De situatie in Cuba, met name de zaken van José Daniel Ferrer, "Dame in het Wit" Aymara Nieto, Maykel Castillo, Luis Robles, Félix Navarro, Luis Manuel Otero, dominee Lorenzo Fajardo, Andy Dunier García en Yunior García Aguilera
Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2021 over de situatie in Cuba, met name de zaken van José Daniel Ferrer, “Dame in het Wit” Aymara Nieto, Maykel Castillo, Luis Robles, Félix Navarro, Luis Manuel Otero, dominee Lorenzo Fajardo, Andy Dunier García en Yunior García Aguilera (2021/3019(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Cuba, met name die van 16 september 2021 over het hardhandige optreden van de regering tegen protesten en burgers in Cuba(1),
– gezien de Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking (Political Dialogue and Cooperation Agreement – PDCA) tussen de Europese Unie en Cuba, die in december 2016 is ondertekend en sinds 1 november 2017 voorlopig wordt toegepast(2),
– gezien de verklaring van 14 november 2021 van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) over het besluit om de accreditatie van journalisten van persbureau EFE in te trekken,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en andere internationale mensenrechtenverdragen en -instrumenten,
– gezien de verklaring van 29 november 2021 van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de mensenrechten en het Bureau van de speciale rapporteur inzake vrijheid van meningsuiting over het repressieve optreden van de overheid waarmee de op 15 november 2021 geplande burgermars in Cuba werd verhinderd,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 8 december 2021 van verschillende kunstenaars, PEN International, PEN America’s Artists at Risk Connection en Human Rights Watch over het beëindigen van de repressie tegen kunstenaars in Cuba,
– gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing waarbij Cuba als staat partij is,
– gezien de brief van 10 mei 2021 van de adjunct-directeur van de EDEO voor Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika aan vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld over hun betrokkenheid bij de uitvoering van de PDCA (ARES(2021)247104),
– gezien de definitie van “organisatie van het maatschappelijk middenveld”, gepubliceerd op de website van het Publicatieblad van de Europese Unie (EUR-Lex),
– gezien de Cubaanse grondwet en het wetboek van strafrecht,
– gezien artikel 144, lid 5, en artikel 132, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 11 juli 2021 in meer dan 50 steden op het eiland historische demonstraties plaatsvonden om vreedzaam te demonstreren tegen de ernstige sociaal-economische crisis, de chronische tekorten aan geneesmiddelen en andere essentiële goederen en de stelselmatige inperkingen van de mensenrechten; overwegende dat deze grieven, samen met de coronacrisis, de roep om burgerrechten, politieke rechten en democratie luider hebben doen klinken; overwegende dat de Cubaanse regering het in reactie op die demonstraties stelselmatig gemunt heeft op onder meer demonstranten, politieke dissidenten, religieuze leiders, mensenrechtenactivisten en onafhankelijke kunstenaars, onder wie winnaars van de Sacharovprijs, vanwege hun vreedzame activisme voor democratie en mensenrechten; overwegende dat enkele tientallen van hen naar verluidt willekeurig gearresteerd, vastgehouden of onder huisarrest en voortdurend toezicht geplaatst zijn en ongegrond of om drogredenen strafrechtelijk vervolgd worden;
B. overwegende dat José Daniel Ferrer, “Dame in het Wit” Aymara Nieto, Maykel Castillo, Luis Robles, Félix Navarro, Luis Manuel Otero, dominee Lorenzo Rosales Fajardo, Andy Dunier García en Yunior García Aguilera slechts enkele voorbeelden zijn van de honderden Cubanen die vanwege het Cubaanse regime onrechtvaardigheid en repressie ondervinden;
C. overwegende dat deze willekeurig vastgehouden personen voortdurend geïsoleerd zitten, soms in strafcellen moeten verblijven en tevens wrede folteringen en onmenselijke en vernederende behandelingen ondergaan zonder toegang tot hun advocaten en passende medische behandeling; overwegende dat sommigen van hen in gevangenissen ver van huis worden vastgehouden, zodat hun familie hen niet kan komen bezoeken; overwegende dat verschillende gedetineerden met gezondheidsproblemen kampen, waardoor hun vrijlating bijzonder dringend is;
D. overwegende dat vele anderen die het land ontvlucht zijn of het land moesten verlaten, niet mochten terugkeren en in de nabije toekomst in ballingschap zullen blijven; overwegende dat het misdrijf van gedwongen ontheemding van dissidenten in Cuba al door vier VN-rapporteurs aan de kaak is gesteld;
E. overwegende dat het Archipiélago-platform en andere maatschappelijke organisaties op 21 september 2021 de bevoegde autoriteiten publiekelijk en transparant toestemming hebben gevraagd om op 15 november 2021 een vreedzame demonstratie te houden voor de eerbiediging van de mensenrechten en de vrijlating van politieke gevangenen in het land; overwegende dat de Cubaanse autoriteiten de geplande protesten hebben verboden, omdat ze die onwettig achtten en de voor de demonstratie aangehaalde redenen niet legitiem vonden;
F. overwegende dat de Cubaanse autoriteiten daags vóór de op 15 november 2021 geplande vreedzame demonstraties de accreditatie van de journalisten die in het land voor het Spaanse persbureau EFE werken, hebben ingetrokken als een duidelijke zet om de open en accurate berichtgeving over het eiland aan banden te leggen;
G. overwegende dat de staat Cuba verplicht is het recht op vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting te erkennen, te beschermen en te waarborgen, zonder discriminatie op grond van politieke opvattingen; overwegende dat het van essentieel belang is dat de rechtshandhavers van de staat zich strikt houden aan de internationale mensenrechtennormen, met inachtneming van de beginselen van wettigheid, uitzonderlijkheid, evenredigheid en noodzakelijkheid;
H. overwegende dat het Parlement op 5 juli 2017 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de PDCA, met duidelijke voorwaarden in verband met de verbetering van de mensenrechten en de democratie in Cuba, met inbegrip van een opschortingsclausule in geval van schending van de mensenrechtenbepalingen; overwegende dat de EU en Cuba op 26 februari 2021 hun derde formele mensenrechtendialoog hebben gehouden in het kader van de PDCA tussen de EU en Cuba; overwegende dat de partijen daarbij hebben gesproken over de kwestie van de vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering; overwegende dat de EU, in overeenstemming met de internationale mensenrechtenwetgeving, heeft benadrukt dat het van belang is dat alle burgers een actieve rol in de samenleving kunnen spelen via organisaties en verenigingen van het maatschappelijk middenveld; overwegende dat de EU eraan heeft herinnerd dat de verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht inzake de mensenrechten moeten worden geëerbiedigd;
I. overwegende dat elke politieke dialoog de rechtstreekse, intensieve en onbeperkte betrokkenheid van het onafhankelijk maatschappelijk middenveld en alle politieke actoren van de oppositie moet omvatten, zoals in artikel 36 van de PDCA wordt benadrukt;
J. overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk schendingen van de mensenrechten in Cuba heeft veroordeeld en daarbij de schending van de bepalingen van artikel 1, lid 5, artikel 2, punt c), de artikelen 5 en 22 en artikel 43, lid 2, van de in 2016 ondertekende PDCA tussen de Europese Unie en Cuba heeft benadrukt, waarbij de Cubaanse regering zich ertoe verbonden heeft de mensenrechten te eerbiedigen;
K. overwegende dat de Sacharovprijs van het Parlement voor de vrijheid van denken drie keer aan Cubaanse activisten is uitgereikt, namelijk aan: Oswaldo Payá in 2002, de Dames in het Wit in 2005 en Guillermo Fariñas in 2010; overwegende dat winnaars van de Sacharovprijs en hun familieleden nog regelmatig worden lastiggevallen en geïntimideerd en dat hun wordt belet het land te verlaten en deel te nemen aan internationale events; overwegende dat Berta Soler, leider van de Dames in het Wit, en Guillermo Fariñas – beide winnaars van de Sacharovprijs – de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 8 december 2021 een brief hebben gestuurd waarin ze voorstellen van hun prijs af te zien als de EDEO het maatschappelijk middenveld in de nabije toekomst in de steek blijft laten terwijl er in Cuba misdaden tegen de menselijkheid worden begaan; overwegende dat Guillermo Fariñas op 9 december 2021 werd ontvoerd en tegen zijn wil naar een ziekenhuis is gebracht;
1. veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de stelselmatige repressie van onder meer demonstranten, politieke dissidenten, religieuze leiders, mensenrechtenactivisten en onafhankelijke kunstenaars door de Cubaanse regering, en het feit dat zij willekeurig gevangen worden gehouden, onrechtmatig in hun bewegingsvrijheid worden beperkt en niet meer vrijelijk kunnen communiceren, bijvoorbeeld doordat zij onder toezicht of huisarrest worden geplaatst, worden gefolterd of op andere manieren worden mishandeld door de Cubaanse regering;
2. dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van José Daniel Ferrer, Aymara Nieto (lid van de beweging Dames in het Wit), Maykel Castillo, Luis Robles, Félix Navarro, Luis Manuel Otero, Lorenzo Rosales Fajardo (pastor) en Andy Dunier García en alle andere personen die vastgehouden worden wegens de uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering; dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan willekeurige strafrechtelijke aanklachten te laten vallen en personen die in ballingschap leven, zoals Yunior García, toe te staan naar Cuba terug te keren; veroordeelt het feit dat de Cubaanse regering gewetensbezwaarden gedwongen het land uitzet; spreekt zijn afkeuring uit over de recente arrestatie en willekeurige detentie van Guillermo Fariñas, winnaar van de Sacharovprijs, en dringt er los van zijn recente vrijlating op aan dat er een eind wordt gemaakt aan de willekeurige arrestaties en pesterijen waar hij telkens opnieuw het slachtoffer van is;
3. veroordeelt de folteringen, de onmenselijke en vernederende behandeling en de mishandelingen van personen waaraan de Cubaanse autoriteiten zich schuldig maken; dringt erop aan dat er snel een onpartijdig onderzoek komt naar deze zaken en dat de gezinsleden van de slachtoffers per direct de mogelijkheid krijgen om bij de slachtoffers op bezoek te gaan en dat de slachtoffers de medische zorg krijgen die zij wensen;
4. eist dat er geloofwaardige garanties worden geboden dat het recht op een eerlijk proces en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht gewaarborgd worden en dat personen die van hun vrijheid zijn beroofd toegang hebben tot een onafhankelijke advocaat;
5. dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan hun repressieve beleid dat leidt tot een angstcultuur en dat elke vorm van dialoog de kop indrukt en de vrijheid van meningsuiting en vergadering ondermijnt; spreekt zijn veroordeling uit over de aanhoudende repressieve en intimiderende strategieën van Cuba die erop gericht zijn elk prodemocratisch initiatief van het maatschappelijk middenveld te dwarsbomen, zoals de voor 15 november 2021 aangekondigde burgermars, die niet heeft plaatsgevonden vanwege bedreigingen, intimidatie en opsluiting van burgers, het omsingelen van huizen en diverse andere repressieve acties tegen burgers; benadrukt dat grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, altijd moeten worden gehandhaafd en geëerbiedigd; dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering te allen tijde te garanderen en te waarborgen door vreedzame betogingen in het land toe te staan;
6. eist dat de Cubaanse autoriteiten waarborgen dat de economische, sociale en culturele rechten van de bevolking worden geëerbiedigd, om tegemoet te komen aan de behoefte van de bevolking aan een betere toegang tot voedsel en geneesmiddelen en om doeltreffende maatregelen te nemen om de COVID-19-pandemie aan te pakken;
7. dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan de speciale rapporteur van de VN voor de bevordering en bescherming van het recht op vrijheid van mening en meningsuiting en de speciale rapporteur van de VN voor de situatie van mensenrechtenverdedigers onmiddellijk toegang tot het land te verlenen om de mensenrechtensituatie in het land te documenteren;
8. herhaalt zijn oproep aan de lidstaten, de EDEO en zijn delegatie in Cuba om de willekeurige detentie en opsluiting van de heer Ferrer, mevrouw Nieto, de heer Castillo, de heer Otero, de heer Robles, de heer Navarro, pastor Rosales Fajardo, de heer García Lorenzo en honderden vreedzame demonstranten die als gevolg van de demonstraties van 11 juli en 15 november 2021 gevangen zijn genomen, krachtig en publiekelijk te veroordelen en al het nodige te doen om de democratie en de mensenrechten te verdedigen; spreekt zijn krachtige steun uit voor de kunstenaars die het land zijn uitgezet en voor de journalisten, mensenrechtenactivisten en maatschappelijke en politieke activisten die gedwongen in ballingschap buiten Cuba verblijven, zoals García Aguilera;
9. dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan een delegatie van de EU, vertegenwoordigers van de lidstaten, alsook onafhankelijke mensenrechtenorganisaties toegang tot het land te verlenen om toezicht te houden op rechtszaken en om in gevangenissen honderden activisten en gewone Cubanen te bezoeken die nog altijd gevangen worden gehouden omdat zij hun recht op vrije meningsuiting en vergadering hebben uitgeoefend, waaronder de personen die verdacht worden van “minachting”, “verzet”, “het aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit” of schending van andere bepalingen van het wetboek van strafrecht;
10. verzoekt de Cubaanse regering met klem haar mensenrechtenbeleid in overeenstemming te brengen met de internationale normen die zijn vastgelegd in de handvesten, verklaringen en internationale instrumenten die Cuba heeft ondertekend, en maatschappelijke organisaties en de oppositie in staat te stellen actief en zonder beperkingen deel te nemen aan het politieke en maatschappelijke leven, en de fundamentele vrijheden te waarborgen en ten uitvoer te leggen; roept de Cubaanse autoriteiten op te luisteren naar de stem van de burgers en zich in te zetten voor een democratisch nationaal proces;
11. spreekt zijn afkeuring uit over de willekeurige intrekking van de persaccreditatie van journalisten van persbureau EFE en de willekeurige beperkingen met betrekking tot het werk van internationale en Cubaanse perscorrespondenten;
12. spreekt nogmaals zijn krachtige steun uit voor alle verdedigers van de mensenrechten in Cuba en voor hetgeen zij doen; verzoekt alle vertegenwoordigers van de lidstaten om in hun contacten met de Cubaanse autoriteiten mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen en nog krachtiger hun steun uit te spreken voor een echt en onafhankelijk maatschappelijk middenveld, en om als zij een bezoek brengen aan Cuba de winnaars van de Sacharovprijs te ontmoeten, om te waarborgen dat het mensenrechtenbeleid van de EU intern en extern consistent wordt toegepast en er op die manier voor te zorgen dat onafhankelijke vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld een belangrijker stem in het kapittel krijgen en mensenrechtenverdedigers hun activiteiten beter kunnen uitoefenen; betreurt dat Cubaanse en Europese onafhankelijke vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld uitgesloten zijn van deelname aan de dialoog, terwijl deelname in het kader van de PDCA wel verplicht is; betreurt dat het beleid en de standpunten van de EDEO en het Europees Parlement inzake Cuba uiteenlopen en verzoekt de EDEO met klem het maatschappelijk middenveld van Cuba niet in de steek te laten;
13. betreurt ten zeerste dat de Cubaanse autoriteiten weigeren om het Europees Parlement, zijn delegaties en bepaalde fracties toe te staan Cuba te bezoeken, ondanks het feit dat het Europees Parlement zijn goedkeuring heeft gehecht aan de PDCA; roept de autoriteiten op onverwijld toegang te geven tot het land;
14. wijst erop dat alle partijen verplicht zijn de bindende bepalingen van de PDCA en de resolutie van 5 juli 2017 na te leven; herinnert er in dit verband aan dat de dialoog tussen de Europese Unie en het Cubaanse maatschappelijk middenveld over mogelijkheden voor financiering slechts mag worden gevoerd met onafhankelijke maatschappelijke organisaties, om ervoor te zorgen dat Europese financiële middelen niet bijdragen aan de financiering van het Cubaanse regime, maar benut worden om de levensstandaard van de Cubaanse bevolking te verbeteren;
15. betreurt dat de situatie op het gebied van de democratie en de mensenrechten ondanks dat de PDCA is aangenomen niet is verbeterd, maar ernstig is verslechterd; herinnert eraan dat Cuba op grond van de PDCA gehouden is de beginselen van de rechtsstaat, de democratie en mensenrechten te eerbiedigen en te consolideren; wijst erop dat alle bovengenoemde gevallen bijkomende en permanente schendingen van de overeenkomst vormen en betreurt dit ten zeerste;
16. herhaalt zijn oproep aan de Raad om sancties vast te stellen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Cuba;
17. herinnert eraan dat de PDCA een zogenaamde mensenrechtenclausule bevat, die standaard in internationale overeenkomsten van de EU wordt opgenomen als essentiële component om te garanderen dat de overeenkomst kan worden opgeschort indien de bepalingen inzake mensenrechten worden geschonden;
18. herhaalt zijn oproep aan de Europese Unie om artikel 85, lid 3, punt b), in werking te stellen en een dringende vergadering van het Gemengd Comité te beleggen wegens schendingen van de overeenkomst door de Cubaanse regering die aangemerkt kunnen worden als een “bijzonder dringend geval”, hetgeen ertoe kan leiden dat de overeenkomst wordt opgeschort wegens aanhoudende, ernstige en materiële schendingen van de democratische beginselen en een gebrek aan eerbiediging van alle mensenrechten en grondrechten die zijn vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (terwijl de eerbiediging van die beginselen en rechten overeenkomstig artikel 1, lid 5, van de overeenkomst een essentieel element van de overeenkomst vormt) en het uitblijven van maatregelen ondanks vele oproepen daartoe;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en de Nationale Assemblee van de Volksmacht van Cuba, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten en de regeringen van de landen die deel uitmaken van de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten.