlijke strafrechtelijke onderzoeken van EU-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan heeft gefaciliteerd;
32. looft de succesvolle samenwerking met verbindingsmagistraten uit Albanië, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië die bij Eurojust zijn gedetacheerd om ondersteuning te verlenen bij grensoverschrijdende onderzoeken waarbij hun landen betrokken zijn, en wijst op de aanzienlijke toename van het aantal zaken sinds de benoeming van verbindingsmagistraten; moedigt in dit verband soortgelijke samenwerking met de overige landen van de Westelijke Balkan aan; stelt met tevredenheid vast dat het aantal zaken waarin sprake is van justitiële samenwerking sinds 2019 is toegenomen, ondanks de moeilijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-pandemie;
33. beklemtoont dat de Westelijke Balkan een regio van bijzonder belang is voor Europol; is verheugd over de overeenkomsten inzake operationele samenwerking tussen Europol en vijf landen van de Westelijke Balkan, alsook over de werkafspraken met de rechtshandhavingsautoriteiten van Kosovo; roept op tot volledige tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten en looft de succesvolle operaties die in het kader van deze samenwerking zijn uitgevoerd; stelt met tevredenheid vast dat er in 2019 een verbindingsbureau van Europol is geopend in Albanië en dat is besloten om vergelijkbare verbindingsbureaus te openen in Bosnië en Herzegovina en in Servië; moedigt vergelijkbare samenwerking aan met de overige landen van de Westelijke Balkan; onderstreept ook het belang van samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF); roept in dit verband de EU en de landen van de Westelijke Balkan op een kader op te stellen voor vruchtbare samenwerking tussen het EOM en de landen van de Westelijke Balkan, om ervoor te zorgen dat het EOM zijn bevoegdheden op het gebied van EU-financiering, en met name inzake de IPA III-middelen in de landen van de Westelijke Balkan, op doeltreffende wijze kan uitoefenen;
34. is ingenomen met de werkafspraken die het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) heeft gesloten met de landen van de Westelijke Balkan over specifieke onderwerpen in verband met de bestrijding van georganiseerde misdaad; benadrukt dat het belangrijk is dat de reeds bestaande mechanismen tussen Cepol en de Westelijke Balkan verder versterkt worden; neemt kennis van de gespecialiseerde landenrapporten van Greco en onderstreept hoe belangrijk het is dat de toetredingslanden hun samenwerking met Greco intensiveren en haar specifieke aanbevelingen uitputtend uitvoeren;
35. benadrukt dat Interpol een belangrijk instrument vormt in de strijd tegen de georganiseerde misdaad; betreurt het feit dat Kosovo nog geen lid is van Interpol, ondanks zijn verscheidene pogingen daartoe; roept de lidstaten op het verzoek van Kosovo om tot de organisatie toe te treden, op proactieve wijze te steunen; is van mening dat lidmaatschap van Interpol van alle zes de landen van de Westelijke Balkan de doeltreffendheid van maatregelen tegen transnationale misdaad zou vergroten;
36. is verheugd over de inwerkingtreding van de overeenkomsten inzake samenwerking op het gebied van grensbeheer tussen het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en Albanië, Montenegro en Servië, waardoor Frontex gezamenlijke operaties in deze landen kan uitvoeren om het beheer van hun grenzen te verbeteren, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en illegale migratie in te perken overeenkomstig internationale normen en met volledige eerbiediging van de mensenrechten; is ingenomen met de vergelijkbare statusovereenkomsten die zijn gestart met Noord-Macedonië en Bosnië en Herzegovina en roept alle partijen op de ratificatie van deze overeenkomsten zo spoedig mogelijk voort te zetten en te werken aan een vergelijkbare overeenkomst met Kosovo; wijst erop dat de samenwerking tussen Frontex en de landen van de Westelijke Balkan verder moet worden ontwikkeld in aangelegenheden die verband houden met de bestrijding van georganiseerde misdaad;
37. herhaalt dat er meer aandacht moet worden gevestigd op preventie en onderwijs, met name de negatieve maatschappelijke impact van georganiseerde misdaad en handel in mensen, drugs en wapens, alsook op een goed begrip van burgerschap, en dat de weerbaarheid moet worden vergroot door meer aandacht te schenken aan sociaal-economische omstandigheden, met name in voorsteden en plattelandsgebieden, en steun te verlenen aan lokale initiatieven die erop gericht zijn de kwetsbaarheid voor misdaad en corruptie te verminderen, en benadrukt tegelijk de noodzaak van een intersectionele, genderbewuste aanpak; benadrukt het belang van democratische capaciteitsopbouw in de Westelijke Balkan, onder andere door middel van gespecialiseerde programma’s en proefprojecten die tot doel hebben de participatiedemocratie te versterken en problemen in verband met de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie te bespreken;
38. beklemtoont dat de banden tussen criminele organisaties en geradicaliseerde individuen en terroristische organisaties moeten worden gemonitord; wijst nogmaals op de belangrijke rol van de EU bij het bestrijden van terrorismefinanciering en het witwassen van geld; moedigt verdere samenwerking in dit verband aan, in het bijzonder door middel van EU-steun voor de opleiding van financiële deskundigen in de regio, het delen van informatie en de uitwisseling van best practices en knowhow; is ermee ingenomen dat de deelnemers aan de Westelijke Balkan-top van 5 juli 2021 te Berlijn hebben erkend dat er een multidisciplinaire respons moet komen, met inbegrip van samenwerking met de private sector en maatschappelijke organisaties, om gezamenlijke inspanningen in de strijd tegen zware en georganiseerde misdaad, illegale financiering, corruptie en terrorisme doeltreffender te maken;
39. wijst erop dat regionale samenwerking van onmiskenbaar belang is voor de doeltreffende bestrijding van georganiseerde misdaad; is vol lof over het werk van bestaande regionale initiatieven ter versterking van de interinstitutionele betrekkingen in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad tussen de landen van de Westelijke Balkan, zoals het Zuidoost-Europees rechtshandhavingscentrum, en moedigt verdere regionale samenwerking aan teneinde grensoverschrijdende georganiseerde misdaad doeltreffender te bestrijden;
40. prijst de rol van regionale initiatieven waarbij EU-lidstaten en landen van de Westelijke Balkan betrokken zijn, zoals de EU-strategie voor de Adriatische en Ionische regio (Eusair), het Adriatisch-Ionisch initiatief, het Midden-Europees Initiatief en het proces van Berlijn; moedigt zowel EU-lidstaten als landen van de Westelijke Balkan aan om aan deze initiatieven deel te nemen en het potentieel ervan ten volle te benutten;
41. is ingenomen met de financiering uit hoofde van het IPA voor projecten die de gehele regio bestrijken en erop gericht zijn de landen van de Westelijke Balkan beter in staat te stellen om corruptie en georganiseerde misdaad te bestrijden; looft in het bijzonder het getuigenbeschermingsprogramma van IPA II, dat geleid heeft tot de oprichting van het “Balkannetwerk”; roept op tot voortzetting van deze samenwerking, en roept de partners van de Westelijke Balkan op verantwoordelijkheid te nemen om het netwerk levend te houden;
42. staat achter het uit het IPA gefinancierde meerlandenprogramma ter ondersteuning van een meer doeltreffende rechtsbedeling in zaken van corruptie en georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan door middel van waarneming bij rechtszaken (“supporting a more effective administration of justice in corruption and organised crime cases in the Western Balkans through trial monitoring”), als een stap naar een meer doeltreffende justitiële respons door de autoriteiten inzake corruptie en georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan; dringt er bij de regeringen van de landen van de Westelijke Balkan op aan volledig gevolg te geven aan de aanbevelingen die als onderdeel van de peerreviews door de deskundigen van de lidstaten zijn geformuleerd;
43. is van mening dat de partners van de Westelijke Balkan actief moeten deelnemen aan de Conferentie over de toekomst van Europa en moeten worden betrokken bij een breder Europees debat over de aanpak van de georganiseerde misdaad;
44. verzoekt internationale donoren te zorgen voor een betere coördinatie van de verschillende programma’s ter bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie in de Westelijke Balkan, teneinde dubbel werk te voorkomen en de doeltreffendheid van internationale samenwerking op deze gebieden te vergroten;
45. neemt met bezorgdheid kennis van het gebrek aan geloofwaardige gegevens over georganiseerde misdaad in de regio en verzoekt de landen van de Westelijke Balkan het inzicht in de georganiseerde misdaad te vergroten door hun capaciteit voor het verzamelen en verwerken van betrouwbare gegevens over georganiseerde misdaad te vergroten; onderstreept de noodzaak van diepgaander interdisciplinair onderzoek en een intersectionele, genderbewuste benadering en moedigt de landen van de Westelijke Balkan aan om samen te werken met internationale partners om nationale statistische systemen op te zetten voor het registreren en analyseren van georganiseerde misdaad, teneinde efficiënte, empirisch onderbouwde beleidsmaatregelen te ontwikkelen om georganiseerde misdaad en corruptie te voorkomen en aan te pakken;
De rol van maatschappelijke organisaties en de media
46. wijst op de belangrijke rol die is weggelegd voor maatschappelijke organisaties, academici en journalisten bij het monitoren van het werk van regeringen, justitiële en rechtshandhavingsinstanties, en bij het beoordelen van resultaten van de bestrijding van georganiseerde misdaad; merkt op dat in de landen van de Westelijke Balkan wettelijke en institutionele kaders voor deelname van maatschappelijke organisaties grotendeels voorhanden zijn, maar betreurt het dat het potentieel van deze kaders niet ten volle wordt benut en dat in sommige gevallen maatschappelijke organisaties met een focus op corruptie en georganiseerde misdaad vijandigheid vanuit hun regering ondervinden; dringt erop aan dat maatschappelijke organisaties meer worden betrokken bij het wetgevingsproces en dat zij de mogelijkheid krijgen een betekenisvolle bijdrage te leveren aan belangrijke wetgevingsteksten; verzoekt de autoriteiten van de Westelijke Balkan in dit verband dringend betere wetgeving inzake vrije toegang tot informatie via inclusieve processen te ontwikkelen, aan te nemen en ten uitvoer te leggen;
47. is vol lof over de belangrijke rol die maatschappelijke organisaties spelen op het gebied van preventie, ondersteuning van kwetsbare groepen en beleidsformulering, en over de toezichthoudende rol die zij op zich nemen wanneer er geen onafhankelijke overheidsinstanties bestaan; uit zijn bezorgdheid over lastercampagnes, druk en gevallen van intimidatie die ervoor zorgen dat maatschappelijke organisaties steeds meer in het nauw worden gedreven;
48. moedigt maatschappelijke organisaties in de Westelijke Balkan aan sterkere netwerken tot stand te brengen tussen actoren uit het maatschappelijk middenveld, lokale tegenhangers te vinden die op soortgelijke onderwerpen actief zijn, en verdere ervaringen en best practices uit te wisselen om inzicht te krijgen in de aard en oorzaken van georganiseerde misdaad en de preventie van radicalisering in de regio te ondersteunen; is ingenomen met de bijdragen aan strategische communicatiecampagnes van belanghebbenden zoals het EU-netwerk voor voorlichting over radicalisering en het Europees netwerk voor strategische communicatie;
49. merkt op dat veel maatschappelijke organisaties afhankelijk zijn van private financiering en moeite hebben voldoende middelen te vinden om hun activiteiten te kunnen voortzetten; erkent dat subsidies vaak worden toegekend aan kortlopende projecten, en dat er weinig steun is voor activiteiten tegen georganiseerde misdaad; erkent dat kortlopende financiering tot gevolg heeft dat medewerkers alleen voor specifieke projecten worden aangeworven, waardoor er een gebrek aan stabiele arbeidsnormen is en personeel weinig kansen krijgt om hun kernvaardigheden te ontwikkelen, en dat de strategische langetermijnplanning daaronder lijdt;
50. prijst het waardevolle werk van onderzoeksjournalisten die verslag uitbrengen over prominente zaken en een licht laten schijnen op banden tussen misdaadorganisaties, politici en bedrijven; veroordeelt met klem alle aanvallen, waaronder gerichte moord, intimidatie, haatzaaiende uitlatingen en lastercampagnes tegen onderzoeksjournalisten en maatschappelijk organisaties; neemt met uiterste bezorgdheid kennis van gevallen van haatzaaiende uitlatingen en lastercampagnes door overheidsfunctionarissen, parlementsleden en vertegenwoordigers van regeringen, regerende partijen en media die eigendom zijn van of gedeeltelijk gefinancierd worden door de staat; roept de autoriteiten en rechtshandhavingsinstanties op ervoor te zorgen dat onderzoeksjournalisten en maatschappelijke organisaties worden beschermd en ongehinderd kunnen werken en dringt erop aan dat alle vormen van haatzaaiende uitlatingen die gericht zijn tegen minderheden en kwetsbare groepen, met name die van nationale of etnische afkomst, worden bestraft; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden om meer samen te werken met en ondersteuning te bieden aan maatschappelijke organisaties, ngo’s, hervormingsgezinde beleidsmakers, de academische wereld en onafhankelijke media ter plaatse; moedigt de Commissie en de lokale EU-delegaties aan samen met lokale belanghebbenden te werken aan het opzetten van procedures voor de geregelde waarneming van rechtszaken aangaande corruptie en georganiseerde misdaad;
51. betreurt ten zeerste het toenemende aantal strategische rechtszaken ter ontmoediging van publieke participatie (SLAPP’s) die vaak worden gebruikt om journalisten en individuen te bedreigen om te voorkomen dat zij de wanpraktijken van de machthebbers aan het licht brengen; roept de autoriteiten van de Westelijke Balkan op hun inspanningen aanzienlijk op te voeren in het streven naar transparantie van media-eigendom, onafhankelijkheid van nieuwsredacties en vrijwaring van de media van politieke inmenging, als essentiële elementen van een vrije democratische samenleving en als essentiële voorwaarden voor het welslagen van de strijd tegen georganiseerde misdaad en corruptie;
o o o
52. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de regeringen en parlementen van de lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan.